Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2009 (31700 XI).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Minister Cramer:

Voorzitter. Mijn betoog bevat een blok twee over duurzaam produceren en consumeren en een blok drie over klimaat en energie. Het laatste blok kan ik mijns inziens kort houden, omdat wij hierover een apart algemeen overleg gehouden hebben. Blok twee is eveneens aanzienlijk korter dan het eerste blok; hopelijk kan het snel behandeld worden.

Ik begin bij blok twee. Nederlandse overheden kopen per jaar voor ongeveer 40 mld. in. Dat is bijna 1 mld. per week. Daarmee is de overheid in feite de grootste marktpartij. Als zo'n marktpartij haar inkoopbeleid op duurzame leest schoeit, dan komt er een enorme innovatiekracht in de samenleving los. Wij gebruiken daarom de inkoopkracht van de overheid om markten voor duurzame producten te stimuleren en duurzame innovatie uit te lokken. In 2010 gaat het Rijk voor 100% duurzaam inkopen. Dit betekent dat wij in de twee jaar vanaf nu een heel fors programma voor ons hebben. Wij moeten niet alleen maar criteria opstellen, maar ook nog invoeren. Ik vind het belangrijk om duurzaam inkopen tot een succes te maken. Daarom zorg ik ervoor dat er criteria worden opgesteld voor alle ongeveer 80 productgroepen en diensten die de overheid inkoopt, van meubelen en energie tot wegen en kantoren. Op dit moment zijn de criteria voor 31 productgroepen en diensten gereed. De criteria voor de resterende productgroepen zullen binnen de afgesproken tijd, in het eerste kwartaal van 2009, worden vastgesteld.

Als alle criteria zijn onderbouwd en vastgesteld, zit het werk er zeker niet op. Immers, ze zullen voortdurend onderhouden en aangescherpt of bijgesteld moeten worden op grond van de ervaringen met het gebruik ervan, opdat innovatieve leveranciers geprikkeld zullen blijven worden om met aansprekende verbeteringen te komen. Om ervoor te zorgen dat wij op de goede weg geraken en blijven, is een wisselwerking tussen de markt en de overheid vereist.

Ik vind het punt van mevrouw Neppérus en van mevrouw Spies hierbij heel belangrijk. Doorslaan naar bureaucratie kan nooit de bedoeling zijn. Natuurlijk moeten wij ons gezonde verstand gebruiken en de burger en de ondernemer niet hinderen maar stimuleren. Dat is het uitgangspunt. Natuurlijk lezen wij in de media verhalen over rare regeltjes en criteria die in discussies over de voorbereiding van criteria aan de orde komen. Bij sommige regeltjes kan men zich afvragen: waar zijn zij nu mee bezig? Mochten er zulke regeltjes zijn, dan wil ik hiernaar natuurlijk samen met het bedrijfsleven heel goed kijken. Het is echt niet mijn bedoeling om te gaan zoeken naar criteria waarover wij ons allemaal achter het hoofd krabben, en zeggen: daar gaat het toch niet om! Nogmaals, de overheid moet burgers en ondernemers stimuleren en niet afremmen.

Wat doen wij dan concreet? In de gunningsfase worden de eisen en wensen in de bestekteksten opgenomen. Er zijn twee categorieën, een basiscategorie eisen en een categorie wensen. Iedere leverancier die aan overheden levert, is verplicht om aan de eisen te voldoen. Met de wensen kunnen opdrachtnemers zich onderscheiden tijdens de gunningsfase. Bij het stellen van de criteria heb ik zo hoog mogelijke ambities. Ik geef voorrang aan marktpartijen die een hoge duurzaamheidsstandaard kunnen garanderen, en ik wil dat de wensen van nu de eisen van morgen zijn.

De leden Neppérus en Spies vroegen mij naar de uitvoering van hun motie om bedrijven die minder dan 15.000 kilo afval per jaar produceren, vrij te stellen van verpakkingsbelasting. Ik heb in een brief van 2 juni reeds aangegeven de motie in uitvoering te nemen. Ik verwacht het ontwerpbesluit verpakkingen in het voorjaar van 2009 aan de Kamer aan te bieden.

Mevrouw Ouwehand vroeg naar mijn reactie op het rapport Living Planet van het Wereld Natuur Fonds. Dit is een belangrijk punt. Ik ben blij dat mevrouw Ouwehand dit belangwekkende rapport onder de aandacht heeft gebracht. In het rapport wordt ervoor gewaarschuwd dat wij, als de mensheid op deze manier doorgaat met produceren, consumeren en afval genereren, tegen het midden van de jaren 2030 twee planeten nodig zouden hebben om onze leefstijl te kunnen aanhouden. Dat kan natuurlijk niet. Wij hebben maar één aarde, en daarmee moeten wij het doen. Wij hebben er ook voor te zorgen dat onze kinderen en onze kleinkinderen op deze ene aarde in de toekomst goed kunnen leven. Wij moeten er dus voor zorgen dat wij onze voetafdruk verminderen, zowel in Nederland als elders op de wereld.

Ons beleid is daarom gericht op vermindering van de voetafdruk hier in Nederland. Daarover spreken wij ook vandaag in het kader van de drie hoofdprioriteiten. Daarnaast wil ik samen met de collega's van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Ontwikkelingssamenwerking ervoor zorgen dat wij de voetafdruk elders verminderen. Daarom werk ik met deze collega's, de ministers van LNV en voor OS, samen aan het Beleidsprogramma Biodiversiteit, dat loopt van 2008 tot 2011. Daarin werken wij onder andere aan een verduurzaming van de visserij, aan duurzame handelsketens en aan het betalen voor biodiversiteit. Stuk voor stuk zijn dit belangrijke acties die bijdragen aan het verkleinen van onze voetafdruk elders in de wereld.

De leden Ouwehand en Madlener hebben mij een aantal vragen gesteld over de consumptie van dierlijke eiwitten. Ik wil daarover het volgende zeggen. Het kabinetsbeleid richt zich op het bewust maken van burgers van de gevolgen van hun consumptiepatronen. Dat betekent echter absoluut niet dat het kabinet de burgers wil gaan voorschrijven wat zij wel en niet mogen eten.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik dank de minister voor de antwoorden over duurzaam inkopen. Wij moeten daarbij inderdaad echt ons gezond verstand gebruiken. Rare eisen, zoals printers die alleen dubbelzijdig kunnen printen, zijn daarmee dus naar het land der fabelen verwezen. Begrijp ik de minister zo goed? Mijn tweede vraag is deze. Hoe kan het zijn dat er toch nog steeds aanbestedingen plaatsvinden waarbij door de rijksoverheid op geen enkele manier naar duurzaamheidscriteria wordt verwezen? Ik heb schriftelijke vragen gesteld over de verhuisaanbesteding door de ministeries van Justitie, Binnenlandse Zaken en nog een ministerie. Op geen manier wordt gevraagd naar de vervoersprestaties. Mevrouw Huizinga geeft een buitengewoon slap briefje over het aanbesteden van het openbaar vervoer. Er worden geen middelvoorschriften maar doelvoorschriften gesteld.

Zijn de rare eisen die ik heb genoemd, verwezen naar het rijk der fabelen? Mijn tweede vraag is hoe het mogelijk is dat er nog steeds zoveel dingen gebeuren die niet in lijn zijn met duurzaam inkopen.

Minister Cramer:

In het rijk der fabelen wil ik niet leven, als het gaat om duurzaam inkopen. Natuurlijk moeten wij goed kijken naar de criteria die wij ontwikkelen. Die criteria moeten hout snijden en niet de reactie oproepen waarmee wij nu bezig zijn. Het strekt te ver om in te gaan op specifieke gevallen uit de krant. Ik heb de boodschap van mevrouw Spies echter heel goed begrepen. Ik voer er nauw overleg over met SenterNovem en met het bedrijfsleven.

Als antwoord op de andere vraag zeg ik: wij zitten in een overgangssituatie. Wij hebben nog een aantal productgroepen en diensten te gaan. Bij SenterNovem zijn wij de criteria aan het voorbereiden. Mevrouw Spies noemt voorbeelden waarvan de voorbereiding net is afgerond of nog bezig is. Het is dus nog niet in uitvoering. In het schemergebied gebeuren soms de dingen die mevrouw Spies noemt. Ik heb haar gehoord over de verhuisaanbesteding. Ik heb daarvan meteen nota genomen en ben nagegaan in hoeverre dit nog terug te draaien is. Als eenmaal de vergunning is verleend, kun je namelijk niet meer terug. Dat is nu eenmaal het probleem met deze overgangssituatie.

Mevrouw Spies (CDA):

In maart is de tweede ronde van gunning rond het verhuizen, om een voorbeeld te noemen. Wij lopen dan toch niet aan tegen hetzelfde argument? Je moet niet wachten totdat de criteria beschikbaar zijn als je nu al de goede dingen kunt doen. De VNG heeft al heel handige criteria daarvoor opgenomen voor haar modelhandvest. Die kan het Rijk dan toch ook een keertje lenen van de VNG?

Minister Cramer:

Natuurlijk zullen wij ervoor zorgen dat dit soort situaties zich zo min mogelijk voordoen. In het voorjaar van 2009 moeten alle criteria af zijn. Ik neem aan dat de voorbeelden die mevrouw Spies noemt, dan niet meer aan de orde zijn.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Van brancheorganisaties en vooral van kleinere ondernemers krijgen wij de klacht dat zij hoorndol worden van de duurzame inkoop. Alleen het grote bedrijfsleven zou zo overblijven.

Minister Cramer:

Mijn ervaring is juist dat mkb-bedrijven baat kunnen hebben bij dit soort ontwikkelingen. Het zijn met name de mkb-bedrijven die met innovatieve concepten komen en die dus als eerste aan bod komen. Natuurlijk zijn er geluiden in de markt als: waar zijn zij nu mee bezig? De criteria zijn simpel en glashelder. Men weet ook dat de overheid op grote schaal duurzame producten wil inkopen en dat zij in die ontwikkeling mee moeten. Dit is de essentie van het beleid dat wij willen. Wij willen via marktprocessen streven naar duurzame producten. Dat wil mevrouw Neppérus ook. Dat heb ik ook gelezen in het groene pamflet van de VVD-fractie. Zij streeft ook naar duurzaamheid en innovatie. Daarom is dit een enorm goede manier om dit voor elkaar te krijgen.

De voorzitter:

Ik ben streng tegen de leden over de lengte van de interrupties. Ik hoop dat minister Cramer het ook kort kan houden.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik zal de minister een aantal van de klachten overbrengen. Dat lijkt mij gewoon het beste. Ik zie dat de minister knikt. Ik kom bij mijn tweede punt: de grens van 15.000 kilo met de daarbij behorende administratieve lasten. Blijkbaar moet ik nu tot 2009 wachten. Ik vind dit toch wel teleurstellend, juist ook voor de branche. Meer dan een jaar na aanname van de motie heeft de branche vastgezeten aan de administratieve verplichtingen.

Minister Cramer:

Processen gaan zo snel als zij kunnen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

De behoefte om niet langer te wachten, voel ik ook. Mij is opgevallen dat dit wachten vooral betrekking heeft op de vraag of alles juridisch klopt, voordat het op papier staat. Als wij daarop gaan wachten, kan het wel eens lastig worden. Juridische duidelijkheid kan juist in de uitvoering betrokken worden.

Het proportionaliteitsbeginsel gaat niet op voor fundamentele arbeidsnormen, omdat elke staat van de ILO die dient uit te voeren. Ik verwijs ook naar de motie-Ortega-Martijn, waarin staat dat bedrijven alleen overheidssteun kunnen krijgen als zij inzichtelijk maken dat zij niet de fundamentele arbeidsrechten schenden, of als zij een publiek plan van aanpak hebben waaruit blijkt dat zij met die rechten bezig zijn.

Minister Cramer:

De juridische duidelijkheid in de uitvoering moet er zijn, maar het opstellen van de criteria moet ook goed juridisch onderbouwd zijn, anders gaan wij in Brussel onderuit. Duurzaam inkopen door overheden is een andere situatie dan duurzaam inkopen door bedrijven. Overheden zijn verplicht zich aan aanbestedingsregels te houden en die regels zijn strikt. Wij zijn dus, meer dan het bedrijfsleven, beperkt in onze mogelijkheden. Juridische zekerheid is een absolute voorwaarde om niet onderuit te gaan.

Er zitten inderdaad een heleboel haken en ogen aan de sociale criteria. In de schriftelijke beantwoording heeft de Kamer kunnen lezen dat generieke sociale criteria in principe leiden tot problemen. Je moet de criteria dus specifieker maken, maar als je dat doet, krijg je een proportionaliteitsprobleem. Wij hebben dat in de brief toegelicht. Wij zijn daar nog niet uit. Ik onderken het probleem en minister Donner doet dat ook. Hij is zeker bereid om de sociale criteria mee te nemen. Wij doen onze uiterste best om dat zo te doen, dat wij ook daarmee niet juridisch onderuitgaan.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik hoop dat ook op dit punt in het voorjaar van 2009 duidelijkheid is verschaft.

Een volgend punt is de "footprint". Uit de duurzaamheidsmonitor zal moeten blijken hoe effectief die daarin verwerkt is. Wanneer komt die duurzaamheidsmonitor?

Minister Cramer:

Voorjaar 2009 zullen wij een eerste proeve van die rapportage presenteren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik steun kortheidshalve de kritische zin van mevrouw Spies over duurzaam inkopen. De casuïstiek die ook mij af en toe bereikt, is hemeltergend. Ik vraag rondom dit belangrijke thema – de overheid is immers de grootste consument – van de minister grote snelheid, grote daadkracht en vooral grote strengheid voor andere ministeries en bewindslieden. Dat is wat wij nodig hebben. Wil zij dat toezeggen?

Minister Cramer:

Aan grote snelheid geen gebrek, want wij zijn keihard bezig. De heer Vendrik heeft het tijdpad gezien. Wij moeten tot 2010 nog heel veel werk doen en daar zetten wij nog steeds op in. Wat betreft strengheid en daadkracht zeg ik: ja natuurlijk. Wij doen de implementatie ook in nauwe samenspraak met de collega's en iedereen heeft zich daaraan gecommitteerd. Het probleem dat door mevrouw Spies geschetst werd, is terecht. Er is een overgangssituatie waarin wij eigenlijk nog niet aan het implementeren zijn, maar waarin de criteria voor dat specifieke geval al bijna af zijn. Waarom nou niet meteen even wat sneller implementeren, zodat je het meteen meeneemt? Dat was het punt. Wij gaan daar natuurlijk goed op letten. Meer kan ik daarover niet zeggen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijn tweede vraag gaat over het Living Planet Report van het Wereld Natuur Fonds. Ik heb het kabinet een maand geleden vanaf het katheder gevraagd om een diepgaande reactie op dat verontrustende rapport. Krijgen wij die nog? Als wij die niet krijgen en de schriftelijke antwoorden op mijn vraag van gisteravond als antwoord moeten worden beschouwd, vraag ik het kabinet mij uit te leggen waarom dat een afdoende antwoord is. Het actieplan biodiversiteit is echt niet dekkend voor wat er in het Living Planet Report staat. Ik herhaal mijn verzoek aan het kabinet nog sterker: kom met een integrale reactie op dit belangrijke rapport en maak voor de Kamer de hoofdboodschap inzichtelijk...

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Vendrik (GroenLinks):

... dat de ecologische voetafdruk van Nederland de komende jaren gaat afnemen.

Minister Cramer:

Het kabinet is zeker van plan om schriftelijk terug te komen op het Living Planet Report, daarover hoeft geen twijfel te bestaan. Er zullen na de analyses en opmerkingen ook consequenties voor beleid aan verbonden worden.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. Ik krijg de indruk dat de minister steeds vlucht in vergezichten als het gaat om duurzaamheid, living planet, de voetprint et cetera. Ik heb ook schriftelijk nog steeds geen duidelijk antwoord gekregen op de motie die vorig jaar is aangenomen. Die motie gaat over richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en internationaal handelen. Het schriftelijke antwoord gaat over verslagleggingsrichtlijnen et cetera. Ik wil weten welke manier van handelen volgens de regering voldoet aan maatschappelijk verantwoord ondernemen, ook qua duurzaamheid. Ik denk dan aan grondstoffenverbruik, milieu, arbeidsomstandigheden enzovoorts. Kom nu met die richtlijnen, minister, dan weten de verslagleggers hoe zij een en ander moeten verslaan.

De voorzitter:

Er komt een moment, mijnheer Poppe, dat ik de microfoon gewoon uitzet na een halve minuut.

De heer Poppe (SP):

Het komt omdat de minister zo onduidelijk is.

Minister Cramer:

De heer Poppe komt nu op een ander punt terug, namelijk de richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. In een reactie hebben wij gezegd dat er in principe richtlijnen zijn van de OECD en andere waaraan het bedrijfsleven zich moet houden bij het handelen. Eén punt over handel uit de motie van de heer Poppe zit niet in de huidige richtlijnen. Daarover ben ik gesprek gegaan met het global reporting initiative. Daar is men nu hard bezig om te bekijken wat wel of niet nog apart over handel opgenomen moet worden in de huidige richtlijnen. Dat antwoord is ook schriftelijk gegeven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik heb ook vragen gesteld over het living planet rapport. De minister heeft er al iets over gezegd. Ik viel van mijn stoel toen ik de schriftelijke antwoorden las. Op het beleidsprogramma biodiversiteit is immers heel stevige kritiek gekomen. De minister van LNV was het volstrekt niet eens met de Kamer dat er meer daadkracht, meer duidelijkheid en meer regie van de overheid moet komen. Tegenstribbelend heeft zij een motie geaccepteerd die aangenomen is. De vertraging staat in schril contrast met de noodzaak die wij nu voelen om werk te maken van het redden van de aarde.

Wanneer komt de reactie en mogen wij een concreet beleid verwachten met indicatoren waarop wij de minister kunnen afrekenen?

Minister Cramer:

Zoals gezegd naar aanleiding van een andere vraag, het kabinet komt begin volgend jaar met een reactie. Dan zullen wij ook aangeven op welke manier wij die duurzame productie en consumptie in Nederland en onze voetafdruk elders inzichtelijk gaan maken en welk beleid wij daarop voeren, want beleid voeren wij natuurlijk al.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Doelt de minister nu op de uitvoering van de motie die door de Kamer is aangenomen, namelijk dat het beleidsprogramma biodiversiteit geconcretiseerd moet worden; het beleidsprogramma waarvan de minister van LNV heeft gezegd dat zij daarvoor een jaar nodig had en dat zij nu naar maart heeft verschoven?

De voorzitter:

Geen inleiding, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Als de minister dat bedoelt, ben ik echt ontevreden vandaag. Daarna zijn immers signalen gekomen die wij serieus moeten nemen.

Minister Cramer:

Wat ik zojuist zei, gaat over de living planet. Met het beleidsprogramma biodiversiteit zijn minister Verburg, minister Koenders en ik hard bezig. Er zijn verschillende grondstofstromen. Bepaalde acties zijn al in uitvoering. De problematiek van de living planet is natuurlijk gigantisch. Dat gaat over de vraag hoe toe te groeien naar een duurzame wereld met deze ene aarde. Ik ben het volkomen met de Kamer eens dat er zorgen zijn over hoe de mensheid dit moet aanpakken. Het kabinet zet in op concreet beleid en zullen dat met de Kamer communiceren.

De voorzitter:

De minister vervolgt haar betoog. Wij interrumperen pas als het hele tweede blok is afgerond.

Minister Cramer:

Voorzitter. Over voorschriften en regelgeving is in eerste termijn door uw Kamer veel gesproken. Ik ben trots dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht twee weken geleden door de Eerste Kamer is vastgesteld. Met andere woorden: naast de nieuwe Wro hebben wij ook de Wabo afgerond. Dat is een mijlpaal, niet alleen vanwege een vermindering van de administratieve lasten, maar het is ook een grote stap voorwaarts in het kader van een betere uitvoering van het milieubeleid. Ik kan mevrouw Spies en mevrouw Neppérus melden dat de introductie van de Wabo en het digitale omgevingsloket op schema liggen. De richtdatum voor de invoering is 1 januari 2010. Een vergunning komt in plaats van 1600 formulieren. Deze vergunning is digitaal aan te vragen. Dat scheelt het bedrijfsleven per jaar zo'n 65 mln. en de burger 10 mln. aan administratieve lasten. Dat is goed nieuws voor de ondernemer, zeg ik in de richting van de heer Van Heugten. Hij kwam mij na afloop van de eerste termijn een steekwagentje brengen met stapels papieren. Op mijn vraag of het allemaal aparte rapporten waren, was zijn antwoord dat het aantal rapporten wel meeviel, maar dat elk rapport in tienvoud op papier moest worden aangeleverd. Dat vergt natuurlijk een flink steekwagentje. Dat is straks afgelopen, want dan wordt alles digitaal verwerkt. Daarmee is het eerste probleem in elk geval opgelost.

Naast mijn inzet op efficiëntere en slimmere regelgeving, een inzet waarmee ik flink wat vorderingen heb gemaakt, werk ik aan de kwaliteit van de uitvoering van de regelgeving. Op 3 december aanstaande zal ik uitgebreid met de Kamer spreken over de kabinetsreactie op het advies van de commissie-Mans. Deze commissie is dit voorjaar ingesteld naar aanleiding van onze strategische uitvoeringsnotitie handhaving. Daarin werd gesteld dat er problemen waren met de handhaving van de kwaliteit; problemen die bezien moesten worden in het licht van de vele veranderingen op het terrein van handhaving en vergunningverlening. Naar aanleiding van onze zorg daarover hebben wij de commissie-Mans gevraagd om ons van advies te dienen hoe wij kunnen omgaan met de verbetering van de kwaliteit van de handhaving. Dat hebben wij in een wat breder perspectief geplaatst door de nadruk te leggen op modernisering en professionalisering van de uitvoering van de regelgeving.

Zodra het over de organisatie van de uitvoering gaat, is ook het advies van de commissie-Oosting van groot belang. De commissie-Oosting heeft ons geadviseerd om het interbestuurlijk toezicht op gemeenten te moderniseren. Ik ben daar een groot voorstander van, mits deze aanpassing van de interbestuurlijke verhoudingen gelijk oploopt met professionalisering en schaalvergroting van de taakuitvoering door gemeenten. Als je het wilt organiseren volgens het advies van de commissie-Oosting is dat prima, maar als minister wil ik zeker weten of alles wat wordt gedaan ook kwalitatief goed geborgd is. Daarom pak ik beide onderwerpen, uitvoering en interbestuurlijk toezicht, tegelijkertijd aan. De heer Van der Staaij en mevrouw Neppérus hebben hier opmerkingen over gemaakt en gevraagd waar wij uiteindelijk naar toe gaan.

