Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 7, pagina 392-396 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 7, pagina 392-396 |
Vragen van het lid Van der Staaij aan de minister van Defensie over de brandbrief van de commandanten in Uruzgan betreffende tekorten aan materieel en dergelijke en de risico's als gevolg hiervan voor de levens van Nederlandse militairen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Wij zijn geschrokken van de brandbrief van een aantal leidinggevende militairen uit Uruzgan. Die brandbrief kwam eind vorige week in het nieuws. De klachten die erin staan, zijn ernstig: tekort aan materieel, onvoldoende onderhoud en gebrek aan reserveonderdelen, waardoor zelfs mensenleven op het spel zouden worden gezet. Dat vraagt natuurlijk om opheldering.
Mijn fractie, en veel andere fracties in dit huis met haar, hebben de Uruzganmissie steeds met overtuiging gesteund. De uitzending van militairen in een zo gevaarlijke missie vraagt veel van hen. Het is onze politieke verantwoordelijkheid dat de militairen optimaal worden uitgerust voor hun gevaarlijke werk. Zij moeten gewoon goede en genoeg spullen hebben. Daar mag geen enkele twijfel over bestaan. Ik weet dat het kabinet en deze minister het daar van harte mee eens zijn, maar hoe zit dat nu in de praktijk? Was de minister bekend met de ernstige signalen over tekorten? Ik begreep uit de brandbrief dat de klachten eerder via de normale Defensielijnen zijn geuit, maar dat daar toen onvoldoende serieus werk van gemaakt zou zijn. Vandaar dat de klachten nu via de vakbonden naar buiten zijn gekomen. Hoe zit dat precies?
De brandbrief somt meerdere concrete pijnpunten op: gebrek aan noodzakelijke onderdelen aan Patriavoertuigen, waardoor er soms geen voertuig beschikbaar is voor gewondentransport, gebrek aan voldoende Bushmasters, wapensystemen die beperkt inzetbaar zouden zijn vanwege gebrek aan munitie en reserveonderdelen. Herkent de minister deze problemen? In hoeverre leiden de gesignaleerde tekortkomingen inderdaad tot extra risico's voor de militairen? Is het verantwoord om gewoon op dezelfde voet door te gaan? Wat is de oorzaak van deze knelpunten? Is het moeilijk om tijdig aan de genoemde spullen te komen, of is er te weinig geld? Eisen de bezuinigingen die wij in het verleden hebben doorgevoerd nu hun tol? Is het een logistiek probleem of is het een financieel probleem? Tot slot mijn laatste, maar niet minste punt: wat doet deze minister om zo snel mogelijk de gesignaleerde tekorten weg te nemen?
Minister Van Middelkoop:
Voorzitter. Ik geef graag de door de heer Van der Staaij gevraagde opheldering. De brief van de twee groepscommandanten, want daar praten wij over, is mij bekend. Het is een goede zaak dat lagere commandanten hun problemen voorleggen aan de commandanten daarboven. Ik betreur het dat deze brief naar de bonden is gestuurd. De commandant van de taskforce heeft inmiddels een onderhoud gehad met de beide groepscommandanten. Hij heeft zich ervan overtuigd dat hier geen sprake is van boze opzet. De goede manier is dit echter niet. Sterker nog, de commandanten erboven stellen een goede infoverstrekking zeer op prijs.
De heer Van der Staaij heeft mij de vraag gesteld of ik bekend ben met deze problemen. Ja, wij zijn zeer wel vertrouwd met dit type problemen. Zulke problemen horen in zekere zin bij de ingewikkelde aard van dit type operaties. Laat ik eerst dit zeggen: er is bij de eenheden geen sprake van een gebrek aan vertrouwen in de leiding, en er hoeft niet getwijfeld te worden aan de inzetbaarheid van de eenheden en van de militairen. Wij hebben in de artikel 100-brief bij de verlenging al gezegd dat de huidige missie een zware last legt op de krijgsmacht. Daar behoort een werkelijkheid bij waarin reserveonderdelen soms beperkt beschikbaar zijn, waarin er soms problemen zijn met lange levertijden. Wij hebben hier niet zozeer met een financieel probleem te maken – dat zeg ik in antwoord op een andere vraag van de heer Van der Staaij – maar met een operationeel probleem dat hoort bij de aard van deze missie. Waar het om gaat, en ook die vraag heeft de heer Van der Staaij gesteld, is dat er geen sprake van is – en dat er ook geen sprake van mag zijn – dat door dit soort knelpunten levens in gevaar zouden worden gebracht. Daar is geen sprake van.
