Aan de orde is de voortzetting van:

de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2009 (31700).

De voorzitter:

Wij gaan door met de beantwoording van de minister-president.

De beraadslaging wordt hervat.

Minister Balkenende:

Mevrouw de voorzitter. Ik was gebleven bij punt 2, het onderdeel economie algemeen. Ik zal stilstaan bij het totaalakkoord kenniseconomie, waar de heer Pechtold over sprak. Ik zal ook stilstaan bij de Nota Mobiliteit en bij de Deltawet.

De heer Pechtold vraagt het kabinet om meer te investeren en om te werken aan een totaalakkoord voor tien jaar ten behoeve van de kenniseconomie. Hij vraagt zeer terecht aandacht voor dit onderwerp. In de vorige kabinetsperiode is, zoals bekend, op initiatief van het Eerste Innovatieplatform een kennisinvesteringsagenda opgesteld. Dit was een publiek-private agenda, een gezamenlijk richtsnoer, dat voor het kabinet een belangrijke inspiratie is geweest bij de formatie. Wij zijn als kabinet stevig op weg om maatregelen in de geest van deze agenda uit te voeren. Dit kabinet geeft een grote financiële impuls aan onderwijs, kennis en innovatie, oplopend tot een bedrag van circa 2 mld. additionele middelen per jaar in 2011. Daarnaast geven wij forse impulsen via het FES. Naast deze financiële impulsen zijn andere maatregelen van belang, zoals het versoepelen van de mogelijkheden voor kennismigranten en de genoemde verlaging van de regeldruk.

Dit kabinet zet dus een reeks stappen. De kennisinvesteringsagenda van het IP bevat een oproep aan alle partijen, publieke en private. De overheid zet de eerste stap. Bedrijven, kennisinstellingen, onderwijsinstellingen, regionale spelers, de NWO, het mkb en financiële instellingen worden ertoe opgeroepen om hun bijdragen te leveren aan die agenda. Zoals wellicht bekend, worden al deze partijen scherp gehouden door de oorspronkelijke opstellers van deze agenda. Sommigen daarvan zijn lid van het Tweede Innovatieplatform. Dit vindt plaats in vergaderingen van het IP, maar ook in het openbaar. Eind september zal er een presentatie zijn van de heer Rinnooy Kan, Met het oog op de toekomst.

Dan de vraag van de heer Pechtold. Ik benadruk dat de stappen van dit kabinet worden gezet met het oog op een voortzetting en intensivering in de jaren na 2011. Tot slot zijn ook andere maatregelen van belang, zoals het versoepelen van de mogelijkheden voor kennismigranten, de in de kennisinvesteringsagenda genoemde verlaging van de regeldruk, de herziening van het faillissementsrecht, de vraagsturing van TNO aan grote technologische instituten en het introduceren van extra prikkels in het hoger onderwijs, bijvoorbeeld de vernieuwing van de kwaliteitszorg en de introductie van studiekeuzegesprekken. Dit naar aanleiding van de vraag van de heer Pechtold. Wij doen het nodige in deze periode. Het is uiteraard een opmaat voor wat in de volgende periodes gaat gebeuren. Een nieuwe formatie zal daar een licht op moeten werpen.

De heer Pechtold (D66):

Dit is een belangrijk onderwerp en ik ben blij dat het kabinet het serieus oppakt. Maar uit de agenda blijkt: miljarden extra tot 2016 en daarover hoor ik niets. Ik hoorde u ook niet ingaan op het schrikbeeld dat, als TomTom een vacature opent voor 60 ingenieurs, er geen Nederlander solliciteert, zoals ik gisteren zei. Ik vraag u dus om die agenda van een vroegschoolse opvang tot een leven lang leren voor ons inzichtelijk te maken. Zou het mogelijk zijn om voor de behandeling van de onderwijsbegroting dat brede bede beeld te krijgen, gekoppeld aan die innovatieplatforms? Dus hoe u die handschoen oppakt en hoe u bijvoorbeeld 700 mln. extra regelt voor innovatie. Ik zou graag die plaatjes naast elkaar zien, opdat ik u als Kamerlid kan controleren op uw ambitie.

Minister Balkenende:

Ik geef uw vraag door aan de minister van OCW, zodat het bij de behandeling van zijn begroting worden besproken. Ik kijk ook even naar de minister van Economische Zaken, want wij zitten met zijn drieën namens het kabinet in het innovatieplatform. Het lijkt mij goed als wij later op deze zaak terugkomen.

Ik maak de volgende opmerking in de richting van onder anderen de heer Pechtold. Er moet niet alleen worden gesproken over publieke investeringen, maar ook over private. Het is goed om beide onder ogen te zien. Ik houd er niet van om alleen maar naar de overheid te kijken. Wij proberen zo veel mogelijk te doen, maar het is wel een kwestie van met elkaar kijken naar wat nodig is voor de toekomst van Nederland. Er is veel te doen. U maakt terecht de opmerking dat het buitengewoon vervelend is dat het niet eens lukt om in de Nederlandse arbeidsmarkt mensen voor vacatures te vinden. Ik ken de verhalen. Dat fenomeen bestaat al lang. In het laboratorium van Philips komt al jarenlang 70% van de werknemers uit andere landen. Zo gaat het, maar u wijst terecht op het belang van de kennisagenda.

Voorzitter. Mijn tweede punt betreft de Nota Mobiliteit. De heer Van Geel heeft hierover gisteren nadrukkelijk gesproken. Hij zegt: zoals het er nu naar uit ziet, halen wij de doelen van de Nota Mobiliteit niet. Hij wil dat het kabinet maatregelen neemt om die doelen wel te halen. De heer Van Geel zegt: de horizon van de Nota Mobiliteit zou doorgetrokken kunnen worden tot 2024. Een tweede vraag van hem was: begrijp ik goed dat de zogenaamde tweede tranche superdividend Schiphol beschikbaar is voor dergelijke maatregelen? Zijn derde vraag was: ziet het kabinet mogelijkheden om op korte termijn een extra impuls te geven aan een brede ruimtelijke investeringsagenda in het licht van de toekomst van het FES?

De doelen van de Nota Mobiliteit voor 2020 blijven gewoon gelden. Het kabinet gaat dus alles doen wat nodig is om die doelen te halen, uiteraard door met volle vaart door te gaan met het invoeren van Anders Betalen voor Mobiliteit. In oktober komt het kabinet bovendien met de Mobiliteitsaanpak. Die bevat een impuls voor het hele mobiliteitssysteem, inclusief extra financiële middelen en maatregelen die al tijdens deze kabinetsperiode goede effecten zullen sorteren. In het kader van de Mobiliteitsaanpak zal het kabinet aangeven hoe wordt omgegaan met de horizon van de Nota Mobiliteit en het MIRT.

Een eventuele uitkering van de tweede tranche superdividend Schiphol staat thans niet vast en is aan de orde in het voorjaar van 2009. Daarbij zal dan ook kunnen worden bepaald voor welke doelen deze middelen worden ingezet, waaronder de Mobiliteitsaanpak.

Het kabinet kiest er niet voor om via het FES in deze kabinetsperiode een extra impuls te geven aan een brede ruimtelijke economische investeringsagenda.

Dat is het beeld dat ik wil schetsen aan de hand van de vraag van de heer Van Geel. Mobiliteit is een belangrijk punt. Het heeft ons bezig te houden. Een aantal punten komt later dit jaar en begin volgend jaar nader aan de orde.

De heer Van Geel (CDA):

Ik stel nog twee vragen. Mijn eerste vraag stel ik naar aanleiding van een schriftelijke reactie van de minister-president op de vraag of ook private investeringen erbij betrokken zijn. Het kabinet antwoordt dat overleg plaatsvindt met pensioenfondsen om die private investeringen mogelijk te maken. Aangegeven is dat er in oktober een reactie op de bevindingen van de commissie-Ruding komt. Ik vraag de minister-president om die gesprekken te houden voor de presentatie van de nota in oktober, zodat de resultaten kunnen worden meegenomen in de nota die straks naar de Kamer gaat.

Mijn tweede vraag betreft het punt van de ruimtelijke investeringen. Kan de minister-president voor de financiële beschouwingen een brief naar de Kamer sturen waarin hij aangeeft wat wel en niet kan op dat terrein, inclusief de argumentatie daarvoor, ook in relatie tot de opmerkingen van De Nederlandsche Bank?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Het lijkt mij het beste als ik u toezeg dat ik dit in het kabinet aan de orde stel en dat wij u waar mogelijk een brief over dit onderwerp zullen sturen.

Wat het andere punt betreft, is het geen probleem zoals u het schetst.

Mevrouw Kant (SP):

Dit kabinet gaat voortvarend door met de kilometerheffing die wij tegenwoordig toch liever de filebelasting noemen, maar het openbaar vervoer staat stil. En tot overmaat van ramp keurt het kabinet het ook nog eens goed dat de tarieven, de prijzen van het openbaar vervoer, het trein- en het buskaartje, gewoon weer stijgen. Als je iets wil doen aan mobiliteit, aan dat mensen zich kunnen verplaatsen, dan is goed openbaar vervoer belangrijk. Als u dat ook belangrijk vindt, hoe kunt u dan toestaan dat de prijs van de kaartjes gewoon weer omhoog gaat?

Minister Balkenende:

Als ik het wel heb, is hier kort geleden in de Kamer al over gesproken en eerlijk gezegd heb ik daar niet zoveel aan toe te voegen. Wij zorgen ervoor dat wij investeren in de infrastructuur, in wegen, maar dat er evenzeer de nodige middelen gaan richting openbaar vervoer. U kent de cijfers ook. Wat de tarieven betreft, heb ik eerlijk gezegd niets toe te voegen aan wat al eerder in deze Kamer is gewisseld. Het is een eigen verantwoordelijkheid van de sector, er is met de bewindspersoon over gesproken en ik wil het daar eigenlijk maar bij laten.

Mevrouw Kant (SP):

Daar zijn wij weer: het is de eigen verantwoordelijkheid van de sector. Ik had net met u al een debatje over de marktwerking in de publieke sector. Het is algemeen belang dat mensen gebruik kunnen maken van goed en betaalbaar openbaar vervoer. Er is hier inderdaad wel een debatje over geweest, maar ik vraag het nu aan u. Er gaat helemaal niet extra geld naar het openbaar vervoer, het is allemaal geld dat er al was, maar afgezien daarvan, het wordt duurder om met de trein en de bus te gaan, terwijl wij toch vinden dat het voor mensen betaalbaar moet zijn en wij moeten stimuleren dat mensen gebruik van het openbaar vervoer maken.

Minister Balkenende:

Maar, voorzitter, ook het openbaar vervoer heeft zijn prijs. Ik zeg dat u een bewindspersoon hebt gesproken en het nu aan mij vraagt, maar ik zeg hetzelfde als die bewindspersoon. Zo werkt dat nu eenmaal, wij praten met een mond. Wij hebben te maken met kostenontwikkelingen en dat geldt voor het openbaar vervoer en evenzeer voor de automobilist die ook te maken heeft met hogere benzineprijzen om maar eens een voorbeeld te noemen.

Mevrouw Kant (SP):

En zo wordt elk vervoer duurder en is het voor mensen met weinig geld moeilijker om zich te verplaatsen. Niet meer met de auto want de benzine wordt duurder en de trein wordt ook duurder. Het gaat erom dat het voor mensen onbetaalbaar wordt om met de trein te gaan. Ik ga wel eens met mijn dochters en een aantal vriendinnen het land door, maar een kaartje voor de trein is onbetaalbaar geworden en de prijzen gaan volgend jaar nog eens omhoog. Willen wij iets doen voor het milieu, willen wij het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, dan zult u in plaats van de prijzen omhoog de prijzen omlaag moeten laten gaan, maar op zijn minst toch niet moeten laten stijgen?

Minister Balkenende:

Het moet uit de lengte of de breedte. U zegt dat de prijzen niet omhoog moeten, maar er zijn wel kosten in het openbaar vervoer en die moeten worden betaald. Voor een deel heeft dat te maken met gelden die de overheid in het openbaar vervoer steekt en tegelijkertijd heb je te maken met de eigen verantwoordelijkheid van maatschappijen. Als de prijzen niet omhoog mogen, hoe met het dan worden betaald? Dan zal de overheid toch moeten bijplussen en wie betaalt uiteindelijk de overheid? Dan zijn toch ook weer de mensen die een hoger belastingtarief opgelegd krijgen? Laten wij toch alsjeblieft de redelijkheid in acht nemen! Wij hebben de verantwoordelijkheid van de verschillende actoren op het gebied van de prijsstelling te respecteren en die prijs moet worden betaald, linksom of rechtsom.

Mevrouw Kant (SP):

En die prijs wordt nu dus betaald door de reizigers van het openbaar vervoer. U kunt best andere keuzes maken als er extra geld naar toe moet. Dan legt u een aantal wegen minder aan. Daar moeten ook wel knelpunten worden opgelost, maar dan doet u dat een tandje minder en zorgt u ervoor dat de prijzen van het openbaar vervoer niet toenemen. Want ook hier hebben wij natuurlijk te maken met het probleem dat als de prijs te hoog wordt er minder mensen gebruik van gaan maken en de prijs weer omhoog moet. Dan doen wij dus niet wat wij willen doen, namelijk het openbaar vervoer betaalbaar houden voor iedereen.

Minister Balkenende:

Ik heb aan datgene wat hier is gezegd namens het kabinet niets toe te voegen. Als mevrouw Kant vindt dat dingen anders moeten, dan is het aan haar om een tegenvoorstel in te dienen en de financiële dekking ervoor aan te geven.

Mevrouw Kant (SP):

Dat heb ik gedaan!

Minister Balkenende:

Maar u weet wat onze opvatting erover is en over uw tegenbegroting kom ik nog te spreken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U hebt er volledig gelijk in dat het uit de lengte of breedte moet komen, maar ik dacht dat dit kabinet een opvatting had over toename van het openbaar vervoer ten opzichte van de auto. Nu zegt u: de benzineprijzen gaan omhoog en dan is het wel zo eerlijk als dan ook de prijzen voor het openbaar vervoer omhoog gaan. Alsof treinreizigers dan ook een beetje bestraft moeten worden voor de hogere benzineprijzen! Ik dacht dat uw opvatting is dat er meer mensen met het openbaar vervoer moeten gaan reizen, maar die stimuleer je niet bepaald door ze weer op te zadelen met een buitenproportionele prijsstijging van de kaartjes.

Minister Balkenende:

De prijs van het openbaar vervoer moet linksom of rechtsom worden betaald. Dat zegt mevrouw Halsema ook. Dat is één. Twee: het kabinet investeert in het openbaar vervoer, er komen extra middelen voor het openbaar vervoer, daarover hebben wij vaak met elkaar gesproken, maar zij accepteert op dit ogenblik de prijsstelling in het openbaar vervoer niet. Dan is mijn antwoord dat dit wel moet worden betaald, wat betekent dat de overheid zal moeten bijspringen. Als mevrouw Halsema dat aan mij vraagt, en het gaat om groot geld, dan moet zij aangeven wat de dekking is. Dit is echter niet iets dat ons voor ogen staat.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dan heeft de minister-president mijn tegenbegroting nog niet gelezen, want daarin staat precies aangegeven hoe het betaald moet worden. Wij zeggen zelfs dat er veel meer geïnvesteerd moet worden in het openbaar vervoer dan nu gebeurt. Dit is ook aangegeven onder andere door de Nederlandse Spoorwegen die zeggen dat het op deze manier allemaal niet kan. Twee: er gaat geen nieuw geld naar het openbaar vervoer. Het is allemaal geld dat al bestemd was voor het openbaar vervoer. Er is alleen sprake van een herschikking van middelen. Het kabinet maakt geen nieuw geld vrij. Drie: dan blijft er nog de keuze, en daar heb ik echt grote bezwaren tegen, dat de reizigers worden opgezadeld met prijsstijgingen in het openbaar vervoer terwijl het kabinet zegt het openbaar vervoer belangrijk te vinden. U jaagt ze eruit.

Minister Balkenende:

U jaagt ze eruit?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U jaagt ze uit het openbaar vervoer doordat u ze opzadelt met prijsstijgingen die met name voor mensen met lage inkomens op een gegeven moment gewoon te hoog zijn.

