Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 12 november 2008 over mensenhandel.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Voorzitter. Op 12 november hebben wij een algemeen overleg over mensenhandel gehad met de bewindslieden van Justitie. Wij hebben daarin enerzijds onze erkentelijkheid uitgesproken voor een door de minister aangekondigde strafverhoging. Anderzijds hebben wij moeten constateren dat het bijzonder teleurstellend is, dat sinds het opheffen van het bordeelverbod, de mensenhandel in Nederland eerder is toegenomen dan afgenomen, zoals uit onderzoeken blijkt. Het is daarom goed om te zien dat inmiddels een aantal gemeentebesturen, in met name de grote steden, schoon schip wil maken.

Wij hebben ook aangegeven dat het diep treurig is, te moeten constateren dat vertegenwoordigers uit een aantal beroepsgroepen het misdrijf van onder dwang uitbuiten van mensen – artikel 273, lid f van het Wetboek van Strafrecht – faciliteren. Het is stuitend dat zich onder deze vertegenwoordigers ook medici bevinden, die hun beroepseed ten opzichte van hun patiënten minder nauw lijken te nemen. Zij voldoen aan de wensen van pooiers, door ingrepen als abortus en borstvergroting tegen de wil van hun patiënten uit te voeren. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de prostituees in Nederland onder dwang haar werkzaamheden verricht;

overwegende dat op grond van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht in zulke situaties sprake is van het misdrijf mensenhandel;

overwegende dat uit onderzoek in een specifieke zaak blijkt dat vertegenwoordigers uit verschillende beroepsgroepen op verzoek van de mensenhandelaren faciliterende werkzaamheden verrichten, zoals het verschaffen van huisvesting en het verstrekken van valse werkgeversverklaringen;

overwegende dat in dit verband ook medici zijn genoemd die bij prostituees medische handelingen hebben verricht, zoals abortus en borstvergroting, en daarvoor soms kwantumkorting verlenen;

overwegende dat de genoemde ingrepen niet waren gebaseerd op een autonome beslissing van de cliënt, maar zijn gedaan op verzoek van de pooier;

van oordeel dat medici geen handelingen mogen verrichten die ingaan tegen de wil van de cliënt en dat dergelijke praktijken gestopt dienen te worden;

verzoekt de regering, te onderzoeken (a) in welke mate artsen in Nederland medische ingrepen verrichten waaraan geen autonome beslissing van de cliënt ten grondslag ligt, (b) welke maatregelen tegen deze artsen kunnen worden getroffen en (c) de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Pater-van der Meer, Anker en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37(28638).

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in, samen met collega De Roon van de Partij voor de Vrijheid.

De Kamer,Teeven

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op de luchthaven Schiphol geen sprake is van een reflectieperiode (bedenktijd) voor vreemdelingen met betrekking tot het doen van aangifte als zijnde een slachtoffer van mensenhandel;

overwegende dat de huidige werkwijze op Schiphol nog niet tot problemen heeft geleid, gezien de geringe groep van (potentiële) slachtoffers die via Schiphol reist;

van oordeel dat met het oog op een actief uitzettingsbeleid het niet noodzakelijk is dat op de luchthaven Schiphol wordt overgegaan tot het instellen van een reflectieperiode,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Teeven en De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38(28638).

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Dank voor dit vervolg op het AO. Er zijn twee punten aan de orde gesteld waarop staatssecretaris Albayrak en ik tijdens het AO al zijn ingegaan. In het verlengde van datgene wat ik tijdens dat overleg heb gezegd, zal ik reageren op de eerste en de tweede motie die respectievelijk tot doel hebben om een bepaalde richting te onderstrepen en tegen te houden.

Ik begin bij de motie-De Pater-van der Meer c.s. die mede is ondertekend door de heer Anker en de heer Van der Staaij. Wij zijn het ermee eens dat mensenhandel niet alleen in de primaire verschijningsvormen streng moet worden aangepakt, maar ook datgene wat zich daar omheen beweegt. Diegenen die op de een of andere manier medewerking verlenen aan een mensonterende vorm van exploitatie van medemensen, in dit geval in de prostitutie, moeten inderdaad zo stevig mogelijk worden aangepakt. Het rapport Schone Schijn gaat daarover. Dat streng aanpakken geldt dus ook voor fenomenen waarover mevrouw De Pater heeft gesproken: volgens die rapportage werken artsen mee aan zaken die niet alleen onterend zijn voor de slachtoffers maar, als je het goed bekijkt, ook voor hun professie.

Op grond van artikel 273f, eerste lid onder 6 van het Wetboek van Strafrecht kunnen personen die opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander, strafrechtelijk worden vervolgd. Ook voor deelnemingsvormen als medeplichtigheid is er een mogelijkheid voor vervolging. De bewijsvoering is niet altijd eenvoudig, maar dat mag niet het eind van het verhaal zijn.

In de zaak Sneep is het strafrechtelijk onderzoek nog niet afgerond. Op dit punt is er geen situatie in zicht gekomen die tot vervolging kan leiden maar, zoals gezegd, is dat onderzoek niet afgerond.