De gedetailleerde problemen die de twee groepscommandanten hebben gesignaleerd, kan ik het beste stuk voor stuk bespreken. Het zijn problemen die heel herkenbaar zijn en die doorgaans ook heel goed zijn op te lossen. Met de Patria van de geneeskundige dienst bijvoorbeeld deed zich een probleem voor in het veld. Dat kan gebeuren met voertuigen. Dat probleem is op een goede manier opgelost en er was toen overigens ook de mogelijkheid beschikbaar van een medische evacuatie met helikopters. Dat is de werkelijkheid van Uruzgan.
Ten slotte stelde de heer Van der Staaij een vraag over de Bushmasters. Wij hebben in de afgelopen paar jaar 48 Bushmasters aangeschaft. 36 daarvan zijn voor inzet beschikbaar gesteld in Afghanistan. Die zijn ook allemaal in Afghanistan, zij het dat er een paar in reparatie zijn. Dat is dus heel veel. Daarmee kan ik ook nog een andere vraag beantwoorden die in de brandbrief aan de orde kwam. Wij hebben ruim een halfjaar geleden – en de Kamer weet dat – een paar Bushmasters beschikbaar gesteld aan het Provinciaal Reconstructie Team (PRT), zodat het PRT over eigen, goed beschermde voertuigen bezit om het veld in te gaan. Daarnaast beschikt natuurlijk de battle group over veel meer Bushmasters en zo hoort het ook. Nu kan het wel eens gebeuren dat de PRT en de battle group elkaar kunnen helpen als er een probleem is met een Bushmaster. Ook dit probleem kwam in de brandbrief aan de orde. Er is dan sprake van een mix. De hoofdregel is evenwel dat elke eenheid, PRT of battle group, over haar eigen spullen beschikt.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Allereerst dank ik de minister voor de beantwoording. Daarin erkent hij dat er reële problemen spelen en dat daarvoor naar een oplossing gezocht wordt. Ook gaf hij aan dat hij de wijze waarop die naar buiten zijn gekomen, betreurde. Hij betreurt het dus dat dit niet via de normale Defensielijn naar voren is gebracht.
Ik heb uit de brandbrief begrepen dat de betrokken commandanten al meermalen hebben geprobeerd om deze punten aan de hogere legerleiding kenbaar te maken, maar dat zij helaas nog geen resultaten in de vorm van oplossingen hebben gezien. Wat is het commentaar van de minister daarop? De desbetreffende commandanten zeggen eigenlijk: wij hebben het wel gemeld, maar er is onvoldoende mee gedaan. Misschien hangt daar de zorg mee samen.
Bij werkbezoeken aan Uruzgan hebben wij gehoord dat het bij reserveonderdelen behoorlijk passen en meten is. In hoeverre is er geleerd van de operationele problemen in de praktijk, zodat er sneller geleverd kan worden?
Ik wil toch nog iets over het financiële aspect zeggen. De minister geeft aan dat het eigenlijk vooral een logistieke kwestie betreft. Wij vernemen echter ook financiële problemen bij onder andere munitieverwerving. In hoeverre kan meer financiële lucht helpen om deze problemen op te lossen? Deze week worden de algemene en financiële beschouwingen gehouden. Er staan al heel veel woordvoerders klaar die graag bereid zijn om daarbij deze problematiek op te lossen. Zij willen nog een extra duit in het zakje doen.
Minister Van Middelkoop:
Voorzitter. Wat het laatste betreft, zal ik niet met de heer Van der Staaij in debat treden. Ik neem kennis van zijn interpretatie van wat zijn collega's zeggen hieraan te doen. Nogmaals, de aanleiding van deze vragen is de brief van twee groepscommandanten. Dat betreft echt operationele problemen.