Mevrouw Neppérus vroeg mij ook nog of er sprake is van de verplichting tot de oprichting van omgevingsdiensten dan wel of deze verplichting van tafel is. Daar is nog onduidelijkheid over, mede omdat in de Eerste Kamer een motie hierover is ingediend. Deze motie is aangenomen vlak voordat de kabinetsreactie op het advies van de commissie-Mans bekend was. De wettelijke verplichting is nu inderdaad van tafel. Het kabinetsstandpunt zegt niets over het opleggen van een wettelijke verplichting tot de vorming van omgevingsdiensten. Het kabinet streeft ernaar samen met het ipo en de VNG een proces in te zetten dat ertoe moet leiden dat in de lopende kabinetsperiode onomkeerbare stappen worden gezet om te komen tot wat het ipo en de VNG noemen "een landelijk dekkende robuuste uitvoeringsstructuur met omgevingsdiensten". Het kabinet heeft zijn eigen visie daarop verwoord. Daarover zal ik voor 3 december aanstaande in gesprek gaan met het ipo en de VNG.

Wij zullen samen optrekken om de essentie, de kwaliteit van de vergunningverlening en de handhaving, te borgen. Hiermee moeten de knelpunten bij de uitvoering worden opgelost, niet alleen het kwaliteitstekort, maar ook de institutionele problemen die de commissie-Mans heeft geschetst. De kabinetsreactie staat geagendeerd voor het algemeen overleg dat op 3 december plaatsvindt met de vaste commissie voor VROM. Bij die gelegenheid zullen wij ongetwijfeld verder spreken over dit onderwerp.

In de kabinetsreactie heb ik ook de noodzaak aangegeven van versterking van een voorziening voor zware milieudelicten op landelijk niveau. Die noodzaak wordt mijns inziens breed gedeeld. Op dit moment wordt onderzocht hoe wij dat het beste kunnen doen. In de eerste helft van 2009 zal ik u hierover nader informeren. De heer Poppe vroeg of ik bereid ben wetgeving aan te scherpen om illegale afvaltransporten aan te pakken. Ik deel de zorgen van de heer Poppe en dat weet hij. Daarom heb ik in China, waar ik onlangs was, dit punt met mijn Chinese collega besproken. Afvalstromen zijn voor China belangrijk als grondstof, maar deze grondstof mag natuurlijk niet vervuild zijn met illegaal of gevaarlijk afval. Ik ga nu met China een overeenkomst afsluiten om de controle hierop aan te scherpen, net als de afspraken die ik in China heb gemaakt over de export van illegaal vuurwerk uit China naar Nederland. Er zijn twee stromen, heen en weer. In het geval van vuurwerk gaat het om de stroom van China naar Nederland. Die afspraken zijn een aanzienlijke verbetering wat betreft het toezicht en de handhaving op het gebied van illegaal vuurwerk. U hebt kunnen lezen hoeveel resultaat wij al daarmee hebben geboekt door alleen al een goede coördinatie en informatie-uitwisseling tussen de verschillende handhavingsinstanties. Als wij samen met China aan de bron kunnen werken om degenen te belemmeren die foute dingen willen, zijn wij echt op het goede spoor.

Het aanscherpen van de wet zoals de heer Poppe voorstelt kan zinnig lijken, maar zal niet zoveel verschil maken. Wij hebben er al eerder over gesproken. Ik kan alleen maar zeggen dat het grensoverschrijdend transport van afval al goed wordt gereguleerd door de Europese verordening voor overbrenging van afval, de EVOA. Naar mijn mening bevat deze verordening zelf voldoende bepalingen om illegale afvaltransporten aan te pakken. Het punt waar het om gaat en waarover wij de degens al eerder hebben gekruist, is het opsporen en aanhouden van die transporten. Ik ben daar keihard mee bezig. De VROM-Inspectie werkt dan ook goed samen met de douane en andere inspecties. Wat de heer Poppe naar voren brengt, niet alleen vandaag, maar ook in vorige overleggen, gaat mij aan het hart. Dat weet hij. Ik ben al bij de douane geweest en ik heb ook gekeken wat daar moet gebeuren. Ik ben naar China gegaan en heb daar afspraken gemaakt. Het gaat mij om het opsporen en aanhouden van transporten van illegaal of zwaar verontreinigd afval.

De voorzitter:

Ik zie twee leden staan. Het gaat nu naar een ander onderwerp, dus u kunt een vraag stellen, mevrouw Spies.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik heb twee vragen over de Wabo. De minister is mij nog iets te voorzichtig over het gewenste moment van inwerkingtreding. Dat moet echt 1 januari 2010 zijn. Een richtdatum vind ik nog te vrijblijvend; graag wat scherper door de minister.

Wij moeten de invoeringswet per 1 april hebben. De minister weet net zo goed als ik dat de VNG zegt: als die wet niet half 2009 door de Kamer is aanvaard, kunnen wij die niet in werking laten treden. De wet moet dus 1 april 2009 bij de Kamer zijn.

Minister Cramer:

Ja, 1 januari 2010 is de datum. Wat de invoeringswet betreft, kennen wij de termijnen ook. Wij onderschrijven wat mevrouw Spies zegt.

De heer Poppe (SP):

Ik kom op de kwaliteitsproblemen bij de handhaving, met name bij de VROM-Inspectie. Er moet niet begonnen worden aan structuurveranderingen voordat de zaak op orde is. Ik vind dat de minister moet stoppen met haar taakstelling van 20% bezuinigen. Je kunt niet én bezuinigen én iets verbeteren. Dat frustreert mensen vreselijk.

Mijn vraag over de illegale afvaltransporten was veel simpeler dan de minister hem opvatte. Als je een illegaal transport aanhoudt, moet je het in beslag nemen en volgens onze normen verwerken. De minister zei: ik moet het terugsturen. Dan komt het de volgende dag weer op de weg.

Minister Cramer:

Ik kan niet stoppen met mijn taakstelling: gelijke monniken, gelijke kappen. Wij moeten een slankere overheid hebben.

Wij pakken het probleem van de illegale transporten aan op een iets andere manier dan de heer Poppe. Hij kan er verzekerd van zijn dat wij handelen als er sprake is van het ontdekken van een illegaal transport.

De heer Van Leeuwen (SP):

Wat de uitvoering betreft kom ik terug op de capaciteit bij lagere overheden. Heeft de minister het idee dat datgene wat het kabinet met ruimtelijke ordening wil, in goede handen is vanwege het gebrek aan capaciteit bij de lagere overheden?

Minister Cramer:

Wij moeten het niet alleen op de capaciteit en de kwaliteit gooien bij de vraag hoe wij de handhaving en vergunningverlening kunnen verbeteren. Het hangt met elkaar samen. Op de verschillende milieu- en ruimtelijkeordeningsdiensten komen steeds meer taken af, ook in de kleinere gemeenten. Dat is inefficiënt werken en motiveert mensen niet om door te groeien en zich verder te ontwikkelen in een baan. Dat houdt wel in dat je iets moet verzinnen wat te maken heeft met een verandering van structuur, ook om ervoor te zorgen dat je kwalitatief beter werk kunt afleveren. Het een hangt dus met het ander samen. Wij zijn in goed overleg met de gemeenten en provincies bezig om ervoor te zorgen dat wij koersen op datgene wat wij met zijn allen beogen.

Er zijn twee vragen gesteld over subsidie aan milieuorganisaties. In het algemeen kunnen maatschappelijke organisaties via de zogenaamde SMOM-regeling subsidie voor een bepaald project of programma ontvangen. Daar hebben wij strikte procedures voor. De Kamer ontvangt hier jaarlijks een overzicht van. Op dit moment wordt opnieuw bezien hoe wij zaken in de hele regeling kunnen verbeteren. Samen met een aantal belangrijke recipiënten van subsidies stellen wij een gedragscode op, teneinde mogelijke misverstanden over het gebruik van gelden te voorkomen. Net als verschillende partijen in de Kamer hecht ik zeer veel waarde aan een sterk maatschappelijk middenveld. Juist om het maatschappelijk debat zuiver te voeren, is het van groot belang dat wij dit soort organisaties in het proces kunnen betrekken. Subsidies kunnen daar een rol in spelen. Die organisaties moeten dan wel transparant te werk gaan en hun activiteiten baseren op objectieve en controleerbare feiten, zodat wij daar geen misverstand over hebben. Tegen deze achtergrond ben ik in overleg met de ngo's bezig, een gedragscode op te stellen.

Mevrouw Spies vroeg naar de mogelijke financiering van de Himalaya Alertexpeditie. Ik heb het even nagetrokken en ik kan haar melden dat de initiatiefneemster een aanvraag heeft ingediend in het kader van de SWOM-regeling. Deze aanvraag is nu nog in behandeling en wij zullen aan de hand van de vastgestelde criteria zorgvuldig kijken of deze aanvraag kan worden gehonoreerd. Het past gewoon in deze regeling maar of het bovenaan het lijst komt te staan, hangt samen met prioriteiten en keuzen die gemaakt worden. Ik ga ervan uit, dat hierover aan het einde van het jaar uitsluitsel komt.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik kom nog even terug op de subsidies aan milieuorganisaties en dan die organisaties die aan het procederen zijn. In het schriftelijke antwoord stelt de minister dat het alleen maar voor bepaalde projecten is en niet voor het procederen. Als echter meer dan een derde van het totale budget van een organisatie afkomstig is uit subsidie, weten wij natuurlijk allemaal dat ook het gewone deel van alle kosten eruit wordt betaald. Dat is mijn punt en daarom ook mijn bezwaar tegen de subsidies.

Minister Cramer:

Wij hebben strikte procedures voor het verstrekken van subsidies. Ook ten aanzien van de besteding van de subsidie moet transparant worden gerapporteerd. Er kan niet vestzak-broekzak plotseling een heel ander project of een procedure worden gefinancierd. Dat kan gewoon niet. Ik wil dat heel nadrukkelijk aan het adres van mevrouw Neppérus zeggen. Elk project moet zeer duidelijk worden gerapporteerd. De resultaten moeten vooraf worden vastgesteld en zij moeten gehaald worden. Mevrouw Neppérus maakt zich wat mij betreft er ten onrechte ongerust over dat die gelden aan heel andere dingen kunnen worden besteed.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Was het maar zo, maar ik mij dus nog steeds terecht druk. Als een organisatie meer dan een derde van het totale budget van de overheid krijgt, kan het niet anders dan dat er ook een stuk van de algemene kosten – algemeen personeel – wordt ingezet op zulke projecten en dat zij mede daardoor worden gedragen. Ik kom er anders schriftelijk op terug maar ik heb liever nu een reactie. Daar gaat het mij om.

Minister Cramer:

Als mevrouw Neppérus vraagt of er aan de uitgaven van projecten ook personeelskosten verbonden zijn, zeg ik "ja". De organisaties dienen projecten in. Deze projecten worden beoordeeld en een deel van het budget zal dan worden uitgegeven aan die mensen die zo'n project uitvoeren. Dat is correct.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik heb twee vragen over de Himalaya Alert. De expeditie vindt plaats in maart-april 2009, dus wachten tot eind december kan niet. Ik had overigens niet gevraagd naar de SWOM-regeling maar naar de ruimte in beleidsartikel 3 van de begroting, waarin expliciet wordt gerefereerd aan subsidies in relatie tot het nationaal klimaatbeleid. Er zit nog ruimte in dat beleidsartikel als ik de begroting goed lees en mijn voorstel was dus om het daaruit te halen en daar heel snel 1,5 ton voor beschikbaar te stellen. Daar kunnen wij niet tot het eind van het jaar mee wachten.

Minister Cramer:

Volgens mijn informatie is dit project ingediend bij de SWOM-regeling. Ik zal er in de tweede termijn op terugkomen in hoeverre de referentie naar een ander artikel mogelijkheden biedt en hoe de procedures daar lopen. Een ding wil ik namelijk wel vooraf zeggen: wij hebben over het algemeen tenderprocedures en ik ben van mening dat wij verschillende projecten objectief tegenover elkaar moeten afwegen. Het mag niet zo zijn dat er plotseling dingen tussendoor komen. Ik wil ordentelijke procedures en zorgvuldig afwegen.

De voorzitter:

Blok drie!

Minister Cramer:

Daarover kan ik relatief kort zijn, omdat wij daar een apart algemeen overleg over gehad hebben. Blok drie gaat namelijk over nieuwe energie voor het klimaat. In dit algemeen overleg heb ik ook heel duidelijk benadrukt dat wij de transitie moeten maken naar een duurzaam en koolstofarme-energie huishouden.

Nederland heeft zich voor 2020 de volgende concrete en meetbare doelen gesteld. In dat jaar zal de uitstoot van broeikasgassen met 30% zijn afgenomen ten opzichte van 1990, zal 20% van de verbruikte energie duurzaam zijn en zullen wij per jaar 2% energie besparen. Alle 88 acties uit het Werkprogramma nieuwe energie voor het klimaat zijn inmiddels in gang gezet, en over de voortgang daarvan hebben wij gewisseld in het algemeen overleg. Door nauwe samenwerking met alle betrokkenen werpt het programma al vruchten af. Ik ben het dan ook niet eens met de heer Vendrik dat de klimaatdoelen uit het oog verloren worden. Wij zetten flinke stappen in de richting van een koolstofarme en duurzame energievoorziening, en dat betekent minder afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. In plaats daarvan zetten wij meer in op energiebesparing en hernieuwbare energie. Zo gaan wij fors investeren in windenergie, zonne-energie, biomassa en aardwarmte.

Enkele leden hebben zorgen geuit over het halen van onze doelen. Laat ik u gerust stellen: ik houd dit zeer scherp in de gaten. Momenteel wordt op mijn verzoek een monitoringsystematiek ontwikkeld. Deze systematiek zal in het voorjaar van 2009 gereed zijn. De heer Van der Ham vroeg hier een nadere toelichting op. Wij hebben weliswaar een analyse van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en ECN over maatregelen die wij hard kunnen maken en die dus te kwantificeren zijn tot op drie cijfers na de komma, maar die analyse is gebaseerd op gegevens die pas twee jaar na dato beschikbaar komen. Zoals bekend is dat in de Milieubalans het probleem. Wij leven in 2008 en baseren ons op gegevens uit 2006 die nog niet eens het beleid van Schoon en Zuinig hebben meegenomen. Wij moeten de systematiek waarop de onderzoeksbureaus zich baseren, veranderen. Wat houdt dat in? Dat je alle acties die wij in gang hebben gezet per sector kwantificeert of kwalificeert, en dat je verschillende categorieën maakt. Er is een categorie "zeker" van zaken die je hard kunt maken, een middencategorie met een bepaalde bandbreedte, en maatregelen die in de innovatiesfeer liggen. Dat pakket moet per sector transparant worden, want wij hebben nu al afspraken, zodat wij goed kunnen zeggen wat wij in uitvoering nemen of al hebben uitgevoerd. Dat maakt het voor mij mogelijk om volgend voorjaar mijn collega's deze gegevens voor te leggen en te zeggen: hier zit een gat en daar niet. Met andere woorden: ik wil nog veel scherper op het proces kunnen zitten en dat willen mijn collega's ook, want anders loop je twee jaar achter en ben je niet in staat de zaak goed te sturen.

De heer Van der Ham (D66):

Nu komen wij ergens, want dit is iets wat de coalitiepartijen en de oppositie graag willen. Dan kunnen wij elkaar namelijk constructief de maat nemen. Er ligt nog steeds mijn motie, ingediend bij de behandeling van Schoon en Zuinig, een motie die ik op uw verzoek heb aangehouden, omdat het PBL daarvoor voldoende capaciteit moet hebben. Geeft u die motie een positieve waardering mee? Dat kan namelijk financiële consequenties hebben.

Minister Cramer:

Ik ben in gesprek met het PBL, want misschien is het helemaal geen kwestie van menskracht, maar van een andere inzet. Eerst wil ik weten of en zo ja hoe zij dit voor ons kunnen doen, hoeveel capaciteit dat eventueel vergt en of dit een verschuiving in de prioriteiten betekent.

De heer Van der Ham (D66):

Dan zie ik dat als een motie die u een steun in de rug geeft. Ik neem aan dat u dan ook wel onderschrijft dat die kan worden aangenomen door de Kamer. Ik zal haar dan ook volgende week in stemming laten brengen.

Ik heb nog een ander punt. Begrijp ik goed dat wij per jaar een vergelijking kunnen maken en een stand van zaken kunnen krijgen? Dat is dan te vergelijken met het CPB dat ook een bandbreedte kent en ook niet alles exact kan voorspellen. Daar moet ik van uitgaan?

Minister Cramer:

Ja.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik had ook een vraag gesteld over dit punt. Het antwoord is mij nog steeds niet duidelijk. Er komt een monitoring. Dat lijkt mij heel goed. Dat had al veel eerder moeten gebeuren, maar dat terzijde. De hamvraag is hoe het staat met Schoon en Zuinig als de resultaten in 2009 beschikbaar komen, hoe ver wij nog af zijn van het bereiken van de klimaatdoelen van deze minister. Wordt in het voorjaar van 2009 dan ook door het kabinet de bijbehorende politieke conclusie getrokken? Of blijft dat 2010? Dat heb ik de minister van Economische Zaken horen zeggen.

Minister Cramer:

Als wij in het voorjaar van 2009 een overzicht hebben van de stand van zaken en als wij per sector weten waar wij naartoe moeten om in 2011 en 2020 onze doelen te halen, dan weten mijn collega's net zo goed als ik dat als er een gat zit tussen wat wij hadden moeten bereiken en wat er is bereikt, er harder aan de touwtjes getrokken moet worden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Die logica snap ik heel erg goed. Die heb ik namelijk én minister Van der Hoeven én minister Eurlings én mevrouw Verburg allemaal voorgehouden. Maar elke keer krijg ik van de zijde van het kabinet het antwoord: pas ergens in 2010 praten wij verder. Nu hoor ik van deze minister – als het anders is, corrigeert zij mij wel – dat dit kabinet niet in 2010, maar in het voorjaar van 2009 alle maatregelen neemt die nodig zijn om het beleidstekort Schoon en Zuinig, als dat geconstateerd wordt, af te dekken. Zo heb ik het toch goed begrepen?

Minister Cramer:

Het antwoord is nee. Ik zal het nog een keer heel scherp zeggen. In het voorjaar van 2009 bepalen wij de stand van zaken en kijken wij of wij hard genoeg lopen, met de beleidsinstrumenten die wij nu hebben. Als blijkt dat het gat te groot is tussen waar wij dan zijn en waar wij hadden verwacht dat wij zouden zijn, dan betekent dat dat wij harder inzetten op de instrumenten die wij nu hebben. Wij moeten dan dus harder gaan lopen met wat wij nu al doen. Tegelijkertijd gaan wij dan nadenken over hoe wij in 2010 extra instrumenten kunnen inzetten. Vanaf het voorjaar van 2009 gaan wij dus niet alleen harder lopen met de bestaande instrumenten, maar gaan wij ons ook voorbereiden op eventuele nieuwe instrumenten – die soms een wet vereisen die moet worden voorbereid – zodat wij in 2010 daadwerkelijk extra instrumenten kunnen inzetten.

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, u kunt hier in tweede termijn op terugkomen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter.

De voorzitter:

Nee, in tweede termijn. Wij gaan nu echt door. Ik snap dat het heel moeilijk is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mag ik dan een vraag aan u stellen, mevrouw de voorzitter? Ik snap dat u haast hebt, maar dit punt is super belangrijk.

De voorzitter:

De Kamer heeft haast, het gaat niet om mij.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wekenlang is dit punt in allerlei debatten aan de orde geweest. Tot op dit moment is het mij niet duidelijk – dat is politiek heel zwaar – wanneer het kabinet het besluit neemt om meer te doen aan klimaatbeleid dan in Schoon en Zuinig staat.

De voorzitter:

Volgens mij in het voorjaar van 2009.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is dus niet zo. Staat u mij toe om nog één vraag te stellen. Als ik de minister goed begrijp, zegt zij: het bestaande instrumentarium zou mogelijk geïntensiveerd kunnen worden, maar over nieuw instrumentarium beslist het kabinet pas in 2010. Met andere woorden, het zou kunnen betekenen dat het kabinet dit voorjaar tegen de minister van Verkeer en Waterstaat zegt: die kilometerheffing moet meer opbrengen in termen van beperking van CO2-uitstoot dan wat begin voorjaar 2009 in het wetsvoorstel zal komen te staan. Zie ik het zo goed?

Minister Cramer:

De heer Vendrik begon goed. In het voorjaar van 2009 maken wij de stand van zaken op om te bezien of wij harder moeten lopen met de bestaande instrumenten. Als wij inschatten dat het gat te groot wordt, gaan wij instrumenten voorbereiden die wij in de evaluatie van 2010 daadwerkelijk kunnen inzetten. Je hebt een nieuw instrument niet zomaar op de plank liggen.

De voorzitter:

Ik vind het echt glashelder. De minister vervolgt haar betoog.

Minister Cramer:

Ik ga in op een andere vraag van de heer Vendrik. Hij vroeg mij om de kilometerheffing die het kabinet voorstelt, door te rekenen zodat duidelijk wordt wat nodig is om de CO2-reductiedoelstellingen van 13 tot 17 megaton te halen. Voor het bereiken van de reductiedoelstelling voor verkeer en vervoer is een pakket aan maatregelen nodig. Ik noem de Europese voertuignormering, een groter aandeel biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen, de kilometerheffing enzovoorts. Er is gekozen voor het afschaffen van de motorrijtuigenbelasting en de aanschafbelasting voor auto's onder gelijktijdige invoering van de kilometerheffing. De heffing is gerelateerd aan de werkelijke CO2-uitstoot. Deze maatregel gaat echt zoden aan de dijk zetten voor zowel het mobiliteitsbeleid als het milieubeleid en wordt in onze monitoringsystematiek gewoon meegenomen. De heer Eurlings zal de Kamer naar aanleiding van het debat dat met hem gevoerd is, schriftelijk laten weten welke mogelijkheden het kabinet momenteel onderzoekt over de vormgeving van de kilometerbeprijzing. Indien de Kamer daar nog bepaalde varianten aan toe wil voegen, kan zij dat kenbaar maken. Het kabinet is bereid om alles te onderzoeken. Uiteraard hebben wij wel bepaalde afspraken met elkaar gemaakt over bijvoorbeeld lastenneutraliteit en eerlijkheid naar gebruik en milieubelasting.