Minister Balkenende:

Wij zien op dit ogenblik dat het aantal reizigers in het openbaar vervoer toeneemt. Wij hebben gekozen voor die percentages, dat was ambitieus maar er wordt aan voldaan. Wij doen wat wij kunnen en wat onze verantwoordelijkheid is, om het gebruik van het openbaar vervoer te stimuleren bijvoorbeeld door faciliteiten rondom stations enzovoorts. Dus die groei is er, maar mevrouw Halsema komt met de eis dat de tarieven moeten worden gematigd en dat wij moeten bijpassen. Die keuze maakt het kabinet niet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De minister-president geeft geen antwoord op de vraag waarom hij die keuze niet maakt. Ik vind dat hij daarin tekort schiet, omdat het juist van groot belang is dat er meer reizigers met het openbaar vervoer gaan. Dat hoort bij alle fileplannen van het kabinet. Hij geeft ook geen antwoord op de terechte opmerking van mevrouw Kant dat dit leidt tot een spiraal van hogere prijzen, minder gebruik, hogere prijzen, minder gebruik.

Minister Balkenende:

Als dat zo zou zijn, zou er een daling zichtbaar moeten zijn in het gebruik van het openbaar vervoer, maar het gebruik neemt op dit ogenblik juist toe. Mevrouw Halsema zegt dat wij niet aangeven waarom wij dit niet financieren. Bij het begin van een kabinetsperiode maak je plannen en kijk je waar je iets extra's doet. Dit is ook relevant voor het openbaar vervoer en voor de infrastructuur, voor de wegen. Je maakt een keuze en daar houd je je aan. Wij hebben gezegd dat wij voor een aantal zaken instaan, maar het is niet onze taak om die prijssetting over te nemen zoals zij nu van ons vraagt. Op dit punt denken zij en ik niet hetzelfde.

De heer Pechtold (D66):

Volgens mij is het niet zo ingewikkeld. De minister-president vertelt het eerlijke sommetje niet. Op dit moment laat staatssecretaris Huizinga een prijsstijging van 4% toe. De inflatie is 3%. Zij zit er een vol procent boven. Hoe zou dat nu kunnen? Zou dit er onder andere mee te maken hebben dat dit jaar de dividenden van staatsbedrijven als de NS worden afgeroomd, omdat er via ProRail investeringen in de harde sector moeten worden gedaan? Dit is het sommetje. Het kabinet moet meer dan de inflatie aan de NS vragen, omdat het het dividend afroomt. De minister-president moet hier dan niet de vermoorde onschuld spelen. Het is zelfs 4,5%, zegt mevrouw Halsema terecht. Als hij het dividend niet afroomt, kan het misschien tot 3% inflatie beperkt blijven.

Minister Balkenende:

Ik wil nog eens goed nagaan hoe het precies met de cijfers zit. Ik hoor dat er op de redenering van de heer Pechtold veel is af te dingen. Laat ik deze handschoen oppakken; ik kom in tweede termijn terug op zijn beoordeling van dit punt. Ik zeg er wel iets bij. Hij zegt dat de inflatie al betrekkelijk hoog is, zo'n 4% tot 4,5%. Ik zal dit laten nagaan, ook in relatie tot het punt dat hij noemt.

De voorzitter:

Dan kunnen wij door naar punt 3.

Minister Balkenende:

Namens de fracties van de ChristenUnie, het CDA en de SGP zijn nog opmerkingen gemaakt over de Deltawet. De vraag is: kunnen wij ervan uitgaan dat de Deltawet in de loop van 2009 aan de tweede Kamer wordt voorgelegd opdat ook duidelijk wordt hoe een en ander in de toekomst zal worden betaald. Het antwoord op deze vraag is positief. De Kamer mag hiervan uitgaan. Het kabinet komt eind 2009 met een ontwerp voor een Deltawet die voorziet in een solide financiële basis om de noodzakelijke maatregelen op langere termijn te kunnen borgen, de juridische grondslag voor het Deltaprogramma en de taken en bevoegdheden van de Deltaregisseur. Tevens stelt het kabinet een ministeriële stuurgroep in, onder mijn voorzitterschap en met de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat als coördinerend bewindspersoon. De eerste prioriteit van deze stuurgroep is de uitwerking van de inhoudelijke, organisatorische, bestuurlijke, financiële en juridische vormgeving van het deltaprogramma, zoals aangekondigd in de kabinetsreactie.

Mevrouw Kant (SP):

Het is toch wel even schrikken als je leest dat aan dit project een financieel plaatje hangt van 100 mld. Dat is een gigantisch bedrag, maar wat moet, dat moet. Omdat er dergelijke gigantische bedragen mee zijn gemoeid, heb ik in eerste termijn gevraagd om een second opinion, waarin nagegaan wordt of wat gevraagd wordt, noodzakelijk is en of het niet onverstandig is om het financieel dicht te timmeren. Wij weten allemaal hoe het gaat met dit soort projecten: het oorspronkelijke geraamde bedrag groeit en groeit en voor je het weet, is het einde zoek.

Minister Balkenende:

Ik voel niets voor een second opinion. Ik denk wel dat wij met elkaar diepgaand in debat moeten gaan over de vraag wat precies een solide financiële basis is. U noemt een bedrag, maar dat bedrag gaan wij in een eeuw uitgeven. Wij moeten het dus wel in perspectief zien. De boodschap van de commissie-Veerman was dan ook dat wij niet alles in een jaar hoeven te regelen. Dat zou ook helemaal niet kunnen, want dit project zal zich over meerdere decennia uitstrekken. Wij zullen daarom planmatig te werk moeten gaan.

Wij zullen ongetwijfeld nog vaak in de Kamer debatteren over de kosten. Zo zal het bij de behandeling van het wetsvoorstel aan de orde komen. Verder gaat het maatschappelijke debat over de kosten ook gewoon door. Eén ding staat echter nu al wel vast: het is evident dat wij kosten zullen moeten maken. Het is haast onmogelijk om exact aan te geven hoeveel kosten wij in die honderd jaar moeten gaan maken. De commissie-Veerman heeft dan ook een indicatie gegeven. Wij zullen een verstandige lijn neerzetten voor die solide financiële basis. Dat is ingewikkeld, maar ik denk niet dat een second opinion ons daarbij veel zal helpen. Wij moeten nu stap voor stap aangeven wat nodig is.

Mevrouw Kant (SP):

Gezien de impact van dit Deltaplan lijkt mij een second opinion zeker wel op zijn plaats. Het gaat bovendien om een gigantisch bedrag, ook al wordt het over een langere periode uitgegeven. Wij kunnen ook niet zo ver vooruitkijken, want de omstandigheden kunnen veranderen. Ik wil het echter niet alleen over de kosten van het Deltaplan hebben, maar ook over de noodzaak ervan. Wat moet, dat moet, maar dat laat onverlet dat er ook signalen zijn dat er wel heel hoge normen worden aangehouden. Ik wil daarover een second opinion zien, voordat wij een beslissing nemen.

Minister Balkenende:

Ik ben geen voorstander van een second opinion, maar gesteld dat ik dat wel was, waarover wilt u die dan hebben? Denkt u aan de inschatting van de commissie van de stijging van de zeespiegel en de daaraan verbonden risico's of aan de kosten?

Mevrouw Kant (SP):

Allebei.

Minister Balkenende:

Ik luister ook naar wat de wetenschappers over de hoogte van de zeespiegelstijging zeggen, maar volgens mij maakt het voor ons op dit moment niet zo veel uit of het gaat om 60, 80 of 100 centimeter. Het wordt echt allemaal anders! Wij krijgen te maken met een zeespiegelstijging en om die op te vangen moeten wij onze kust versterken. Daarover zullen wij met elkaar in debat gaan, maar daarvoor hoeft het kabinet geen second opinion aan te vragen. Het is goed dat de commissie-Veerman ons bij de les houdt door te stellen dat er nu moet worden ingegrepen. Wij hebben nog tijd, want het is niet acuut, maar wel urgent. Ik ga dus graag met u het debat over nut en noodzaak van dit project en de cijfers die daarbij horen.

Mevrouw Kant (SP):

Dat debat gaan wij ook aan. Wat om veiligheidsredenen moet, moet ook echt gebeuren. Het maakt echter wel degelijk uit van welke wetenschappelijke inschatting van de risico's van de zeespiegelstijging je uitgaat. En dat is het belangrijk om oog te hebben voor de opmerking van critici dat de commissie de risico's behoorlijk hoog inschat. Daarover zou ik toch echt graag een keer een second opinion horen.

De heer Van der Vlies (SGP):

De door het kabinet gekozen aanpak lijkt mijn fractie verstandig. Daar gaat de discussie niet over. Uiteraard is er verder tijd nodig om de lijnen goed uit te zetten. Het kan en mag dan ook nog even gaan duren. Tegelijkertijd is er grote onrust onder de bevolking. Ik denk dan vooral aan de onrust in bepaalde gebieden rond het IJsselmeer en het benedenrivierengebied. Ik denk dat de stuurgroep het tot zijn taak zou moeten rekenen om precies aan te geven wat mensen op welke termijn wel of niet kunnen verwachten. Die onrust is er wel degelijk.

Minister Balkenende:

Daar hebt u gelijk in. Ik herinner mij nog steeds heel goed de opmerkingen van mensen die woonachtig zijn in het gebied rondom het IJsselmeer en die zich zorgen maken. U refereert daar ook aan. Het is ook een taak van de ministeriële stuurgroep om rekening te houden met gevoelens, opvattingen en geluiden die naar voren komen. Dit geldt ook voor de opmerking die mevrouw Kant maakte. De stuurgroep zal er ook oog voor hebben als er andere signalen komen van inschattingen of financiële aspecten. Met al die zaken heb je rekening te houden. De bedoeling is wel dat wij toewerken naar een Deltawet. Wij hebben dat juridische kader nodig. Natuurlijk zullen wij rekening houden met discussies rondom het IJsselmeer. Ik snap heel goed dat dit de eerste reacties waren op de presentatie van het rapport. Wij zullen er nader bij stilstaan. Op de vraag of dit in de stuurgroep aan de orde komt, zeg ik volmondig ja.

Voorzitter. Ik ben bij mijn derde thema, dat van de duurzaamheid.

De heer Rutte (VVD):

Ik dacht dat de premier misschien nog iets meer zou zeggen over het rekeningrijden en het fileprobleem.

Minister Balkenende:

Neen.

De heer Rutte (VVD):

Daar bent u klaar mee?

Minister Balkenende:

Ja.

De heer Rutte (VVD):

Van een premier die zo van autorijden houdt als u – wij zien u altijd in allerlei auto's zitten, en ik deel die hobby met u – zou je er iets meer over verwachten. Wij gaan 3,5 mld. uitgeven aan het invoeren van rekeningrijden. Er worden 8 miljoen kastjes ingebouwd in de auto's. Het kabinet heeft toegezegd om 1250 km asfalt aan te leggen in deze kabinetsperiode. Wij lazen in de krant dat de ambitie voor volgend jaar 50 km is. Hoe staat het op dit moment met de uitvoering van die 1250 km?

Minister Balkenende:

Ik kom daar in tweede termijn nog even op terug.

De heer Rutte (VVD):

Wat vindt u dan van de ambitie om 50 km aan te leggen in het komende jaar ten opzichte van de totale ambitie van het kabinet voor 1250 km?

Minister Balkenende:

Ik zal daar later nader op ingaan. Ik snap echter wel een beetje waar u heen wilt. U zegt dat het invoeren van het systeem van anders betalen voor mobiliteit een bepaald bedrag kost en u vindt dat dit beter zou kunnen worden besteed.

De heer Rutte (VVD):

Om het heel scherp te maken: in combinatie met het feit dat ik steeds meer in de argumentatie van het kabinet hoor dat u verwacht dat mensen door het rekeningrijden minder gaan autorijden en dat er daardoor ook minder wegen hoeven te worden aangelegd. De afspraak is echter altijd geweest dat rekeningrijden niet minder asfalt betekent, want het zal zeker niet automatisch leiden tot minder rijden. Blijkbaar is het kabinet wel bezig om die link te leggen. Ik wil dat u de files oplost, vandaar mijn vraag waar dat asfalt blijft.

Minister Balkenende:

Toen de heer Hofstra nog deel uitmaakte van uw fractie, heeft hij op enig moment gezegd dat er naar het prijsinstrument moest worden gekeken. Dat herinner ik mij nog heel goed. Wij hebben elk jaar te maken met honderdduizenden nieuwe auto's die erbij komen, hoewel er natuurlijk ook auto's weggaan. Wij hebben te maken met een enorme bezetting van de wegen. Dat betekent dat je moet kijken hoe je de ruimte zo goed mogelijk kunt benutten. Als je dan kunt werken met een systeem van kilometerbe­prijzing, waarbij je ook kunt differentiëren, zal dat ongetwijfeld een grote invloed hebben op het gebruik van de weg. Een verstandig gebruik van de weg en een betere capaciteitsbenutting, dat zit erachter. Met dat systeem gaan wij onomkeerbare stappen zetten in deze periode. Ik denk dat dit onvermijdelijk is. Ik moet ook zeggen dat hiervoor bij velen in het land draagvlak bestaat. U kiest daar niet voor; dat mag. Met de oplossing waarop u nu wijst, namelijk om maar wat asfalt erbij te leggen, red je het ook niet. Ik vind het teleurstellend dat de VVD het hele systeem van kilometerbeprijzing in de prullenbak gooit, terwijl zij geen alternatief heeft en geen uitweg weet te bieden om het probleem van congestie tegen te gaan. Het kabinet heeft deze keuze wel gemaakt. Zeer velen, ook in de automobielsector, zeggen dat dit nodig is. Het draagvlak is uiteraard belangrijk. Het bezit van de auto wordt goedkoper, maar voor het gebruik ervan gaan wij een prijs vragen. Deze filosofie kan een oplossing bieden. Ik vind het teleurstellend dat de VVD die keuze niet met het kabinet maakt.

De heer Rutte (VVD):

Dit kabinet heeft het draagvlak onder de kilometerheffing weg getrokken, bijvoorbeeld door geen nieuwe wegen aan te leggen. Dit terwijl de afspraak was dat de kilometerheffing het op een andere manier beprijzen van automobiliteit zou zijn en niet zou worden gebruikt in plaats van andere maatregelen voor het bestrijden van de files. Het zou in zichzelf de files namelijk helemaal niet bestrijden. Het was een andere manier van het bekostigen van het autogebruik. U hebt daar zelf het draagvlak onder weggehaald, ook door de invoeringskosten zo enorm op te voeren en allerlei bestaande belastingen, zoals de provinciale belastingen, te laten bestaan. Dat debat gaan wij nog voeren; dan zal ik proberen om u daarvan te overtuigen.

Het kabinet heeft afgesproken om 1250 km aan extra wegen aan te leggen. De ambitie van minister Eurlings is om het komende jaar 50 km aan te leggen. Nu ben ik benieuwd hoe ver het kabinet is met die 1250 km, maar dat hoor ik in tweede termijn. Graag nu antwoord op de vraag wat u vindt van de ambitie van 50 km dit jaar, gezien de ambitie van het kabinet om in de gehele periode 1250 km aan te leggen.

Minister Balkenende:

Zo gaan wij het debat niet voeren. Er bestaat immers een samenhang tussen het een en het ander.

De heer Rutte (VVD):

Dit was aannemend dat er een kilometerheffing zou komen.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik heb gezegd dat ik in tweede termijn terugkom op het punt van de kilometers en op de vraag wat op een gegeven moment ons doel is en hoe het daar in deze kabinetsperiode mee staat. Dat geldt ook voor deze vraag. Wij gaan niet het een zonder het ander bekijken.

Mevrouw Kant (SP):

Ik moet even vragen of een tweetal onderwerpen dat ik heb aangeroerd nu gepasseerd is. U hebt nu economie en mobiliteit afgesloten en ik had een vraag over de kale benzineprijs in Nederland gesteld, en over de extra winsten die Shell en Esso maken op de winning van ons bodemgas. Komt dat nog aan de orde?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Deze vragen heb ik schriftelijk beantwoord.

Mevrouw Kant (SP):

Nou, de tweede vraag hebt u helemaal niet beantwoord en de eerste hebt u schriftelijk beantwoord, maar daar ben ik niet tevreden over. Ik wil dus over die twee vragen toch een interruptie plegen.

Minister Balkenende:

Dat is dan vervelend.

Mevrouw Kant (SP):

Ik begin met de tweede vraag. U hebt die vraag niet beantwoord. De gasinkomsten nemen toe voor de Nederlandse overheid, omdat de gasprijs stijgt en omdat de olieprijs ook stijgt. Volgend jaar gaat het om maar liefst 13 mld. Door een afspraak die in het verleden is gemaakt met Shell en Esso en nog een paar kleine maatschappijen, delen ook zij in de toegenomen winsten op de gaswinning in Nederland. Ik wil u graag vragen om welk bedrag het daarbij gaat.

Minister Balkenende:

Dat kan ik zo niet zeggen.

De voorzitter:

Dit onderwerp komt terug in tweede termijn.