Is dit eerder gemeld aan een hoger geplaatste commandant? Ik houd het niet voor onmogelijk. Het zal de heer Van der Staaij bekend zijn dat in elke organisatie niet elke klacht of elk verzoek 1:1 gehonoreerd hoeft, zal en kan worden. Wij moeten de verantwoordelijkheden van andere commandanten natuurlijk respecteren. Dit geldt ook voor de verantwoordelijkheden van de commandant van de taskforce. Op dat niveau wordt namelijk de eindafweging gemaakt.
Ik heb al gezegd dat het gaat om de inzetbaarheid, het vertrouwen en vooral de beschermwaardigheid van het leven van militairen. Daarover moeten geen verkeerde beslissingen worden genomen. Daar is ook geen sprake van.
Verder zij nogmaals erkend dat het om een heel lastige operatie gaat. Dat is al tweeënhalf jaar het geval, zo lang wij daar bezig zijn. Er zijn lange lijnen. Af en toe is het ook lastig. Als spullen gerepareerd moeten worden, moeten die soms naar Nederland of een ander land teruggezonden worden, waar dat mogelijk is. Soms is daar heel veel tijd mee gemoeid. Wat dat betreft, zijn wij permanent een lerende organisatie om dat te verbeteren. Nogmaals, de hoofdinzet daarbij is: zorg dat niemand de poort uitgaat die risico's loopt die vermeden kunnen worden. Daar staan wij ook voor.
Tegen deze achtergrond wil ik deze groepscommandanten ervoor bedanken dat ik dit nog eens voor het voetlicht kan brengen. Het zij nog eens gezegd: deze info had beter op een andere manier binnen het kader naar boven kunnen komen. Die lijnen van dat kader zijn er niet voor niets.
De heer Pechtold (D66):
Elke keer als ik deze minister hoor praten, denk ik: goh, dat is toch heel wat anders dan wat ik lees of wat er in de mail van mijn mailbox staat. Ik moet elke keer tussen het zwart-witverhaal balanceren. Het is toch zo dat de Rekenkamer nu aangeeft dat bij Defensie, als het gaat om de boekhouding van materieel, het nodige mis is? Hebben de signalen die wij nu ontvangen over tekort aan materieel of materieel dat niet goed zou zijn, daarmee te maken? Wat is de stand van zaken van uw antwoord op de kritiek van de Rekenkamer?
Vervolgens verzucht de minister: niet alles komt altijd op een goede manier naar boven. Dat had ik van de week ook, toen ik de reacties hoorde op het peloton dat op non-actief is gezet. Ik kreeg een heel ander beeld van de waarheid, vergeleken met wat ik via de officiële kanalen gehoord had. Hoor ik de minister nu heel duidelijk zeggen dat inderdaad niet alles hem bereikt? Doet hij een beroep in die zin dat, wanneer manschappen zaken hebben, zij die via de superieuren helderder aan hem en aan ons als controleur van de minister zenden?
Minister Van Middelkoop:
Het mag duidelijk zijn dat in een grote organisatie die Defensie is, de communicatie binnen de eenheden van de krijgsmacht van vitaal belang is. Dit geldt zeker tijdens operaties. Ook op dat punt proberen wij telkens weer verbeteringen aan te brengen. Ik ben overigens beschikbaar voor de mailbox van de heer Pechtold. Als daar een ander beeld uit voortkomt dan op basis van de informatie die ik krijg, dan dient hij mij – en wellicht ook de militairen – daarvan op de hoogte te stellen.
De problematiek van de Rekenkamer is echt van een heel andere orde. De heer Pechtold kan dat toch weten, want wij hebben dat bij het jaarverslag nog uitvoerig met elkaar besproken. Een van de belangrijke punten bij de inzet die ik heb gekozen voor de komende jaren is om het beheer, zowel financieel als materieel, binnen Defensie op orde te brengen. Wat dat betreft viel er een hele slag te slaan. De Rekenkamer heeft ook erkend dat dat een voorgeschiedenis heeft. De Rekenkamer heeft erkend dat ik daar jaren voor mag nemen omdat dit echt niet in één jaar is op te lossen. Ik verheug mij op het komende begrotingsdebat, waar wij een update krijgen van de situatie. Ik doe dat met heel veel vertrouwen. Dit is een heel belangrijke zaak, die heeft vrijwel niets te maken heeft met de materie waarover wij nu tijdens dit vragenuurtje met elkaar van gedachten wisselen.