Mevrouw Wiegman suggereerde de instelling van een klimaatnorm, à la de Zalmnorm. Ik meen dat ik een klimaatnorm zoals zij die voorstelt, al hanteer. Ik merkte in eerste termijn ook dat er discussie was over hoe je die klimaatnorm moet interpreteren. Voor een belangrijk deel van de broeikasgasemissies geldt reeds een norm. Voor de bedrijven die onder het ETS vallen, is een hard plafond gesteld. Alle emissies boven het plafond moeten gecompenseerd worden door de aankoop van emissierechten. Voor de totale Nederlandse emissies die niet onder het ETS vallen, stelt de Europese Commissie in het voorliggende Europese klimaat- en energiepakket voor om jaarlijkse plafonds vast te stellen. Binnen het programma Schoon en Zuinig geldt bovendien de afspraak dat tegenvallers binnen de sector worden opgevangen. Als controle op dit samenstel van beleidsmaatregels hebben wij straks de resultaten van de monitoring. Met andere woorden: wij hebben een ETS en een non-ETS. Het ETS is al gereguleerd. Het non-ETS hebben wij zelf gereguleerd door per sector duidelijke afspraken te maken gekoppeld aan verantwoordelijke bewindspersonen die ook hun norm moeten halen. Als die niet gehaald wordt, moet er bijgesteld of aangescherpt worden; dat heb ik ook eerder gezegd in antwoord op de heer Van der Ham. Net als met begrotingsregels is dat het systeem. Het moet als geheel in de pas lopen. Als mevrouw Wiegman dat bedoelt, zijn wij met een klimaatnorm bezig.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik geloof dat de minister en ik dicht bij elkaar zitten. Ook in de schriftelijke beantwoording gaf de minister aan dat zij bezig is met die monitoringsystematiek. Ik denk dat dit heel goed is en ben benieuwd wat er in 2009 komt. Wat mij zo mooi lijkt is dat die monitoringsystematiek heel nauw verbonden wordt of zelfs opgenomen wordt in zo'n meerjaren economische verkenning en dat het een heel belangrijk moment is bij Prinsjesdag, bij de verschijning van de Miljoenennota en alle begrotingen dat het op die manier zijn werking gaat doen.

Minister Cramer:

In principe voeren wij in de praktijk al uit wat u voorstelt. Zoals ik er nu over vertel, is het ook heel transparant en eenvoudig te communiceren rond Prinsjesdag, want dat is toch al een moment waarop het kabinet hoofdlijnen van beleid communiceert met u en met de maatschappij.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Mag ik dit als een toezegging beschouwen dat het inderdaad volgend jaar bij Prinsjesdag heel transparant is en dat het ook zo'n werking gaat krijgen als die MEV? Als die verschijnt gaat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heel hard berekenen wat die betekent voor de koopkrachtplaatjes en gaan ook alle andere ministers hard berekenen wat het voor hun departement betekent.

Minister Cramer:

Nu betrekt u er weer meer bij, waardoor ik begin te aarzelen. Ik schetste vooral hoe ik als coördinator klimaatbeleid ervoor zorg dat een soort klimaatnorm wordt gewaarborgd, want wij koersen af op doelen. Dat kan ik u toezeggen. Hoe ik allerlei andere zaken daarmee verbind? Een aantal zaken zeker wel, want wij voeren ook verkenningen uit in relatie tot prijzen van bijvoorbeeld olie. Mevrouw Van der Hoeven heeft dat ook al toegezegd. Daar ligt dus een raakvlak, maar ik kan niet toezeggen dat ik alles met alles kan verbinden, want het wordt dan ook wel een erg groot geheel.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik vraag niet om alles met alles te verbinden waardoor het verwarrend gaat worden, het moet juist duidelijk en transparant worden, maar dat het wel de werking krijgt dat alle ministers en staatssecretarissen van dit kabinet zenuwachtig worden als u met deze gegevens komt en iedereen de urgentie voelt dat hij aan het werk moet.

Minister Cramer:

Van die urgentie zijn ze allemaal heel erg doordrongen en ze worden reuze zenuwachtig als de merken dat er een gat zit tussen wat ze hadden afgesproken en wat is gerealiseerd. Ik maak mij er geen zorgen over dat het plaatje dat ik u heb toegezegd niet voldoende prikkel is om in actie te komen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik denk dat de ministers die uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor het behalen van die klimaatdoelen pas echt nerveus worden als die systematiek van de Zalmnorm volledig wordt doorgevoerd en dat betekent twee aanvullingen op het huidige beleid van deze minister. De eerste aanvulling is dat je echt een jaarlijkse norm hanteert en niet een norm voor 2011 en 2020, zoals u nu doet. De tweede aanvulling is dat het niet alleen een nationale norm voor de maximaal toelaatbare CO2 -uitstoot is, maar dat die jaarlijks toegedeeld wordt aan een sector en de bijbehorende minister. Dan pas is de Zalmnorm compleet op het gebied van CO2. Is de minister bereid om dat vanaf heden te realiseren?

Minister Cramer:

Ik merk dat de heer Vendrik refereert aan de Klimaatwet waarmee jaarlijks een bepaald percentage reductie gerealiseerd moet worden. Ik heb altijd gezegd dat het erom gaat dat wij planningen maken en dat wij van een planning en de daaraan gekoppelde doelstelling een duidelijke afrekening maken. Het is mogelijk dat er in jaar x maar iets gebeurt, terwijl in jaar Y veel meer kan gebeuren omdat in jaar x heel veel is voorbereid en je de klappen kunt maken in het volgende jaar. Zo werkt innovatie ook. Ik ben voorstander van rapportage voor de periode tot 2011 waarin elke sector en elke daarbij horende bewindspersoon aangeeft de doelen voor 2011 en de manier waarop die in de komende jaren gerealiseerd worden. Daar reken ik ze dan op af.

Mevrouw de voorzitter. Initiatieven, niet alleen in Nederland maar ook Europees en internationaal. Ik vind dat voor dit onderwerp van cruciaal belang. Het gaat namelijk niet alleen maar over het realiseren van nationaal klimaatbeleid, maar ook van internationaal en Europees klimaatbeleid. Emissiehandel is typisch een grensoverschrijdend instrument en ik zal er alles aan doen om volgend jaar in Kopenhagen de andere EU-lidstaten en de wereld ervan te overtuigen dat 30% reductie noodzakelijk is. Ik zet mij ook internationaal in voor de transitie naar een duurzame en koolstofarme energiehuishouding. De ambitieuze doelstelling van dit kabinet zal veel beter haalbaar zijn als een even ambitieus internationaal beleid tot stand komt. Vandaar dat ik stevig inzet op de Europese en internationale onderhandelingen. Ik kan u zeggen dat dit al vruchten heeft afgeworpen. Nederland wordt gezien als een kundige en gewaardeerde partner in de onderhandelingen over klimaat en energie. Wij draaien mee in de kopgroep van de landen die in de onderhandelingen de kar trekken.

Voorzitter. Wij gaan een belangrijke periode tegemoet. Het Europees Parlement en de Raad zijn met elkaar in onderhandeling over een ambitieus klimaat- en energiepakket. Wij moeten een akkoord bereiken om een signaal af te geven aan de rest van de wereld in de onderhandelingen voor een internationaal klimaatbeleid. Wij moeten de wereld tonen dat wij, de Europese Unie, onze ambitieuze doelen voor 2020 zullen nakomen. Dat is mijn inzet en dat is mijn overtuiging.

Ik heb het initiatief genomen om effectieve, efficiënte en eerlijke financiering van het internationale klimaatbeleid op de agenda te krijgen. Waar gaat het dan om? Heel eenvoudig om de vraag wie er gaat betalen voor de financiële ondersteuning van de ontwikkelingslanden om hun klimaatproblemen te helpen oplossen. Het gaat ook om aanpassing aan klimaat en klimaatmitigatie. Ik ben blij dat de EU, via het Franse voorzitterschap, deze Nederlandse voorstellen heeft overgenomen.

De EU – dat is wel duidelijk geworden tijdens de bijeenkomst in Warschau, waar ik in oktober was – kan als locomotief optreden om ervoor te zorgen dat in Kopenhagen een akkoord gesloten kan worden. Wij zijn een bruggenhoofd tussen China, de G77-landen en de Verenigde Staten. Wij spelen een cruciale rol in de internationale onderhandelingen. De Kamerleden die aanwezig waren in Bali kunnen dit beeld bevestigen. Wij kunnen en moeten de rol van intermediair vervullen. Wij, de Europese Unie, moeten de wereld tonen dat het ons in ieder geval ernst is.

Net als u ben ik verheugd over de verkiezing van Obama tot president van de Verenigde Staten. U vroeg mij of ik contact zal zoeken met de nieuwe regering. Ik kan u vertellen dat ik dat al heb gedaan. Afgelopen maandag, 18 november, zijn de eerste contacten gelegd tussen de EU-onderhandelaars, waaronder de Europese hoofdonderhandelaar Maas Goote, die op mijn ministerie werkt, en de leden van het transitieteam van Obama. Zijn uitspraken over de leidende rol die zijn regering in het internationale klimaatbeleid wil spelen, zijn voor mij een positief signaal.

Voorzitter. Ik rond af. De klimaatklok tikt. Over 20 dagen begint de internationale conferentie in Poznán. Over twee maanden wordt Barack Obama geïnaugureerd en komt er, zoals het er nu naar uitziet, nieuw eIan op klimaatgebied in Washington. En over 12 maanden begint de uiterst belangrijke klimaatconferentie van Kopenhagen. Stuk voor stuk gebeurtenissen die ertoe doen. In 2009 werk ik op volle kracht verder aan een mooi en duurzaam Nederland. De afgelopen jaren hebben wij de fundamenten gelegd. Nu is het tijd om voortvarend verder te bouwen.

Ik heb u verteld wat mijn doelen zijn. Ik heb u verteld wat mijn plannen zijn, en ik heb u verteld wat mijn visie is en wat mijn dromen zijn. Wij liggen op schema met de uitvoering, en ik zal uw Kamer zeker informeren of wij op schema blijven. Resultaten zijn al zichtbaar en zullen nog zichtbaarder moeten worden. Samen met andere overheden, marktpartijen, belangenorganisaties en de inwoners van Nederland gaan wij verder op weg naar een mooier en duurzaam Nederland. Daar gaat het wat mij betreft om.

Voorzitter. Dit is wat ik in mijn eerste termijn wilde zeggen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

De minister sprak over internationale samenwerking. Is het haar bekend dat Polen niet akkoord gaat met het compromisvoorstel van Frankrijk voor CO2-emissierechten? Dat betekent dat het internationaal heel lastig wordt. De veilingrechten creëren enorme opbrengsten. Dat geld kunnen bedrijven dus niet aan innovatie besteden. Is het niet veel beter om te kijken naar een systeem van benchmarking, waarbij de goede bedrijven die al veel doen en hebben gedaan niet extra hoeven te betalen? Dat is trouwens nu ook de insteek van de Poolse regering.

Minister Cramer:

Er zijn op dit moment onderhandelingen gaande tussen de Europese Commissie en het Europees Parlement over het Europese klimaat- en energiepakket. Natuurlijk zijn er verschillen van mening. Polen was oorspronkelijk een van de zeven of acht Oost-Europese landen die tegen een 100%-veilen van de rechten in de energiesector waren. Inmiddels staat Polen hierin alleen. Er is dus heel wat aan het schuiven in de onderhandelingen op het laatste moment. Wij zitten erbovenop. Nederland is degene die samen met de Commissie optrekt om te zorgen dat het oorspronkelijke pakket zo veel mogelijk in stand blijft. Het is een heel spel. Polen zit aan de ene kant, maar aan de andere kant zit Duitsland, dat weer andere punten wil opeisen. Als wij de rug niet recht houden en als wij niet zorgen dat het kaartenhuis dat wij nu hebben opgebouwd gewoon overeind blijft maar er een kaartje uithalen, stort het hele kaartenhuis in elkaar. Dat is zoals wij ons nu in de onderhandelingen opstellen. Wij zullen alleen die zaken in de eindonderhandelingen weggeven die ervoor zorgen dat het kaartenhuis overeind blijft.

Het hele emissiehandelssysteem is gebaseerd op het principe van veilen. Dat weet u ook. Natuurlijk zijn er sectoren die mondiaal concurreren en dus nadeel ondervinden, de zogenaamde "carbon leakage". Daarvoor maken wij uitzonderingen. Het is niet juist dat wij veilingopbrengsten niet kunnen besteden aan innovatie. Ook dat is mogelijk.

Mevrouw Neppérus (VVD):

De Polen willen, net als ik hier al langer in de Kamer bepleit, een benchmarksysteem. Dat is veel eerlijker. Eigenlijk weet de minister dat ook best. Ik zal er anders in de tweede termijn op terugkomen, maar ik vind het antwoord teleurstellend.

Minister Cramer:

De Polen hebben een heel andere positie als het gaat om benchmarking. Zij willen hun energiesector niet voor 100% laten veilen. Dat is het grootste probleem. Zij zijn in principe wel voor een ETS-systeem. Als zij er anders over denken, heeft dat meer met positionering in de onderhandelingen te maken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Waarom blijft het kabinet tot op dit moment weigerachtig om concreet aan te geven hoe veel geld het op de begroting voor 2009 wil uittrekken voor klimaatadaptatie ten gunste van arme landen die, zoals de minister weet, de meeste effecten zullen ondervinden van de klimaatverandering?

Minister Cramer:

Zoals de Kamer weet, ben ik hard bezig met collega's uit andere landen om een internationale financiële architectuur op te zetten. Dan gaat het om de vraag wat wij gaan betalen aan ontwikkelingslanden voor problemen die de westerse wereld heeft veroorzaakt ten aanzien van klimaat. Dat geld moeten wij gaan ophoesten. Dat is het uitgangspunt in de onderhandelingen in Kopenhagen. Als wij dat niet doen, komt er geen deal, dat weet ik zeker. Dit is ook de reden dat ik zo hard aan de slag ben om op dit terrein een set van spelregels af te spreken. Daaruit komt een verdeelsleutel voort. Wij hebben nu principes en zijn nu aan het berekenen hoe wij de gelden verdelen en hoe veel geld. Als wij dat hebben, heeft Nederland een verplichting om die bijdrage te leveren. Dat is het proces waar wij in zitten.

Wat gebeurt er nu in de wereld? Allerlei landen zeggen: laten wij maar tonen dat wij het goede voorbeeld geven, en ze doneren vervolgens een bedrag. Het gevolg daarvan is dat het een kwestie van wild west wordt wie wat aan wie geeft en dat iedereen zijn vriendjes en vriendinnetjes wel geeft in landen waarmee men contact heeft, terwijl anderen buiten de boot vallen. Dat vind ik een verkeerd systeem. Daarom zeg ik dat wij moeten zorgen dat wij dit evenredig doen naar de gevolgen die elk land ondervindt, als wij dit wereldwijd op ons nemen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit begrijp ik en sterker nog, ik ben het hiermee eens, maar als dit kabinet hierin een leidende rol ambieert en neemt, ik hoorde dit de minister voor OS vorige week zeggen – daar hebben wij dit debat ook al gevoerd – dan vind ik het logisch om alvast geld uit te trekken en beschikbaar te stellen. Vorige week was het voorstel van GroenLinks om hiervoor 25 mln. uit te trekken. Ik houd dit ook deze minister voor. Het voorstel is bedoeld om richting Poznán te laten zien dat het Nederland menens is en om het geld al in 2009 te gebruiken en niet pas in 2013, 2014, 2015 of 2016. Het bedrag moet nu al op tafel komen en wij moeten nu beginnen, geld te reserveren. Waarom levert het kabinet niet boter bij de vis en start het niet met een klimaatfonds voor de adaptatie op de Nederlandse begroting in 2009?

Minister Cramer:

Ik val echt van mijn stoel. Wij geven in deze kabinetsperiode 500 mln. uit aan duurzame energie en aan alles wat te maken heeft met ontwikkelingslanden en klimaatmaatregelen. Met andere woorden, ik heb al een heel verhaal. Daar gaat het niet om, los van het feit dat het niet zo is dat wij niets doen. Als ik hierover in het buitenland vertel, is men onder de indruk van wat wij bijdragen, ook via de Wereldbank. Er is geen sprake van dat mensen denken dat Nederland niets doet. Dat is absoluut niet het geval. Het punt is gewoon dat wij een eerlijke verdeling tot stand moeten brengen van de gelden die opgehoest moeten worden, naast wat wij al doen aan financiële ondersteuning. Daarmee ben ik vooral bezig.

De heer Madlener (PVV):

Nederland doet natuurlijk niet te weinig. Nederland doet veel te veel, want het gaat meer doen dan andere landen en daarmee bereikt het slechts een verplaatsing van onze welvaart naar andere landen. Ik vind het grappig dat u over Obama begint, want in de speeches en interviews van Obama die ik tot nu toe heb gelezen, zegt hij dat hij in ieder geval twee dingen gaat doen: hij wil eerst de economie op orde brengen voordat hij met klimaatbeleid en dit soort dure maatregelen komt en hij wil heel veel te investeren in kernenergie. Dit zijn precies de twee zaken die u niet doet. Trekt u alstublieft geen vergelijking met Obama.

Minister Cramer:

Het gaat er mij om dat het van belang is dat er vanuit de Verenigde Staten een coöperatievere houding komt dan er in het verleden was ten aanzien van de aanpak van het klimaatprobleem. Ik heb op dit punt veel meer vertrouwen in Barack Obama.

De heer Madlener (PVV):

De minister gaat niet in op mijn argumenten. Ten eerste zitten wij in een economische crisis die wij te lijf moeten gaan; dat doen wij niet met milieubeleid. Ten tweede moeten wij kiezen voor kernenergie; dat gaat Amerika doen en doen wij ook niet. Ten derde gaan wij veel meer doen dan Obama wil gaan doen. Dat moet u hier ook vertellen.

Minister Cramer:

In andere situaties heb ik al naar voren gebracht dat de kredietcrisis naast alle negatieve aspecten ook kansen biedt, namelijk kansen om nu toe te groeien naar een duurzame economie, naar een economie die gebaseerd is op de principes die wij in acht nemen als wij over duurzaamheid spreken. Investeren in de toekomst is wat Barack Obama ook wil, namelijk investeren in duurzame energiebronnen. Dit heeft hij in al zijn speeches gezegd en dat is waar ik ook voor ga.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

In deze termijn is een aantal onderwerpen niet genoemd die ik in mijn eerste termijn aan de orde heb gesteld. Het gaat over het CO2-label en over een nieuwe sanitatie. Moet ik wellicht mijn vragen herhalen?

Minister Cramer:

Ik weet waarover u spreekt. U weet van de initiatieven ten aanzien van de elektronicabranche als het gaat om het CO2-label. BCC heeft als eerste elektronicadetailhandel het initiatief genomen om op de labels niet alleen aan te geven wat de prijs van het product is, maar ook wat de verbruikskosten zijn bij aanschaf. Daardoor laat het label zien dat het een betere keuze is om een energiezuinig apparaat te kopen, omdat je de meerkosten na een x-aantal jaren terugverdient. Dit staat allemaal op het label. Andere bedrijven hebben het initiatief van BCC overgenomen. Ik heb daar zelfs een convenant over getekend. Als gevolg daarvan worden al die apparaten met een snoer nu in de winkels voorzien van een etiket, waar meer op staat dan alleen de winkelprijs.

Over de sanitatie heb ik de Kamer al schriftelijk geïnformeerd. Daar ga ik niet opnieuw op in, tenzij daar additionele vragen over zijn.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Dat heb ik misschien over het hoofd gezien. Ik kijk daar nog naar.

Het initiatief met betrekking tot het CO2-label is prima, maar welke rol ziet de minister voor zichzelf weggelegd als het erom gaat hiermee verder te gaan? Veel meer bedrijven moeten het namelijk gaan doen en het proces van het toevoegen van het CO2-label aan de producten moet worden gestandaardiseerd.

Minister Cramer:

Ik ben ontzettend blij dat de branche zelf het initiatief naar zich toetrekt. Ik ben twee keer in gesprek geweest met de koploper BCC om te bespreken of ik een rol kan spelen bij het zo snel mogelijk van de grond krijgen van dit initiatief. Men zei echter tegen mij dat, als ik naar de bijeenkomst zou komen om het convenant te ondertekenen, waarin is opgenomen dat de gezamenlijke detailhandelaren dit gaan doen, ik al ontzettend behulpzaam was. Het was voor BCC in ieder geval een steun in de rug dat ik die kwestie ook van belang vind. BCC ging ervan uit dat de collega-concurrenten dan ook over de brug zouden komen. Dat is inderdaad gebeurd.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor haar antwoord in eerste termijn. Wij gaan meteen door met de tweede termijn van de Kamer.

Het woord is aan de heer Van Leeuwen.

De heer Van Leeuwen (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoord.

Wat betreft het onderdeel ruimtelijke ordening is de minister met een grote boog heengegaan om twee heel belangrijke zaken die essentieel zijn voor de uitvoering van ruimtelijkeordeningsbeleid in Nederland. Dat betreft de capaciteit van de lagere overheden en het grondeigendom. Het met wie en hoe is op voorhand ingevuld bij de ruimtelijke ordening, zonder verdere uitleg over of nadere invulling van wat wij eigenlijk willen en waarom. Het kabinet is er net mee begonnen, met Mooi Nederland en met de AMvB's die eraan komen. Het kan zo maar zijn dat de ambities van deze minister op dit terrein ertoe leiden dat de al ingevulde vragen met wie en hoe je dit moet gaan doen, aanpassing behoeven. In dat opzicht is het adagium of het dogma uit de Nota ruimte "centraal wat moet, decentraal wat kan" rekbaar, zeker in de richting van het eerste.

Dan de capaciteit van de lagere overheden. Uit allerlei rapporten en berichten blijkt dat het daar schrikbarend mee is gesteld. Meer dan de helft van de bestemmingsplannen is niet op orde. Van de gemeenten heeft 80% nog geen structuurvisie. De expertise vloeit weg. Alles wordt uitbesteed. Kortom, de uitvoering van de ruimtelijke ordening, een heel groot deel van het rijksbeleid als het gaat om de inrichting van ons land en dat is uitbesteed, gebeurt niet. Als het gebeurt, gebeurt het minimaal. Sterker nog, het komt in groot gevaar waar het niet gebeurt. Daarom dien ik daarover de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er door de komst van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening op overheden een grote werkdruk gelegd wordt;

van mening dat er nu reeds capaciteitsproblemen bij overheden zijn op de afdelingen Ruimtelijke Ordening;

verzoekt de regering, de capaciteit van afdelingen Ruimtelijke Ordening bij provincies en gemeenten in kaart te brengen en de Kamer een voorstel voor te leggen hoe deze capaciteit verder te versterken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Leeuwen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21(31700 XI).

De heer Van Leeuwen (SP):

Voorzitter. Het andere punt waar de minister met een grote boog omheen loopt, is de grondeigendom. In eerste termijn heb ik Fortis genoemd, de nieuwe staatsbank. Met de overname van Fortis is Nederland, zijn wij met zijn allen 30.000 hectare rijker geworden, want Fortis Vastgoed heeft 30.000 hectare grondbezit in Nederland. Ik heb in eerste termijn gezegd dat dit perspectieven opent voor de ambities van deze minister om haar ruimtelijkeordeningsbeleid werkelijk vorm te geven, want je hebt de grond, dus heb je de macht wat dat betreft. Ik weet niet precies wat de minister hierop geantwoord heeft, maar zij heeft weer verwezen naar allerlei wetgeving. Mijn vraag was concreet: wat gaan wij met die grond doen? Ik wil hierover de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de rijksoverheid met de overname van Fortis tevens in bezit is gekomen van Fortis Vastgoed;

van mening dat het een unieke kans is, deze nieuw verworven grondpositie actief in te zetten voor het ruimtelijkeordeningsbeleid;

verzoekt de regering, de Kamer een voorstel voor te leggen hoe het grondeigendom van Fortis Vastgoed inzetbaar is voor ruimtelijke ambities van de overheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Leeuwen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(31700 XI).