Mevrouw Kant (SP):

Mag ik dan vragen om wat voor bedrag het gaat en welk deel dat is van de opbrengsten? Wilt u dat de Kamer doen toekomen voor de tweede termijn? Misschien kunt u dan ook de cijfers aanleveren over de afgelopen jaren, zodat wij kunnen zien hoe de overwinsten gestegen zijn.

Minister Balkenende:

Akkoord.

Mevrouw Kant (SP):

Prima, dan kom ik daar in mijn tweede termijn op terug.

Mijn andere vraag ging over de kale benzineprijs. Die vraag hebt u ook beantwoord. In Nederland is de benzineprijs gemiddeld over het jaar tot nu toe 10% hoger dan in de ons omringende landen. In België zegt men: wij moeten niet gekker zijn dan de rest, wij maken daar afspraken over met de oliemaatschappijen. Die afspraken leiden ertoe dat de prijzen daar lager zijn. Dat zou je in Nederland ook kunnen doen. Je zou kunnen afspreken dat de kale brandstofprijs in Nederland niet hoger is dan de gemiddelde prijs in de ons omringende landen. Bij de geneesmiddelen doen wij dat bijvoorbeeld ook. U hebt dat afgewezen. Waarom bent u daar niet voor?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Wij hebben in Nederland een eigen methodiek. Ten aanzien van de prijs hebben wij ook in het verleden verschillen geconstateerd. Er zijn momenten geweest dat België veel goedkoper was dan Nederland. Dat gold ook voor Duitsland. In Duitsland is het systeem veranderd, zodat er nu sprake is van vergelijkbare benzineprijzen. Wij werken met onze methodiek, en wij zien geen redenen om de in Nederland geldende systematiek te veranderen. U wees op de situatie in België. Dat is een zaak die men in België zelf kan bepalen. Wij hebben nooit de neiging gehad om dit te gaan veranderen. Het is ons eigen beleid en daar zijn wij consistent in geweest. Dat kan mevrouw Kant jammer vinden, maar het is wel het verhaal.

Mevrouw Kant (SP):

Ja, dat vind ik heel erg jammer. Dat u die neiging niet had, dat snap ik, anders had ik de vraag niet gesteld. U zegt: wij hebben onze eigen methode. Nee, u hebt helemaal geen methode. U laat het gewoon los en u accepteert dat men kan vragen wat men wil, en dat wij daarom dus dit jaar 10% hoger zitten dan de ons omringende landen. Dan kunt u wel zeggen: het pakt ook weleens anders uit. Dat is dan goed. Op die momenten is het geen probleem, maar het gaat mij natuurlijk om momenten waarop het wel een probleem is, bijvoorbeeld nu.

De voorzitter:

En wat wilt u vragen?

Mevrouw Kant (SP):

Ik begrijp niet waarom u dat afwijst. In België maakt men afspraken, en die zorgen ervoor dat daar geen gekke dingen gebeuren en dat men daar dus niet meer betaalt dan in de andere landen in Europa. Dat lijkt mij een prima systeem om in Nederland ook in te voeren. Wij maken gewoon afspraken en dan zijn wij niet gekke Henkie en betalen wij ook niet meer dan de andere landen.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik heb erop gewezen hoe de systematiek in Nederland werkt. Dat is ook in de beantwoording van de vraag naar voren gekomen. Mevrouw Kant wil het anders gaan doen en zal ongetwijfeld ook een budgettair beslag willen...

Mevrouw Kant (SP):

...een budgettair beslag op de overwinsten van de oliemaatschappijen. Dan kunnen wij een beetje terughalen.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Wij kennen onze systematiek en het kabinet heeft geen behoefte om die te gaan veranderen.

De voorzitter:

Wij gaan door met punt drie.

Minister Balkenende:

Het eerste onderwerp dat ik bij punt drie aan de orde wil stellen, is de klimaatproblematiek. Mevrouw Halsema en mevrouw Hamer hebben gesproken over duurzaamheid. Die is belangrijk. Ik geef eerst een algemeen beeld van de kabinetsdoelen en de concrete maatregelen die dit kabinet neemt. Daarna beantwoord ik specifiek de kritiek van mevrouw Halsema, als zou het kabinet zijn doelstelling in 2012 niet halen.

Dit kabinet stelt duurzaamheid centraal in zijn beleidsprogramma en heeft forse ambities neergezet. Het klimaatprobleem is urgent en heeft blijvend een hoge prioriteit voor dit kabinet. De ambities voor duurzame energie, energiebesparing en de reductie van broeikasgassen leiden tot flinke stappen. Het kabinet haalt naar verwachting de meeste tussendoelen binnen deze kabinetsperiode. Dat zijn 9% duurzame elektriciteit in 2010; bijna 6% biobrandstoffen en 209 Mt nationale uitstoot van broeikasgas in 2011. Voor biobrandstoffen heeft het kabinet het doel verlaagd tot 4%, dit vanwege de twijfels over het duurzame karakter van alle biobrandstoffen. Er zijn door het kabinet vijf duurzaamheidsakkoorden gesloten met sectoren. De overige vier volgen naar verwachting binnen enkele weken. Deelnemende bedrijven uit de industrie hebben zich gecommitteerd aan een inspanningsverplichting van 30% energie-efficiency in 2020 ten opzichte van 2005, alsook in een meerjarenafspraak die op 1 juli 2008 getekend is. De bedrijven in de agrosector hebben zich gecommitteerd aan een energie-efficiency van 2% tot 2,5% per jaar. Door het snel groeiende warmtekrachtkoppelingvermogen is de glastuinbouw leverancier van 15% à 20% van de totale stroomvoorziening in Nederland, dat ligt in de orde van grootte van een kolencentrale. Tel uit uw winst!

Er zijn verscheidene stimuleringsregelingen opgezet, bijvoorbeeld voor duurzame energieproductie de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE). 90% van de ruim 80 acties uit het werkprogramma Schoon en Zuinig voor 2008 is van start gegaan. Voor energiebesparing van 2% per jaar wordt sterk ingezet in de gebouwde omgeving. Er zijn twee convenanten getekend: het convenant Meer met Minder voor de bestaande bouw om in 2011 500.000 woningen 20% tot 30% energiezuiniger te hebben gemaakt en het convenant Energie Prestatie in de nieuwbouw om de energieprestatienormen voor de nieuwbouw met 25% aan te scherpen in 2011.

De subsidieregeling Duurzame warmte biedt subsidie voor zonneboilers, warmtepompen en microwarmtekrachtkoppeling. Particulieren en investeerders in woningen komen hiervoor in aanmerking. Doel is om in deze kabinetsperiode 70.000 bestaande woningen daarvan te voorzien. In juli 2008 is de subsidieregeling Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK) voor gemeenten en provincies geopend. Er is 35 mln. beschikbaar voor uitvoering van lokaal en regionaal klimaatbeleid.

Mevrouw Halsema vroeg een extra inzet voor duurzame energie. Die komt er. Wij gaan als kabinet nog meer doen. Zo streven wij ernaar om per 1 januari 2009 een garantiefonds van 10 mln. voor aardwarmte in te stellen. Dit is een breed garantiefonds voor boringen naar aardwarmte, waar onder andere de glastuinbouw en de woningbouw gebruik van kunnen maken.

Mevrouw Halsema stelt nog dat uit de Milieubalans blijkt dat de kans dat Nederland de Kyotodoelstelling in 2012 haalt nog maar 50% is. Wat zij echter vergeet, dat hetzelfde Planbureau voor de Leefomgeving, de opsteller van de Milieubalans, daarbij aangeeft dat hierbij geen rekening is gehouden met de te verwachten effecten van de implementatie van het werkprogramma Schoon en Zuinig. In dit werkprogramma zitten 80 acties, waarvan 90% in 2008 van start is gegaan. Ook de zojuist genoemde sectorakkoorden en alle convenanten zijn niet doorgerekend op hun effect op het milieu, met uitzondering van het meerjarenplan voor de industrie. Dit verklaart voor een groot deel het verschil. Verder speelt mee dat er een doorlooptijd zit tussen de toezegging van de subsidie voor hernieuwbare elektriciteitsopwekking en de feitelijke installatie daarvan.

Het is juist dat voor het halen van de doelstelling in 2020 het kabinet voor een belangrijk deel afhankelijk is van het Europees beleid. Ik denk daarbij aan de emissiehandel, biobrandstofverplichting, normering auto's en ecodesign. Het is van groot belang dat er van de zijde van de EU voldoende scherpe maatregelen komen op al deze terreinen. Nederland zal daarop inzetten.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Bij al deze cijfers krijg ik bijna de neiging om te roepen: bingo! Ik heb het gevoel dat u er niet echt bij betrokken bent. U noemt heel snel wat cijfers, maar een visie ontbreekt eigenlijk. Ja, u zegt wel: wij willen wat meer CO2-besparing hebben. U kijkt echter niet naar onze positie als Nederland ten opzichte van de rest van de wereld, dus wat wij niet allemaal produceren en wat negatieve effecten heeft op de rest van de wereld. Ik heb in mijn bijdrage gezegd dat wij zo graag een wereldeffectrapportage willen hebben. Het bedrijfsleven kent zoiets al in de vorm van een milieu-effectrapportage. Wij pleiten ervoor dat dit beleid en alles wat wij hier doen en waarmee wij invloed hebben op de rest van de wereld, ook zichtbaar wordt. Als wij bezig zijn met bijvoorbeeld "het duurzaam maken van ontwikkelingslanden" door daar de landbouw te stimuleren en als wij daar tegelijkertijd goedkope landbouwproducten dumpen, komt er niets van terecht. Dat soort effecten moeten wij dan ook in kaart gebracht hebben. Als wij bovendien doorgaan met de veehouderijen, zoals nu het geval is, zorgt dat voor ontbossing in Brazilië. Dit soort effecten moet dus helder worden, willen wij echt een duurzaam beleid krijgen. Wij hebben dan niets aan de cijfertjes of hier en daar een zonneboilertje aan te schaffen. Wij hebben dan wel een visie nodig en een effectrapportage.

Minister Balkenende:

Ik vind, met alle respect, dat mevrouw Thieme dan toch weinig recht doet aan de intenties van dit kabinet. Toen wij begonnen, hebben wij gezegd dat wij voor onszelf een aantal doelstellingen kozen. U kent de percentages: 20, 20, 30 enzovoorts. Het is niet zo gemakkelijk. Toch hebben wij gezegd: daaraan willen wij ons committeren. De vraag van deze Kamer was evenwel: hoe zit het nu met het realiseren van de doelen per 2012. Vandaar dat ik een cijfermatig overzicht heb gegeven. De kritiek van mevrouw Halsema was: u haalt misschien slechts 50%. Mijn antwoord daarop was: dan moet je wel rekening houden met die dingen die nu niet in de berekeningen zitten en die wel degelijk veel kunnen uitmaken. Ik had de cijfers dus nodig om antwoord te geven op de opmerking van mevrouw Halsema.

Zelf vind ik dit een buitengewoon belangrijk thema. Ik denk dat ik hierover niet met u van mening verschil. Voorts onderschrijf ik uw opmerking dat wat in een deel van de wereld gebeurt, relevant is voor andere delen van de wereld en dat je mondiaal moet denken. Ook dit laatste is dus waar. Nog niet zo lang geleden is in Suriname een conferentie geweest over de problematiek van ontbossing. Nederland heeft eraan bijgedragen om dit belangrijke thema tijdens deze conferentie aan de orde te stellen. Verder hebben wij het internationale systeem ETS en de rol van de Europese Unie. Samen met Tony Blair heb ik ervoor gepleit om het thema klimaatverandering in Europa hoog op de agenda te zetten en zelf een geloofwaardige rol te spelen met het oog op Kopenhagen volgend jaar. Volgens mij zijn dit allemaal indicaties die wijzen op het belang van zaken. Wel hoop ik niet alleen dat wij elkaar in Europa scherp houden, maar ook dat Kopenhagen volgend jaar succesvol zal worden. Ik denk dat mevrouw Thieme en ik hierover niet van mening verschillen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wil de minister-president dan niet weten wat wij met onze veehouderij wel niet aanrichten met de honderdduizenden hectaren aan ontbossing in Brazilië? Moet dit niet helder zijn om op die manier de urgentie en op basis daarvan onze beleidsdoelen te kunnen bepalen? Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving worden de doelen niet gehaald en zijn ze ook niet meetbaar.

Minister Balkenende:

Ik heb het verzoek aan mevrouw Thieme om deze thematiek aan de orde te stellen bij de relevante begrotingen. In de eerste plaats is dat de begroting van VROM. Mevrouw Thieme heeft het over meetmethoden en de effecten. Ik vind de begrotingsbehandeling het geschikte moment om nadrukkelijk bij deze thematiek stil te staan. Ik kan mij ook voorstellen dat zij hierop bij de behandeling van de begroting van LNV ingaat. Beide debatten zullen verder gaan dan dit debat. Ik doe helemaal niets af aan de effecten van de veehouderij ten aanzien van dit onderwerp. De Kamer weet dat minister Verburg bezig is om juist in overleg met de sector tot veranderingen te komen. Dit mag ook wel eens worden gezegd. Ik denk dat het goed is dat het debat over de specifieke vraag hoe je meet en hoe je analyseert, gevoerd wordt bij het debat over de begroting van VROM.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik vind het jammer dat de minister-president het onderwerp probeert te verengen. Ik probeer te zeggen dat de brede onderwerpen van ontwikkelingssamenwerking en van klimaat en milieu zouden moeten gelden als kern van het kabinetsbeleid. Ik moet dan niet verwezen worden naar een vakminister. Dit is wel kenmerkend voor dit kabinet: klimaat is eigenlijk maar een bijzaak.

Minister Balkenende:

Ik vind het jammer dat u dit zegt, mevrouw Thieme. Nu vinden de algemene politieke beschouwingen plaats. Volgende week ben ik samen met de bewindslieden in New York waar wij gaan praten over de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. U weet dat ik vorig jaar zelf een van de sessies heb voorgezeten van de VN-bijeenkomst over het thema duurzaamheid. Wij hierover de nodige debatten gehad. Nederland straalt steeds uit hoe belangrijk het is om hieraan aandacht te besteden, ook in relatie tot MDG's en ontwikkelingssamenwerking. Ik wil de indruk wegnemen dat dit voor ons geen prioriteit zou hebben. Met betrekking tot specifieke aspecten als de manier van meten en analyseren zeg ik dat dit niet in dit debat behandeld hoeft te worden; dat kan ook op een ander moment. Ik wil wel gezegd hebben dat het thema klimaat ons zeer bezighoudt en dit geldt voor tal van beleidsterreinen.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Thieme, nu niet meer. Ik geef het woord aan de heer Rutte.

De heer Rutte (VVD):

Komt de premier nog te spreken over kernenergie?

Minister Balkenende:

Ik heb schriftelijk een antwoord gegeven op een van de vragen.

De heer Rutte (VVD):

Dan toch een concrete vraag van mij. De firma DELTA in Zeeland heeft aangekondigd te komen met een vergunningaanvraag voor een nieuwe kerncentrale. Zal deze aanvraag, die de komende maanden verwacht wordt, door dit kabinet in behandeling genomen worden?

Minister Balkenende:

Als DELTA met een aanvraag komt, dan zal deze door dit kabinet in behandeling genomen worden.

De voorzitter:

Ik weet niet wie er eerder was: mevrouw Halsema of mevrouw Kant. Ik geef het woord aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Ik wil even het bijkomende probleem schetsen. Als DELTA een vergunningaanvraag voor een kerncentrale indient, doet zij dat op basis van de huidige wet, dus op basis van criteria en voorwaarden die enorm verouderd zijn. Als hieraan wordt voldaan, kan kabinet noch Kamer nee zeggen. Ik vraag mij af of de premier deze zaak niet te licht opvat. Mijnheer Balkenende, u zegt: dit nemen wij in behandeling. Tegelijkertijd is er echter geen nieuwe wet, want uw minister ziet de urgentie van snel een nieuwe wet maken blijkbaar niet in. Beseft u dat wij in dit geval wel een probleem hebben. Immers, dan komt er een kerncentrale zonder dat wij hierover iets te zeggen hebben.

Minister Balkenende:

Binnen het kabinet hebben wij laatst gesproken over dit onderwerp. De Kamer zal nog een wijziging ontvangen van de minister van Economische Zaken. Tijdens een persconferentie heb ik, even los van dit onderwerp waarover de Kamer nog zal spreken met het kabinet, gezegd dat het indienen van een verzoek krachtens het geldend recht mogelijk is. Deze zaak zal alleen wel tijd vergen. Het is een complexe aangelegenheid. Wij zullen zien hoe dit verder gaat. Als er een verzoek komt, dan wordt dat behandeld. Daarnaast wordt gewerkt aan wijzigingen. Hierover zal een debat met de Kamer kunnen plaatsvinden. Dat is de stand van zaken op dit moment.