Bij het onderwerp "peloton op non-actief" aarzel ik even. Ik wist dat de heer Knops hier eerder vragen voor had aangemeld, maar ik heb begrepen dat hij die nu wil stellen in de vorm van schriftelijke vragen. Ik zie hem knikken. Het lijkt mij dan ook correct tegenover de heer Knops – en niet helemaal recht doen aan het onderwerp, en misschien ook niet aan de agendering van de voorzitter – als ik dit nu hier zou gaan bespreken.
De voorzitter:
Het was ook meer bij wijze van voorbeeld, zo leid ik af uit de tekst van de heer Pechtold.
De heer Boekestijn (VVD):
Er zijn nu zeventien doden te betreuren in Afghanistan. Is de minister het met mij eens dat onze militairen in Afghanistan het allerbeste materieel verdienen? Als de minister dit uitgangspunt deelt, is hij het dan met mij eens dat wij Patria's moeten gaan vervangen door Bushmasters?
Minister Van Middelkoop:
Ik sta een beetje verbaasd te kijken. De heer Boekestijn is lid van een fractie die vorig jaar buitengewoon uitvoerig met onder meer deze minister heeft gediscussieerd over de verlenging van de inzet. Daarbij heeft in het bijzonder zijn collega, de heer Van Baalen, heel veel druk op mij uitgeoefend van financiële aard, ook op het punt van instandhouding van de krijgsmacht en van het materieel, en volstrekt terecht. Wij hebben toen ook de VVD-fractie ervan overtuigd dat wij op een goede manier bezig zijn. Daar ben ik de VVD-fractie nog altijd dankbaar voor. Daarom wil ik best nog eens herhalen, maar ook niet meer dan dat, dat onze militairen inderdaad het allerbeste materieel verdienen, dat wij ook het beste materieel meesturen naar Uruzgan en dat de militairen zeer goed getraind zijn voordat zij op pad gaan naar Uruzgan. De heer Boekestijn kan daarop vertrouwen.
Over de Patria's en de Bushmasters hebben wij naar ik meen het debat al een keer eerder gevoerd. Wij hebben verschillende voertuigen beschikbaar in Uruzgan, op verzoek van de commandant. Hij moet de behoeftestelling doen. Ik heb al gezegd dat wij heel veel Bushmasters hebben ingebracht. YPR's zijn er, Patria's, Mercedessen enzovoorts. Die kan de commandant op grond van zijn militair inzicht en zijn verantwoordelijkheid inzetten waar dat nodig is. Mocht bij de heer Boekestijn het beeld bestaan dat er onvoldoende Bushmasters zijn en dat de rest er niet toe doet, dan kan ik hem zeggen dat daar geen sprake van is. Ik denk dat het heel verstandig is – maar hierover geven de militairen het eerste advies – om een mix van voertuigen beschikbaar te hebben. Die hebben wij beschikbaar.
De heer Knops (CDA):
Het probleem van de reservedelen is al enige tijd bekend. Dat is ook de reden dat vorig jaar bij de begroting, in de motie-Van Geel, twee keer 50 mln. beschikbaar is gesteld om dat probleem op te lossen. Beschouwt de minister de brandbrief die nu door twee onderofficieren naar buiten is gebracht als een incident, of als een structureel incident, omdat er al langere tijd sprake is van dit soort zaken? Is hij het met mij eens dat, met name daar waar het gaat om de reservedelen van bepaalde voertuigen, nog meer inspanningen moeten worden geleverd om ervoor te zorgen dat onze militairen met het beste materieel de poort uit kunnen? Is hij in dat kader bereid om ook met andere landen die ook de Patria bezitten, afspraken te maken over het versneld beschikbaar komen van reserveonderdelen?