Mevrouw Vermeij (PvdA):

De heer Van Leeuwen weet dat hierover een feitelijke vraag is gesteld tijdens de begrotingsbehandeling. Kent hij ook het antwoord van de regering op deze vraag, namelijk dat de activa van Fortis helemaal niet in overheidshanden zijn?

De heer Van Leeuwen (SP):

Voorzitter. Dat mag zo zijn. De geluiden van de kant van Fortis en van mensen die daarmee te maken hebben, zijn echter anders, namelijk dat het totaal niet duidelijk is hoe het zit met deze verhoudingen en hoe, wat en wanneer een en ander ingezet kan worden. Het gaat hierbij gewoon om het ruimtelijkeordeningsbeleid.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik snap heel goed wat de heer Van Leeuwen wil, maar het is wat ingewikkeld om moties te maken op basis van geluiden van. Ik wil dit even geconstateerd hebben.

De heer Van Leeuwen (SP):

Dat hangt ervan af. Mevrouw Vermeij gaat zonder meer akkoord met geluiden vanuit de overheid. Ingeval van andere geluiden wil ik gewoon weten hoe een en ander precies in elkaar steekt en ingezet kan worden.

De heer Van Heugten (CDA):

Mag ik de motie van de SP-fractie zo lezen dat zij hiermee vraagt om een impliciete bestemmingswijziging van al deze gronden voor bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen, infrastructuur of woonwijken, ongeacht de bestemming?

De heer Van Leeuwen (SP):

Nee, hoor.

De voorzitter:

Een helder antwoord. U vervolgt uw betoog, mijnheer Van Leeuwen.

De heer Van Leeuwen (SP):

In mijn eerste termijn ben ik even teruggekomen op het grondspeculatieverhaal, hiertoe getriggerd door een uitspraak van de minister in het tv-programma Landroof. Haar antwoord dat zij mij niet kan volgen, laat ik maar even voor wat het is. Ik wil het haar graag nog een keer uitleggen. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat grondspeculatie met als enig motief zakkenvullen, ten koste van de inrichting van Nederland of de rest van de wereld, niet oké is. De minister vindt het ook niet oké, vandaar dat ik de volgende motie wil indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister van VROM, sinds haar optreden in Landroof, een jaar de tijd heeft gehad om een idee te vormen over grondspeculatie;

verzoekt de regering, de Kamer een voorstel voor te leggen om grondspeculatie en daarmee gepaard gaande kostenopdrijving tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Leeuwen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23(31700 XI).

De heer Van Leeuwen (SP):

Voorzitter. Tijdens de kredietcrisis is duidelijk aan de orde gekomen wie werkelijk de macht heeft op het gebied van de inrichting van Nederland. Immers, een heleboel projecten liggen stil vanwege het feit dat voor projectontwikkelaars het maken van winst op dit moment achter de horizon verdwenen is of niet zo groot is als verwacht. De minister kent de geluiden van haar medepartijgenoten die wethouder zijn in de steden. Ik wil hierover de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een projectontwikkelaar in veel gevallen grondeigenaar is, gemeenten in die gevallen geen invloed hebben op de grondprijs, projectontwikkelaars vanwege hun grondposities het tempo van ontwikkelingen bepalen;

verzoekt de regering, een landelijke inventarisatie te maken van projecten die door projectontwikkelaars worden uitgesteld dan wel afgesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Leeuwen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24(31700 XI).

De heer Van Heugten (CDA):

Voorzitter. Ik wil graag twee moties indienen en naar aanleiding daarvan de minister twee vragen stellen en nog enkele opmerkingen maken. De eerste motie die ik wil indienen, betreft de ondersteuning van de minister ten aanzien van haar inzet voor de Olympische Spelen. Zij luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in opdracht van VROM een Schetsboek Ruimte voor Olympische Plannen is gemaakt;

overwegende dat hoe eerder basiskeuzen voor een ruimtelijke inpassing worden gemaakt, des te beter Nederland in staat is, de Olympische Spelen en de Wereldkampioenschappen voetbal te faciliteren;

overwegende dat thans nog door onder andere NOC*NSF nader onderzoek naar de haalbaarheid van de Olympische Spelen plaatsvindt;

verzoekt de regering om, zodra genoemd onderzoek een positief resultaat oplevert, een ruimtelijk plan te maken voor een Olympische Hoofdstructuur (OHS),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Heugten en Vermeij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(31700 XI).

De heer Van Heugten (CDA):

Voorzitter. Hiermee geven wij aan dat dit een regeringsbrede verantwoordelijkheid betreft. Het is tevens een stimulans om hierop voor te sorteren.

De minister heeft in haar schriftelijke beantwoording aangegeven dat zij bezig is met het maken van handreikingen ter vermindering van de uitvoeringslast van bestemmingsplannen en projectbesluiten; dank daarvoor. Er ontbreekt alleen één ding, de samenwerking met gemeenten, provincies en waterschappen. Het is nu een product van de ministeries zelf. Daarom vragen wij per motie om deze handreiking uit te breiden. Dat doe ik mede namens mijn PvdA-collega Vermeij en mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor vermindering van regeldruk en administratieve lasten ook pseudowetgeving (aanvullende eisen en regeltjes) moet worden vermeden en bestreden;

constaterende dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan/projectbesluit er voor gemeenten een onderzoeksplicht is ten aanzien van externe veiligheid, verkeersafwikkeling, luchtkwaliteit, geluidshinder, archeologie, geologie, bodemverontreiniging, flora en fauna, natuurbescherming, waterkwaliteit en -kwantiteit en mogelijk een milieueffectrapportage;

verzoekt de regering om in samenwerking met gemeenten, waterschappen en provincies binnen een halfjaar een praktische handreiking op te stellen teneinde de genoemde onderzoeksplichten te stroomlijnen en de voorbereiding van bestemmingsplannen en projectbesluiten te vereenvoudigen en te versnellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Heugten, Vermeij en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(31700 XI).

De heer Van Leeuwen (SP):

Is dit een soort vooruitlopen op de Wabo?

De heer Van Heugten (CDA):

Nee, want ook bij het verlenen van de vergunning in het kader van de Wabo is een aantal onderzoeksplichten opgelegd. Die liggen namelijk in de Wro en andere wetgeving besloten. Het gaat erom dat dit proces van toetsing, zoals in de wet vastgelegd, niet uitdijt met allerlei andere voorwaarden, eisen, regels en andere zaken, zodat de toetsingslast zo beperkt mogelijk blijft en de uitvoering zo snel mogelijk gaat. De Wabo regelt veel meer hoe de vergunning aangevraagd moet worden en bij wie de toetsing ligt.

De heer Van Leeuwen (SP):

Daar zit toch een duidelijke relatie tussen? Als binnen het bestemmingsplan straks allerlei voorschriften of onderzoeken verdwijnen, heeft het ook geen zin om op dat front een vergunning aan te vragen.

De heer Van Heugten (CDA):

Het maken van een bestemmingsplan staat overigens ook los van het indienen van een vergunningaanvraag in het kader van de Wabo. Dat zijn twee gescheiden trajecten. Hierbij gaat het vooral om de uitvoeringslast voor het maken van bestemmingsplannen.

Voorzitter. Ik heb nog twee vragen aan de minister. Mijn eerste vraag gaat over de nationale sleutelprojecten Arnhem en Hart van Dieren. De beantwoording door de minister was helder, op één punt na. De minister geeft aan dat het project Hart van Dieren veranderd is qua opzet en dat er daardoor waarschijnlijk een ander kostenplaatje uitkomt. Blijft de 53,3 mln. voor het project Hart van Dieren gereserveerd tot er een definitief besluit is genomen over het uitvoeringstraject? Hierop krijg ik graag een antwoord van de minister.

Mijn tweede vraag gaat over de rol van rijksadviseurs bij het bepalen van de kernwaarden van onze landschappen. Voor het CDA is het belangrijk dat de stem van medeoverheden en van betrokkenen in het landschap zwaar weegt. Daarover heb ik in eerste termijn een vraag gesteld. Kan de minister bevestigen dat de rol van de rijksadviseurs in dezen een adviserende, dus ondersteunende is, maar niet een bepalende? Graag krijg ik hierop een antwoord van de minister.

Ik dank de minister voor haar positieve houding ten aanzien van het amendement. Ik heb er alle vertrouwen in dat het deltaplan voor het Nederlandse landschap, dat een heel positieve MKBA had – vanmorgen in het nieuws hebben wij ook wel andere dingen gehoord – tot een goede uitvoering zal leiden.

De ondernemer wiens vergunningaanvraag ik hier heb getoond, heeft inmiddels wel pijn in zijn rug. Ik ben toch blij met het antwoord van de minister dat het dankzij digitalisering voor toekomstige ondernemers in ieder geval een stuk minder sjouwen zal zijn.

Tot slot dank ik de minister voor haar toezegging om ook het bedrijfsleven en de private partijen te betrekken bij de monitoring voor de werking van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden. Er blijven een paar punten over. Ten eerste ben ik teleurgesteld over het antwoord over het verpakkingenbesluit met de ondergrens van 15.000 kilo. Wij krijgen dit nu in 2009. Als wij het niet al in december van dit jaar kunnen krijgen, dan toch graag in januari 2009, want ik vind het ronduit teleurstellend.

Het tweede punt betreft het verhaal van Natura 2000 en de nieuwe stroperigheid die daardoor blijkt te ontstaan met de instandhoudingsnormen. Ik vind het antwoord van de minister nog weinig geruststellend. Dat brengt mij tot de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de gevolgen van de implementatie van de Richtlijn Luchtkwaliteit reeds een ernstige belemmering vormen in de ontwikkeling van ruimtelijke projecten in Nederland;

overwegende dat met de vaststelling van de instandhoudingsdoelstellingen in het kader van Natura 2000 het effect van luchtkwaliteit een extra rol gaat spelen bij de besluitvorming over de ontwikkeling en het voortbestaan van ruimtelijke bestemmingen;

overwegende dat hierbij moet worden aangetoond dat mogelijke significante negatieve effecten van onder andere te ontwikkelen infrastructuur, woningbouw en bedrijfsactiviteiten op de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied uitgesloten zijn;

constaterende dat uit recente jurisprudentie is gebleken dat een juridisch houdbare onderbouwing voor een positieve uitkomst van deze toetsing met de huidige stand der kennis veelal niet is te geven;

verzoekt de regering, de Kamer binnen drie maanden te informeren over de gevolgen van de aanwijzing van Natura 2000-gebieden voor de ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van Nederland op bestemmingenniveau, en hoe zij er in voorziet, vergaande negatieve gevolgen te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Neppérus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27(31700 XI).

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Ik heb in eerste termijn duidelijk gemaakt dat de VVD-fractie er veel belang aan hecht om te concentreren op de nieuwe energie. Als wij ook op langere termijn kijken naar nieuwe energiebronnen, kun je veel meer bereiken dan nu alleen maar te concentreren op de CO2-uitstoot. Het een kan wel eens botsen met het ander. De minister is daar maar summier op ingegaan. Dit brengt mij tot de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het huidige kabinet zich met name richt op zijn eigen CO2-reductiedoelstelling in 2020, die verder gaat dan de Europese ambities;

overwegende dat de zekerheid die bestaat over de eindigheid van fossiele energievoorraden en de toenemende onbalans tussen vraag en aanbod van energie, een energietransitie en verbetering van de energie-efficiency noodzakelijk maken;

overwegende dat energietransitie en verbetering van energie-efficiency de hoofdzaak vormen van een effectief en betaalbaar klimaatbeleid;

roept de regering op om het energie- en klimaatbeleid zodanig vorm te geven dat de ontwikkeling en marktintroductie van doorbraaktechnologieën ten behoeve van energietransitie en de verbetering van de energie-efficiency prioriteit krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Neppérus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(31700 XI).

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar zorgvuldige beantwoording van onze vragen. Er resten ons nog een paar onbeantwoorde vragen en een enkele in te dienen motie.

Als ik minister goed heb verstaan, gaat zij dit jaar echt een omslag maken met betrekking tot de bedrijventerreinen. Wat wij eerder wel de perverse prikkel hebben genoemd, namelijk de uitgifte van nieuwe terreinen om zo winsten te maken, is veel goedkoper dan het opknappen van oude terreinen. Verloederen loont. Daarin wordt nu een kentering aangebracht. Komt de minister dan ook snel met de robuuste financiering waarover zij net sprak? De minister heeft het ook over de afstemming met prognoses gehad. Ook in de schriftelijke beantwoording heeft zij daarover iets gezegd. Mag ik ervan uitgaan dat zij de toch veelal strengere prognoses van het Rijk als uitgangspunt neemt, in plaats van de wat ruimere prognoses die provincies en gemeenten hanteren?

Om een en ander ten enenmale goed vast te leggen, opdat hiervan serieus werk wordt gemaakt, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor de aanpak van de verrommeling herstructurering van verouderde bedrijventerreinen essentieel is;

constaterende dat de minister van VROM grote ambities heeft op dit terrein doordat zij 1000 ha tot 1500 ha per jaar wil herstructureren;

constaterende dat de benodigde middelen hiervoor niet op de VROM-begroting 2009 zijn opgenomen;Vermeij

verzoekt de regering, op korte termijn te komen met een voorstel voor een robuuste financiering voor herstructurering van verouderde bedrijfsterreinen, waarin ook provincies, gemeenten en bedrijfsleven bijdragen;

verzoekt de regering, een methodiek te ontwikkelen waarmee verevening kan plaatsvinden vanuit nieuwe bedrijventerreinen, zodat deze bijdragen aan de herstructurering van oude bedrijventerreinen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vermeij, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Van Heugten en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29(31700 XI).

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Ons enthousiasme over de Olympische Spelen en de mogelijkheden om daarbij bijvoorbeeld een fantastisch openbaarvervoersnetwerk in de Randstad te kunnen aanleggen, wordt mede vervat in de motie die door de heer Van Heugten is ingediend. Wij zijn daar dan ook zeer blij mee. Ik was zeer content met de antwoorden van de minister over het sleutelproject Zuidas, een project waarover wij ons zorgen maken. Hierbij merk ik wel op dat in de antwoorden veel nieuwe informatie stond, waarover wij binnenkort, denk ik, nader komen te spreken. Ons gaven de antwoorden van de minister wel degelijk veel nieuwe informatie.

De minister heeft één vraag helemaal over het hoofd gezien, namelijk die over problemen die veel gemeenten hebben met bepalingen van Defensie in verband met radar, waardoor veel hoogbouwontwikkelingen niet door lijken te kunnen gaan. Wij hebben inmiddels gehoord dat de minister overweegt om de normering vast te leggen. Wij willen een motie indienen om de mogelijkheden voor hoogbouw in grote steden wel mogelijk te maken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vanwege de huidige normstelling inzake verstoringsgebieden rondom radarstations er in grote gebieden geen hoogbouw boven 45 meter mogelijk is en ook de mogelijkheid tot plaatsing van windmolens, zowel op land als op zee, sterk wordt beperkt;

draagt de regering op, te zoeken naar technische oplossingen ter vermindering van radarverstoring, teneinde meer ruimte te bieden aan wenselijke hoogbouw, duurzame energie-initiatieven en het overige beleid uit de Nota Ruimte,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vermeij, Van Heugten en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30(31700 XI).

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Een volgend punt betreft de ruimtelijke investeringsagenda en het MIRT, dat wat ons betreft het hart is waarom het ook in 2009 gaat draaien. Je kunt het MIRT een drietrapsraket noemen: de eerste editie was met nietjes, de tweede editie was een schets en de derde editie, de definitieve versie, wordt echt een schilderij. Ook tijdens dit debat bleek dat de ruimtelijke investeringsagenda onontbeerlijk is als wij van het MIT het MIRT maken. Daarom zal er haast mee gemaakt moeten worden. De minister zegt in haar beantwoording dat wij er in het begrotingsproces rond 2010 echt slagen in moeten maken. Wij weten allemaal dat wij dan in het voorjaar van 2009 helderheid moeten hebben over de financiering van de ruimtelijke investeringsagenda. Het debat moet dan gevoerd zijn.

Ten slotte wil ik nog een paar opmerkingen maken over het milieudeel. De heer Boelhouwer vroeg de minister of zij bereid is om met een stofkam door de regelgeving voor geluid te gaan. Kan de minister toezeggen dat de herziening die zij in haar antwoorden formuleerde, uiterlijk 1 april 2009 de Kamer bereikt?

De heer Boelhouwer heeft in de eerste termijn uitgebreid aandacht besteed aan milieucriminaliteit. Wij zijn eigenlijk niet tevreden met het antwoord van de minister. Dat geeft namelijk te weinig blijk van een gevoel van urgentie ten aanzien van deze kwestie. In de eerste helft van 2009 worden wij geïnformeerd. Dat kan dus ook op 30 juni zijn. De begroting voor 2010 is dan al zo ongeveer af, maar de Kamer moet er nog over spreken. Op deze wijze komt er pas in 2011 geld beschikbaar en dat is veel te laat. Óf de minister zegt nu toe dat er, indien nodig, echt per medio 2009 geld beschikbaar is, bijvoorbeeld bij de Voorjaarsnota, óf wij komen zelf nog met een amendement om 1,5 mln. beschikbaar te hebben per 1 januari 2009.

De minister memoreerde al de schoolpleinen. Zij vindt dat kinderen op schoolpleinen gewoon geluid moeten kunnen maken. Dat vinden wij ook. Zij zegt gemeenten daartoe te willen oproepen, maar wij pleiten voor een ander regime. Daarom dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende het maatschappelijke belang van schoolpleinen en de verstrekkende gevolgen van het voldoen aan standaardgeluidswaarde zolang schoolpleinen niet expliciet zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit;

constaterende dat bij het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer het buiten beschouwing laten van het (stem)geluid van gebruikers van schoolpleinen nog expliciet was opgenomen in de toelichting en deze nu uit de memorie van toelichting bij het Activiteitenbesluit zijn verdwenen;

constaterende dat er schoolpleinen in Nederland zijn die grenzen aan woningen en onder de definitie van binnenplein kunnen vallen;Vermeij

constaterende dat binnenpleinen gevoelige bestemmingen zijn, in welke gevallen al snel de norm van geluids­overlast wordt overtreden;

verzoekt de regering, schoolpleinen expliciet in het Activiteitenbesluit op te nemen, zoals ook is gebeurd met sport- en recreatieactiviteiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vermeij, Boelhouwer, Spies, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Vendrik.

Zij krijgt nr. 31(31700 XI).

De heer Madlener (PVV):

Mevrouw de voorzitter. De PVV kan met één pennenstreek deze milieuminister inhalen qua energiebesparing van fossiele brandstoffen en qua milieubeleid. Door te kiezen voor grootschalige invoering van kernenergie worden wij minder afhankelijk van kolen- en gasproducerende landen en zijn al die onverstandige en dure maatregelen van het kabinet in één klap overbodig. Het is geen goed milieubeleid om bedrijven weg te jagen en te "consuminderen". Het is verplaatsingsbeleid dat onze welvaart zal aantasten.

Tijdens dit debat hing de toekomstvisie van het kabinet als een donkere wolk boven ons. Het kabinet heeft voor ons het volgende in petto. Door het steeds verdergaande beleid van massa-immigratie stevenen wij af op maar liefst 20 mln. inwoners in 2040. Het kabinet wil deze mensen op een ruimtebesparende manier op elkaar pakken: verstedelijking en verdichting. Zo zullen zij zorgen voor overvolle multiculturele achterstandswijken. Straks woont iedereen in een vogelaarwijk! Wij worden het Shanghai aan de Noordzee. Autorijden wordt sterk ontmoedigd en onze kinderen zullen zich als vee in overvolle treinen moeten verplaatsen. Deze regering schetst hiermee een rampzalig toekomstbeeld voor onze kinderen. De PVV zal blijven strijden tegen deze megalomane en multiculturele toekomstplannen.

Ik heb vier moties. De eerste motie gaat over het Groene Hart, want daar is de ambitie volstrekt te laag.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb een vraag over de verdichting en het feit dat het zo druk is in Nederland. Een van de redenen daarvoor is dat oorspronkelijke Nederlanders kleinere gezinnen vormen en een eigen woning hebben. Daarom komen wij steeds krapper te zitten, nog los van kinderen krijgen, want dat is ook een reden waarom de bevolking nog steeds groeit. Het komt niet allemaal door immigratie, het komt ook door de manier waarop gezinnen in elkaar zitten. Wil de PVV daar dan gaan ingrijpen?

De heer Madlener (PVV):

Mijnheer Van der Ham weet precies dat de groei van de bevolking niet veroorzaakt wordt doordat autochtone gezinnen zoveel kinderen krijgen; sterker nog onze bevolking zou krimpen. De toename met miljoenen mensen in dit volle land komt door massa-immigratie en door het feit dat deze immigranten veel kinderen krijgen. Dat is ons toekomstbeeld en dat vinden wij ongewenst.

De heer Van der Ham (D66):

De heer Madlener moet toch echt even kijken naar de samenstelling van onze bevolking. De bevolking wordt steeds ouder, er zijn meer alleenstaande mensen. Iedereen moet een eigen woning hebben. Dat gunnen wij hen allemaal. De heer Madlener ook, hoop ik, of gaat hij dat ook aanpakken? Al die mensen moeten een plekje in Nederland hebben en dat komt helemaal niet door immigratie. Dan komt onder andere omdat mensen steeds ouder worden.

De voorzitter:

Dank u, mijnheer Van der Ham, het is meer een uitleg dan een vraag.

De heer Madlener (PVV):

Om de welvaart van de mensen die er nu zijn, voor de toekomst veilig te stellen, zullen wij iets aan die massa-immigratie moeten doen en zullen wij meer ruimte voor nieuwe woningen moeten creëren, bijvoorbeeld in het Groene Hart. Daarover gaat mijn motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat "het Groene Hart" veel kansen biedt voor wonen, werken, natuur en recreatie;

overwegende dat "het Groene Hart" qua ruimtelijke ontwikkeling op slot lijkt te zitten;

verzoekt de regering om een ontwikkelingsvisie op te stellen voor "het Groene Hart" waarin wonen, werken, natuur en recreatie naar een hoger plan worden gebracht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32(31700 XI).

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Mijn volgende motie betreft de vrije kavels. Daaraan bestaat echt een gebrek. Ik dien deze motie in mede namens mevrouw Vermeij.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

De minister heeft in haar eerste termijn gezegd dat zij komt met een structuurvisie over het Groene Hart. Dat is toch precies hetzelfde als wat de heer Madlener in de motie vraagt?