De taskforce die wij voor mensenhandel hebben ingesteld, richt zich ook op het geven van aandacht aan de beroepsgroepen die zich bezighouden met het mogelijk maken van mensenhandel, dus de facilitatie. Denk aan kamerverhuurders, chauffeurs en inderdaad ook artsen. In het verlengde van wat die taskforce doet, nemen wij datgene wat in de motie staat, graag ter hand. Wij zullen dat doen door te onderzoeken welke mogelijkheden het medisch tuchtrecht biedt. Ook in opsporingsonderzoeken zullen wij aandacht besteden aan de rol van figuren, zoals de hier bedoelde medici en andere hulp- en dienstverleners, die meewerken aan mensenhandel. Dat kan gebeuren in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. Daarnaast zal ik met minister Klink van VWS bezien of het mogelijk is om ook op een andere manier beter zicht te krijgen op deze situatie in de beroepsgroepen. Naar mijn idee kunnen wij de motie op die manier goed uitvoeren. Uiteraard laat ik het aan de Kamer over om haar oordeel over de motie te geven.

Ik kom op de motie-Teeven/De Roon. Die motie kan ik niet als een steun in de rug duiden. Waarschijnlijk is die ook niet als zodanig bedoeld. Wij zijn al eerder ingegaan op de situatie waarin slachtoffers kunnen helpen bij het op het spoor komen van dit soort ernstige criminaliteit. De vraag is of ook slachtoffers die op Schiphol worden gesignaleerd, in hun belang en in dat van de samenleving als geheel, op de een of andere manier behulpzaam kunnen zijn bij het achterhalen van situaties van mensenhandel. Natuurlijk zijn wij bedacht op mogelijkheden van misbruik. Dat geldt ook voor de bestaande regeling. Als je de zorg voor een mogelijk misbruik zover zou doorvoeren dat je slachtoffers niet de kans geeft om zich even te bedenken, om in rust en eventueel met ondersteuning de mogelijkheid te benutten om tot aangifte te komen, zou waardevolle informatie voor nader onderzoek verloren kunnen gaan. Ik wil in herinnering roepen wat van verschillende kanten, ook door de heer Teeven, is gezegd over de ernst van deze criminaliteit en over het belang van het benutten van de mogelijkheden voor opsporing.

Weest u ervan verzekerd: de staatssecretaris en ik sluiten absoluut de ogen niet voor de waakzaamheid die geboden is voor situaties van misbruik. Wij moeten nu uit humanitair oogpunt, maar ook uit oogpunt van een doelmatig strafrechtelijk optreden een stap verder zetten door een beleidswijziging voor te bereiden die ertoe leidt dat niet langer dan drie maanden een bedenkperiode kan worden benut voor het vergaren van de nodige informatie, voor het uit humanitair opzicht bieden van bescherming aan de betrokkenen. Er is inmiddels een aanvang gemaakt met de benodigde aanpassing van de regelgeving. De staatssecretaris zal de Kamer uiteraard informeren wanneer die er is. Dit is de lijn die wij moeten volgen, in het belang van de slachtoffers en het bestrijden van deze buitengewoon ernstige vorm van criminaliteit.

Ik vertrouw er een beetje op dat de heer Teeven begrijpt dat ik in de afweging tussen risico's van misbruik en het belang van de opsporing het aanvaarden van deze motie ontraad. Ik hoop dat de argumenten daarvoor op begrip kunnen rekenen bij de indieners.

De heer Teeven (VVD):

Er ligt een rapportage van eind 2005. Nieuwe cijfers heeft de minister ons niet gegeven, ook niet in het debat. In die rapportage van eind 2005 van de Koninklijke Marechaussee staat dat het totaal geen probleem is en dat slechts een enkeling die op Schiphol aankomt een bedenktijd vraagt. Daar hoef je dus geen generale regeling voor te hebben. De hoofdlijn was duidelijk. Een en ander leidde ook niet tot problemen volgens de Koninklijke Marechaussee. Naar het oordeel van mijn fractie is de minister iets aan het regelen wat wel een actief uitzettingsbeleid in de weg staat, maar niet het probleem oplost waarover wij in het debat hebben gesproken. Ik denk dat wij daar echt van mening over verschillen.

Minister Hirsch Ballin:

Dat kan uiteraard zijn. Wij kunnen ook in alle nuchterheid constateren dat wij soms van mening verschillen. Ik heb een beroep gedaan op de heer Teeven. Mensenhandel is namelijk wel toegenomen. Wanneer je in een situatie waarin mensen inreizen op Schiphol dankzij de opsporingsinspanningen tot een betere bestrijding van de mensenhandel en een betere bescherming van de slachtoffers kunt komen, kan het geen goede conclusie zijn dat wij die mogelijkheid laten liggen. Ik heb de heer Teeven al gezegd dat wij daarbij, ook in de uitwerking van deze verandering, zijn bedacht op het tegengaan van de risico's. Bij deze stand van zaken, het belang van de bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers, ontraad ik de aanvaarding van deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties vinden dinsdag 25 november plaats. Ik schors de vergadering tot 18.00 uur, want dan pas kan de nieuwe minister voor WWI hier zijn om te praten over de activiteiten van de Marokkaanse inlichtingendiensten.

De vergadering wordt van 17.47 uur tot 18.00 uur geschorst.

Naar boven