Minister Van Middelkoop:
De heer Knops weet dat onze mannen de poort uitgaan met goed materieel. De problemen die zich voordoen – die horen bij zo'n operatie – doen zich daaraan voorafgaand voor, namelijk om ervoor te zorgen dat het materieel ook daadwerkelijk goed is. Ook de voorziening in reserveonderdelen, bijvoorbeeld dat je je spullen terug moet brengen naar Nederland om te repareren zodat zij weer goed zijn, is een punt van voortdurende zorg. Er wordt ook voortdurend gewerkt aan verbeteringen. De heer Knops vraagt of het een incident is of structureel. Ik wil geen woordenspel spelen. Naar zijn aard is het een incident. Lees de kranten er maar op na. Het is voor mij echter wel aanleiding geweest om binnen de militaire lijn nogmaals te vragen na te gaan of het meer is dan een incident. Ik heb gevraagd of er aanleiding zou kunnen zijn om de informatie uit Uruzgan extra te checken. Als minister wil ik namelijk precies weten waar het om gaat. Bovendien wil ik mij goed kunnen verantwoorden tegenover de Kamer. De heer Knops heeft volgens mij precies de vinger op de gevoelige plaats gelegd. Hij kan rekenen op mijn alertheid.
De heer Knops (CDA):
Ik heb ook een vraag gesteld over de reserveonderdelen in andere landen.
Minister Van Middelkoop (GroenLinks):
Excuses. Bijvoorbeeld in Kandahar werkt een groot deel van de internationale gemeenschap en de NAVO samen. Ik ga er dan ook van uit dat betrokkenen elkaar kunnen vinden om elkaar op het terrein van reserveonderdelen te helpen. Wel geldt de basisnorm van de interoperabiliteit: de spullen moeten kunnen passen. Ik zeg nogmaals dat men elkaar weet te vinden in die internationaal gekwalificeerde wereld waarin onze militairen opereren.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
De minister zegt nadrukkelijk dat hij zich geen zorgen maakt over de veiligheid van onze militairen in Uruzgan en dat zij voldoende materieel hebben om zich in ieder geval buiten de poort te begeven. Desondanks maken deze weliswaar lagere commandanten zich blijkbaar ernstig zorgen over deze situatie. Blijkbaar zijn zij niet gerustgesteld. Als Kamerlid maak ik mij daarover zorgen. In hoeverre gaat de minister er op heel korte termijn voor zorgen dat deze commandanten – de mensen die zich buiten de poort in Uruzgan moeten begeven – zich geen zorgen hoeven maken en dat zij voldoende uitgerust naar buiten kunnen?
Minister Van Middelkoop (GroenLinks):
Mevrouw Diks begon met de opmerking dat ik mij geen zorgen maak over de veiligheid. Ik begrijp wat zij met die opmerking bedoelt. Het is ook nu geen woordenspel, maar ik hecht eraan te zeggen dat ik mij dagelijks zorgen maak over de veiligheid. Het gaat erom of wij alles doen aan training en materieel om ervoor te zorgen dat er zo weinig mogelijk risico's worden genomen. Mevrouw Diks zal begrijpen dat ik op dat punt graag zorgvuldig formuleer.
Ik herhaal dat er inmiddels een gesprek met die lagere commandanten is gevoerd. Wij zijn ervan overtuigd geraakt dat zij geen truc wilden uithalen tegenover de media en de minister. Zij zijn geschrokken van wat het teweeg heeft gebracht. Er is echter niets op tegen om de minister te verzoeken zich tegenover de Kamer te verantwoorden over iets wat wel degelijk van groot belang is. Dat is overigens geen compliment aan de groepscommandanten. Ik heb daarover zojuist nog met de heer Knops gesproken. Ik weet niet of de commandanten nu gerustgesteld zijn. Dat lijkt mij ook niet het meest belangrijk. De belangrijkste vraag is of de spullen op de plaats zijn terechtgekomen waar die behoren te zijn en of er niets de poort uit gaat wat verboden is. Op het laatste punt ben ik inmiddels in voldoende mate ingegaan.
De voorzitter:
Mevrouw Diks, er is geen aanvullende mogelijkheid.
De heer Bommel (SP):
De heer Knops vroeg of er sprake was van een incidenteel of een structureel probleem. Als er veel incidenten achter elkaar voorkomen, is er sprake van iets structureels. Wij zijn begonnen met slechte onderkomens. Toen volgde een discussie over de helden. Op een gegeven moment werden de schoenen vervangen en nu zijn het voertuigen. Op een bepaald moment heb je alles gehad en is er sprake van een structureel probleem. Hoe is het mogelijk dat deze minister – uiteindelijk is hij de verantwoordelijke – en de mensen die het werk moeten doen zo'n verschil van inzicht hebben? Hoe is het mogelijk dat de minister steeds achter de feiten aanloopt?
