Vragen van het lid De Rouwe aan de minister van Verkeer en Waterstaat over het bericht dat 30 kilometerzones niet veilig zijn.

De heer De Rouwe (CDA):

Voorzitter. Afgelopen zaterdag berichtte het Nederlands Dagblad over het gestegen aantal ongelukken in 30 kilometerzones. De zones zijn bedoeld om de veiligheid van onze burgers te beschermen, maar het tegendeel blijkt hier helaas waar. Zo komt het voor dat gemeenten strooien met verkeersborden waarop 30 staat, maar nalaten echte infrastructurele maatregelen te nemen om daadwerkelijk de veiligheid te vergroten. De gevolgen zijn bekend: de schijnveiligheid neemt hier toe, de verkeersveiligheid neemt hier af. Mijn fractie heeft dan ook de volgende vragen aan de minister.

Hoe verhoudt het gestegen aantal slachtoffers zich met het kabinetsbeleid om het aantal doden en gewonden in het verkeer te reduceren?

Is de minister het met mijn fractie eens dat een geloofwaardige limiet moet passen bij het wegbeeld en dat alleen het plaatsen van verkeersborden volstrekt onvoldoende is?

Welke maatregelen kan hij nemen tegen gemeenten die zich niet houden aan de richtlijnen die wij hebben afgesproken en klopt het dat de politie niet optreedt met controles als de wegen niet ingericht zijn conform de CROW-richtlijnen?

Is de minister bereid om dit onderwerp zo snel als mogelijk te agenderen binnen het Nationaal Mobiliteitsberaad en hierop actie te ondernemen?

Minister Eurlings:

Voorzitter. Ik dank de heer De Rouwe voor zijn vragen over een belangrijk onderwerp. Verkeersveiligheid, waarover wij vorige week nog nadrukkelijk hebben gesproken met uw Kamer, is natuurlijk in het algemeen van groot belang, maar zeker ook het functioneren van een 30 kilometerzone is heel belangrijk. De ouders van jonge kinderen hebben inderdaad het gevoelen dat hun kinderen in zo'n 30 kilometerzone redelijk safe kunnen spelen, kunnen wandelen en met vriendjes in de buurt kunnen rondrennen. Dan is het des te belangrijker dat er niet alleen een gevoel van veiligheid is, maar ook echte veiligheid in de praktijk. Daarom is de SWOV, ons verkeersveiligheidsinstituut, bezig met een onderzoek naar de voetgangers en fietsers in dit soort zones.

Het moeilijke is nu dat er in een krant, het Nederlands Dagblad, een artikeltje heeft gestaan, maar dat het onderzoek zelf nog niet gereed is. De SWOV heeft mij vandaag nogmaals bevestigd dat het onderzoek over een maand of twee zal worden gepubliceerd. Dat maakt het altijd moeilijk, want de gegevens zijn nog niet compleet en bepaalde dingen dienen nog te worden uitgezocht. Toen ik hoorde dat ik in de Kamer mocht komen optreden, heb ik navraag gedaan bij de SWOV en gekeken wat ik u toch al kon melden. De SWOV heeft mij het volgende gemeld, ook naar aanleiding van haar eigen factsheet zone 30 kilometer.

In straten met een limiet van 30 kilometer per uur is het aandeel van dodelijke ongevallen tussen 1997 en 2007 ongeveer gelijk gebleven. Het risico is sinds 1997 aanzienlijk gedaald. Het is dus al met al beter geworden. Ook in de periode 2002-2007, de periode waarover in de pers op een negatieve manier is gecommuniceerd, lijkt het met de veiligheid niet echt significant slechter te zijn gegaan. U zult zeggen dat er toch cijfers in de krant hebben gestaan: 20 doden in 2002, 39 doden in 2007. De vraag is of de ene categorie dezelfde is als de andere. Als bijvoorbeeld bij de 20 doden tal van slachtoffers niet zijn meegenomen, maar de 39 een totaal is waarin je alles meetelt, zijn die aantallen niet goed met elkaar te vergelijken. Zeker zo belangrijk is dat je ook moet meetellen hoeveel meer 30 kilometerzones er in 2007 waren ten opzichte van 2002. Als je twee of drie keer zoveel zones hebt, moet je dat wel meenemen in je vergelijking. Hoe het ook zij, de SWOV heeft gezegd dat het niet significant slechter gaat, sterker nog, dat het met de zones stap voor stap beter gaat. Dat is natuurlijk positief nieuws. Dat wil niet zeggen dat wij niet moeten blijven kijken of het nog beter kan. Ik denk dat het van belang is dat wij het onderzoek afwachten. Ik vind het heel moeilijk om daarop nu vooruit te lopen, maar ik heb het negatieve beeld toch enigszins willen nuanceren: het beeld valt eerder positief uit.

Ik ben het met de heer De Rouwe in beginsel eens dat een 30 kilometerzone niet alleen het plaatsen van een verkeersbord inhoudt. Als het onderzoek er komt, is het de bedoeling dat wordt gekeken of de straten veilig genoeg zijn. Wanneer blijkt dat daar dingen verbeterd moeten worden, valt dit in de eerste plaats onder de bevoegdheid van de gemeenten die daarover gaan. Ik breng zelf geen zones aan in Valkenburg of Buitenpost, maar ik zal dan wel bij het Nationaal Mobiliteitsberaad de VNG erop aanspreken dat het volgens het onderzoek op bepaalde punten beter kan en beter moet. Ik zal de Kamer dan natuurlijk onverwijld informeren over de reactie van de desbetreffende gemeenten.

Verder heeft de heer De Rouwe gevraagd naar het optreden van de politie in relatie tot het eerbiedigen van de CROW-richtlijnen. Dat punt wil ik graag opnemen met mijn collega van Justitie. De Kamer wordt daarover geïnformeerd zodra ik hierop een reactie heb gekregen.

Voorzitter. Al met al lijkt het beeld niet zo negatief als werd gedacht. Indien uit het onderzoek, dat over twee maanden gereed is, nadrukkelijk verbeteringsaanbevelingen voortkomen, ben ik zeker gemotiveerd om die binnen de grenzen van het redelijke positief op te pakken.

De voorzitter:

Ik sta gelet op de tijd geen aanvullende vragen meer toe. Wij wachten het onderzoek af. Ik dank de minister voor zijn beantwoording.

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Blom;

Leerdam, ook morgen;

Heerts, De Nerée tot Babberich en Verdonk, de gehele week.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Vervolgens heb ik een heugelijke mededeling aan u te doen. Voordat ik dat doe, heet ik de medewerkers van de Beveiligingsdienst van de Tweede Kamer die in mijn loge hebben plaatsgenomen, van harte welkom.

Vorig jaar werd de Beveiligingsdienst van de Tweede Kamer onderscheiden als beste leerbedrijf in de eigen sector. Maar het kon nog beter, zo bleek afgelopen donderdag. Toen reikte staatssecretaris Van Bijsterveldt aan het hoofd van onze Beveiligingsdienst de prijs uit voor het beste leerbedrijf van heel Nederland in alle sectoren. Ook vanaf deze plaats wil ik mede namens u de medewerkers van de Beveiligingsdienst daarmee van harte gelukwensen, want daar is hard aan gewerkt.

(applaus en geroffel op de bankjes)

Naar boven