Mevrouw Kant (SP):

Dat is een heel slechte stand van zaken! U neemt daarmee risico's. Dat komt doordat u een lakse minister hebt, die deze wet nog op de plank heeft liggen en niet met een antwoord aan de Kamer komt, zodat het wetsvoorstel snel behandeld kan worden. Dat brengt risico's met zich mee. Als DELTA een aanvraag indient, zal dit dus nog op basis van de oude wet zijn, omdat die lakse minister van u er niet voor zorgt dat de zaken op orde zijn. Daardoor zal het op basis van de oude voorwaarden gaan. Ik denk dat u onderschat wat daarvan de consequenties kunnen zijn.

Minister Balkenende:

Hebt u het over mevrouw Van der Hoeven? Die is niet laks!

Mevrouw Kant (SP):

Die is wel laks, want de wetswijziging ligt nu al twee jaar lang op de plank.

Minister Balkenende:

U kunt veel van mevrouw Van der Hoeven zeggen, maar niet dat zij laks is.

Mevrouw Kant (SP):

Op dit punt dus wel. U kunt er wel om lachen, maar straks zitten wij met een kerncentrale die niet aan de juiste voorwaarden voldoet. Ik zou daar niet zo grappig over doen, als ik u was. Het gaat erom dat de nieuwe wet, met de nieuwe voorwaarden erin, nog niet bij de Kamer ligt. Als straks een verzoek wordt ingediend, hebben wij dus een probleem.

Minister Balkenende:

Er ligt een voorstel bij de Kamer. Daarop zal, naar ik heb begrepen, nog een wijziging worden ingediend. Dat kan aanstonds gebeuren. Reden voor paniek is er dus niet. Er ligt op dit moment ook geen verzoek van de kant van DELTA. Als het er is, zullen wij dat op ordentelijke wijze in behandeling nemen. Over het juridisch kader is al het een en ander gezegd. Daarover zal de Kamer nog met de bewindspersoon spreken.

Mevrouw Kant (SP):

Laat mij de vraag nog één keer anders stellen. De Kamer wacht inderdaad nog steeds op die wijziging. Er is herhaaldelijk op aangedrongen dat die er komt. Kunt u garanderen dat het als volgt geregeld wordt: als er een nieuwe kerncentrale komt en wij in de Kamer de discussie daarover voeren, is de wet zo aangepast dat de Kamer, de politiek, het laatste woord heeft, en wordt deze discussie alleen op basis van de huidige, moderne criteria ten aanzien van veiligheid gevoerd?

Minister Balkenende:

De minister van VROM heeft het laatste woord daarover.

Mevrouw Kant (SP):

Dus heeft de Kamer het laatste woord, want haar kunnen wij terugroepen, naar ik aanneem.

Minister Balkenende:

Het wordt een wat rommelige discussie op deze manier. Ik begrijp de vraag van mevrouw Kant zeer wel. Ik heb aangegeven hoe het met het juridisch kader zit. Er zal nog met de Kamer worden gedebatteerd over de veranderingen. Het lijkt mij goed om dan die vraag verder aan de orde te stellen. Overigens is alles nu een beetje prematuur. De Kamer moet nog met het kabinet spreken over verandering van regelgeving, en op dit moment is geen aanvraag ingediend. Dat is de stand van zaken. Wij moeten het niet moeilijker maken dan het is.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter.

De voorzitter:

Ik geef u het woord niet meer, mevrouw Kant. U hebt ook nog een tweede termijn. Daarin kunt u uw vraag nogmaals formuleren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik stel met enig plezier vast dat de flirt van de SP met kernenergie inmiddels behoorlijk bekoeld is. Daar word ik wel vrolijk van, moet ik zeggen.

Minister Balkenende:

U weet niet wat er gaat gebeuren als het wetsvoorstel wordt behandeld.

De voorzitter:

Minister-president, ook u moet niet tussendoor het woord nemen.

Minister Balkenende:

Daar hebt u gelijk in, voorzitter.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als de minister-president iets over flirten met de SP wil zeggen, dan zou ik hem daarvoor alle ruimte willen geven.

De voorzitter:

Daarover ga ik, en ik geef die ruimte niet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Excuus, voorzitter, ik wil mij niet met uw orde bemoeien.

Ik kom terug op de Milieubalans. Volgens mij kent de minister-president de feiten niet helemaal. Wat staat er namelijk in de Milieubalans? De kans dat Nederland in 2012 voldoet aan de Kyotodoelstelling, is nog maar 50%. De Kyotodoelstelling ligt aanmerkelijk lager dan de eigen doelstelling van het kabinet. De kans dat het kabinet aan zijn eigen doelstelling voldoet in 2020, is volgens de Milieubalans vrijwel onbestaand geworden. Nu zegt de minister-president: dat kan wel zo zijn, maar er wordt geen rekening gehouden met wat wij allemaal in het programma Schoon en Zuinig doen. Wij hebben even geturfd wat het kabinet gaat doen volgens het programma Schoon en Zuinig. Het gaat 31 keer een "nadere verkenning" doen. Het gaat negen keer "een ontwikkeling stimuleren"; op welke wijze wordt niet duidelijk. Het gaat zeven subsidies instellen, meestal uit de pot voor duurzame energie, vijf convenanten afsluiten, wat betekent dat er niets gebeurt, en vier experimenten uitvoeren. Nu moet de minister-president mij eens vertellen hoe hij aan een schier onmogelijke doelstelling wil voldoen.

Minister Balkenende:

Ik vind dat u zo badinerend praat over het werkprogramma Schoon en Zuinig. U doet net alsof het allemaal niets voorstelt. Waarom hebben wij dat werkprogramma? Dat is juist om zaken in beweging te krijgen, met tal van acties. U noemt een aantal zaken op. Die blijven niet zonder gevolg! Ik vind het jammer dat hierover op deze manier wordt gesproken. Als dit werkplan goed wordt geïmplementeerd en de maatregelen worden genomen – ik heb nog andere dingen genoemd – dan blijft het niet bij de 50% waarover u spreekt, is mijn stelling. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft een berekening gemaakt, maar heeft een aantal dingen niet meegenomen. Ik vind dat je moet rekening houden met het totaalplaatje. Het verhaal over de 50% is niet het hele verhaal. Het lijkt mij goed om later in de begrotingsbespreking te spreken over hoeveel het wel zal zijn. Ik wil best bekijken of er meer over te zeggen valt in een volgende termijn. Het punt dat ik wil maken is echter dat het verhaal van 50% niet het hele verhaal is. Er is meer te melden. Het percentage zal ongetwijfeld een stuk hoger uitkomen als je de andere componenten daarin betrekt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het valt mij op dat elke keer als er kritiek wordt geleverd op de inhoud van het beleid, de premier begint over de toon van de kritiek. Dat vind ik niet zo sterk. De premier zegt dat ik flauw spreek over Schoon en Zuinig. Ik heb gewoon stevige kritiek op het programma. Dat hangt namelijk van vaagheden aan elkaar. Laat ik mijn vraag dan maar anders formuleren: welke harde maatregelen zitten er in het programma Schoon en Zuinig?

Minister Balkenende:

Als de convenanten in Schoon en Zuinig gaan werken, bieden deze natuurlijk een hard instrument. Je spreekt elkaar dan aan op de te realiseren doelstellingen. Ik wil daarop best nog even terugkomen. Ik heb het stuk zelf niet bij de hand. In de politiek kun je altijd iets te weinig vinden, maar Mevrouw Halsema doet net alsof het helemaal niets voorstelt. Dat wil er bij mij niet in. Ik wil best terugkomen op de harde instrumenten. Ter gelegenheid van de algemene beschouwingen vind ik het echter van belang om te reageren op uw verwijt dat ik het percentage niet haal. Ik vind dat er meer dan dat te melden is.

De voorzitter:

U mag heel kort reageren, mevrouw Halsema. De minister-president heeft namelijk al gezegd dat hij erop terugkomt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik kom bijna in de verleiding om een oud Bostrucje uit te halen: "Noemt u drie maatregelen, noemt u twee maatregelen, noemt u in ieder geval één harde maatregel". De fractie van GroenLinks heeft inderdaad harde kritiek op het hele programma Schoon en Zuinig. Het bevat namelijk geen hard beleid. Laat de minister-president mij in de tweede termijn maar een opsomming geven van de harde beleidsmaatregelen die in dat programma zitten. Dan bedoel ik geen experimenten, geen convenanten en geen nadere verkenningen.

De voorzitter:

Het punt is duidelijk. Wij gaan niet herhalen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb geen vragen meer over kernenergie. Het stelt wel gerust dat de minister-president vertelt dat de brievenbus bij het kabinet nog steeds geleegd wordt. Uit de schriftelijke beantwoording wordt duidelijk dat in de aanloop naar de belangrijke conferentie in Kopenhagen in december 2009 er een groot aantal activiteiten is waaraan Nederland zijn bijdrage levert. Kan de minister-president een brief van de ministers van VROM en van OCW toezeggen, waarin zij, in aanloop van de behandeling van hun begrotingen, aangeven wat Nederland aan plannen voor herbebossing heeft, los van de aanloop naar Kopenhagen op nationaal niveau, net als bijvoorbeeld Noorwegen en Australië doen? Zo'n brief krijgen wij graag, zodat wij bij de behandeling van die begrotingen op het scherp van de snede over deze belangrijke duurzaamheidsopdracht te kunnen spreken.

Minister Balkenende:

Ik zal dit verzoek vrijdag met de bewindslieden tijdens het kabinetsberaad bespreken. Dan zullen wij u melden wat wij kunnen melden.

De heer Pechtold (D66):

Naast energie en duurzaamheid is er ook gewoon de echte natuur. Uit de Natuurbalans blijkt dat de realisatie van de ecologische hoofdstructuur achter blijft. Mijn fractie zet hierop stevig in. In onze tegenbegroting zetten wij in op de verwerving van kwetsbare gebieden. De minister-president zet echter vooral in op verwerving door boeren. Dit is iets volstrekt anders. Wat gaat hij hieraan doen?

Minister Balkenende:

De verwerving door boeren hangt natuurlijk samen met de wijze waarop je omgaat met de natuurlijke omgeving en met de wijze waarop je kunt werken aan een landschapsbehoud waarin agrariërs een rol spelen. Dit kan bijdragen aan andere activiteiten van de agrarische sector. Door zijn eigen rol in een eerder kabinet weet de heer Pechtold wat hiervan de achtergronden zijn. Er is ook heel veel voor te zeggen. Dit hangt ook samen met de visie op de ondersteuning van de landbouwsector. Het kan zijn dat landschapsbeheer en de inzet van natuur voor bekostiging in aanmerkingen komen. Dat is er de achtergrond van.

De heer Pechtold (D66):

Ik neem niet weg dat de aankoop door boeren ook iets kan betekenen, ik geef u alleen mee dat het uit balans raakt en dat wij achterblijven bij de ambities van de ecologische hoofdstructuur. Hoe gaat u hierop inlopen? Ik vind het prima dat u boeren inzet, maar wat doet u aan de kwetsbare gebieden?

Minister Balkenende:

Op deze tamelijk specifieke vraag zal ik in tweede termijn terugkomen.

De voorzitter:

Volgens mij kunnen wij dan nu overgaan naar het volgende puntje.

Minister Balkenende:

Inderdaad.

De heer Van der Vlies maakte een opmerking over milieugroepen op het gebied van de agrarische sector en de visserij. In de agrarische sector vindt veel innovatie plaats en wij verwachten een verdere verduurzaming en innovatie van de voedselproductie. De inzet van dit kabinet is helder: in de toekomst moeten gezinnen hun boterham kunnen blijven verdienen met de visserij. Vissers verdienen een stabiele toekomst en gedurende deze kabinetsperiode trekt het kabinet in totaal 45 mln. uit voor innovatie, verduurzaming en transitie van de visserij.

Tegelijkertijd moeten wij rekening houden met de bijzondere waarde van de Noordzee en de Waddenzee. De Waddenzee is een erfgoed waar wij zuinig op moeten zijn en waarvoor wij internationale verplichtingen zijn aangegaan. Alle betrokken partijen moeten een evenwicht vinden tussen enerzijds de bescherming van kwetsbare en unieke natuur en anderzijds het bieden van ruimte voor medegebruik van onze zeeën door een sector die sterk verbonden is met de Nederlandse cultuur.

Wij leven in een democratie, dus legitieme acties van milieugroeperingen zijn mogelijk. Deze mogen echter nooit leiden tot schade of zelfs risico's voor personen die hun beroep uitoefenen. Het kabinet vindt eenzijdige acties, zoals steenstort in de Duitse Noordzee, niet acceptabel. Het zet in op de dialoog tussen de agrarische sector, de visserij, de maatschappelijke organisaties en de overheid, teneinde afspraken te maken over duurzame voedselproductie op land en in zee.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik had u gevraagd de koers van dit kabinet te duiden met betrekking tot vleesvermindering. Daarover staat namelijk het een en ander in zowel de begroting van de minister van VROM als die van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Tegelijkertijd zegt de minister van LNV in de pers en tijdens debatten een heel andere koers te willen varen, namelijk helemaal niet sturen op de transitie van dierlijke eiwitten naar plantaardige eiwitten. Welke koers is nu de juiste? Welke koers vaart het kabinet?

Minister Balkenende:

Kunt u specifieker zijn in uw vraagstelling? Het kabinet heeft over dit onderwerp een opvatting, wat in stukken naar voren komt. U zegt iets over de minister van LNV, maar kunt u aangeven waarop dat precies berust?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dan is het goed dat ik u hier even kan inlichten over het feit dat er op dit moment een soort gevecht lijkt te ontstaan tussen de minister van LNV aan de ene kant en de ministers van VROM en voor Ontwikkelingssamenwerking aan de andere kant.

De laatste twee willen namelijk sterk inzetten op vleesvermindering, omdat zij zien dat vleesconsumptie een enorm effect op de wereldvoedselcrisis en op klimaatverandering. De minister van LNV zegt echter daar helemaal niet aan te willen, maar juist de veehouderij te willen versterken en innovatie in die sector te willen stimuleren. Vanuit het kabinet komen dus twee verschillende geluiden, met name in de media maar ook in debatten met de minister van LNV. Wat is de koers van dit kabinet?

De voorzitter:

Mijnheer Balkenende, ik kan niet ontkennen dat u om informatie hebt gevraagd, maar volgens mij bent u nu voldoende geïnformeerd.

Minister Balkenende:

Ik sta hier niet om te praten over indrukken in de media of wat dan ook, maar om stukken te verdedigen op het terrein van het algemeen beleid dat het kabinet wil inzetten.

De voorzitter:

De Miljoenennota.

Minister Balkenende:

Inderdaad, de Miljoenennota. Daaronder liggen natuurlijk de stukken van de diverse begrotingen, van de verschillende ministeries.

Bij dit soort onderwerpen bespreken wij natuurlijk binnen het kabinet onze visie. Ik herken mij helemaal niet in het beeld dat er een verschil in opvatting zou bestaan tussen diverse ministers of wat dan ook. Binnen het kabinet wordt gesproken over de vraag hoe zaken afgestemd worden. De Kamer mag mij aanspreken op het feit dat bijvoorbeeld in de begroting van LNV iets anders zou staan dan in de begroting van andere ministeries. Maar volgens mij is daar helemaal geen sprake van.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dan spreek ik u daar dus bij dezen op aan.

Het ministerie van LNV zet op andere doelen in, namelijk op een verduurzaming van de veehouderij. Inzet op de veehouderij wordt daarmee de belangrijkste doelstelling van dat ministerie. Het ministerie van VROM wil nu juist dat de veehouderij veel minder belangrijk wordt en dat er veel meer wordt gesproken over de productie van plantaardige eiwitten en over de vervanging van dierlijke eiwitten door plantaardige eiwitten. Zo moeilijk is dat toch niet? Blijkbaar weet u echter niet dat er verschillen van opvatting tussen uw ministers onderling bestaan. Het lijkt mij goed als u daar onderzoek naar doet, want wij kunnen er in ieder geval niet uitkomen.

Ter verduidelijking: de minister van LNV promoot in Rusland kalfsvlees en promoot op allerlei manieren een grotere vleesconsumptie, terwijl twee andere ministers kant het tegenovergestelde doen.

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt.

Minister Balkenende:

Daar kunnen wij nog lang over spreken. Volgens mij zit in onze stukken één verhaal. Mevrouw Thieme moet een beetje oppassen om termen als verduurzaming en zo een op een te vertalen met contacten die de minister van LNV onderhoudt, want daar spelen ook handelspolitieke aspecten. Maar goed, ik neem kennis van hetgeen mevrouw Thieme zegt. Ik heb zelf een ander beeld van de rol van de departementen. Ik wijs op de stukken die iedereen kan inzien betreffende de begroting van volgend jaar.