De heer Madlener (PVV):

Ik vraag om een veel verdergaande visie. De 35.000 woningen die de minister noemt, zijn volstrekt ontoereikend. Dat moeten er veel meer zijn. Ik vraag om een hogere ambitie en ook om een debat daarover komend jaar met de minister.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Madlener

overwegende dat het slecht gesteld is met het aantal vrije bouwkavels voor particuliere woningen, vooral in de Randstad;

overwegende dat vele burgers dromen van een eigen huis bouwen en dat de wachtlijsten voor betaalbare kavels vaak zeer lang zijn;

overwegende dat de bouw van woningen terug dreigt te vallen vanwege de economische crisis en dat het beschikbaar zijn van betaalbare vrije kavels mensen kan verleiden om te investeren in een nieuwe woning;

overwegende dat de zeer schaarse vrije kavels overwegend in de allerhoogste prijsklasse vallen, terwijl de kostprijs voor vrije kavels helemaal niet zo hoog hoeft te zijn;

verzoekt de regering, te bevorderen dat het aantal vrije kavels voor woningen, vooral in de Randstad, toeneemt en hierbij ook rekening te houden met de betaalbaarheid voor middeninkomens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Madlener en Vermeij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(31700 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de woningbouw in Nederland te veel eenheidsworst is, hetgeen leidt tot een saaie "Oost-Europese" uitstraling van woonwijken;

overwegende dat mensen steeds meer waarde hechten aan een woning met een eigen karakter en uitstraling;

verzoekt de regering om de diversiteit van de nieuwbouwwoningen krachtig te bevorderen, onder andere door het bouwen van grote series dezelfde woningen te ontmoedigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34(31700 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ten gevolge van de financiële crisis, de bouw van woningen door woningcorporaties flink terug zal lopen volgens voorspellingen van het NIB en Aedes;

overwegende dat de wachtlijsten voor huurwoningen nog steeds erg hoog zijn en zelfs flink hoger kunnen worden als de nieuwbouw terugloopt;

overwegende dat juist in deze economische teruggang moet worden geïnvesteerd door woningcorporaties en dat deze huurwoningen kunnen worden verkocht in betere tijden;

verzoekt de regering, bindende afspraken te maken met de woningcorporaties om de nieuwbouw van huurwoningen flink op te schroeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35(31700 XI).

De heer Van der Ham (D66):

De motie over de kavels voor mensen met een middeninkomen vind ik op zichzelf sympathiek. Ik heb er echter bezwaar tegen dat overal lukraak gebouwd gaat worden. Daar moet enige regie over zijn. Ik vond het juist zo aangenaam dat de heer Madlener in zijn eerste termijn zei dat er regie zou moeten zijn over waar die kavels komen, om te voorkomen dat waardevolle plekken worden aangetast. Kan de heer Madlener mijn vrees wegnemen?

De heer Madlener (PVV):

Dat kan ik. Wij hebben in Nederland niet bepaald een tekort aan regie, als het gaat om de plekken waar woningen mogen worden gebouwd. Deze motie gaat over het beschikbaar stellen van kavels en niet over de plek waar die liggen. Ik wil daar wel graag over spreken. Wat mij betreft is het Groene Hart een prima plek.

Tot slot heb ik nog een tip voor de minister.

De voorzitter:

U hebt nu echt geen tijd meer, mijnheer Madlener.

De heer Madlener (PVV):

Het is echt een heel korte tip, voorzitter. Als de minister zorgt voor een open haard in iedere werkkamer, dan kunnen wij met de 30 kilo papier die wij wekelijks ontvangen onze eigen kamer warm stoken. Misschien is dat een leuk idee.

De voorzitter:

U hoeft geen papier te ontvangen, als u dat aangeeft. Daar beslist u zelf over. Ik spreek nu namens mijn organisatie. Wij proberen hier heel zuinig om te gaan met papier. Dat mag ook wel eens worden gezegd.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb gemerkt dat de introductie en afsluiting van mijn eerste termijn over de ijsbeer erg veel heeft losgemaakt, met name bij de heer Madlener. Ik overweeg om volgend jaar bij de bespreking van de VROM-begroting iets onschuldiger materiaal te gaan gebruiken, zoals de prentenboeken van Lars de kleine ijsbeer.

Graag wil ik de goede woorden van de minister over het klimaat onderstrepen. Mijn hoop en wens is dat de Europese Unie in positieve zin gaat wedijveren met de Verenigde Staten om straks in Poznán en volgend jaar in Kopenhagen werkelijk leidend te zijn wanneer het gaat over het klimaat.

In eerste termijn en ook vandaag is over de klimaatnorm gesproken. Ik heb geprobeerd een discussie op gang te brengen waarbij de overeenkomsten en het onderscheid tussen een Klimaatwet en een Zalmnorm aan de orde zijn geweest. In het antwoord van de minister, en ook zojuist in een interruptiedebat met haar, heb ik gemerkt dat wij nader tot elkaar zijn gekomen. Ik heb geluisterd naar de beantwoording en ik dien een motie in waarbij volgend jaar beoordeeld kan worden of het een open deur is geweest of dat het een toegevoegde normerende werking zal hebben gehad dan wel of er zelfs meer nodig is zal zijn.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet de Nederlandse uitstoot van broeikasgassen wil reduceren tot 209 megaton in 2011 en 150 megaton in 2020 (de "30%-doelstelling");

constaterende dat hiervoor een structurele neerwaartse trend nodig is van de uitstoot van broeikasgassen in Nederland;

constaterende dat het werkprogramma Schoon en Zuinig voorziet in een heldere monitoringsystematiek en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) jaarlijks een rapportage zal uitbrengen over de uitstoot van broeikasgassen en het te verwachten effect van klimaatmaatregelen;

verzoekt de regering, volgend jaar bij Prinsjesdag de gegevens uit deze monitoring transparant te presenteren en er een normerende werking van uit te laten gaan richting alle departementen voor het bereiken van een structurele neerwaartse trend in de uitstoot van broeikasgassen in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36(31700 XI).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik kom bij het onderwerp watertoets. Ik merk dat de minister en ik elkaar raken wat betreft de vraag wat je ermee wilt bereiken. Toch blijft de ChristenUnie ervan overtuigd dat er meer nodig is. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens het beleidsprogramma van de regering voor een klimaatbestendige inrichting van Nederland water een meer bepalende factor moet worden bij ruimtelijke afwegingen, inclusief locatiekeuzen;

overwegende dat de Commissie van advies inzake de waterstaatswetgeving heeft geadviseerd, de watertoets juridisch te versterken bijvoorbeeld door het verplichten van een wateradvies, het stellen van eisen aan de inhoud van het wateradvies en de waterparagraaf en het verplichten van de watertoets bij waterrelevante ruimtelijke structuurvisies;

overwegende dat juridische versterking de plaats van de watertoets in het besluitvormingsproces de invloed op locatiekeuzen kan versterken;

verzoekt de regering, te komen met voorstellen om de watertoets juridisch te versterken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Vendrik, Van der Staaij en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37(31700 XI).

Mevrouw Vermeij.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

De heer Vendrik was eerder.

De voorzitter:

De heer Vendrik heeft meeondertekend. Het is zeer onlogisch om dan vragen te stellen.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik denk dat wij allebei een vraag hebben over de vorige motie.

De voorzitter:

De heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb twee vragen. Waarom stelt mevrouw Wiegman in de motie voor dat het maatregelenpakket waarmee het kabinet komt als gevolg van de monitoring dit voorjaar, pas in september wordt gepresenteerd, terwijl de minister zegt dat zij er dit voorjaar mee komt? Dat lijkt mij uitstel en dat snap ik niet.

Betekent de zinsnede in het dictum "normerende werking" dat mevrouw Wiegman bedoelt dat voor elke Nederlandse sector vanaf de begroting 2010 een CO2-plafond wordt vastgesteld en dat, indien dat wordt overschreden, dwingend op een minister de plicht rust om met aanvullende maatregelen te komen?

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik ben benieuwd naar het monitoringsysteem dat de minister heeft toegezegd voor het voorjaar van 2009. Ik verwacht dat wij er dan een discussie over zullen hebben. Ik ben benieuwd hoe het eruit komt te zien en of je op dat moment al direct zegt: er moet meer gebeuren, het moet anders. In ieder geval verwacht ik dat een dergelijk monitoringsysteem, hoe het er ook precies uit komt te zien, een normerende werking zal hebben volgend jaar met Prinsjesdag, als een nieuwe begroting en een nieuwe miljoenennota voorliggen. Dat is één.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Betekent dit dat mevrouw Wiegman bij aanneming van deze motie verwacht dat de normerende werking niet anders kan betekenen dan dat per sector een hard CO2-plafond voor het jaar 2010 wordt vastgelegd, inclusief bijbehorende maatregelen? Betekent het ook dat de afspraak in het kabinet om pas in 2010 alle registers weer open te gooien voor nieuw beleid dat noodzakelijk zou zijn een jaar naar voren wordt gehaald? Is dat uiteindelijk de politieke portee van deze motie?

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik moet heel goed nadenken wat de heer Vendrik precies bedoelt. Al deze deelonderwerpen, de plafonds, de verschillende departementen en de verschillende sectoren, zijn bij Schoon en Zuinig al regelmatig aan de orde geweest. Als ik het goed begrijp, is 2010 een heel belangrijk jaar. Dan komt er een evaluatie wat Schoon en Zuinig heeft opgeleverd. Ik heb begrepen dat, als de weg die nu is ingezet met convenanten en dergelijke nog onvoldoende blijkt te zijn, er een wettelijk instrumentarium achter de hand is om dingen concreet af te dwingen.

Het jaar 2009 zal cruciaal zijn. Er is veel toegezegd aan kabinetsreacties op rapporten op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu. Wij wachten op de uitwerking van verschillende onderwerpen, zoals het duurzaam inkopen. De verwachtingen zijn hooggespannen. De minister zal het waar moeten maken, want langer wachten en nog meer juridisch gesteggel is niet mogelijk.

Ik ben het onderwerp "nieuwe sanitatie" niet tegengekomen in de schriftelijke beantwoording. Ik vraag de minister om er in tweede termijn op in te gaan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Namens de fractie van GroenLinks noteer ik in hoofdletters dat de minister van VROM de conclusie van Al Gore onderschrijft dat de komende tien jaar cruciaal zijn voor het klimaatbeleid, wereldwijd, in Europa, maar ook in Nederland. Over het klimaatbeleid dat in Nederland wordt gevoerd, heb ik drie moties. Wij hebben de stellige overtuiging – ik zeg het met een forse dosis tegenzin van mijn fractie – dat het voor deze minister buitengewoon moeilijke jaren worden.

Dit voorjaar komt er een monitoringsysteem. Dan worden de resultaten zichtbaar van de lopende acties Schoon en Zuinig. Dan weet het kabinet of het op de goede koers is. Inmiddels weten wij uit alle beschikbare rapportages dat het licht bijna geheel op rood staat. Komend voorjaar moet er een aanvullende aanpak komen. Het volstaat voor mijn fractie niet dat komend voorjaar alleen gekeken wordt naar intensivering van bestaande instrumenten. Bestaande instrumenten zijn convenanten. Convenanten zijn afspraken die allemaal vrijwillig zijn. Zie het laatste sectorconvenant energie. De minister kon mij geen verplichtende afspraken voor de energiebedrijven noemen. Dat klopt, want die staan er niet in. Het intensiveren van vrijwillige afspraken kan nooit dekkend zijn om een klimaattekort aan te pakken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de komende tien jaar cruciaal zijn voor het klimaatbeleid;

overwegende dat ECN en PBL in de Milieubalans 2008 en in de recente tussenstand van een aantal onderdelen uit Schoon en Zuinig, waarschuwen dat het kabinet mogelijk niet op koers ligt voor het halen van de klimaatdoelen;

overwegende dat onduidelijk is wat het effect is van de sectorconvenanten;

verzoekt de regering, ECN en PBL opdracht te geven om in april 2009 een nieuwe tussenstandrapportage over de voortgang met Schoon en Zuinig op te leveren, inclusief een inschatting van de effecten van de convenanten en een advies voor mogelijke aanvullende maatregelen, en om de Kamer uiterlijk in mei 2009 te laten weten hoe het kabinet omgaat met deze beoordeling van ECN en PBL en welke additionele maatregelen het kabinet zo nodig gaat treffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik, Van der Ham en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38(31700 XI).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik snap eerlijk gezegd niet helemaal waar de motie van mevrouw Wiegman precies op uit wil komen. Het interruptiedebat daarnet gaf mij niet de nodige duidelijkheid. In de duiding van de motie gaf mevrouw Wiegman de staande praktijk weer die de minister van VROM zojuist beschreef voor wat er in het voorjaar van 2009 gaat gebeuren. Dan is de motie volgens mij overbodig, maar dat is niet de intentie van mevrouw Wiegman. Met andere woorden, ik wacht op nadere duidelijkheid. Om aan te geven wat ik namens de fractie van GroenLinks wil, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de komende tien jaar cruciaal zijn voor het klimaatbeleid;

verzoekt de regering om in de Miljoenennota, te beginnen in de Miljoenennota 2010, een maximale norm op te nemen voor de uitstoot van broeikasgassen in Nederland in het komend jaar en daarbij aan te geven:

  • 1. hoe deze maximale norm verdeeld is over de diverse sectoren;

  • Vendrik2. hoe deze maximale norm past binnen een structurele neerwaartse trend op weg naar het doel van 150 megaton in 2020;

  • 3. welke additionele maatregelen zo nodig getroffen worden om de maximale norm in het komend jaar te handhaven c.q. de structurele neerwaartse trend te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik, Van der Ham en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39(31700 XI).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Het is het trieste lot van deze minister dat zij sterk afhankelijk is van CDA-bewindslieden om haar klimaatdoelen te bereiken. Mijn bescheiden ervaring in het afgelopen najaar in diverse debatten met deze CDA-bewindslieden stemmen niet hoopvol. De minister van Verkeer en Waterstaat weigert ons keer op keer te vertellen wat het milieudoel is dat hij wil bereiken met de bij hem op dit moment in behandeling zijnde kilometerheffing.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de komende tien jaar cruciaal zijn voor het klimaatbeleid;

overwegende dat de CO2-uitstoot van het verkeer minder daalt dan verwacht door tegenvallers op het gebied van het Europese bronbeleid en de bijmenging van biobrandstoffen;

verzoekt de regering, nog vóór de behandeling van de begroting Verkeer en Waterstaat aan te geven hoeveel megaton CO2-reductie de kilometerbeprijzing in 2020 moet gaan opleveren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40(31700 XI).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil tot slot nog een opmerking maken als politieke bijsluiter bij deze moties. Het is de sterke overtuiging van de fractie van GroenLinks dat het deze minister, als het gaat om een sterk en ambitieus klimaatbeleid – wat zij wil en waarin wij haar steunen – onmogelijk zal zijn dat alleen in het kabinet te realiseren. Ik zou deze minister het welgemeende politieke advies willen geven, het veel vaker via de Kamer te spelen en de steun in de Kamer te vragen voor een ambitieus klimaatbeleid en met name de betreffende woordvoerders van de CDA-fractie daaraan te committeren. Dan komt het waarschijnlijk nog een keer goed. Ik heb daar namelijk goede hoop op, mevrouw Spies kennende. Misschien is dat politieke advies een klein lichtpuntje in deze lastige tijden voor deze minister en zou ze dat kunnen betrekken bij haar politieke beoordeling van de moties die ik zojuist heb ingediend.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik heb bijzonder weinig spreektijd en daarom begin ik maar met de moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de doelstellingen voor het herstructureren van bedrijventerreinen wordt bemoeilijkt doordat de grondprijs voor bedrijfsterreinen door gemeenten laag wordt gehouden omdat – anders dan bij grond voor woningbouw – niet de geschatte waarde van de uiteindelijk bebouwde grond wordt gehanteerd;

overwegende dat de Taskforce herontwikkeling bedrijventerreinen stelt dat de kwestie van de grondprijs pas op lange termijn moet worden aangepakt, terwijl het wenselijk is om dit te versnellen;

verzoekt de regering, in de beleidsreactie op de Taskforce herontwikkeling bedrijventerreinen voorstellen te doen om samen met gemeenten tot één methodiek te komen voor de prijszetting voor bedrijfsontwikkeling op basis van de waarde bij bebouwing, waarbij ook een afspraak over verevening wordt meegenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41(31700 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij het streven naar de doelen voor binnenstedelijk bouwen vaak wordt gekozen om te bouwen in groene gebieden in en om de stad;

overwegende dat met hoger bouwen – bijvoorbeeld door een aantal extra etages bij nieuwbouw te realiseren – de doelstellingen ook dichterbij kunnen komen;

van mening dat groen in de stad zo veel mogelijk moet worden behouden;Van der Ham

verzoekt de regering, bij gemeenten te bevorderen dat zij de doelstellingen binnenstedelijk bouwen zo min mogelijk ten koste laten gaan van binnenstedelijk groen, en meer werk maken van hoger binnenstedelijk bouwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham, Vendrik en Vermeij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42(31700 XI).

De heer Madlener (PVV):

Ik heb een vraag over de eerste motie, over het goedkoper zijn van grond voor bedrijven dan voor woningen. Ik vind het ook een slechte zaak. Niet omdat die bedrijfsgrond goedkoop is, maar omdat die woninggrond veel te duur is. Welk probleem lost de heer Van der Ham ermee om die bedrijfsgrond duurder te maken? Dat kan toch nooit de bedoeling zijn van de motie?

De heer Van der Ham (D66):

Het kan best zijn dat doordat de gemeenten straks ook meer inkomsten kunnen krijgen door de bouwprijs voor bedrijven iets omhoog te trekken de bouwprijs voor woningen daarmee ook een beetje naar beneden gaat. Dan heb je ook minder een budgettair probleem in de gemeente. Het zou elkaar zelfs kunnen helpen.

De heer Van Heugten (CDA):

Voorzitter. Ik leg even het verband met de motie van de heer Madlener over kavels in de Randstad. De heer Van der Ham vond dit een sympathieke motie, die mede is ondertekend door mevrouw Vermeij. Deze motie is ook door mevrouw Vermeij en de heer Van der Ham mede ondertekend. Worden het nu gestapelde kavels in de Randstad?

De heer Van der Ham (D66):

Binnenstedelijk bouwen is natuurlijk een andere discussie. In mijn motie heb ik heel duidelijk aangegeven dat het mij niet gaat om hoogbouw – echte flats – maar dat er misschien nog twee etages bovenop een gebouw van vijf etages kunnen worden gezet. Dat kan al heel veel helpen en daarmee kan het kwetsbare groen in steden wellicht worden gehandhaafd.

De heer Van Heugten (CDA):

De minister krijgt dus twee opdrachten: enerzijds meer grondgebonden kavels zoeken en anderzijds meer hoogbouw. Dat is volgens mij toch wel erg moeilijk!

De heer Van der Ham (D66):

Daarom had ik ook een interruptie in het betoog van de heer Madlener. Ik vroeg hem of dit het Wilde Westen zou worden in bijvoorbeeld de Randstad of daarbuiten. Hij zei daar uitdrukkelijk over dat de regie natuurlijk wel blijft bij de provincie of misschien het Rijk en de gemeenten om ervoor te zorgen dat niet overal zomaar gebouwd gaat worden. Maar als je bouwt en er wordt bouw voor bijvoorbeeld middenklasse gerealiseerd en mensen zelf wat architectonische dingen willen uithalen, vind ik dat daar de vrijheid voor moet bestaan, mits zij binnen de welstandseisen blijven. Dat sluit ook heel dicht aan bij de opmerkingen van mevrouw Vermeij en mijn zorgen. Wat dat betreft, sluiten die moties heel goed op elkaar aan volgens mij.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Vermeij wil interrumperen, maar zij is toch medeondertekenaar van de motie?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ja, maar de heer Van Heugten refereert aan twee moties die ik zelf mede heb ondertekend. Zoals hij weet, is heel Amsterdam gebouwd op eigen kavels, wat nu ook nog gebeurt in de uitleggebieden. Dat betekent niet per definitie laagbouw, het kunnen ook kleine, binnenstedelijke kavels zijn, waar bewoners zelf bepalen hoe en waar ze wonen.

De voorzitter:

Dank u wel. Nee, wij gaan hier geen debat over voeren.

De heer Van der Ham (D66):

De motie 31209, nr. 49, ingediend bij Schoon en Zuinig, die ging over de doorrekening door het PBL, een motie die ik heb aangehouden, wil ik bij de komende stemmingen in stemming brengen. Ik heb van de minister gehoord dat zij die motie positief waardeert.

De voorzitter:

Waarvan acte!

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Vanmiddag ging het over veel, onder andere over Obama en Al Gore. Je hoeft geen aanhanger van Al Gore te zijn of niet voor Obama gekozen te hebben om je toch te kunnen vinden in de hoofdlijnen van het kabinetsbeleid zoals wij vanmiddag hebben besproken. Ik vind het een goede zaak dat niet van de zwartste scenario's wordt uitgegaan, maar wel van scenario's die ons door allerlei deskundigen worden voorgehouden, en dat de maatregelen die daarbij worden genomen ook nog een "daar krijg je nooit spijt van"-gehalte hebben. Schoon en Zuinig moeten wij sowieso uitvoeren, hoe de scenario's er ook uit zien, al is het maar vanwege de beperktheid van de fossiele bronnen. Vandaar dat wij dat beleid van harte steunen.

Op het terrein van ruimtelijke ordening dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Algemene Rekenkamer in het rapport "Herstructurering bedrijventerreinen" constateert dat het Rijk middels de GSB- en Toppergelden met name financieel heeft bijgedragen aan de herstructurering in grotere gemeenten en terreinen met nationaal economisch gewicht;

overwegende dat ook bedrijventerreinen in kleinere gemeenten een belangrijke rol spelen in de verrommeling van het landschap;

verzoekt de regering, bij de besluitvorming over herstructurering van bedrijventerreinen de gesignaleerde onevenwichtigheid weg te nemen door uitdrukkelijk ook te voorzien in adequate (mede)financiering ten behoeve van (kleinere) bedrijventerreinen waarvoor niet een beroep kan worden gedaan op de GSB- en Toppergelden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Neppérus en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43(31700 XI).

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. Eerst een vraagje. Als u vraagt of een motie voldoende is ondersteund, gaat dat van mijn spreektijd af. Ik heb vijf moties, dus kan het niet bij alle vijf in één keer?