De minister geeft af op de boodschappers: zij hadden deze weg niet moeten kiezen. Moet hij niet bij zichzelf te rade gaan en zich afvragen waarom zij deze weg hebben gekozen? Kennelijk kon het apparaat deze klacht zelf niet verwerken. Militairen hangen niet graag de vuile was buiten. Uiteindelijk hebben zij gekozen voor deze methode, dus het benaderen van de pers en de vakbonden.
De minister en de staatssecretaris hebben steeds benadrukt dat er geen ondeugdelijk voertuig de poort uit gaat. Is dat de reden waarom er zo weinig de poort uit gaan?
Minister Van Middelkoop:
De voorbeelden die de heer Van Bommel noemde, waren bepaald ongelukkig. In de eerste tweejarige periode – die begon onder mijn voorganger – is de taskforce tegen problemen aangelopen die vervolgens in materiële en financiële zin zijn opgelost: de behuizing, betere bescherming en schoeisel. Ik zou dat geen incidentele problemen willen noemen. Dat is de manier waarop je lering trekt uit de uitdagingen die je tegenkomt. Ik ben er ook met terugwerkende kracht trots op dat wij de militairen hebben kunnen voorzien van de benodigde spullen. Ik wil dus niet over incidenteel en structureel spreken.
Het is niet fair om te beweren dat ik afgeef op de boodschapper. Dat is niet het beeld dat ik wil uitstralen. Ik heb gezegd, misschien ook als een soort voorbeeldwerking, dat er binnen de krijgsmacht informatiekanalen zijn die je moet benutten. Ik zeg nogmaals tegen de heer Van der Staaij dat het wel eens kan gebeuren dat je daarboven niet helemaal het gehoor krijgt dat je wenselijk vindt, of dat iets niet gehonoreerd wordt, wat je wenselijk vindt. Dat is eigen aan de omgang in een grote organisatie. Duidelijk is wel – dat moge ook blijken uit de verantwoording die ik hier afleg – dat wij goed naar die klachten geluisterd hebben. Vorige week heb ik natuurlijk onmiddellijk, los van de ongelukkige aanleiding, gevraagd hoe het ervoor stond en of de kritische opmerkingen die ik aantrof dezelfde waren als die ik normaal via de lijn naar boven krijg. Ik wil er in dat opzicht ook best van leren.
De heer Van Bommel vroeg of de militairen daarom zo weinig de poort uitgaan. De heer Van Bommel formuleert het als een feit, maar ik betwist dat. De operaties worden om voor de hand liggende redenen zeer goed voorbereid. Zij gaan de poort uit met de middelen die daarbij horen, als tot een operatie wordt besloten. Ik wil dus ver weg blijven van het beeld dat ze of te veel of te weinig de poort uitgaan.
Mevrouw Eijsink (PvdA):
Voorzitter. Twee keer in een week werd de militaire "can do"-mentaliteit de "can't do"-mentaliteit. Ik vraag de minister, aanvullend op de vragen die al gesteld zijn, wat dit zegt over het formeel en informeel leiderschap binnen zijn organisatie. Wij krijgen nog een reactie op onze schriftelijke vragen over het personeel. Het zegt wel iets over het leiderschap als hij aangeeft dat het niet in de lijn gemeld is. Waarom melden mensen iets niet? Worden zij niet gehoord? De minister kan niet blijven zeggen dat het niet in de hoogste lijn gehoord is. Het gaat om de werkvloer en daar moet dit gelijk zijn. Wat zegt dit over het leiderschap ter plekke?