Ik kom nu bij het vierde onderwerp, de maatschappelijke thematiek. Ik begin met het onderwerp respect. De heren Slob en Van der Vlies hebben hierover gesproken. Een respectvolle samenleving is niet maakbaar door de overheid. Het is een illusie om dat te denken. Om onze samenleving respectvoller te maken, is juist iedereen in dit land nodig. Dat vergt een bepaalde mentaliteit. Ik deel de zorgen van de heer Slob over de verruwing van de omgangsvormen en het gebrek aan respect voor politiemensen, hulpverleners en buschauffeurs. Ook de heer Van der Vlies vroeg terecht aandacht voor dit thema. Hoe kunnen wij het tij keren?

Het begint natuurlijk met de opvoeding, met de rol van ouders en verzorgers. De vraag is wat je je kinderen meegeeft. Geef je als ouder of verzorger het goede voorbeeld? Hoe geloofwaardig is het om je kinderen bij te brengen beleefd te zijn, terwijl jijzelf op de snelweg een kort lontje hebt? Kinderen prikken daar genadeloos doorheen, met als gevolg dat zij de boodschap die zij krijgen ook met een korrel zout gaan nemen. De basis die kinderen van thuis meekrijgen over wat normaal gedrag is, is heel belangrijk.

Ook scholen spelen een grote rol in het bijbrengen van respect aan kinderen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door lessen in actief burgerschap of, heel concreet, door de huisregels van de school, zoals elkaar helpen en niet pesten. Op de middelbare school kunnen de maatschappelijke stage of aansporingen om vrijwilligerswerk te doen een rol spelen in het bijbrengen van respect. Actief zijn in verenigingen zoals een sport- of buurtvereniging is ook heel waardevol. Het gaat erom respect in de praktijk te brengen. Gelukkig zie ik tijdens mijn werkbezoeken overal in het land veel mensen het goede voorbeeld geven. De mensen die zich belangeloos voor anderen inspannen, verdienen het om in het zonnetje gezet te worden. Ik ben het dan ook helemaal eens met de heer Slob, die het belang van vrijwilligerswerk onderstreept.

De vraag is natuurlijk wel wat er verder vanuit Den Haag gedaan moet en kan worden. Mensen moeten de ruimte krijgen voor hun initiatieven. Er moeten geen onnodige regels zijn die belemmerend of demotiverend werken. Daarnaast moet er stevig ingezet worden op handhaving. Gedrag dat niet te tolereren valt, moet keihard worden aangepakt met lik-op-stukbeleid. In het beleidsprogramma staan concrete doelstellingen voor een respectvolle samenleving.

Wij willen asociaal gedrag in het verkeer tegengaan. Per 1 oktober kan een Educatieve Maatregel Gedrag worden opgelegd. Dit is een nieuwe sanctie die bestaat uit een zelf te betalen cursus om correct rijgedrag aan te leren. Wij willen dat conflicten tussen burgers en de buurt zoveel mogelijk door de betrokkenen zelf worden opgelost. Het ministerie van Justitie ondersteunt thans 100 projecten van buurtbemiddeling. Wij willen het media-aanbod veiliger maken. De minister van OCW voert gesprekken met omroepen over gedragscodes. Wij onderzoeken of een verbod op extreme geweldsbeelden haalbaar is. De minister van Justitie zal de Kamer hierover voor het einde van dit jaar berichten. Wij willen discriminatie tegengaan. Het Openbaar Ministerie verhoogt in discriminatiezaken de strafeis met 25%. In alle politieregio's vinden regionale discriminatieoverleggen plaats met alle betrokkenen. De politie brengt vanaf 2009 jaarlijks het criminaliteitsbeeld discriminatie uit. Wij treden op als 12-minners op straat rondhangen en overlast veroorzaken. Zij worden door de politie naar huis gebracht en hun ouders worden aangesproken op het gedrag van hun kinderen. Wij willen dat mensen met een publieke taak, zoals politieagenten, ambulancepersoneel, verplegers en ambtenaren bij de Sociale Dienst, hun werk veilig kunnen doen. Geweld kan absoluut niet worden getolereerd. Het kabinet doet er alles aan om daders snel voor de rechter te krijgen. Het OM hanteert een dubbele strafeis en alle schade moet onmiddellijk en in volle omvang op de dader kunnen worden verhaald.

De heer Rutte (VVD):

Dit zijn prachtige teksten. Maar nu toch even de werkelijkheid: de minister-president heeft een antwoord gestuurd op mijn vraag over het lik-op-stukbeleid. Het staat vol met zinnen als "daar is nog overleg over" en "daar praten wij nog over". Lik-op-stukbeleid en snelrecht raken aan de situatie in Gouda, waar buschauffeurs niet meer door bepaalde wijken durven te rijden omdat zij worden belaagd. Het raakt aan de situatie in Amsterdam – de minister-president sprak er zelf ook over – waar ambulancepersoneel wordt belaagd. Op 13 januari van dit jaar zei de minister-president dat het bij de volgende jaarwisseling niet meer moet kunnen voorkomen dat jongeren worden opgepakt, maar een uur later weer op straat lopen. Maar de jongeren die betrokken waren bij ongeregeldheden tijdens de vorige jaarwisseling moeten nog voor de rechter komen. Ik vraag de minister-president om als het hem menens is – en ik geloof dat hij alles wat hij zojuist zei, ook meent – dit vodderige antwoord weg te gooien en nog vanavond met de minister van Justitie om de tafel te gaan zitten om te zorgen dat het lik-op-stukbeleid en het snelrecht binnen de kortst mogelijke keren van de grond komt. Dit raakt het vertrouwen van de burger in de democratie rechtstreeks.

Minister Balkenende:

Ik val de heer Rutte bij. Wat er is gebeurd in de nacht van Oud en Nieuw heeft ons allemaal mateloos geïrriteerd. Hij refereert aan hetgeen ik toen heb gezegd. Wij zien dat dit soort dingen weer gebeuren. Dat kan en mag niet. Dat is dan ook de reden dat de bewindslieden van Justitie, in het bijzonder de minister, buitengewoon actief zijn om juist dit punt wat betreft het beleid aan de orde te stellen. Dat is punt één.

Dan punt twee. Er zijn natuurlijk afspraken met het OM gemaakt, waarbij ik denk aan de dubbele strafeis. Dat speelt ook een rol. Wij vinden dat je er bovenop moet zitten. Het gaat namelijk om actief handelen en u kunt er verzekerd van zijn dat het kabinet doet wat het kan en dat het alle stappen zet die nodig zijn. Daarbij denk ik aan de pakkans, de strafmaat, de rol van het OM, de aandacht die wij aan het onderwerp besteden en aan de agenten in Nederland. Al die zaken spelen hierbij een rol. De urgentie waarover u spreekt, voel ik ook. Die voelt het kabinet eveneens. U praat over het antwoord, maar ik hoop dat u aan mijn woorden merkt dat het mij ook hoog zit en dat wij er alles aan doen om de situatie te verbeteren. Ik heb aangegeven langs welke lijnen wij werken. Dat staat ook in het antwoord op de vraag. Ik heb gesproken over de manier waarop de minister van Justitie bezig is, maar hierbij gaat het niet alleen om de minister, maar ook om het OM, de politie en anderen.

De heer Rutte (VVD):

Ik geloof absoluut dat het u menens is. Dat was het u ook op 13 januari toen u reageerde op de rellen die zich voordeden in de nacht van Oud op Nieuw. U reageerde toen stevig. Inmiddels is het half september en nog steeds moeten de jongeren die bij de rellen betrokken waren, voor de rechter komen. Nederland heeft gezien dat in Gouda de Staat zich als het ware uit een wijk heeft moeten terugtrekken, dat de bus daar niet meer doorheen durft te rijden. Wij hebben gezien dat het ambulancepersoneel, mensen die in het belang van ons allen bezig zijn om Nederland beter te maken, worden belaagd terwijl zij niet anders doen dan hun vak uitoefenen. Ik vraag u echt om het papier met het schriftelijke antwoord weg te gooien. Echt, dat is in geen enkel opzicht in lijn met de urgentie die u hier toont. En stuurt u de Tweede Kamer binnen een paar dagen, uiterlijk maandag een brief. Bespreekt u die vrijdag in het kabinet en zegt u in die brief precies wanneer en hoe dat lik-op-stukbeleid, dat snelrecht in Nederland wordt ingevoerd, mijnheer de minister-president. Dan doet u wat u net zei.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Misschien is het toch goed om hierover een aantal extra opmerkingen te maken. Het is goed om in aansluiting op wat ik zo-even zei aan te geven dat met de politie afspraken zijn gemaakt over het snel optreden bij meldingen. De politie spant zich extra in bij de opsporing van de daders. Bij het OM geldt als richtlijn de dubbele strafeis. De ministers van BZK en van Justitie laten, mede naar aanleiding van wat zich heeft voorgedaan, onderzoeken hoe alles in de praktijk verloopt. De resultaten zijn eind 2008 beschikbaar en daarna wordt de Kamer geïnformeerd. Het schadeverhaal en de consequente toepassing van het snelrecht is wat het kabinet betreft eveneens aan de orde. De Kamer wordt binnenkort geïnformeerd over de praktijk en de mogelijkheden. Verder wijs ik erop dat de mogelijkheid voor publieke werknemers om anoniem aangifte te doen drempels kan wegnemen. Waar mogelijk wordt de ruimte om anoniem aangifte te doen uitgebreid. De minister van BZK zal de Kamer hierover zo spoedig mogelijk informeren. Op dit moment kunnen werkgevers namens hun werknemers al aangifte doen, waardoor de anonimiteit van het personeel is gewaarborgd. Naar aanleiding van de recente voorvallen komt er voor de begrotingsbehandeling van het ministerie van BZK een aanvullend pakket aan maatregelen. Een van die maatregelen betreft het ter beschikking stellen van 1 mln. aan de ambulancezorg voor een proef met camera's en andere technische voorzieningen om de pakkans van de dader van agressie en geweld te vergroten. Met het pakket aan maatregelen zal er verder aandacht zijn voor de ondersteuning van de werkgevers bij schade- en letselverhaal.

Voorzitter. Het kabinet zet dus zwaar in op een veilige publieke taak. Het programma wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de minister van BZK. Uitgangspunt is dat er altijd een reactie volgt bij het belagen van werknemers die werken voor de publieke zaak. Zij zijn onze mensen en zij hebben recht op veiligheid en bescherming.

Voorzitter. In aanvulling op wat ik heb gezegd, heb ik een aantal punten genoemd waarmee ik aangaf op welke manier het kabinet bezig is. Hiermee onderstreepte ik de urgentie waarover de heer Rutte terecht sprak.

De heer Rutte (VVD):

Er gaapt een heel groot gat tussen de ook door mij gevoelde urgentie – ik bevroed die ook bij u – en de maatregelen. U komt met een waslijst van allerlei overlegjes en dingetjes die gedaan worden. Op 13 januari, let wel op 13 januari, van dit jaar zei u tegen Nederland: Ik wil garanderen dat dit bij de volgende jaarwisseling niet meer kan voorkomen. Inmiddels hebben wij "Gouda" achter de rug, hebben wij die vreselijk kwestie in Amsterdam met die ambulancewerker achter de rug. Ik wil dat u er definitief voor kiest om de helden in Nederland te beschermen en niet de hufters. Dat betekent dat ik aanstaande maandag een brief van u verwacht. Dan mag u alles wat u net zei nog een keer opschrijven, maar u mag vooral een slotalinea opnemen waarin staat op welke datum en op welke manier wij ervoor zorgen dat het lik-op-stukbeleid in Nederland is ingevoerd. Die datum kan dan niet nog een paar weken later zijn. Zo'n brief wil ik, mijnheer de minister-president, want dan doet u ook iets met die urgentie.

Minister Balkenende:

Ik gaf zojuist aan hoe de meest betrokken bewindslieden, de minister van BZK en de minister van Justitie, zich met deze zaak bezighouden. Ik zie u nu reageren, maar ik vind dat u niet moet doen alsof onze inspanningen niets voorstellen. Wij hebben de nodige zaken in beweging gebracht. Ik onderstreep wat u zegt, namelijk dat het anders zal moeten. Het verhaal over de jaarwisseling was wat dat betreft een aansprekend verhaal. Ik zal de kwestie in het kabinet aan de orde stellen, maar ik vraag ook om begrip. Wij hebben de komende weken nog tal van overleggen met elkaar. Ik zal dit punt aan de betrokken bewindslieden, die hier ook aanwezig zijn, voorleggen en nagaan wat wij u kunnen melden, anders nog dan datgene wat ik al heb aangegeven.

De heer Rutte (VVD):

Laat dit kabinet kiezen voor de helden en niet voor de hufters. Laat ze zien dat het menens is, niet met al die programmaatjes en overlegjes maar door een keer door te pakken. Stuurt u ons aanstaande maandag die brief en laat zien dat het niet blijft hangen in al die programma's en afspraakjes. Anders zijn uw woorden veel te hol. Maak ze nu waar!

Minister Balkenende:

De verantwoordelijkheid houdt niet alleen in het sturen van een brief op maandag. Het gaat erom wat je al in de week hebt gezet. Ik heb het belang van de opmerking van de heer Rutte onderstreept en tevens aangegeven hoe de bewindslieden met de zaken bezig zijn en wat er is gebeurd. De heer Rutte moet niet doen alsof het allemaal niets is. Ik begrijp wel dat hij die brief wil ontvangen, maar daarmee verandert de werkelijkheid niet. Datgene wat aan processen en veranderingen is ingezet, heb ik geschetst. Dat zijn zaken die er ook toe doen. Verder is het een kwestie van grote alertheid van alles en iedereen: de politie, het OM, dus echt van iedereen. Het gaat om het oppakken van signalen. Ik zal met de bewindslieden over deze kwestie spreken en nagaan hoe wij daarmee het best kunnen omgaan.

De heer Slob (ChristenUnie):

Lik-op-stukbeleid, optreden en aanpakken. Gouda is al een aantal keren genoemd. Vanmorgen kwam één van onze fractiemedewerkers niet opdagen, omdat zij bij Gouda getuige is geweest van een roof van een tasje van een oude dame. De twee jongens die dat gedaan hadden, werden opgepakt en onze medewerker moest mee naar het bureau als getuige. Gelukkig gaat er dus ook wel eens iets goed in de sfeer van repressie. Wij moeten er echter wel bovenop zitten.

De minister-president noemt een groot aantal zaken. Daarmee zijn wij blij. In zijn antwoord mis ik wel het zogenaamde "doe normaal contract" waarover ook in coalitieverband afspraken zijn gemaakt. Daarmee zijn tevens experimenten gedaan waaruit blijkt dat dit goed kan helpen als wij er heel vroeg bij zijn. Wij hebben ook in Engeland gezien dat gedragscontracten en bevelen goed kunnen helpen om ervoor te zorgen dat die jongeren in de loop van de tijd niet verder ontsporen. Als je er later bij bent, zal het heel moeilijk zijn om die jongeren weer op het rechte spoor te krijgen. Ik verzoek het kabinet om datgene wat wij hebben afgesproken over de "doe normaal contracten" echt stevig op te pakken en een plek te geven in die brede aanpak die mij aanspreekt. Daar hoort dit nadrukkelijk bij.

Minister Balkenende:

De heer Slob heeft gelijk. Wij hebben dat met elkaar afgesproken. Hij wijst ons op het belang van datgene wat toen aan de orde is geweest. Ik onderstreep dat en zeg toe dat wij in die geest zullen handelen. In het verlengde van wat de heer Slob zegt, merk ik op dat ik een keer in een school was en dat ik gevraagd heb of de leerlingen wel eens over waarden, normen en respect praten en hoe dat dan gaat. Zij antwoordden dat zij daarvoor een regel hebben: doe normaal. Zij weten precies wat dat betekent. Dat is een illustratie van het belang van deze woorden. Voor het overige heeft de heer Slob zijn punt hier duidelijk gemaakt en ik heb dat opgepakt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Veel gebeurtenissen leveren ergernis op in de samenleving. Gouda en Amsterdam zijn al genoemd. Helaas zijn er veel te veel schrijnende voorbeelden die ons oog in oog stellen met datgene wat er in de samenleving blijkbaar kan maar wat niet zou mogen gebeuren. Het is dus duidelijk dat de urgentie hoog is om daartegen iets te doen. De minister-president heeft veel punten opgesomd die wij steunen. Hij heeft de politie enkele malen genoemd. De zichtbaarheid van de politie op straat is natuurlijk ook een factor. Gelukkig gebeurt er ook op dat terrein veel goeds. De signalen staan echter op rood als het de politiesterkte betreft. Het is goed om 125 wijkagenten in te zetten, maar de Nederlandse Politiebond heeft daarop gereageerd met de opmerking dat het belangrijk is om de totale personeelssterkte te bezien. In sommige korpsen is sprake van onderbezetting en men komt niet aan voldoende opgeleide en toegeruste personen. Heeft dat voor het kabinet ook urgentie? Wat wordt daaraan gedaan? De begroting die daarover gaat, zal aan de orde komen. Kunnen wij een perspectief ontvangen waaruit blijkt dat daaraan daadkrachtig en effectief wordt gewerkt?