De voorzitter:

Nee, zo werkt het niet, en dat wist u ook.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. Ik ben zeer tevreden over de vergezichten van de minister voor een duurzame betere wereld, maar zeer ontevreden over concrete stappen in concrete situaties. Vandaar de volgende moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er per jaar circa 350 mensen vroegtijdig overlijden als gevolg van bodemverontreiniging, tussen de 30% en 40% van de mensen woont of werkt op honderd meter van een ernstige bodemverontreiniging;

overwegende dat het saneringsbeleid nu al ruim 10 jaar loopt, de toegezegde kentering in saneren van geconstateerde spoedlocaties niet zichtbaar is;

verzoekt de regering om het jaarlijks te verwezenlijken aantal saneringen vast te stellen om in 2015 daadwerkelijk alle spoedlocaties gesaneerd te krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Poppe en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(31700 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er meer dan 2000 asbestwegen of -erven zijn aangemeld voor de derde tranche;

overwegende dat in het huidige tempo deze pas rond 2030 zullen zijn gesaneerd;

van mening dat dit veel te veel onnodige slachtoffers kost;

verzoekt de regering om de jaarlijkse saneringsdoelen vast te stellen, zodat in 2015 daadwerkelijk alle asbestwegen en -erven zijn gesaneerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Poppe en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45(31700 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er miljoenen vierkante meters asbestplaten op daken en schuren liggen en dat gebleken is dat door verwering en mosvorming asbestvezels in het milieu vrij komen;

verzoekt de regering, voor het begrotingsjaar 2009 een asbestteam op te richten dat een quick scan uitvoert naar de aanwezigheid van verweerde en bemoste asbestplaten op daken en schuren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Poppe en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46(31700 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 50% van de afvaltransporten illegaal is;

constaterende dat de wet onvoldoende sancties biedt om handhavend op te treden en illegaal handelen te ontmoedigen;

overwegende dat de minister zich meer gedraagt als wethouder in plaats van wetgever;

verzoekt de regering, de wet dusdanig te veranderen dat onderschepte afvaltransporten in beslag genomen kunnen worden en op kosten van de eigenaar, in Nederland, verwerkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Poppe en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47(31700 XI).

De Kamer,Poppe

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onder andere gebleken is dat:

  • - afgelopen jaar 50% van het afvaltransport illegaal was;

  • - de ippc-doelen niet nageleefd worden;

  • - er veel incidenten zijn met asbest bij branden, in sloopsituaties en bij verwering van asbestdaken;

overwegende dat kwaliteit en prioriteit van handhaving niet mag worden bepaald door personeelstekorten bij de VROM-Inspectie;

verzoekt de regering, de bezuinigingen op menskracht bij de VROM-Inspectie te staken en eerst de handhaving op orde te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Poppe en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48(31700 XI).

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar beantwoording. Was de beantwoording van de schriftelijke vragen gisteravond nog een beetje zuinig, vandaag was de minister een stuk royaler. Maar om een aantal dingen helemaal goed af te zegenen, heb ik toch een aantal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bronbeleid altijd de voorkeur moet hebben boven effectgerichte maatregelen;

overwegende dat in het geluidsbeleid het accent ligt op effectgerichte maatregelen als geluidsschermen en gevelisolatie en dat al deze maatregelen er op zijn vroegst toe leiden dat in 2023 de urgente saneringsopgave is afgerond;

overwegende dat de milieubalans aangeeft dat bronbeleid als stille banden en stillere voertuigen effectief leiden tot een afname van geluid en bovendien goedkoper zijn;

verzoekt de regering, een fundamentele herbezinning op het geluidsbeleid uit te voeren en de resultaten hiervan uiterlijk in de begroting voor 2010 te verwerken,

en gaat over tot de orde van de dag,

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Spies, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Boelhouwer, Neppérus, Van der Staaij, Van der Ham en Vendrik.

Zij krijgt nr. 49(31700 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bronbeleid altijd de voorkeur moet hebben boven effectgerichte maatregelen;

overwegende dat het gebruik van stille banden geluidshinder helpt voorkomen;

overwegende dat stille banden niet duurder zijn dan andere banden;

verzoekt de regering, in overleg met de branche te komen tot afspraken die ertoe leiden dat stille banden standaard worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Spies, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Vendrik, Vermeij en Van der Ham.

Zij krijgt nr. 50(31700 XI).

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Dat mag natuurlijk nooit ten koste gaan van de veiligheid van die banden. De minister heeft namelijk gezegd dat die banden wat minder presteren als het gaat om remvermogen en dergelijke.

Mevrouw Spies (CDA):

Dat zei de minister niet. De minister heeft gezegd dat er inmiddels weer overleg met de branche gaande was, omdat in het verleden nog niet helemaal duidelijk was of de prestaties gelijkwaardig waren. Ik heb de minister zo begrepen dat de prestaties inmiddels gelijkwaardig zijn en dat er dus geen negatieve consequenties voor de veiligheid zullen zijn.

Voorzitter. Ik heb nog een aantal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Europese Hof heeft geoordeeld dat de Europese Commissie onzorgvuldig heeft gehandeld door Nederland niet toe te staan, roetfilters verplicht te stellen;

overwegende dat deze uitspraak een opening biedt, roetfilters opnieuw verplicht te stellen;

overwegende dat hiervoor eerst een nieuw besluit van de Europese Commissie nodig is;

verzoekt de regering om geen subsidies beschikbaar te stellen voor roetfilters op het moment dat deze ook verplicht gesteld kunnen worden;

verzoekt de regering tevens om binnen het thema luchtkwaliteit en binnen de sector verkeer en vervoer een nieuwe bestemming voor (het restant van) de 18 mln. te vinden als deze niet meer aan een subsidie voor roetfilters uitgegeven hoeft te worden,Spies

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Spies, Boelhouwer, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Van der Ham en Vendrik.

Zij krijgt nr. 51(31700 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat langjarig ambitieus klimaatbeleid noodzakelijk is en dat daarvoor een brede in de samenleving gewortelde beweging op gang gebracht moet worden;

overwegende dat er goede initiatieven zijn die deze beweging kunnen ondersteunen;

overwegende dat de expeditie Himalaya Alert de gevolgen van klimaatverandering voor een breed en overwegend jong publiek zichtbaar maakt;

overwegende dat deze expeditie past in de doelen van het klimaatbeleid;

verzoekt de regering om binnen artikel 3 van de VROM-begroting een budget beschikbaar te stellen ter ondersteuning van de expeditie Himalya Alert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Spies, Boelhouwer en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52(31700 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister van VROM de motie-Spies c.s. van 2 april jongstleden (30196, nr. 27) over duurzaam inkopen heeft overgenomen;

overwegende dat de kwaliteit van de criteria, de administratieve lasten en onvoldoende aansluiting bij dynamische keurmerken uit de markt ter discussie staan en een overkoepelend afwegings- en beoordelingskader voor duurzaamheid in de hele keten ontbreekt;

overwegende dat er geen goed inzicht bestaat in de sectoren die aan de overheid leveren en hun toeleveringsketens waar de grootste duurzaamheidsproblemen én -kansen zich voordoen;

verzoekt de regering om uiterlijk in het eerste kwartaal van 2009 en voordat de criteria definitief worden de Kamer over de inhoud en de voortgang van het proces te informeren;

verzoekt de regering, aan te geven in hoeverre de criteria voor duurzaam inkopen kunnen worden aangesloten bij gangbare "dynamische" keurmerken en bij welke productgroepen relatief gezien de meeste duurzaamheidswinst te halen is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Spies, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Boelhouwer, Neppérus, Van der Staaij en Vendrik.

Zij krijgt nr. 53(31700 XI).

Mevrouw Spies (CDA):

Als de minister de moties overneemt, kan mijn dag niet meer stuk.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik heb in eerste termijn gewezen op de totale afhankelijkheid van die ene aarde waarop wij wonen. Meer dan een halve eeuw geleden zei Gandhi al: "De aarde biedt wel genoeg voor ieders behoefte, maar niet voor ieders hebzucht." Wanneer laat het kabinet dat nu echt tot zich doordringen? "Duurzaam moet je doen" staat op de vrolijke kleurenfolder van het kabinetsbeleid. "Hebzucht regeert en dat vinden wij prima" zou een veel eerlijker slogan zijn geweest. De milieuminister heeft haar landbouwcollega naar Brussel laten vertrekken met een desastreus verlanglijstje om het melkquotum in Europa en in Nederland jaarlijks met 2% tot 3% te verruimen. Dat betekent dat wij al die dramatische voorspellingen van het CLM-rapport gerealiseerd zullen zien, als de landbouwminister haar zin zou hebben gekregen. Als ik de milieuminister naar de oplossing vraag, zegt zij dat zij het wel in de gaten houdt.

De minister neemt onaanvaardbare risico's. Het kabinet neemt onaanvaardbare risico's. Nu al zijn de problemen met mest, ammoniak en de uitstoot van broeikasgassen in de veehouderij niet in de hand te houden. De vraag hoe wij in een in-en-infout systeem het dierenwelzijn kunnen handhaven, laat staan verbeteren, is nog niet eens beantwoord. Wij spreken hier volgende week over in een spoed-AO met beide ministers, maar ik wil mijn ongenoegen hier ook nog eens laten horen.

Hebzucht boven duurzaamheid. De regering zegt in te zetten op een vermindering van dierlijke eiwitten omdat dat het beste idee is voor een betere wereld dat zij sinds jaren hebben gezien. Wij houden de bossen, wij sparen de dieren, wij verminderen de honger en dwingen niemand tot schuldslavernij op de sojaplantages in Latijns-Amerika. Ik kan nog wel een paar voordelen noemen, bijvoorbeeld op het gebied van onze gezondheid. Maar wat gebeurt er? De hoogste ambtenaren van het landbouwministerie effenen de weg voor de export van kalfsvlees naar Zuid-Afrika voor de grootste kalfsslachter van Nederland. Ik wil graag even voorlezen uit het weblog van de man die aan het hoofd staat van die kalfsslachterij. "Van Chief Veterinary Officer, Peter de Leeuw die namens het ministerie van Landbouw over de hele wereld onderhandelt over Nederlands vlees, begreep ik gisteren dat Nederland in de afrondende fase is met Zuid-Afrika over de toelating van Nederlands kalfsvlees. Hier zien we weer hoe belangrijk de Nederlandse aanpak vanuit LNV is. De afdeling Industrie en Handel, de CVO met zijn specialistische ondersteuning en de Landbouwraden in de verschillende landen zijn uniek. Voor Peter de Leeuw en de zijnen heb ik dan ook niets dan lof. Mijn welgemeende dank." Zo'n soort brief heb ik van de milieuorganisaties als reactie op het kabinetsbeleid nog niet mogen lezen. De sector is blij, het milieu is de grote verliezer.

Hoe moet ik deze overheidslobby uitleggen in het licht van de regeringsambitie om de eiwitconsumptie te verduurzamen? Ik maak mij daar echt ernstige zorgen over en ik heb grote twijfels of integrale duurzaamheid wel eerlijk zal worden ingevuld. Ik roep de milieuminister er nogmaals toe op om een regierol te vervullen. Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Vendrik: als de Kamer kan helpen, schakel ons in. De landbouwminister heeft niet zo veel problemen met ophokken, maar zij moet zelf haar hok in. Wij willen de milieuminister daar heel graag bij helpen.

Dan kom ik op de verdere invulling van het beleid om de eiwitconsumptie te verduurzamen. De minister stelt in haar antwoorden dat begin 2009 hierover een beleidsvisie zal verschijnen. Ik neem aan dat zij doelt op de nota Voedsel en consument. Ik zou de minister willen vragen om in deze nota afrekenbare doelstellingen op te nemen. Wij hebben bij de minister van LNV keer op keer gezien dat de Algemene Rekenkamer zegt dat de Kamer haar werk niet kan controleren. Zij neemt geen meetbare indicatoren op en stelt geen duidelijke beleidsdoelen. Hoe kan de Kamer dan haar werk doen? Ik heb een motie om die situatie te voorkomen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, concrete doelstellingen en afrekenbare effectindicatoren op te nemen in de beleidsvisie die is gericht op verduurzaming van de eiwitconsumptie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54(31700 XI).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Verder is mijn fractie van mening dat het beleid ter verduurzaming van de eiwitconsumptie uitgelezen mogelijkheden biedt om het door deze regering geëerde credo "de vervuiler betaalt" verder uit te werken. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het "de vervuiler betaalt"-principe onderdeel is van het regeringsbeleid;

van mening dat dit principe op alle vormen van milieubelasting zou moeten worden toegepast;

verzoekt de regering, het "de vervuiler betaalt"-principe nader uit te werken als mogelijk beleidsinstrument in het kader van de verduurzaming van de eiwitconsumptie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Van der Ham en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55(31700 XI).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan de reactie op het verontrustende living planet rapport van het Wereld Natuurfonds waarover wij vragen hebben gesteld. De minister verwijst naar het beleidsprogramma Biodiversiteit dat eerder dit jaar is verschenen, maar zij is zich vast ook wel bewust van de stevige kritiek die op dat beleidsprogramma is geuit. De Kamer moest ingrijpen met een motie om in elk geval wat concrete maatregelen gerealiseerd te krijgen. De minister van LNV vond het allemaal niet nodig en wilde een jaar uittrekken voor die motie. Toen kwamen er nieuwe verontrustende signalen, de uitstervingscrisis – een op de vier zoogdieren wordt met uitsterven bedreigd – en toen wilde de minister wel toezeggen dat zij in maart met een verbetering van het actieplan zou komen. Wat dat living planet rapport van het WMF betreft, wij zien dat Nederland een beschamende 55ste plaats inneemt in de jaarlijkse milieuprestatie-index van de Universiteit van Yale. Volgend jaar komt pas de kabinetsaanpak, hoor ik de minister vandaag zeggen. Ik vind het in schril contrast staan met de aanpak die wij zien van de financiële crisis. In een weekend hebben wij 20 mld. bij elkaar. Bos deelt overal warme winterjassen uit voor financiële instellingen die het een beetje koud hebben. Nu heeft de aarde geen behoefte aan een winterjas, het wordt al veel te snel veel te warm, maar ik zou de minister willen vragen waar de energieneutrale airco voor de aarde is en waarom het zolang moet duren. Ik denk dat wij haast moeten maken en dat die grote ecologische voetafdruk van Nederland echt kleiner moet en heel snel. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Wereldnatuurfonds aangeeft dat de ecologische voetafdruk in Nederland van 4,4 hectare per persoon ruimschoots de ecologische draagkracht van de aarde overschrijdt omdat per wereldburger slechts 1,1 hectare beschikbaar is;

van mening dat, gezien de urgentie van de voedselcrisis, klimaatcrisis en biodiversiteitscrisis, een voortvarend beleid om de ecologische voetafdruk te reduceren gewenst is;Ouwehand

overwegende dat de regering deze urgentie van de problemen nog niet heeft vertaald naar concrete maatregelen om de ecologische voetafdruk van Nederlanders te reduceren;

verzoekt de regering, afrekenbare doelstellingen te formuleren en passende maatregelen te nemen voor de verkleining van de ecologische voetafdruk en de Kamer hierover binnen een maand te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Vendrik en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56(31700 XI).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Nog een opmerking over de aanpak van die biodiversiteitscrisis. Wij hadden al begrepen dat een taskforce aan het werk wordt gezet, maar uit de schriftelijke beantwoording begreep ik eigenlijk voor het eerst dat de heer Hans Alders daar de leiding van mag nemen. Nu heeft hij niet zo'n bijzonder goede reputatie als wij kijken naar de Alderstafel rondom de Schipholkwestie. De bewonersverenigingen hebben hem van onfrisse praktijken beticht. Economische belangen stonden voorop en een brede visie op de aanpak van de problemen met een goede afweging tussen de verschillende belangen is daar niet gerealiseerd. Mijn zorgen liggen hierbij op tafel.

Dit geeft een natuurlijke overgang naar de rechtsbescherming van de milieuclubs. In mijn eerste termijn sprak ik over de dramatische inperking van hun mogelijkheden om overheidsbesluiten die indruisen tegen milieu en in strijd zijn met vigerende regelgeving aan te kaarten. Iedereen heeft belang bij een goed milieu maar toch is de afgelopen jaren stapsgewijs ingekaderd wie daar nu precies onder vallen. Nu zijn wij al zo ver dat alleen zeer trouwe lezers van huis-aan-huiskrantjes bezwaar kunnen maken tegen de komst van bijvoorbeeld een grote varkensschuur in hun eigen achtertuin. Lekker makkelijk! Juist de meest milieubewuste burgers hebben een nee-neesticker op de bus en die komen dan ook helemaal niet achter die plannen, in elk geval niet op tijd. Als ik in Amsterdam zou wonen en ik zie dat een natuurgebied in Brabant wordt bedreigd, dan maak ik mij daar zorgen om, niet omdat ik daar nu zelf per se zou willen wandelen en voor mijn eigen kortetermijnbelang dat natuurgebied zou willen behouden, maar gewoon omwille van de natuur zelf zou ik dat liever niet zien. Wij moeten af van die consumentenbenadering van natuur en milieu. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de informatievoorziening aan belanghebbenden rondom bouwplannen in de omgeving is beperkt tot een publicatie in een huis-aan-huiskrantje en dat niet iedereen in de directe omgeving hiervan kennis zal nemen;

verzoekt de regering, met voorstellen te komen om de informatievoorziening aan belanghebbenden rondom bouwplannen in de omgeving te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Van der Ham en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57(31700 XI).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik zie het lampje knipperen, maar ik heb nog een paar puntjes. Dat gaat dan ten koste van spreektijd bij andere begrotingen.

Ik maak mij zorgen dat eigenbelang in de smalste zin van het woord voorop blijft staan. Dit wordt door de Kamer nog aangemoedigd ook. Eind vorig jaar stemde een ruime meerderheid van de Kamer, inclusief de PvdA-fractie, in met een voorstel van de fracties van VVD en CDA om het relativiteitsvereiste in te voeren, teneinde te komen tot een snellere besluitvorming over infrastructurele projecten. Wie waakt over de belangen van het milieu en hoe kunnen wij die garanderen, als het allemaal snel, snel en nog sneller moet? Zeker nu de gespecialiseerde milieuclubs dat niet meer lijken te mogen, als het aan de Raad van State ligt. Kan de minister ons garanderen dat de bescherming van het milieu niet wordt weggegeven aan ondernemers en industrie?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik snap uw betoog, mevrouw Ouwehand, maar de motie luidde als volgt: een onderzoek te doen naar het relativiteitsbeginsel. Dat was dus iets anders dan het relativiteitsbeginsel invoeren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik begrijp de opmerking van mevrouw Vermeij wel en zou tegen haar willen zeggen dat zij dit als een waarschuwing van mijn kant zou kunnen opvatten. Het bootje van VVD en CDA koerst per definitie niet aan op een betere bescherming van het milieu en ik zou u dan ook echt willen aanraden om een reddingssloepje overboord te gooien en snel weg te roeien, want wij vertrouwen het niet, laat ik het zo zeggen.

Voorzitter. Ik was toe aan mijn laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat eenieder belang heeft bij natuur en een goed milieu;

verzoekt de regering, met voorstellen te komen voor het waarborgen van de belangen van natuur en milieu, bijvoorbeeld door het herintroduceren van de actio popularis in de Wet milieubeheer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58(31700 XI).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik had nog willen reageren op het amendement van mevrouw Neppérus. Ik heb één korte opmerking daarover. Het verbaast mij werkelijk dat zij in de toelichting aangeeft dat maatschappelijke organisaties zich bezig zouden moeten houden met de publieke discussie. Ik begrijp dat de VVD niemand iets wil voorschrijven. Het lijkt mij niet meer dan zinnig dat maatschappelijke organisaties zelf beslissen hoe zij hun doelstellingen willen nastreven, hoe zij dat inrichten en hoe zij dat organiseren. Dus ik ben hooglijk verbaasd.

De voorzitter:

Ik snap eerlijk gezegd niet, waarom u dat niet aan mevrouw Neppérus vraagt in haar termijn, maar mevrouw Neppérus, u mag reageren.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Kennelijk denken mevrouw Ouwehand en ik verschillend over organisaties. Van mij mag iedereen het overal mee oneens zijn en procederen, maar niet op kosten van de belastingbetaler. Wij denken daar verschillend over. Voor ons is dat een zwaarwegend punt.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik rond af. Dank u wel.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Cramer:

Voorzitter. Er is een beperkt aantal vragen gesteld in de tweede termijn. Er zijn vooral moties ingediend.

De heer Van Heugten vroeg of het budget voor Hart van Dieren gereserveerd blijft. Ja, vooralsnog wel. Hij vroeg ook of de rol van de rijksbouwmeester een ondersteunende en adviserende is. Dat is inderdaad het geval.

Mevrouw Wiegman merkte op dat het jaar 2009 cruciaal is, ook voor duurzaam inkopen. Dat is inderdaad het geval. Wij hebben ook het stellige voornemen om ervoor te zorgen dat in 2009 alles wat betreft de voorbereiding gereed is en de implementatie al een heel eind is gevorderd.

Mevrouw Neppérus stelde een vraag over het Verpakkingsbesluit. Ik heb haar zorg zeer goed gehoord. Ik zal er voor zorgen dat zo snel mogelijk in 2009 het Verpakkingsbesluit ten aanzien van die 15.000 kilo wordt gewijzigd.

Er waren nog wat opmerkingen, onder andere van de heer Madlener. Ik wil wel even wat corrigeren: ik heb vandaag het woord "consuminderen" niet in de mond genomen en heb ook niet gesproken over het wegjagen van bedrijven, zeker niet in verband met mijn beleid. Ik sta daar pal voor. Het bedrijfsleven is een belangrijke speler in alles wat wij willen bereiken. Mijn inzet is om economie en ecologie hand in hand te laten gaan.

Een van mijn ambtenaren maakte mij erop attent dat ik op één punt een kleine verspreking heb gemaakt. Die wil ik even corrigeren op deze wijze. Het ging over de bodemsanering. De periode die daarvoor geldt is 2011-2014. Ik heb per ongeluk 2015 genoemd. Laten wij zorgen dat er geen fouten staan in de stukken naar aanleiding van deze begrotingsbehandeling.

Ik ga door met de moties. Er zijn er veel, namelijk 38, dus ik zal er in staccato op reageren.

De heer van Leeuwen heeft op stuk nr. 21 een motie ingediend over de capaciteit van de afdelingen ruimtelijke ordening. Ik heb in mijn mondelinge toelichting gezegd dat het niet zozeer een capaciteitsprobleem is, maar dat de zaak anders moet worden georganiseerd. Ik ben daarover in gesprek met de VNG en het IPO. Ik ontraad derhalve het aanvaarden van deze motie.

De heer van Leeuwen heeft op stuk nr. 22 een motie ingediend over het grondeigendom van Fortis. Het aanvaarden van deze motie ontraad ik eveneens. Ik heb hierover al een schriftelijke reactie gezonden naar de Kamer. Wij houden ons als staatsaandeelhouder niet actief bezig met specifieke activa. Bovendien is het de intentie om Fortis op termijn weer te verkopen. Dit is overigens een onderwerp dat met name de staatssecretaris van Financiën aangaat.

Het aanvaarden van motie op stuk nr. 23 over grondspeculatie van de heer Van Leeuwen ontraad ik ook. Ik kan daar nader op ingaan, maar over dit punt hebben wij eerder met elkaar in de Kamer gesproken.

In zijn motie op stuk nr. 24 heeft de heer Van Leeuwen om een landelijke inventarisatie gevraagd van projecten die projectontwikkelaars worden uitgesteld dan wel afgesteld. Het aanvaarden van deze motie ontraad ik gezien het feit dat dit nu allemaal in beweging is. Hetgeen wij kunnen sturen en samen met de markt nog in deze moeilijke tijden kunnen regelen, zullen wij vanzelfsprekend doen.

De motie-Van Heugten/Vermeij op stuk nr. 25 betreft een olympische hoofdstructuur, een OHS. Ik beschouw die als een ondersteuning van mijn beleid en laat het oordeel erover aan de Kamer over.