Minister Van Middelkoop:
Ik weet niet of je op basis hiervan een uitspraak kan doen over het leiderschap, laat staan een algemene uitspraak. Ik zie daar geen aanleiding toe. Je moet in dit concrete geval van de twee groepscommandanten constateren, dat zij niet hebben gedaan wat zij hadden moeten doen. Dat is geen leiderschapsprobleem. Het betreft iets anders. Het gaat om het informeren van hun commandanten. Ik moet voorzichtig zijn met heel algemene uitspraken over het leiderschap. Elke commandant, tot en met de commandant van de taskforce toe, zal zeer goed willen luisteren naar wat zijn militairen te melden hebben. Dat is in het belang van eenieder, dus ook van de militairen zelf. Dat heeft volgens mij niet zoveel te maken met dat "can do". Het is een deel van de mentaliteit van de Nederlanders. Het is een soort egalitaire cultuur waarbij men los van de rang toch goed naar elkaar luistert en vooral inhoudelijk en zakelijk met elkaar omgaat.
De heer Brinkman (PVV):
Voorzitter. De minister heeft het over operationele problemen. Hij stelt dat niemand de poort uitgaat als sprake is van risico's die vermeden hadden kunnen worden. Hoe kan de minister dat nu zeggen? Deze minister stuurt mensen op pad en op patrouille met open voertuigen, zoals de MB, de Mercedes-Benz. Iedereen weet dat die een groot gevaar vormt bij het ontploffen van HID's. Dat doet de minister, maar hij moet zijn mensen alleen maar met Bushmasters de straat opsturen!
Er zijn 36 Bushmasters aangekocht voor Afghanistan, maar ik lees hier dat de luchtmobiele infanteriecompagnie helaas maar drie van deze voertuigen heeft, een per peloton. Het PRT heeft er ook een, maar die wordt bijna niet gebruikt. Ik verzoek de minister om de Kamer een brief te sturen waarin hij ingaat op de vraag waar al die aangekochte Bushmasters zijn gebleven en of ze daadwerkelijk zijn gebruikt. Ik vind dat ze moeten worden gebruikt.
Minister Van Middelkoop:
Voorzitter. Deze vragen van de heer Brinkman zijn een beetje "het species" van de eerdere vraag van de heer Boekestijn. Ter voorkoming van misverstanden wijs ik erop dat deze minister geen militairen met welk voertuig dan ook het veld instuurt. Dat is echt kortsluiting. Dat doet de commandant. De heer Brinkman moet de militairen wel een beetje in hun waarde laten. Dat mag ik tegen hem zeggen. De commandant heeft eerder aangegeven welk materieel hij nodig heeft en wat hij graag in voorraad wil hebben. De commandant geeft in concrete omstandigheden aan welk voertuig passend is. Ik ken de voorkeur van de heer Brinkman voor de Bushmaster, maar de heer Brinkman is niet de commandant van de taskforce.
Zijn tweede vraag gaat over de 36 Bushmasters. In de brandbrief wordt inderdaad gesproken over het niet gebruiken van de Bushmasters van het PRT. Ik heb al eerder gemeld dat wij vroeger dit jaar eigen Bushmasters aan het PRT hebben gegeven. Deze worden zeer intensief gebruikt; ik kan niet anders zeggen.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Een goede commandant wil zijn jongens altijd de allerbeste bescherming geven. Dat is gewoon zo, zeker als je in oorlogsgebied zit. De minister doet nu net alsof de commandanten daar ter plekke ervoor kiezen om hun mensen in een open voertuig te laten rijden. Het zijn niet de commandanten die hiervoor kiezen, maar het is de minister die hiervoor kiest. Hij stuurt immers niet enkel en alleen gesloten voertuigen. Hij zorgt ervoor dat de commandanten hun manschappen niet op de allerbeste manier kunnen beschermen.
Minister Van Middelkoop:
Deze vraag is precies dezelfde als de vraag van de heer Brinkman. Het antwoord kan ook hetzelfde zijn. De militaire commandanten die verantwoordelijk zijn voor de missie, bepalen wat verstandig is. In het ene geval kan dit wel degelijk een open voertuig zijn en in het andere geval een Bushmaster of iets daartussen. De minister moet vooral niet eigenwijs zijn door zelf precies voor te schrijven welke voertuigen gebruikt moeten worden; dit is te bepalen door de commandant. Ik ben er trots op dat wij dezelfde commandant hebben voorzien van een grote variëteit aan voertuigen, zodat hij een keuze kan maken al naar gelang de ingeschatte risico's van de missie.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20082009-392-396.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.