Minister Balkenende:

Ik kom op de zaken die wij gewoon doen: nu 125 wijkagenten maar in de loop van de periode uiteraard meer. De heer Van der Vlies wijst op een belangrijke thematiek, namelijk de personeelssterkte. Die is op veel meer terreinen zichtbaar: hoe kom je aan geschikt personeel? Die vraag speelt in het onderwijs, in de zorg, bij defensie en de politie. Dat is een meer algemeen probleem waar wij tegenaan lopen: wij hebben gewoonweg meer mensen nodig. Dat is natuurlijk ook reden voor het kabinet om zo zwaar in te zetten op participatie. Dat is een algemeen vraagstuk. Wij moeten er alles aan doen om mensen aan de slag te krijgen. Dat is het algemene antwoord. Vanochtend heb ik de heer Van der Vlies gezegd hoe de participatie in dit land volgens ons kan worden versterkt. Meer in het bijzonder moet je nagaan wat nodig is om het vak aantrekkelijker te maken. Daarbij speelt bijvoorbeeld het respect van de maatschappelijke omgeving een rol. In het onderwijs proberen wij dat bijvoorbeeld te doen door duizenden cursussen aan te bieden om als leerkracht te leren investeren in je eigen kwaliteit. Dat vergroot ook de aantrekkelijkheid van het vak. Er zal dus over deze zaken worden gesproken. Ik herinner mij dat minister Ter Horst de loononderhandelingen voerde met de sector. Ook de sector heeft te maken gehad met de vraag wat een faire beloning is. Dat zijn elementen die hierbij een rol spelen. De heer Van der Vlies wijst zeer terecht op het meer algemene punt van de personeelsproblematiek. Dat is helaas niet alleen beperkt tot het onderwijs. Daar moet je ook mee uitkijken, want als je ervoor kiest om één sector extra te belonen kan er een haasje-overeffect ontstaan: de mensen heb je niet en de loonniveaus gaan omhoog. Daarom is het belangrijk om na te gaan langs welke andere wegen het vak aantrekkelijker kan worden gemaakt. Dat is de opdracht waar wij voor staan.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat is duidelijk, maar het een hangt natuurlijk wel met het ander samen. Toen het ging om de personeelsschaarste in de zorgsector – te weinig handen aan het bed – werd er ook gewezen op de werkdruk. Voor het onderwijs idem dito. Het zou wel eens kunnen zijn dat al die incidenten in die wijken waarbij politieagenten onheus worden bejegend te maken hebben met de beroepskeuze op dat punt, dat het ontmoedigend werkt. Men vraagt zich wellicht af: moet ik daar wel bij willen horen. Ik vind van wel, want die helden van mijn collega Rutte moeten wij wel in de benen houden en op sterkte zien te houden. Maar het hufterige gedrag speelt daar wel op in. Dus er is wel een samenhang en dat verbijzondert bepaalde categorieën beroepen naar mijn idee. Er zou dus een extra impuls moeten zijn om juist op die kwetsbare terreinen waar de overheid manifest is en niet gemist kan worden, helder te opereren.

Minister Balkenende:

Het algemene signaal van de Kamer is dat mensen die publieke taken uitoefenen, en zeker in die beroepen, moeten kunnen rekenen op bescherming en op aanpak. Zij moeten kunnen rekenen op een lik-op-stukbeleid, op een harde aanpak. Ik beschouw wat in de Kamer is gezegd als ondersteuning van ons beleid. De boodschap is volstrekt helder. Juist ten aanzien van degenen die opkomen voor onze veiligheid, degenen die het vak van politieman of -vrouw uitoefenen, wil ik op deze plaats graag mijn respect en bewondering tonen. Er zijn heel veel zeer gemotiveerde mensen. Ik ben bij de werkbezoeken vaak onder de indruk van de mate van gemotiveerdheid om de veiligheid te onderstrepen. Dat is ook de reden waarom ik bepaalde zaken wil stimuleren, zoals meer wijkagenten. De loononderhandelingen zijn gevoerd. Er dient waardering te worden geuit en zaken die dit vak kunnen bemoeilijken moeten worden aangepakt. Ook de heer Van der Vlies heeft daarover wijze woorden gesproken.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb nog een opmerking in het verlengde van wat de heer Van der Vlies heeft aangekaart. Ik heb gisteren gesproken over de "waardendragers" in de wijk, de mensen die in de wijk dicht bij de problemen het werk moeten doen. Toen heb ik het kabinet als geheel gevraagd om dat op te pakken en meer naast deze mensen te gaan staan. De minister-president is hierop niet teruggekomen bij dit punt. Het past zo mooi bij het hiervoor besprokene. Ik wil weten wat het kabinet gaat doen met de suggesties die ik heb gedaan?

Minister Balkenende:

Ik was wel van plan om op dit punt van meer handen in de wijk in te gaan. Mevrouw Hamer vroeg om prioriteit te geven aan de inzet van wijkverpleegkundigen, wijkagenten en conciërges op scholen. Die wijkaanpak behoort tot de prioritaire projecten van het kabinet. Wij zien de oproep van mevrouw Hamer dan ook als ondersteuning van ingezet beleid. De realisatie van onze belofte om 500 extra wijkagenten in te zetten ligt op koers. Het budget hiervoor wordt in vier gelijke tranches verdeeld over de regionale korpsen. Jaarlijks geven zij aan hoeveel extra wijkagenten er na opleiding in dienst zijn gekomen. Mevrouw Hamer wijst terecht op het belangrijke werk van de wijkverpleegkundigen. Zij zijn nooit weggeweest, maar de wijkverpleegkundige anno nu is in dienst van de thuiszorg, een private partij, en is een onmisbare schakel in de medische zorg en dienstverlening aan huis. Dat blijft zo in alle gemeenten. Het kabinet wil die functie graag stimuleren en de samenwerking met de huisarts en de relatie met andere zorgverleners intensiveren.

Mevrouw Hamer wilde voor elke school een conciërge. Inmiddels zijn er veel meer dan 1700 conciërges één of meerdere dagen per week aan het werk. Als onderdeel van het actieplan leraren kon een gerichte aanvraag worden gedaan voor een totaalbedrag van 20 mln., nadat al eerder twee maal 25 mln. via de cao-afspraken beschikbaar is gesteld. Scholen in de 40 wijken hebben bij die aanvraagregeling voorrang gekregen en hebben daar ook massaal gebruik van gemaakt. Scholen zullen echter ook zelf via cofinanciering een steentje moeten blijven bijdragen.

Dit waren mijn opmerkingen naar aanleiding van de drie belangrijke groepen deskundige bij de wijk betrokkenen die zo van belang zijn voor de kwaliteit van leven in de wijk.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Ik heb nog een vervolgvraag. De minister-president zegt dat hij ondersteunt wat ik heb gezegd en dat het kabinet met die punten aan de slag gaat. Wij komen daar nog wel over te spreken vandaag. Ik zal ook een motie op dit punt indienen. Ik wil nog even terug naar het algemene punt van de waardedragers. Hoor ik u nu zeggen: ik erken en herken wat u daarover zegt? Wij hebben drie voorbeelden eruit gehaald, maar er zijn natuurlijk nog veel meer functies en mensen in die wijk die juist ook een beetje proberen te voorkomen dat wij terechtkomen in situaties zoals in Gouda. Zegt u dat u hier extra naar gaat kijken om te bezien hoe u die mensen echt in hun werk kunt ondersteunen?

Minister Balkenende:

Dat is ook mijn opvatting. Dat zeg ik ook op basis van werkbezoeken, die ik natuurlijk zelf ook afleg. Je ziet welke rol deze mensen kunnen vervullen in de sfeer van motiveren, weten wat er gebeurt en het stimuleren van anderen. Het zijn vaak katalysatoren in de wijken. Zij hebben enorme betekenis. U wijst erop. Dan moet je vervolgens kijken naar wat je daaraan kunt doen. Ik heb nu drie categorieën genoemd. Soms is er ook sprake van extra middelen. Soms is het uiteraard een kwestie van wat gemeenten zelf kunnen, wat woningcorporaties doen en wat club- en buurthuizen kunnen betekenen. Maar het gaat erom of deze mensen volop de ruimte kunnen krijgen. Dat hangt ook met andere dingen samen. Als bijvoorbeeld sprake is van nodeloze verplichtingen of te veel bureaucratie, dan kan dat ook weer ten koste gaan van het werk van deze zo belangrijke mensen. Wij maken het werk dan ook in die zin aantrekkelijker. Het is dus een combinatie van de bejegening van deze groep, de financiën, het scheppen van ruimte en het elkaar aanspreken op de verantwoordelijkheden daarvoor. U hebt daarvoor een pleidooi gevoerd. Ik kan mij daar heel goed in vinden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voor de inwoners van buurten die geteisterd worden door criminaliteit is het van groot belang dat politie en justitie zichtbaar zijn en handelen. Nu wordt er van alles gedaan aan politie. Er zijn een paar projecten in het kader van Justitie in de Buurt, maar die ontwikkelen zich niet echt. Nu was toevallig afgelopen week bij Pauw & Witteman – uw minister van Financiën was er toen ook – de Rijdende Rechter te gast. Hij deed daar een voorstel dat GroenLinks ook al een aantal jaren doet, namelijk om rechters in toenemende mate in wijken te plaatsen. Het is voor bewoners natuurlijk van groot belang dat de rechter niet ergens weggemoffeld zit in een betonnen kolos op een bedrijventerrein, maar ook in de wijk zichtbaar is en daar recht spreekt. Wilt u dit voorstel overnemen, het wellicht bij de Justitiebegroting uitwerken en bezien of het haalbaar is op een redelijke termijn?

Minister Balkenende:

Vindt u het goed als ik deze suggestie doorgeleid naar de minister van Justitie en hem verzoek op dit punt terug te komen bij de voorbereiding van de Justitiebegroting?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ja, maar ik zou wel prettig vinden als u in de tweede termijn bijvoorbeeld op hoofdlijnen een reactie geeft. Natuurlijk begrijp ik dat zo'n voorstel te ver reikt om nu in tweede termijn uit te werken, maar een eerste indicatie in tweede termijn zou ik prettig vinden.

Minister Balkenende:

Ik kom er in ieder geval even op terug in tweede termijn.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Wij kunnen die ambulancebroeders beter een extra brancard meegeven, want zeker is dat er nog allerlei vervelende zaken gaan gebeuren, zoals mishandelingen en erger. Daar helpen die camera's niet tegen. Die camera's helpen alleen maar als u daarna wilt handhaven. U kunt ook die politieagenten beter de pet van een taxichauffeur opzetten, want dat worden de mensen die kleine kinderen naar huis moeten gaan brengen. Je ziet het voor je: de deur gaat open, de waardedrager doet de deur open en haalt het kind naar binnen, en voordat de politieagent op de hoek is, loopt het kind alweer buiten en wordt die agent uitgelachen. Zo gaat het werken. De minister van BZK had een uitstekend idee, namelijk om nu eens echt te benoemen waar de problemen zitten en alle criminaliteit te registreren op etniciteit. Neemt u dat over?

Minister Balkenende:

Wij spreken over een verwijsindex risicojongeren. Daarin kan worden betrokken wat de achtergrond van mensen is. Die vraag raakt ook Antilliaanse jongeren. U kent de gevoelige discussie die nu speelt met de Antillen op dit punt. U noemt dit als voorbeeld. Wat nu gebeurt met de VIA, kan evengoed in samenhang worden gezien met de verwijsindex risicojongeren. Dat komt het element van etniciteit, in dit geval Antilliaanse jongeren, gewoon naar voren.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik neem aan dat die index wordt uitgebreid met andere etniciteiten.

Minister Balkenende:

Er is in Nederland een tijd geweest dat het politiek correct was om niets te zeggen als het ging over Marokkaanse jongeren. Er wordt gewoon gesproken over "de jongeren". Tegenwoordig is dat heel anders. Er wordt nu gewoon gezegd wat de achtergronden van mensen zijn. Wij benoemen de zaak gewoon. Dat gebeurt hier in het Kamerdebat en ook in het maatschappelijk debat. Wij moeten er niet omheen lopen. Als bepaalde jongeren, doorgaans gaat het om jongens, en daarbij gaat het soms om heel ernstige zaken, dan moet je die zaken keihard benoemen. Wij hebben behoefte aan eerlijkheid. Dat zegt u en dat zeg ik ook, dus op dat punt is er geen verschil tussen u en mij.

De voorzitter:

Mevrouw Verdonk, tot slot!

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Als u het goed vindt, zou ik nog twee vragen willen stellen.

De voorzitter:

Als u het maar in een keer doet!

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik stel dan vast dat u gaat registreren op etniciteit en daar ben ik blij mee.

Ik wil u nog wat voorlezen, want u spreekt heel stoere taal. U gaat handhaven, u gaat dit doen, u gaat dat doen. "In sommige buurten kan je niet veilig pinnen. De pinautomaten worden vernield of mensen worden overvallen. Overal willen mensen veilig geld kunnen pinnen. Daarom moet de staatssecretaris van Economische Zaken met de banken afspreken dat in alle buurten in minimaal een supermarkt een gratis pinautomaat staat." Is dat nu echt het kwaad bij de wortel aanpakken? Ik zeg er maar even bij dat dit komt uit de PvdA-plannen voor de komende tijd.

Minister Balkenende:

Is dat het kwaad bij de wortel aanpakken? Sommige instrumenten kunnen dienstig zijn om een bepaald probleem aan te pakken en zo beschouw ik dit voorstel ook. Het is geen panacee, maar het kan toch een bijdrage leveren?

De voorzitter:

Een korte reactie. Wij hebben het over de Miljoenennota.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Het gaat ook om handhaving. Wat je steeds bij dit kabinet ziet gebeuren, is dat het kwaad niet echt bij de wortel wordt uitgeroeid. Dit is ook weer zo'n voorstel. Ik noemde het maar even als voorbeeld en had gehoopt dat u zou zeggen: dat kan natuurlijk niet, want wij gaan ervoor zorgen dat mensen overal veilig geld kunnen pinnen, waar die geldautomaten ook staan. Dat had volgens mij uw antwoord moeten zijn als ik kijk naar de lijn van uw betoog.

Minister Balkenende:

Wij proberen natuurlijk overal een veilige situatie te bereiken, maar de werkelijkheid is soms knap ingewikkeld en lastig. Dan wordt gezocht naar oplossingen en zo beschouw ik dat wat kennelijk in een stuk van de PvdA staat. Natuurlijk is het niet de totale oplossing, maar het draagt wel bij aan het vinden van wegen om in ieder geval veiliger te kunnen pinnen. Een ding staat vast: iedereen in deze Kamer maakt zich er zorgen over dat mensen worden lastiggevallen, worden bedreigd wanneer ze geld pinnen. Wij delen dat met elkaar. Het is een kwestie van toezicht. Er is cameratoezicht maar lang niet overal is de problematiek opgelost. Dat is de situatie. Als er dan zo'n voorstel komt, zie ik geen enkele reden om daar zo twijfelachtig over te doen. Ik zeg alleen erbij dat het een oplossing is. Er kan natuurlijk veel meer worden gedaan en daar hebt u weer gelijk in.

De voorzitter:

Mevrouw Kant, mag mevrouw Hamer reageren op de tekst die blijkbaar uit een PvdA-stuk komt?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik zou wel een tegenvraag willen stellen. U komt met een citaat uit een voorstel dat overigens veel langer is, maar ik zou dan wel willen weten of u ertegen bent dat iedereen overal en dus ook in deze buurten kan pinnen. Ik zie het probleem niet zo goed. Waarom bent u hiertegen?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik ben ertegen omdat dit weer een lapmiddel is. Je moet ervoor zorgen dat als er pinautomaten staan iedereen, oud of jong, met een pinpas daar veilig kan pinnen. Dat moet je regelen en niet aan de minister van Economische Zaken vragen om in iedere winkel een pinautomaat op te hangen. Dat moet gewoon buiten kunnen. Ook buiten moet onze veiligheid gegarandeerd zijn.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het is toch gewoon vreselijk handig voor mensen als zoiets er is, maar ik begrijp dat u van elke oplossing een karikatuur wil maken omdat u alleen de problemen wil benoemen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik begrijp dat de PvdA nog steeds in het sprookjestijdperk is. Je moet de problemen, het kwaad, bij de wortel aanpakken, want anders gebeurt er niets!