De motie-Van Heugten c.s. op stuk nr. 26 betreft de bestemmingsplannen en een praktische handleiding. Ik beschouw deze als een ondersteuning van mijn beleid. Hierop heb ik schriftelijk al een antwoord gegeven. Mijns inziens volstaat dat. Als de indieners er echter nader op willen ingaan, hoor ik dat graag.

De heer Van Heugten (CDA):

De minister zegt dat zij onze motie opvat als een ondersteuning van haar beleid. Ik heb ook gezegd dat de minister hierop in de schriftelijke beantwoording voor een deel al is ingegaan. Het gaat mij nu om het aanvullende deel, namelijk de samenwerking met gemeenten, provincies en waterschappen om te komen tot lastenvermindering voor bestemmingsplannen. Is de minister bereid om dit uitdrukkelijk mee te nemen in haar opzet?

Minister Cramer:

Vanzelfsprekend ben ik daartoe bereid. Je gaat immers niet vanachter je bureau in Den Haag handreikingen schrijven voor de mensen in de praktijk. Ik vind het eigenlijk vanzelfsprekend dat ik dit meeneem.

De voorzitter:

Ik constateer dat alles is gehonoreerd waar in de motie om wordt gevraagd. Trekt de heer Van Heugten daarom zijn motie in?

De heer Van Heugten (CDA):

Ja, wij trekken de motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Heugten c.s. (31700-XI, nr. 26) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Cramer:

Mevrouw Neppérus heeft een motie ingediend over Natura 2000-gebieden. Ik zie de motie als een ondersteuning van het beleid. Ik maak daarbij echter wel de kanttekening dat ik de motie als volgt interpreteer. Mijns inziens is zij vooral bedoeld om daarmee de Kamer helderheid te geven over de effecten op de ruimtelijke ontwikkeling van het beleid rond Natura 2000 en de aanwijzing van Natura 2000-gebieden. Het moet duidelijk zijn dat daarover medio 2009 kan worden gecommuniceerd en dat dit niet gebeurt op bestemmingsniveau. Het laatste zou namelijk veel te gedetailleerd zijn. Als ik de motie zo mag opvatten, zie ik daarin wel degelijk een ondersteuning van mijn beleid.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Het gaat mij er vooral om dat wij nu zien aankomen dat het volstrekt onmogelijk zal blijken te zijn om ooit aan te tonen dat er geen duidelijk negatieve effecten zijn. Daarover willen wij helderheid krijgen, liefst zo snel mogelijk. Ik wil graag dat de minister de motie op die manier opvat. Ik aarzel nog even.

Minister Cramer:

Wat mevrouw Neppérus nu zegt, spoort met wat ik bedoel te zeggen in mijn toelichting. Het gaat erom dat wij de effecten van de aanwijzing van Natura 2000-gebieden wel degelijk betrekken bij de vraag wat dit voor consequenties heeft voor de ruimtelijke ordening. De periode van 3 maanden, die in de motie wordt genoemd, vind ik erg kort. Daarom heb ik gesproken over medio 2009. Op die manier hebben wij net iets meer tijd om dit goed te doen.

De voorzitter:

Trekt mevrouw Neppérus haar motie in?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Dat wil ik nog even bezien. Ik krijg het gevoel dat er nu wat vertraging optreedt. Ik zal mij beraden over de vraag wat ik doe met de motie.

Minister Cramer:

Een tweede motie van mevrouw Neppérus gaat over klimaatbeleid en doorbraaktechnologieën. Ik stem in met de strekking van deze motie, maar maak ook hierbij een kanttekening. Er wordt in de motie namelijk ten onrechte gesteld dat het kabinet een volgorde zou aanhouden. Mevrouw Neppérus weet echter dat bij mij drie zaken vooropstaan, namelijk energie-efficiency, duurzame energie en een low carbon strategie. Het laatste noemen wij "schoon fossiel". Voor deze drie technologietrajecten hebben wij al erg veel geld uitgetrokken. Dat geld wordt op dit moment besteed, juist aan deze drie zaken. Daarom zie ik de motie als een ondersteuning van mijn beleid.

Mevrouw Neppérus (VVD):

De minister ziet mijn motie als een ondersteuning van haar beleid. Het gaat mij echter om het volgende, waarover wij waarschijnlijk van mening verschillen. Mijns inziens moeten wij veel meer inzetten op klimaat, in plaats van erg te focussen op de CO2-reductie. Daarnaar gaat erg veel energie en geld van het bedrijfsleven. Ik wil dus dat er meer wordt gefocust op energie.

Minister Cramer:

De vraag waaraan wij bij de doorbraaktechnologieën precies het geld besteden, wordt juist in nauwe samenspraak met alle sectoren beantwoord. Er is een verdeelsleutel vastgesteld waarbij alle sectoren 30 mln. aan basisgeld krijgen. Daarnaast is er ook nog vrij geld voor andere initiatieven. Mijns inziens hebben wij dus op dit punt geen verschil van mening.

De motie-Vermeij c.s. op stuk nr. 29 over de te ontwikkelen methodiek voor verevening vanuit nieuwe bedrijventerreinen zie ik als een ondersteuning van mijn beleid. Ik heb al in eerste termijn gezegd dat ik de Grondexploitatiewet een heel mooi mechanisme vind om in ieder geval het principe verder uit te breiden naar een wat bredere verevening dan wellicht nu wordt toegepast.

De motie-Vermeij c.s. op stuk nr. 30 heeft betrekking op het bieden van meer ruimte aan wenselijke hoogbouw en met name op het probleem van de radarverstoring. De Kamer weet dat ik in verband met de windturbines en nu ook met de discussies over hoogbouw al tegen hetzelfde probleem ben aangelopen. De staatssecretaris van Defensie is zich er ook bewust van. Hij en ik trekken gezamenlijk op om te kijken in hoeverre de huidige standaarden voor radarverstoring nog opportuun zijn in het licht van ruimtelijke ontwikkelingen. Wij zijn niet alleen met elkaar in gesprek, maar zoeken met TNO ook van alles uit. Ik zie deze motie dus echt als ondersteuning van beleid.

De motie-Vermeij c.s. op stuk nr. 31 is meeondertekend door zeer veel Kamerleden. Deze vraagt om schoolpleinen expliciet in het Activiteitenbesluit op te nemen, zoals ook is gedaan met sport- en recreatieactiviteiten. Ik liet in mijn eerste termijn al blijken dat ik dit een sympathieke gedachte vind. Kinderen moeten gewoon buiten kunnen spelen op de schoolpleinen die daarvoor toch zijn bedoeld. Ik ga ermee aan de slag. Verder laat ik het oordeel over de vraag hoe dat verder tot stand gebracht zou kunnen worden, over aan de Kamer.

Ik ontraad aanvaarding van de motie-Madlener op stuk nr. 32 over een ontwikkelingsvisie Groene Hart. Via de Structuurvisie Randstad bestaat namelijk voor het Groene Hart op rijksniveau al een structuurvisie. Ik zei reeds dat op dit moment via de drie betrokken provincies uitwerking wordt gegeven aan het beleid voor het Groene Hart.

Ik zie de motie-Madlener/Vermeij op stuk nr. 33 over vrije kavels voor woningen en over betaalbaarheid voor de middeninkomens als ondersteuning, niet alleen van mijn beleid, maar ook van dat van de minister voor WWI. Hij is daarmee bezig en ik zal hierover dus ook met hem communiceren.

De motie-Madlener op stuk nr. 34 vraagt mij om de diversiteit van nieuwbouwwoningen krachtig te bevorderen en het bouwen van grote series dezelfde woningen te ontmoedigen. Ik ontraad echter aanvaarding van deze motie, want ik ga er niet over. Het is echt aan gemeenten om ervoor te zorgen dat er niet uniform gebouwd wordt. Tegen de heer Madlener zeg ik wel dat ik natuurlijk wel zo'n geluid laat horen.

Ik merk dat een aantal voorstellen mij dwingen in een rol om veel te sturen op detailniveau. Ik vind echter dat het tot de bevoegdheid van gemeenten en provincies behoort om een verdere inkleuring te geven aan hun eigen identiteit.

De heer Madlener (PVV):

U wilt toch straks minister zijn van een "Mooier Nederland"? Dat is nu precies wat deze moties beogen. Ze zijn een aanmoediging om er actief mee aan de slag te gaan, door wetgeving of gewoon door te enthousiasmeren. Mijn motie is gewoon sympathiek bedoeld.

Minister Cramer:

Ik wil altijd heel graag enthousiasmeren. Wij hebben in het kader van de Architectuurnota een heel duidelijk pleidooi gehouden voor kwaliteit en voor het invullen van een eigen identiteit van een gemeente bij stedelijke ontwikkeling. In die zin kan ik uw motie op nr. 34 wel onderschrijven. Ik krijg het echter een beetje benauwd bij de exacte formulering ervan, want dan denk ik dat ik als minister van VROM even een directief moet geven aan alle gemeenten. Uit uw woorden maak ik echter nu op dat u daar eigenlijk ook niet zo voor bent.

De heer Van Heugten (CDA):

Ik ben het helemaal met de minister eens betreffende haar opvatting over deze motie. Maar geldt dat eigenlijk ook niet voor de voorgaande motie, over de vrije kavels?

De heer Vendrik (GroenLinks):

En omgekeerd: als de vorige motie door de minister als ondersteuning van beleid wordt gezien, dan kan zij de motie van de heer Madlener ook uitvoeren. Dan is de kwestie van uitvoering nooit een beletsel om de motie politiek af te wijzen.

Minister Cramer:

Het is interessant dat in de ene motie "krachtig bevorderen" staat en in de andere "bevorderen"... Als de motie is bedoeld zoals wij er nu over spreken, zie ik deze als ondersteuning van mijn beleid. Zoals bekend hou ik ook niet van alleen maar dezelfde serie woningen. In het kader van het architectuurbeleid geven wij daar een krachtige impuls tegen.

De voorzitter:

U laat het oordeel aan de Kamer?

Minister Cramer:

Ik laat het oordeel inderdaad aan de Kamer.

De heer Madlener heeft ook een motie ingediend waarin hij de regering vraagt om bindende afspraken te maken met woningcorporaties om de nieuwbouw van huurwoningen flink op te schroeven. Deze motie wil ik graag laten aanhouden. Ik verwijs daarbij naar een brief van de premier aan de Kamer over de kredietcrisis en eventuele maatregelen. De Kamer zal deze brief volgende week ontvangen. Daarin zal ook een passage worden opgenomen die aansluit bij deze motie. Ik loop daar liever niet op vooruit.

De heer Madlener (PVV):

Dan houd ik deze motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Madlener stel ik voor, zijn motie (31700-XI, nr. 35) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Cramer:

Dan kom ik op de motie van mevrouw Wiegman op stuk nr. 36, waarin zij oproept om op Prinsjesdag de monitoring transparanter te presenteren. Ik stem in met de strekking van deze motie, maar wil de inhoud graag net iets anders geformuleerd zien, om deze bij de aanpak van ons klimaatbeleid te laten aansluiten. In april 2009 komt er zoals gezegd een monitoring plus de stand van zaken. Dat betreft dus gegevens. In september 2009 komt er een milieubalans met weging van de gegevens uit deze monitoring plus een kabinetsreactie met een oordeel. In november 2009 is er een voortgangsrapportage betreffende Schoon en Zuinig. In april 2010 komt dan de evaluatie. Dat is dus voordat wij de begroting voor 2011 voorbereiden, zodat aanvullingen meegenomen kunnen worden.

De volgende motie is die van mevrouw Wiegman, de heer Vendrik, de heer Van der Staaij en de heer Van der Ham.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Kan de minister toelichten waarom in de agenda die zij zojuist presenteerde een belangrijk punt uit haar beantwoording eerder vandaag ontbreekt, namelijk dat in april 2009 niet alleen de stand van zaken beschikbaar komt, maar dat op dat moment het kabinet ook beslist over het al dan niet intensiveren van het bestaande instrumentarium van het klimaatbeleid? Dat hoor ik nu in haar agenda niet meer terug. Is dat een omissie of is dat ...?

Minister Cramer:

Nee hoor. Ik had het al eerder genoemd en ik dacht dat ik kort en krachtig moest zijn.

De voorzitter:

Naar aanleiding van welke motie maakt u die opmerking, mijnheer Vendrik?

De heer Vendrik (GroenLinks):

De motie van mevrouw Wiegman.

De voorzitter:

Dat is dus haar motie. U zegt het net.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister geeft een uitgebreide toelichting op haar mening over de motie van mevrouw Wiegman. Daar gaat mijn vraag over. Ik neem aan dat dat mag, voorzitter.

Minister Cramer:

Ik ben kort geweest in de planning, maar het punt van de heer Vendrik had ik al eerder toegelicht.

Dan kom ik op de motie van mevrouw Wiegman c.s. op stuk nr. 37, waarin gevraagd wordt de watertoets juridisch te versterken. Ik ontraad aanneming van deze motie. Ik wil allereerst weten of wij op de manier waarop wij nu al aan de slag zijn, dus procesmatig, voldoende sturend kunnen optreden. Natuurlijk ben ik het eens met het punt dat wij meer sturend moeten optreden, maar wij doen dat door aan het begin van het planproces die toets in te bouwen. Procesmatig ben je dan veel sturender bezig dan wanneer je een toets achteraf doet die dan juridisch verankerd is. Ik wil het ook niet doen via een extra zware juridische toets. Dan bouwen wij namelijk weer een nieuw administratievelastencircuit op, wat wij juist willen vermijden. Wij willen juist toe naar vermindering van de regeldruk. Laten wij dus niet alles juridiseren. Dat is de hoofdreden waarom ik het aannemen van de motie ontraad.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

In dat geval staan wij op dit moment daar anders in. Ik zou het jammer vinden als deze motie verworpen wordt. Ik heb mijn knopen geteld. Ik houd de motie aan, als een heel belangrijk signaal. Wij gaan het komend jaar nog vaker over het Waterplan en de AMvB spreken. Ik ga ervan uit dat u er dan uit bent. Wij zullen dan zien hoe het ervoor staat. Dat geldt dan ook voor de status van deze motie.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink, de heer Van der Ham, de heer Van der Staaij en de heer Vendrik stel ik voor, hun motie (31700-XI, nr. 37) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Cramer:

De heren Vendrik, Van der Ham en mevrouw Ouwehand verzoeken de regering in hun motie op stuk nr. 38 om ECN en PBL opdracht te geven om een nieuwe tussenstandrapportage te maken, inclusief een inschatting van de effecten van de convenanten en een advies voor mogelijke aanvullende maatregelen. Ik heb in eerste termijn de aanpak toegelicht. Ik ontraad aanneming van deze motie, omdat het kabinet heeft besloten om ECN en PBL de opdracht te geven om de voortgang te monitoren. Als de gegevens uit de monitoring consequenties hebben voor sectoren, dan zal binnen die sectoren opnieuw gekeken worden naar aanvullende of versterkende maatregelen. In 2010 kom ik mogelijk met additionele maatregelen. Ik heb dus heel nadrukkelijk gezegd: in 2009 is de eerste proeve van: zitten wij op schema wat betreft de uitvoering en het halen van doelen. Dat geeft ons de mogelijkheid om het bestaande instrumentarium indien nodig nog eens extra aan te zetten en om ons voor te bereiden op de eventuele inzet van nieuwe instrumenten in 2010.

De voorzitter:

Mevrouw Wiegman, u hebt een vraag? Het betreft wel een motie van de heer Vendrik.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Dan draaien wij het eventjes om, als de heer Vendrik het goed vindt.

Begrijp ik goed dat tegenvallers binnen de sector moeten worden opgevangen binnen dezelfde sector? Kan de minister toezeggen dat de monitoring die wij volgend voorjaar verwachten, daarop zal toetsen?

Minister Cramer:

Ja.

De heer Vendrik (GroenLinks):

In hun motie op stuk nr. 39 verzoeken de heren Vendrik en Van der Ham en mevrouw Ouwehand de regering om in de Miljoenennota een maximale norm op te nemen.

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het laatste antwoord van de minister vraagt om een nadere uitleg. Volgens mij is het helemaal niet zo dat er een vaste afspraak binnen het kabinet is gemaakt dat het niet halen van een CO2-prestatie of een overschrijding automatisch gecompenseerd moet worden. Dat is nu juist het probleem. Ik vraag de minister, toe te lichten wat haar "ja" van zojuist betekent.

Minister Cramer:

Wij hebben binnen het kabinet de afspraak dat wij de doelen die per sector zijn gesteld in eerste instantie via de eigen sector realiseren. Als doordat de doelen niet gehaald zijn en een gat zit tussen dat wat wij moeten halen en de stand van zaken, dan wordt dat in eerste instantie binnen de eigen sector opgelost.

De heer Vendrik (GroenLinks):

U zegt: in eerste instantie. Met andere woorden, in tweede instantie moet iemand anders maar opdraaien voor een CO2-probleem dat een minister niet weet op te lossen. Daarnaast ziet die afspraak alleen maar op projecties richting 2020. Als het anders is, dan hoor ik dat graag, maar wij hebben niet begrepen dat het doel voor de CO2-uitstoot in 2011 ook onder het beslag van die afspraak ligt, namelijk dat het sectoraal verdeeld is en dat ministers op weg naar 2011 snoeihard worden afgerekend op het niet behalen van de norm die daaruit voortvloeit. Wij kennen de norm niet en wij kennen de afspraak niet. Als dat wel zo is, dan maakt u vandaag nieuws en dan maakt u mij blij. Maar in dat geval wil ik graag ook een positief antwoord krijgen, want dan zijn wij nog een stapje vooruitgekomen in dit debat.

Minister Cramer:

Ik heb eerder met de Kamer gewisseld dat wij heel heldere doelen hebben voor 2011. Ik heb gezegd dat wij op het gebied van CO2-reductie onder het uitgangspunt van 1990 zitten: 209 megaton of minder moeten wij halen. Dat is vervolgens verdeeld over de verschillende sectoren, dus elke sector moet aan de bak om een bepaald doel te halen. Dat is waar ik nu de verschillende collega's, ook in gezamenlijkheid, aan bind.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Uit de nationale doelstellingen voor 2011, de 209 megaton CO2-reductie, zijn slechts streefwaardes voor sectoren afgeleid. Het zijn geen bindende normen die automatisch betekenen dat bij een dreigende overschrijding de betreffende minister die verantwoordelijk is voor die sector aan aanvullend beleid gebonden is. Het zijn streefwaardes, geen bindende normen. Of is dat anders?

Minister Cramer:

Voorzitter. Als ik met uw Kamer afspreek dat wij die 209 megaton gaan halen of daar nog onder komen, dan is het mijn verantwoordelijkheid, samen met mijn collega's, om ervoor te zorgen dat ik dat realiseer. Daar sta ik voor.

Ik kom op de motie die is ingediend door de heren Vendrik en Van der Ham en mevrouw Ouwehand over de uitstoot van broeikasgassen en het in de Miljoenennota vastleggen van een vaste norm. Ik ontraad aanneming van deze motie, want zowel de timing als de wijze van doelformulering wijkt af van onze systematiek van Schoon en Zuinig.

Ik kom op de motie van de heren Vendrik en Van der Ham waarin wordt gevraagd om voor de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat aan te geven hoeveel megaton CO2-reductie de kilometerbeprijzing in 2020 moet opleveren. Ik ontraad de aanneming hiervan. In het voorjaar kom ik hier, samen met de minister van Verkeer en Waterstaat, op terug. Wij hebben bandbreedtes ten aanzien van wat gerealiseerd kan worden in het kader van de kilometerbeprijzing. Zoals gezegd, wordt dat meegenomen in de monitor die wordt voorbereid.

De heer Van der Ham vraagt bij motie om de taskforce herontwikkeling bedrijventerreinen voorstellen te laten doen om samen met gemeenten tot één methodiek te komen voor de prijssetting voor bedrijfsontwikkeling. Deze motie zie ik op zich als een ondersteuning van mijn beleid. Ik laat dit graag aan het oordeel van de Kamer.

De heer Van der Ham (D66):

Fijn dat u de motie als ondersteuning van het beleid ziet. De motie is wel iets anders gesteld. Er staat dat de taskforce bedrijventerreinen een advies heeft uitgebracht. Op dat punt is de ambitie van de taskforce wel heel mager. Ik vraag de minister om in haar beleidsreactie net even wat ambitieuzer te zijn. Als zij dat gaat doen, dan vind ik dat fantastisch.

Minister Cramer:

Voorzitter. Ik heb eerder al aangegeven dat de verevening juist heel wezenlijk is als additioneel instrument om geld te genereren. Daar gaan wij wel degelijk aan werken, maar de vraag is natuurlijk hoe. Daarom zie ik de motie als een ondersteuning van mijn beleid.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Betekent het ontraden van mijn motie over de kilometerheffing dat de minister zegt dat er begin 2009 in de Kamer een wetsvoorstel kilometerheffing zal worden gelanceerd door de minister van Verkeer en Waterstaat zonder specifiek doel, hoeveel megaton CO2 in 2020 daarmee bespaard moet worden?

Minister Cramer:

Mevrouw de voorzitter. Wij zijn natuurlijk bezig, de kilometerbeprijzing niet alleen aan de bereikbaarheid, maar ook aan het behalen van milieudoelen te koppelen. In alle verschillende scenario's voor de kilometerbeprijzing is milieu geïntegreerd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Waarom kan deze motie dan niet worden overgenomen? Waarom krijgen wij daar geen helderheid over? Wij krijgen eerst een wetsvoorstel, zo weten wij van de minister van Verkeer en Waterstaat, begin 2009. De minister zegt in de beantwoording dat in het voorjaar van 2009 nog wel eens bezien zal worden hoe het met de kilometerheffing staat. Dat snap ik niet. Ik wil helderheid of er door deze minister een concreet milieudoel aan de minister van Verkeer en Waterstaat wordt meegegeven bij het bepalen van de hoogte en de inrichting van de kilometerheffing. Daar zou het over moeten gaan.

Minister Cramer:

Mevrouw de voorzitter. Dat wetsvoorstel legt nog niet exact vast aan welke kilometerbe­prijzing wij ons verbinden. Dat is waar wij nu mee bezig zijn. Welke scenario's passen nu het beste, ook in het licht van het halen van de klimaatdoelen? Daarom zal ik daarop terugkomen in de monitoring van de verschillende mogelijkheden, waarmee ik in het voorjaar van 2009 kom, met de keuze die het kabinet daarin maakt.

De heer Van Heugten (CDA):

Ik heb een vraag aan de minister over de motie-Van der Ham. De minister gaat in op het laatste punt van het dictum, waarbij het gaat over een afspraak over verevening. Dat is een ondersteuning van haar beleid. Het zinnetje daarvoor – bedrijfsontwikkeling op basis van de waarde bij bebouwing – is een specifiek element uit de Taskforce. Ik begreep eerder van de minister dat zij wil afwachten tot de beleidsreactie. Ik begrijp daarom niet waarom zij dit nu al als ondersteuning van haar beleid kan kenschetsen.