De voorzitter:

Nu mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Waar mensen over de schreef gaan, moeten ze natuurlijk keihard worden aangepakt. In de bussen, in de buurten, in het geval van de bus in Gouda, maar ook in de treinen gebeuren er helaas nog te vaak dingen die absoluut niet door de beugel kunnen. Keihard optreden, maar er moeten dan ook wel mensen zijn die kunnen optreden en er moeten ook mensen zijn die kunnen voorkomen dat dingen uit de hand lopen. U zegt dat toezicht belangrijk is en dat er daarom camera's komen. Ik heb niets tegen camera's maar ze zijn natuurlijk geen vervanging van het menselijk toezicht, van de conducteur op de trein. Ze zijn natuurlijk ook geen vervanging van die wijkagent in de buurt die de mensen moet kennen. Als ik dan naar die wijkagent ga, is het mooi dat u met extra komt – wij willen graag nog wat meer – maar dan moet die wijkagent ook wel op straat zichtbaar kunnen zijn, daar zijn werk kunnen doen. Wat doet dit kabinet om dat meer mogelijk te maken, aan de bureaucratie waar ook de politie enorm tegenaan loopt en wat doet u eraan dat de politie nog steeds werkt met prestatiecontracten waarbij agenten afgerekend worden op het aantal bonnen dat ze uitschrijven? De Kamer wil dat niet, u wil dat ook niet meer, maar het blijkt dat het in de werkelijkheid nog steeds gebeurt.

Minister Balkenende:

Wat dat laatste betreft, hoor ik de minister van BZK zeggen dat dit onzin is, maar ik zal u er nog nader over informeren. Als de minister van BZK het heeft over camera's bij ambulances – ik noem maar wat – dan is dat natuurlijk niet het enige. Het is een combinatie. U en ik weten beiden dat cameratoezicht in tal van gevallen buitengewoon heilzaam werkt omdat je mensen in de gaten kunt houden en dat het ook tot resultaat leidt. Je kunt niet zonder cameratoezicht. Inderdaad heb je ook mensen nodig die zichtbaar op straat zijn. De wijkagent is daar een voorbeeld van. Ik ben het ten slotte ook met u eens dat het nuttig kan zijn om een agent undercover in de trein of de bus de zaken in de gaten te laten houden. Ook dat gebeurt al. Ik ken de verhalen dat het in bepaalde delen van Amsterdam buitengewoon naar was om met de trein te moeten gaan. Dat is door het toezicht verbeterd. Er is inderdaad een meerzijdige aanpak nodig en ik geloof dan ook niet dat u en ik op dit punt van mening verschillen.

De voorzitter:

Mag de zaal iets rustiger? Dat geldt ook voor vak K.

Mevrouw Kant (SP):

Agenten zijn nog steeds veel te veel tijd kwijt met papier en bureaucratie. Waarom zitten zij nog steeds veel te veel met de benen onder het bureau in plaats van op straat en in de wijken? Wat gaat u verder doen aan al die politiekorpsen die hun agenten wel degelijk afrekenen op het aantal bonnen dat zij uitschrijven? Dat is nog steeds de werkelijkheid.

Minister Balkenende:

De minister van Binnenlandse Zaken fluistert mij toe dat in de prestatiecontracten geen afspraken over aantallen bekeuringen staan.

Mevrouw Kant (SP):

Als de minister van BZK niet weet wat er in de korpsen gebeurt, is dat een probleem want er wordt nog steeds zo met agenten omgegaan. Wat gaat u daar nu aan doen?

Minister Balkenende:

Hoe de politiecapaciteit wordt ingezet, is weer een andere zaak. Daarbij is inderdaad de vraag aan de orde of bepaalde zaken en administratieve handelingen vereenvoudigd kunnen worden. Moeten wij er met andere woorden niet voor zorgen dat professionals meer op straat lopen en minder achter hun bureau zitten? Die vragen hangen samen met de organisatie en de logistiek van de korpsen zelf.

Wij hebben eerder gesproken over de rol van vrijwilligers bij politiewerk. Ik heb geweldig goede voorbeelden gezien van jongeren die als vrijwilliger meedraaien met de politie en daardoor een "trait d'union" vormen met jonge adolescenten. Cruciaal is dat je de politiecapaciteit zo goed mogelijk inzet. Dat betekent minder bureaucratie en meer agenten op straat. En dat is de inzet van het kabinet.

Mevrouw Kant (SP):

Dat is dan misschien wel de inzet, maar een politieagent merkt daar niets van. Wat doet u concreet om de bureaucratie te verminderen? De politieagent merkt er niets van en zit nog steeds te veel uren met zijn benen onder het bureau.

Ik vind het eigenlijk schokkend dat de minister van Binnenlandse Zaken er blijkbaar niet van de op de hoogte is dat agenten nog steeds afgerekend worden op het aantal bonnen. Het gebeurt wél en ik wil weten wat het kabinet doet om de korpsen duidelijk te maken dat het anders moet.

Minister Balkenende:

Als de minister mij zegt wat er is afgesproken, ga ik daar natuurlijk van uit. De prestatiecontracten gaan volgens mij dan ook over andere zaken. Ik heb er verder al op gewezen dat wij ook oog moeten hebben voor de eigen verantwoordelijkheid van de korpschef en de korpsbeheerder. Zij moeten antwoord gegeven op de vraag hoe de capaciteit het beste kan worden ingezet. Dat bepalen wij niet. Wij kunnen er wel voor zorgen dat er een goede cao kan worden afgesloten en dat er extra geld voor veiligheid en wijkagenten komt. Als de organisatie op orde is, kunnen wijkagenten goed worden ingezet. Als ons dat lukt, is er al heel wat gewonnen. Wij zijn er nog niet, maar wij zijn wel op de goede weg. Dat blijft mijn boodschap.

De heer Wilders (PVV):

Meervoudige aanpak? Buurthuizen? Camera's? De hele Kamer en de minister-president draaien om de oorzaak van al deze ellende heen. De oorzaak van al deze ellende is dat Marokkaanse tuig dat gewoon het land moet worden uitgezet. Zolang u dat niet doet, gedraagt u zich niet als een minister-president, maar als een directeur van de Efteling. Als u een logé, een gast ontvangt die de boel bij u thuis kort en klein staat, uw familie bedreigt, het behang van de muren haalt en de televisie op straat gooit, dan zou u hem uw huis uit gooien. U zou hem uw huis uit gooien, zoals iedere verstandige Nederlander dat zou doen.

Nederland is ons huis. Nederland is mijn huis. Als hier iemand komt of verblijft die de boel verziekt, het mes op de keel zet van een ambulancebroeder en mensen uitscheldt, in elkaar ramt en bedreigt, dan moet hij ons huis, dan moet hij Nederland uit. Als u dat niet doet, kunt u alle camera's van Philips opkopen en in Nederland ophangen, maar u lost het probleem niet op.

Bent u bereid om eindelijk de wetten dusdanig te wijzigen dat dit soort mensen, dit tuig, deze Marokkaanse kolonisten het land uit kan worden gekieperd, en wel zo snel mogelijk? Bent u verder bereid om de veiligheid van Nederland voorrang te geven boven de veiligheid van Afghanistan? Als het slechter gaat, en dat gaat het helaas, en als de politie niet in staat is om de problemen op te lossen door bonnen uit te schrijven, bent u dan bereid om onze militairen terug te halen uit Afghanistan en ze in te zetten om de straten, de wijken en de buurten in Nederland veiliger te maken en dat tuig naar Schiphol te begeleiden om ze vervolgens, nadat hun paspoort door de papierversnipperaar is gehaald, op het vliegtuig naar Marokko te zetten?

Minister Balkenende:

Ik had mij voorgenomen om straks wat uitgebreider stil te staan bij het thema integratie en de thema's die u hebt aangeduid. Ik had mij ook voorgenomen om dan meer specifiek stil te staan bij de Marokkaanse jongeren. Ik kan dan tegelijkertijd de vraag meenemen over de verhouding Afghanistan/Gouda, om het zo maar even te noemen.

De heer Wilders (PVV):

U kunt er wel lacherig over doen ...

Minister Balkenende:

Ik doe er niet lacherig over.

De heer Wilders (PVV):

Ik zie uw collega Rouvoet ook een beetje besmuikt lachen, dat siert hem niet. Het is geen grap. Heel veel mensen die nu thuis kijken, vinden de veiligheid in Nederland belangrijker dan het sturen van duizend militairen ten behoeve van de veiligheid in Afghanistan. Die militairen doen fantastisch werk, maar de veiligheid in Nederland is belangrijker dan de veiligheid in Afghanistan. Het zou u sieren als u de mensen thuis serieus zou nemen door er serieus op te reageren en u er niet met een grapje van af te maken.

Minister Balkenende:

Ik heb eerder vandaag gezegd dat u niet het monopolie hebt op het kennen van de Nederlandse samenleving. U hebt het over Marokkaanse jongeren die zich als tuig gedragen. Die gebeurtenissen worden door de hele Kamer verafschuwd. Voor het bespugen, beledigen en fysiek aanvallen van mensen heeft niemand hier een goed woord over. Ik hecht eraan dat wij de problemen bij de naam noemen en dat datgene wat niet kan, hard wordt aangepakt. Dat gebeurt echter wel binnen de grenzen van de Nederlandse rechtstaat. U zegt: ach, stuur ze maar naar Marokko. Dat is niet de oplossing; dat weet u ook. Het gaat om een situatie waarin mensen zich in Nederland veilig kunnen weten, een situatie waarin iedereen wordt aangepakt die zich op een verkeerd pad begeeft en crimineel wordt. Het gaat dan niet alleen om Marokkanen, maar ook om anderen in dit land. Wij moeten de zaken bij de naam noemen, maar u moet niet doen alsof het alleen aan Marokkanen ligt, hoe ernstig de zaken soms ook zijn. Ik ken precies datgene wat u nu zegt, want iedereen loopt daar tegenop. Dat moeten wij met elkaar benoemen. De vraag is alleen wat dan de oplossingen zijn. Ik wilde daar straks op ingaan. Dan de tweede vraag.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter ...

De voorzitter:

De minister-president is nog bezig met het beantwoorden van uw vraag, mijnheer Wilders.

Minister Balkenende:

Dan het punt van Afghanistan en Gouda. Wat er in Gouda is gebeurd, houdt ons allemaal bezig. In het duiden en bekritiseren van wat er is gebeurd, zit er geen verschil tussen u en mij. Er komt echter wel iets anders bij. Als het over Afghanistan gaat, moeten wij ons realiseren wat de achtergrond is en waarom wij daar zitten. Wij zitten daar omdat het land Afghanistan zelf, de autoriteiten en de VN vragen om bij te dragen aan meer veiligheid daar. Wij weten dat Afghanistan en Pakistan broeinesten zijn van internationaal terrorisme. Wat daar gebeurt, treft de bevolking daar, maar heeft ook een wereldwijde dimensie. Dat is de reden dat wij in Afghanistan zitten: om bij te dragen aan een betere wereld. De heer Wilders vindt dat wij onze militairen moeten terugtrekken omdat het gaat om onze veiligheid. Nederland onttrekt zich dan echter aan internationale verplichtingen. Je kunt dus niet zeggen dat 't het een of het ander is. Als u pleit voor veiligheid in Nederland, ben ik uw man. Wij moeten er echter voor oppassen om te doen alsof datgene wat elders in de wereld speelt, maar even kan worden gestopt ten gunste van hier. Dat vind ik niet terecht. Ook wij hebben een verantwoordelijkheid te dragen in de strijd tegen het internationaal terrorisme en het verbeteren van de situatie in Afghanistan. Ik vind het eerlijk gezegd zand in de ogen strooien van de Nederlandse bevolking om te zeggen dat de militairen daar maar moeten worden weggehaald en in Gouda moeten worden ingezet. Dat mag u zo niet doen. Ik ben het ermee eens dat wij geweld moeten aanpakken, ik ben het ermee eens dat wij extremisme aanpakken, maar niet op deze manier.

De heer Wilders (PVV):

Weet u waar mensen nu zo spuugzat van zijn? Weet u hoe het komt dat er zo'n groot verschil is tussen de opvattingen van de mensen thuis en wat u hier nu staat te verkondigen? Dat komt doordat iedereen hier, en u nog wel het hardste, roept dat zij het met mij eens zijn over het probleem, dat ik niet het monopolie heb en dat zij het ook vinden, maar dat er nul komma nul effectieve maatregelen komen. Nul komma nul! Alles wat u tot nu doet, heeft niet gewerkt. Anders was niet gebeurd wat er de afgelopen maanden is gebeurd. Het zijn geen incidenten; het gebeurt overal. De fractie van de Partij voor de Vrijheid is de enige fractie in dit huis die zegt dat je het bij het probleem moet aanpakken. Als je thuis een logé hebt die de boel afbreekt, gooi je hem je huis uit. Dat moeten wij ook doen met dat Marokkaanse tuig. Oppakken en wegstoppen. U zegt alleen maar dat u het met mij eens bent en dat iedereen dat vindt. Ik zal u zeggen: niemand vindt dat hier. U vindt dat niet, niemand vindt dat hier. Het enige wat werkt, is het land uitzetten van al dat tuig dat hier de boel verziekt en onze straten onveilig maakt.

Als het om het leger gaat, ben ik er trots op dat ik heb gesteld dat ik de veiligheid van Nederland, van de ouderen, van de jongeren, van de gewone man en vrouw op straat in Gouda, Roermond, Amsterdam en Utrecht belangrijker vind dan de veiligheid ver weg in Afghanistan, waarvoor heel veel landen zich kunnen inzetten. Uw verantwoordelijkheid, mijnheer de minister-president, is de veiligheid van de burgers in Nederland, en niet die in Afghanistan. Dat u dat niet doet, neem ik u zeer kwalijk.

Minister Balkenende:

Voorzitter. De veiligheid in Afghanistan is ook onze veiligheid. Wat zich daar afspeelt, heeft een wereldwijde dimensie. Wij weten allemaal nog wat er gebeurde op 9 september 2001. Iedereen weet dat wat er toen is gebeurd, te maken had met het internationale terrorisme. Wat zich toen heeft afgespeeld, is nog steeds in onze hoofden en harten. Dus is er een internationale verantwoordelijkheid om dit een halt toe te roepen. Het is mijn overtuiging dat je er niets mee opschiet als je gaat praten over "de islam". Daarmee doe je onrecht aan alle mensen van goede wil. Dat toonde het debat van gisteren ook aan. Wat fout is – of dat nu door een Marokkaan wordt gedaan of door wie dan ook – moet keihard worden aangepakt, want iedereen heeft daar last van. De heer Wilders verbreedt dat echter naar een andere discussie – dat heeft hij gisteren ook gedaan – door het te hebben over "de islam" en "de moslims". Dat doet mij pijn. Als wij in dit land verder willen komen – iedereen die mee kijkt, zal dat ook beleven – dan kan dat alleen als wij met elkaar zeggen: iets wat niet deugt, wordt keihard aangepakt, en daar heb je iedereen voor nodig.

Ik vind het heel erg als een bepaalde groep in een hoek wordt gezet. Daarmee doe je de groep geen recht. Iedereen in dit land moet kunnen meedoen. Mensen moeten in dit land een plaats krijgen. Mensen moeten respectvol worden behandeld. Alle mensen van goede wil, of het nu christen zijn of humanisten of moslims: zij allen horen bij deze samenleving. Als wij een groep in de hoek zetten, is dat niet de oplossing van het probleem. Je doet mensen onrecht aan, je doet mensen pijn en je lost ook het probleem niet op. Wat wij nodig hebben is een houding van respect, van het keihard benoemen van zaken. Ik ben met de heer Wilders van mening dat wij zaken die niet kunnen, moeten aanpakken, maar je mag daarom nooit een hele groep wegstoten. Zo hebben wij dat in dit land nooit gedaan. Wij zijn altijd een land geweest waarin er is gekozen voor verscheidenheid en diversiteit. Dat heeft ons sterk gemaakt. Ik maak mij grote zorgen wanneer één groep de schuld krijgt van zaken die door een kleine groep worden gedaan. Dat is niet eerlijk. Als er dan ook nog eens wordt gezegd over Afghanistan dat wij daar onze mensen maar moeten weghalen, dan zeg ik: ook Nederland heeft een taak te vervullen voor de veiligheid daar. De veiligheid van Afghanistan heeft te maken met de regio, maar de veiligheid van Afghanistan heeft ook wereldwijde dimensies. Ik ben trots op de militairen – en dat zijn wij gelukkig allemaal – die dat belangrijke werk doen.