Minister Cramer:

Ik heb in eerste termijn al gezegd dat juist via afspraken over verevening wat extra's kan worden gedaan, ook in het licht van de huidige Grondexploitatiewet. Als je dat wilt moet je één systematiek ontwikkelen, anders wordt het een zootje.

De heer Van Heugten (CDA):

Met dit zinnetje zegt u impliciet dat de prijzen voor bedrijfsterreinen in Nederland geweldig omhoog gaan. Dat is wat u hier zegt.

Minister Cramer:

Als wij de Grondexploitatiewet net wat meer willen oprekken, als wij hem verbreden om meer mogelijkheden te creëren, moeten wij – in het licht van wat de heer Van der Ham zegt – in deze richting denken.

Voorzitter. Ik ga over naar een volgende motie, over de doelstellingen voor binnenstedelijk bouwen, dat zo min mogelijk ten koste mag gaan van binnenstedelijk groen. Gevraagd wordt om werk te maken van hoger binnenstedelijk bouwen. Ik zie deze motie als een ondersteuning van mijn beleid, maar ook van het beleid van mijn collega's van WWI en LNV. Gezamenlijk zeggen wij namelijk dat groen in de stad van groot belang is voor de leefbaarheid. Staat u mij toe dat ik even droom en visies geef, mijnheer Poppe. Als ik denk aan toekomstige steden zie ik steden met steen maar ook groen voor mij. Ik denk aan terrassenbouw, waarbij allerlei vormen van groen verweven worden in de steden. Ik zie deze motie als ondersteuning van mijn beleid en laat het oordeel erover over aan de Kamer.

De motie-Van der Staaij, Neppérus en Wiegman gaat over het wegnemen van een onevenwichtigheid, door uitdrukkelijk te voorzien in een adequate medefinanciering ten behoeve van kleinere bedrijventerreinen. Ook deze motie zie ik als een ondersteuning van mijn beleid. Ik laat het oordeel over de motie graag aan de Kamer over. Wij moeten niet de indruk wekken dat wij alleen de grote bedrijventerreinen willen mee financieren. Daarin moeten wij een goede balans vinden.

In de motie-Poppe/Vendrik wordt de regering verzocht om jaarlijks het aantal te verwezenlijken saneringen vast te stellen, om in 2015 alle spoedlocaties daadwerkelijk te hebben gesaneerd. Het aannemen van deze motie moet ik ontraden. Ik heb mijns inziens al overtuigend uitgelegd wat ons beleid is en hoe het in de tijd allemaal wordt gepland. Wat mij betreft is het een illusie te denken dat in 2015 alle spoedlocaties helemaal zullen zijn gesaneerd. Zij zullen onder controle zijn, maar saneren is een nog grotere opgave. Ik ga niet iets toezeggen als ik zeker weet dat het niet gehaald kan worden. Het gaat om een gigantische opgave, met alle spoedlocaties die er zijn.

De voorzitter:

Ik geef eerst het woord aan de heer Poppe, als indiener van de motie.

De heer Poppe (SP):

Wij zijn hiermee al tien jaar bezig. Inderdaad gaat het om een gigantische opgave, maar hij is nodig want er vallen doden.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik had nog een vraag over motie nr. 23, maar de voorzitter was even afgeleid. Zij was in gesprek.

De voorzitter:

Dat wordt een beetje een gewoonte; dat kan ik niet ontkennen. Ga uw gang.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik begrijp het niet helemaal. Het Rijk gaat toch niet alle kleine bedrijventerreinen in Nederland meefinancieren? Dat zou toch eerder een taak voor de provincie of de regiogemeente zijn? De minister is doorgaans vrij strikt als het gaat over de rolverdeling tussen Rijk, provincie en gemeenten. Ik begrijp eigenlijk niet waarom de minister deze motie ziet als een ondersteuning van haar beleid.

Minister Cramer:

Mevrouw de voorzitter. Het is natuurlijk van groot belang dat wij met de provincies afspraken maken over de ontwikkeling van bedrijventerreinen. Als wij het dan hebben over de herstructurering van bedrijventerreinen, geldt de vraag: hoe kunnen wij het bedrag dat wij te besteden hebben en dat door provincies en gemeenten kan worden verhoogd, zo inzetten dat wij niet alleen de grote locaties aanpakken, maar ook de kleinere locaties in aanmerking kunnen laten komen? Het zou vreemd zijn als dat niet kon. Ik ga mij echter niet bemoeien met de keus. De keus van welke en wie is aan anderen. Dat is een ander verhaal. Het gaat om de manier waarop we, de minister van EZ en ik, met de provincies afspraken maken.

De heren Poppe en Vendrik hebben een motie ingediend over het saneren van asbestwegen. Ik ontraad aanneming van deze motie, aangezien ik de doelen in 2015 nog niet gerealiseerd kan hebben.

De heer Poppe (SP):

Wij zijn al twintig jaar bezig met het oplossen van deze problematiek. Dat moet eindelijk een keer gebeuren. Nu zien wij namelijk het niet-arbeidsgerelateerde aantal asbestslachtoffers toenemen. Dat moeten wij niet willen. De overheid is bij de aanloop van de totstandkoming van het asbestverbod veel te lankmoedig geweest voor bedrijven die met asbest werkten. Nu zijn wij weer lankmoedig. Wij laten het asbest liggen waar het ligt, terwijl het een bedreiging vormt voor de volksgezondheid. Daarom vraag ik de minister of zij het niet zeer wenselijk acht om met meer kracht te trachten van asbest af te komen. Daar gaat het om.

Minister Cramer:

Mevrouw de voorzitter. Mijnheer Poppe weet heel goed dat ik de oplossing van het asbestprobleem serieus neem en dat ik sinds ik deze problematiek moet aanpakken al heel veel heb gedaan en al heel veel heb geïnvesteerd. Zoiets gaat gewoon niet van de ene op de andere dag.

De volgende motie van de heer Poppe gaat over het vormen van een asbestteam. Ik wijs erop dat wij al voortvarend bezig zijn. Aanneming van deze motie moet ik dan ook ontraden. De huidige inspecties hebben in dezen een taak op zich moeten nemen. Wat van hen wordt gevraagd, zijn zij al aan het doen.

De heer Poppe (SP):

Wil de minister daarover dan meer duidelijkheid verschaffen? Ik zie namelijk een overwerkte VROM-inspectie. Zij komt weleens wat tegen, maar meer bij toeval dan dat er systematisch wordt opgetreden. Mijn vraag is om in een jaar alles systematisch te inventariseren, zodat wij een overzicht hebben aan de hand waarvan kan worden opgetreden.

Minister Cramer:

De huidige inspecties hebben deze rol op zich genomen. Ik wil dat zij deze rol houden. Ik ga geen aparte asbestteams opzetten. De inspectie heeft nu eenmaal deze taak en zij is keihard bezig.

Mijnheer Poppe (SP):

Mijn verzoek is eigenlijk om tot een trendbreuk te komen en om dat labbekakkenbeleid dat tot nu toe is gevoerd niet voort te zetten.

Mevrouw Cramer:

Voorzitter. De volgende motie gaat over het onderscheppen van afvaltransporten, het in beslag nemen van het afval en het verwerken van het afval in Nederland op kosten van de eigenaar. Deze motie is door de heren Poppe en Vendrik ingediend. Ook aanneming van deze motie moet ik ontraden. Eerder hebben wij van gedachten gewisseld over de vraag hoe wij ervoor kunnen zorgen dat illegale transporten aangepakt kunnen worden. Ik ontraad dus aanneming van deze motie.

Er is voorts een motie ingediend die de VROM-inspectie betreft en waarmee wordt gevraagd om de bezuinigingen te staken. Was het maar waar dat dat kon. Met ons beleid willen wij zorgen voor een slanke overheid. De rijksoverheid heeft zich gecommitteerd aan het tot stand brengen van die slanke overheid. Daarom moet ik aanneming van deze motie van de heren Poppe en Vendrik ontraden. Voor alle departementen van de rijksoverheid geldt een taakstelling, evenals voor de aanverwante uitvoeringsorganisaties. Ik ga geen uitzonderingen maken. Iedereen piept en kraakt. Het afslanken is een reuzeklus, maar wij zullen die klaren.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. Deze minister heeft bij haar aantreden gezegd: ik wil een trendbreuk. Dit beleid zorgt niet voor een trendbreuk. Zij doelde op de terugtredende overheid. Maar is de minister bereid om het tegengaan van de risico's voor het milieu vanwege het afval, het asbest enzovoorts niet verder in het slop te laten geraken vanwege de taakstelling die alleen maar een economisch doel dient en ernstige maatschappelijke gevolgen met zich meebrengt?

Minister Cramer:

Mevrouw de voorzitter. De heer Poppe weet net zo goed als ik dat er problemen zijn. Wij moeten er namelijk voor zorgen dat de illegale afval­transporten zo snel mogelijk worden aangepakt. Ik ga ook niet voor niets naar China om daar expliciet met de minister te praten en afspraken te maken. Niet voor niets stel ik alles in het werk om de inspectiedienst en de douane gecoördineerd met de autoriteiten van de andere Europese landen te laten samenwerken. Er gebeurt gewoon een heleboel, en men doet het met een steeds beperkter budget. De heer Poppe kan er echter van op aan dat er een goed team aan het werk is. Wij lopen in Europa al voorop met deze aanpak. De heer Poppe moet dus niet zeggen dat wij er niets aan doen.

De heer Poppe (SP):

Weet de minister dat haar ambtenaren, de opsporingsambtenaren, de handhavingsambtenaren en de VROM-inspectie, zo langzamerhand behoorlijk gefrustreerd raken door de bezuinigingstaak, terwijl er steeds meer dingen moeten gebeuren? Ik vind dat deze ambtenaren veel moeten doen, maar dat hun geen bezuinigingstaak moet worden opgelegd. Is de minister het ermee eens dat daar een frictie tussen zit, en dat dit dus gewoon niet kan?

De voorzitter:

Dat was de heer Poppe. Ik kan mij niet herinneren dat ik u het woord gegeven had, mijnheer Poppe. De minister vervolgt haar betoog.

Minister Cramer:

In de volgende motie wordt de regering verzocht om een fundamentele herbezinning op het geluidsbeleid uit te voeren en om de resultaten daarvan op te nemen in de begroting voor 2010. De motie is door een groot aantal leden ondertekend. Ik kan ze niet allemaal opnoemen. In ieder geval kan ik de Kamer melden dat ik dat zeker ga doen. Ik zie deze motie ook als een ondersteuning van mijn beleid. Ik heb al gezegd dat wij bezig zijn met de geluidsnormering. Wij hebben de stofkam er al doorheen gehaald. Wij gaan geluidplafonds invoeren. Voor de rijkswegen hebben wij al een beleid in gang gezet. Wij gaan dit ook doen voor de provinciale en de gemeentelijke wegen en binnen de steden. Wij gaan hiermee dus zeker aan de slag. Wij doen dit ook om te bezien wat wij kunnen doen. Oorspronkelijk, toen ik na een gesprek met de Eerste Kamer terugkwam op het departement, zei ik: wij beginnen helemaal opnieuw met de wijziging van de Wet geluidhinder. Dat ging een beetje te ver, maar wij zullen wel zorgen dat wat de Kamer in de herbezinning beoogt daadwerkelijk in gang wordt gezet.

Mevrouw Spies (CDA):

Royaler kan het niet. Wij kunnen de motie intrekken, want uitvoering van deze motie is toegezegd.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Spies c.s. (31700 XI, nr. 49 ) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Cramer:

In de motie over het gebruik van stille banden wordt de regering verzocht om in overleg met de branche te komen tot afspraken. De Kamer heeft mijn reactie in eerste termijn gehoord. Ik ben ermee bezig. Ik zie deze motie als een ondersteuning en een versterking van mijn beleid. Ik laat het oordeel over deze motie over aan de Kamer.

Dan kom ik op de motie waarin de regering wordt verzocht om binnen het thema luchtkwaliteit en binnen de sector verkeer en vervoer een nieuwe bestemming voor het restant van de 18 mln. te vinden, als deze niet meer aan een subsidie voor roetfilters hoeft te worden besteed. Deze motie zie ik ook als een ondersteuning van het beleid.

In de motie van mevrouw Spies, de heer Boelhouwer en mevrouw Wiegman wordt de regering verzocht om binnen artikel 3 van de begroting voor VROM een budget beschikbaar te stellen ter ondersteuning van de expeditie Himalaya Alert. Artikel 3 is eigenlijk bedoeld voor andere doelen dan de individuele projecten die in de motie worden genoemd. Het gaat daarbij echt om internationaal klimaatbeleid. Het is bedoeld voor allerlei beleidsondersteunende maatregelen van het eigen departement, zodat het daarin net iets flexibeler kan zijn. Het loopt nu ook al mee in de SMOM-regeling. Ik vind dat wij ons daarom aan zorgvuldige procedures moeten houden. Wij hopen dat daaruit voor de Kamer een positieve reactie voortvloeit.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik begrijp wat de minister zegt, maar soms kan het niet zoals het moet. Dan moet het maar zoals het kan. Als wij tot het einde van het jaar wachten, komt die expeditie in gevaar. Dat zou ik niet willen. Het gaat om cofinanciering. Het gaat niet om exclusieve financiering. Als het niet uit beleidsartikel 3 kan, dan kan het misschien wel ergens anders uit. Wij praten over maximaal € 150.000. Kan de minister eens met de hand over het hart strijken?

Minister Cramer:

Ik blijf er toch mee zitten dat het niet mogelijk is in artikel 3. Wij hebben regelingen en procedures. In het kader van alle discussies over subsidies aan organisaties wil ik mij daaraan houden. De organisatie bereidt zich voor en heel binnenkort weet zij wat het antwoord is op de vraag of er een SMOM-advies komt. Als dit advies er is, kan ik alsnog de gevraagde toezegging doen. Dan weet ik namelijk of het project wordt gehonoreerd. Gegeven het feit dat dit aan de orde is geweest in de Kamer en gezien het aantal ondertekenaars van deze motie zal het de selectiecommissie duidelijk zijn dat de Tweede Kamer dit belangrijk vindt. In dat licht heeft de motie al haar werking gehad.

Van de motie van de leden Spies, Wiegman, Boelhouwer, Neppérus, Van der Staaij en Vendrik durf ik haast niet te zeggen dat het niet een heel goede motie is. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van het beleid. Mijn enige opmerking is dat wij in de procedures over criteria en het vaststellen van de eisen die aan een productgroep kunnen worden gesteld, niet kunnen werken met keurmerken. Dat is tegen de Europese regels. De indieners hebben daarom ook de formulering "dynamische" keurmerken gebruikt. Of dat een juridische uitweg is, weet ik niet. Dat moet onderzocht worden. Als dat in acht wordt genomen, kan ik de rest van de motie geheel onderschrijven.

De voorzitter:

Betekent dit dat u haar beschouwt als ondersteuning van beleid, minister Cramer?

Minister Cramer:

Ik beschouw deze motie als ondersteuning van het beleid.

De aanneming van de motie van de leden Ouwehand en Vendrik over de beleidsvisie op de verduurzaming van de eiwitconsumptie ontraad ik, aangezien het kabinet eerst een reactie wil geven op de rapporten die nu naar de Kamer zijn gestuurd. Daar komt vervolgens een beleidsvisie uit voort. Bovendien hebben wij nog kabinetsbreed een beleidsprogramma, waar ook aan wordt gewerkt. Dus hoewel dit nu wordt gevraagd, zijn wij wel degelijk met een dergelijke visie bezig.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Daarom wil ik graag dat er twee elementen in worden opgenomen, namelijk concrete doelstellingen en afrekenbare effectindicatoren. Ik vraag dat niet voor niets. Zo'n motie zou niet nodig zijn als het beleid van het kabinet volgens de SMART-regels wordt opgesteld en als de Algemene Rekenkamer niet al vier keer had gezegd dat vooral het beleid van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij niet door de Kamer valt te controleren of te meten en dat niet te zien is waar men precies naar toe wil. Dit is een handreiking, zodat wij elkaar niet met rapporten om de oren hoeven te slaan.

Minister Cramer:

Ik herhaal dat ik de aanneming van de motie ontraad. Eerst komt er een kabinetsreactie op de twee onderzoeken en dan wordt de volgende stap gezet.

In de motie van de leden Ouwehand, Vendrik en Van der Ham wordt verzocht om het "vervuiler betaalt"-principe nader uit te werken in het kader van de verduurzaming van de eiwitconsumptie. Ook hierop geef ik hetzelfde antwoord: op dit moment ontraad ik de aanneming van de motie in afwachting van de kabinetsreactie op de uitkomsten van de twee studies.

In de volgende motie wordt verzocht afrekenbare doelen te formuleren en passende maatregelen te nemen om de ecologische voetafdruk te verkleinen. De aanneming van deze motie van de leden Ouwehand, Vendrik en Van der Ham ontraad ik. De maatregelen van het kabinet zullen de ecologische voetafdruk van Nederland zowel nationaal als internationaal verkleinen. Ieder jaar verschijnt de Milieubalans. Daarmee moet dat werk voor ons worden gedaan. Aangezien de Milieubalans zich zo ontwikkelt dat daarin meer aandacht is voor die voetafdruk worden veel van de vragen die de indieners in de motie stellen daarin beantwoord.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Deze constatering van de minister is niet waar. Wij kunnen dat in elk geval niet controleren. Daarom hebben wij deze motie ingediend. Daarom dring ik aan op meetbare doelstellingen. Welke instrumenten heeft het kabinet voor ogen? Wat zijn de beoogde resultaten? Hoe kan de Kamer het kabinet hierop afrekenen? Dat staat niet in de plannen, dus de minister kan dat niet volhouden. Ik ben erg teleurgesteld over het feit dat de minister de aanneming van die moties ontraad. Het zijn allemaal heel technische moties, waarin wordt gevraagd om deugdelijk beleid. Wat er vervolgens inhoudelijk mee wordt gedaan is een andere kwestie, maar ik vraag de minister ervoor te zorgen dat de Kamer het een en ander kan controleren. Dat geldt ook voor de ecologische voetafdruk, want ik heb nog nergens kunnen zien op welke manier die zal worden verkleind en wat de doelstellingen zijn.

Minister Cramer:

Nogmaals: ik ontraad de aanneming van deze motie en laat het daarbij.

De volgende motie van de leden Ouwehand, Vendrik en Van der Ham gaat over informatievoorziening aan belanghebbenden rondom bouwplannen. Ik begrijp hun punt, maar ik ontraad toch de aanvaarding van de motie omdat dit geen zaak is van het Rijk. Ik laat die informatievoorziening over aan decentrale overheden. Wat de indieners vragen, gebeurt in de praktijk wel, want wij zijn met een zogenaamde BAG, een basisinformatiesysteem, bezig. Als zij vragen om met voorstellen te komen die aansluiten bij de BAG, dan is dat een ondersteuning van het beleid. Als daarop nog even kan worden gestudeerd, verandert misschien mijn reactie. Daarop wil ik nu niet vooruit lopen, maar aan de intentie van deze motie zal waarschijnlijk tegemoet worden gekomen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zal bekijken of ik de motie wil aanpassen.

Minister Cramer:

De laatste motie, van mevrouw Ouwehand en de heer Vendrik, gaat over het waarborgen van de belangen van natuur en milieu en de herintroductie van de actio popularis in de Wet milieubeheer. Ik hecht heel veel waarde aan het begrip "belanghebbende" en de zorg dat de stem van de belanghebbenden wordt gehoord. De aanvaarding van deze motie ontraad ik. Ik hecht veel belang aan mogelijkheden om juridisch bezwaar te maken, maar het huidige instrumentarium daarvoor is adequaat. Er loopt een procedure bij de Raad van State om het begrip "belanghebbende" goed scherp te krijgen. Ik wil nu niet iets helemaal nieuws starten terwijl wij juist bezig zijn het huidige instrumentarium op dit punt goed te formuleren en zo nodig aan te scherpen.

Dan heb ik mijns inziens alleen nog de amendementen te behandelen.

De voorzitter:

En een vraag van mevrouw Vermeij over de milieucriminaliteit.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik heb in tweede termijn aan de minister een vraag gesteld die wat ons betreft door de minister onbevredigend is beantwoord. Hij ging over milieucriminaliteit en het vrijmaken van geld daarvoor in de begroting van 2009. Ik heb toen aangekondigd dat ik, afhankelijk van het antwoord van de minister, al dan niet met een aanvullend amendement zou komen.

Minister Cramer:

Wij besteden al redelijk veel geld aan het opsporen van milieucriminaliteit. Daarom heb ik daarop wat terughoudend gereageerd, maar de intentie om dit onderwerp echt serieus te nemen, die ook de heer Poppe regelmatig uitspreekt, onderschrijf ik geheel. Als mevrouw Vermeij een motie wil indienen met de strekking dat wij dit onderwerp serieus moeten nemen en ook moeten laten zien dat wij er veel aan doen, dan onderschrijf ik dat volledig.

De voorzitter:

Mevrouw Vermeij sprak over een amendement.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik sprak over een amendement om daarvoor al in de begroting van 2009 geld te reserveren. De minister heeft gezegd dat zij in het voorjaar van 2009 zal berichten over de stand van zaken en eventueel met aanvullende maatregelen zal komen. Ik neem haar antwoord mee en zal dit in beraad nemen.

Minister Cramer:

Dan heb ik nog twee amendementen.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand heeft nog een vraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Over mijn laatste motie zei de minister dat er een procedure loopt bij de Raad van State over de definiëring van het begrip "belanghebbende". Kan zij hierover iets meer vertellen? Wanneer verwacht zij meer duidelijkheid te hebben? Wellicht wil ik mijn motie tot die tijd aanhouden.

Minister Cramer:

Zonder te veel in details te treden, er loopt een discussie over hoe je het begrip "belanghebbende" definieert en er loopt een procedure bij de Raad van State om ons concept te toetsen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Is de aanleiding hiervoor dat in het rapport van de commissie-Trojan in het ammoniakdossier de aanbeveling wordt gedaan om dit verder in te kaderen? De minister van LNV vond dat een goed idee en zou dat bekijken.

Minister Cramer:

Nee, het is in een breder kader.

Dan kom ik op de amendementen. Over het amendement-Wiegman/Van Heugten heb ik reeds uitgesproken dat ik het oordeel aan de Kamer overlaat. Op het amendement van mevrouw Neppérus heb ik ook reeds een reactie gegeven.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

U bent niet ingegaan op de vraag van de heer Vendrik en mij bij dat amendement, of het niet een goede gedachte is om dat samen met LNV te doen.

De voorzitter:

De minister heeft in eerste termijn al gezegd dat zij dat altijd al samen doet.

Minister Cramer:

Ik laat het oordeel graag aan de Kamer over.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de wijze waarop en de beknoptheid waarmee zij heeft geantwoord en de leden voor hun hartelijke medewerking om de Kameragenda conform af te wikkelen. De stemmingen over de moties zijn volgende week dinsdag en over het wetsvoorstel aan het eind van het jaar.

De vergadering wordt van 17.20 uur tot 17.30 uur geschorst.

Naar boven