Laten wij de zaken in het goede perspectief plaatsen. Laten wij niet een samenleving hebben waarin de ene groep helemaal wordt uitgezonderd. Wij horen juist bij elkaar! De mensen van goede wil moeten ook zeggen: dat gebeurt niet! Ik heb veel meer aan Marokkanen die tegen Marokkaanse landgenoten zeggen: dit heb je te laten; aan Marokkaanse vaders die zeggen: ik houd mijn kinderen in de gaten. Dat brengt ons verder, niet om op een gegeven moment tegen een hele groep te zeggen: je hoort er niet bij. Elk weldenkend mens weet dat het op deze manier moet. Wij kunnen een geweldig land van Nederland maken. Wij kunnen omgaan met diversiteit, maar wij moeten mensen niet in een hoek zetten. De dingen die niet deugen, moeten wij keihard aanpakken. Daar zijn wij voor. En wij zijn voor de veiligheid in Afghanistan en voor de veiligheid in Nederland, maar wel in een samenleving waarin er sprake is van respect en waarin wij samen vorm geven aan de toekomst van dit land, en niet één groep afschuiven. Dat is wat mij bezig houdt.

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

De minister-president vervolgt zijn betoog, volgens mij met het punt onderwijs.

Minister Balkenende:

Ik was gebleven bij mevrouw Kant.

De voorzitter:

Ik denk dat u toch echt naar het punt onderwijs kunt nu.

Minister Balkenende:

Denkt u dat nou? Ik heb hier kleinschaligheid en de menselijke maat staan. Zullen wij dat overslaan?

De voorzitter:

Nee.

Minister Balkenende:

Ik merk dat de voorzitter wat tempo wil maken.

Het kabinet hecht met de SP-fractie aan de menselijke maat. "De menselijke maat is leidraad van ons beleid", zo stelt het coalitieakkoord nadrukkelijk, en voegt daaraan toe: "in kleinschalige verbanden vinden mensen zowel vertrouwdheid als dynamiek. In buurten, wijken, organisaties en bedrijven ontplooien mensen gemakkelijker initiatieven dan in grote anonieme verbanden". Op tal van onderwerpen heeft het kabinet deze leidraad uitgewerkt in beleidsprogramma's, zie de wijkaanpak, de brede school en de aandacht voor gezinnen, maar zie ook wat wij doen voor het mkb met innovatievouchers. Niet stelsels en systemen, maar mensen en hun mogelijkheden staan centraal in het werk van dit kabinet. Kleinschaligheid is natuurlijk geen dogma. Er zijn ook andere belangen. Gelijke behandeling, kwaliteit, kostenbeperking door schaalvoordelen. Het kabinet staat pal voor al die belangen. Ik ga ervan uit dat wij de SP daarbij aan onze zijde vinden.

Wat betreft het onderwijs, vinden wij dat leerlingen zich thuis moeten voelen op een school. De bewindspersonen van OCW komen dit najaar met een plan over de menselijke maat in de volle breedte van het onderwijs. Overigens, het aantal scholen dat fuseert – gemiddeld vijf per jaar – is de laatste jaren bijna in evenwicht met het aantal scholen dat wordt gesplitst of dat nieuw ontstaat.

Als het om de zorg gaat, moet deze zo georganiseerd worden dat mensen hun gewone leven zo veel mogelijk kunnen voortzetten, het liefst thuis. Dat kan echter niet altijd. In die gevallen komen de verschillende woonvormen in beeld; kleinschalig wonen kan ook heel goed in een grootschalige omgeving, zoals een instelling. Waar het om gaat, is dat er zorg op maat is, gericht op de cliënt. De minister van VWS denkt aan een nieuw plan met integrale eerstelijnszorg en samenhang met huisartsenzorg, thuiszorg en ketenzorg. De wijkverpleegkundige kan dan een belangrijke rol spelen.

Mevrouw Kant (SP):

Het is fijn dat wij elkaar hier kunnen vinden. Verleden week hebben wij een plan gepresenteerd: De buurt, de schaal van de toekomst. Daar wij het over dit onderwerp inhoudelijk zo eens zijn met elkaar, zou ik het fijn vinden als het kabinet een reactie gaf op de concrete voorstellen die daarin gedaan worden. Wij kunnen dan hierover doorpraten.

Minister Balkenende:

Wat wilt u specifiek horen?

Mevrouw Kant (SP):

Dat plan bevat heel concrete voorstellen op de terreinen van bijvoorbeeld onderwijs, zorg en arbeidsvoorzieningen. Als wij hier samen verder mee willen, zou het mooi zijn wanneer u een kabinetsreactie wilde geven op de concrete plannen. Ik begrijp dat dit vandaag niet kan; anders moeten wij hier alle punten behandelen en dat is niet doenlijk.

Minister Balkenende:

Ik kom hier in tweede termijn op terug. Ik geef dan direct een reactie of ik doe een procedurevoorstel.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb nog een concrete vraag op een ander punt. Wat gaan wij ermee doen? Zo komt er een plan voor een kleinschalig verpleeghuis in de buurt. Ik hoop dat het hiermee niet net zo gaat als met de plannen om eenpersoonskamers in verpleeghuizen te realiseren, dus dat het jaren duurt en dat het plan maar niet van de grond komt. Kunnen wij dus concreet afspreken wanneer echt wordt doorgepakt en mensen daadwerkelijk kunnen kiezen voor een verpleeghuis in de buurt?

Minister Balkenende:

Ook daar wil ik graag straks op terugkomen.

Voorzitter. Mevrouw Verdonk heeft gevraagd of ik een berekening kan geven van de totale kosten van de pardonregeling. Hier heb ik ook al schriftelijk op geantwoord. Zij vraagt daarmee een beetje naar de bekende weg. Zij zal zich herinneren dat zij in het verantwoordingsdebat in mei dezelfde vraag heeft gesteld. De cijfers zijn sinds mei niet veranderd; het is niet ineens 6 mld. geworden. Ik verwijs dan ook naar mijn schriftelijke antwoord, waarin ik de kosten van de pardonregeling nog eens op een rij heb gezet. Ik wijs overigens ook op de opbrengsten als gevolg van de pardonregeling vanwege intrekking van 20.000 procedures bij de IND en de rechtbanken en door besparingen bij de opvang. De kosten zijn inherent aan de keuze en het coalitieakkoord om deze vreemdelingen een verblijfsvergunning te verlenen.

Bij voortzetting van het zogenoemde terugkeerbeleid, het Project Terugkeer, zoals dat destijds onder verantwoordelijkheid van mevrouw Verdonk werd gevoerd, toen zij minister was, zou een deel van de doelgroep voor een verblijfsvergunning in aanmerking zijn gekomen en daarmee een aanspraak op voorzieningen hebben gemaakt. Volgens ervaringscijfers van het Project Terugkeer kwam 40% tot 45% in aanmerking voor een vergunning. Het klopt dus niet om bij de berekening van de kosten van de pardonregeling uit te gaan van een nulsituatie. Mevrouw Verdonk doet dat in haar berekeningen wel. Op basis van die nulsituatie en een soort doemdenken over het aantal mensen dat een beroep op bijstand en toeslagen zal doen, maakt zij een optelsom van schattingen voor de komende twintig jaar. In zijn brief aan de Tweede Kamer van 1 april jongstleden heeft de staatssecretaris van SZW evenwel een glasheldere onderbouwing gegeven van de verwachte extra kosten van de bijstand als gevolg van de regeling. In de Kamer heeft de staatssecretaris van SZW de raming nog eens uitvoerig toegelicht.

Overigens is het aantal personen dat als gevolg van de pardonregeling een beroep op de bijstand doet, niet hoger dan verwacht. Dat bleek uit een bestandsvergelijking die door SZW in het voorjaar van 2008 is uitgevoerd. De verwachte arbeidsparticipatie van mensen die in aanmerking komen voor het generaal pardon is gebaseerd op cijfers omtrent de arbeidsparticipatie van allochtonen die al langer in Nederland verblijven. Concreet betekent dit dat de arbeidsparticipatie van de groep gepardonneerden oploopt naar 60% in 2012. Een flink aantal mensen, 4.000, is op dit moment al aan het werk. De staatssecretaris van SZW zal de bijstandsontwikkeling in 2009 blijven monitoren.

Het spreekt voor zich dat het kabinet de ontwikkeling van de asielkosten zorgvuldig zal bewaken. De Kamer is in juni jongstleden geïnformeerd over de voornemens van het kabinet om de asielprocedure effectiever te maken. Dit zou kunnen bijdragen aan de beheersing van kosten. Dat wetsvoorstel kan de Kamer naar verwachting in het voorjaar van 2009 tegemoet zien.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Minister-president, u doet precies waar ik gisteren eigenlijk al zo bang voor was. Gisteren heb ik ook gezegd: slechts 25% van de Nederlandse bevolking heeft vertrouwen in dit kabinet. Ik maak een heel rapport, ik laat dit onderwerp helemaal uitzoeken, maar ik krijg een half A4'tje terug als reactie. Opgeteld, komt het bedrag uit op 329 mln. Allereerst is deze berekening fout, want er stond al 458 mln. voor 2008. Daarnaast luidt de tweede zin van deze halve pagina: "de budgettaire gevolgen van het beroep op algemene bijstand in het kader van de WWB en huur- en zorgtoeslag zijn onderdeel van het reguliere wettelijke ramings- en aanpassingsproces". Dat is nu net wat de burger in Nederland niet begrijpt, en ik ook niet. Er is groot rapport gemaakt en ik zou heel graag willen dat de premier hier serieus op ingaat met het besef dat wij er niet uitkomen met dit soort antwoorden en gedraai met cijfers. U doet dit nu weer, mijnheer Balkenende, want de cijfers die u net noemde, wijken af van de bestaande cijfers. U bent nog steeds niet overtuigd van de ernst van de situatie. Als een kabinet of een premier maar 25% van de mensen achter zich heeft staan vanwege constant gedraai, hebben wij een ernstige situatie in Nederland. U blijft hier maar aan meedoen. Ik vraag u bij deze heel dringend om schriftelijk in te gaan op alle argumenten in het rapport dat ik u gisteren heb overhandigd.

Minister Balkenende:

Het lijkt mij goed dat mevrouw Verdonk een reactie krijgt op haar cijfers. Ik zeg dit niet voor het eerst, want wij hebben hierover eerder gesproken tijdens Verantwoordingsdag. Ik maak nog wel een algemene opmerking. Het generaal pardon heeft geleid tot een groter verschil van opvatting in dit land, ook in deze Kamer. Op een gegeven moment is gekozen voor een pardonregeling. Het is goed om dan te zeggen dat je, hoe je ook over dit onderwerp oordeelt, een grote groep had gehad die in Nederland zou mogen blijven, ook als wij een regime hadden gehad zoals mevrouw Verdonk had gewild. Kortom, het is niet fair om alles en iedereen bij elkaar op te tellen om vervolgens op zo'n bedrag uit te komen. Wij hebben hier al antwoord op gegeven, maar het lijkt mij goed dat deze zaak terugkomt bij de behandeling van de begroting van WWI. Pardon, ik bedoel de begroting van Justitie. Dan zullen wij nader ingaan op de cijfers die u hebt gegeven, mevrouw Verdonk. Wij zullen ervoor zorgen dat u nog een nader overzicht krijgt.

De voorzitter:

U krijgt nog een nadere reactie, mevrouw Verdonk.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ten eerste komt dit onderwerp niet aan de orde bij WWI, maar bij Justitie. Daarnaast is het onjuist wat de minister-president zegt. Bij het verantwoordingsdebat heb ik dezelfde vraag gesteld aan de minister van Financiën. Toen heb ik als antwoord gekregen dat hij het niet nodig vond om dit uit te zoeken. Nu vindt de minister-president het weer niet nodig om het uit te zoeken. Ik denk dat de Nederlandse belastingbetaler een en ander nu wel eens helder op een rijtje wil krijgen. Nogmaals, graag schriftelijk een precieze reactie op alles wat ik in het rapport heb geschreven.

De voorzitter:

De minister-president heeft dit al toegezegd, mevrouw Verdonk.

Minister Balkenende:

Ja, ik heb gezegd dat voor de begrotingsbehandeling zal worden ingegaan op het punt dat u naar voren hebt gebracht, mevrouw Verdonk.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Wat in het onderzoek naar voren is gebracht.

De voorzitter:

Ja, dat heeft de minister-president toegezegd.

Minister Balkenende:

Vervolgens heb ik nog het thema identiteit en integratie. Ik denk dat ik hierop, na de gedachtewisseling die ik heb gehad met de heer Wilders, niet nader hoef in te gaan.

Dan kom ik bij het thema onderwijs. Mevrouw Hamer heeft gesproken over investeren in het beroepsonderwijs. Zij heeft zes voorstellen gedaan voor een offensieve aanpak door het kabinet van het beroepsonderwijs. Ik wil deze aanpak graag plaatsen in het bredere perspectief van het voortijdig schoolverlaten. Terugdringing daarvan is een van de topprioriteiten van dit kabinet. Het aantal mbo'ers dat uitvalt, is veel te groot. Goed beroepsonderwijs is belangrijk, niet alleen voor de persoonlijke ontwikkeling en voor het verwerven van een maatschappelijke positie, maar ook in economisch opzicht. Immers, de mbo'ers van nu zijn de beroepsbevolking van morgen. Het kabinet investeert binnen de gestelde prioriteiten fors in zowel het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten, als in het mbo. Wij staan voor een gezamenlijke opgave, zoals verscheidene keren in deze Kamer is gewisseld. Ik zal kort ingaan op de elementen die genoemd zijn, te beginnen met de samenwerking tussen het vmbo en het mbo.

Recent is gestart met experimenten die het mogelijk maken één geïntegreerde leerweg aan te bieden van de bovenbouw vmbo tot en met mbo-2. Dit experiment zal informatie opleveren om "evidence based" te kunnen bepalen welke vervolgstappen gewenst zijn. Daarnaast bestaat binnen de huidige wet- en regelgeving de mogelijkheid dat onderwijsinstellingen intensief samenwerken. Dit wordt onder andere gestimuleerd door middel van de convenanten voortijdig schoolverlaten.

Het tweede punt betreft het schoolmaatschappelijk werk. Roc's proberen met eigen middelen al het mogelijke te doen. Daarnaast zijn er op veel scholen zorgadviesteams met daarin medewerkers van de GGD, leerplichtambtenaren, politieambtenaren en mentoren. Binnen deze teams kunnen de interne en de externe zorg op elkaar worden afgestemd.

Het derde punt betreft sporten op het mbo. Er wordt relatief weinig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om sport te onderwijzen in de vrije ruimte die scholen hebben. Natuurlijk zijn er verschillende succesvolle initiatieven die navolging verdienen.

Als vierde punt noem ik de kwaliteit van de lerarenopleidingen. Samen met de scholen en instellingen wordt een kwaliteitsagenda ontwikkeld. Daarnaast kijken wij naar de mogelijkheid tot invoering van niveaudifferentiatie van leraren, met name in het beroepsonderwijs.

De Wet werk en bijstand vormt het vijfde element. De mogelijkheden in de WWB kunnen terdege worden benut voor meer investeringen in jongeren met het oog op toeleiding naar de arbeidsmarkt. Gemeenten gaan werkloze jongeren een concreet aanbod doen voor een opleiding of werk, of een combinatie daarvan. Het laatste punt betreft de voorschool. Het kabinet zet in op een volledig bereik van voor- en vroegschoolse educatie. Hiervoor worden verschillende middelen ingezet.

De vraag is natuurlijk of wij dit verder kunnen intensiveren. Dat zal lastig zijn, want dit hangt mede samen met de financiële mogelijkheden. Wij hebben nog andere prioriteiten, en zijn dus wel een beetje nieuwsgierig naar de opvatting van de Kamer over de dekking van eventuele financiële voorstellen. Op een aantal punten zijn zaken natuurlijk al in beweging. Ik heb die punten genoemd. De Kamer wil echter een tandje meer. Dat begrijp ik, maar daarover zullen wij het echt nader met elkaar moeten hebben.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik zal later op de dag nog met voorstellen komen om het kabinet te steunen om dat "tandje meer" te vinden. Wij hebben zelf eveneens naar de middelen gezocht. Ik zou toch graag in een breder perspectief antwoord ontvangen op de vraag die ik de minister-president gisteren stelde. Ik heb gerefereerd aan het feit dat het kabinet met de investering in de leraren een eerste stap heeft gezet naar het beste onderwijs in Nederland. Vervolgens vroeg ik of het mogelijk was dat wij vóór de behandeling van de onderwijsbegroting van de minister van OCW – hij lijkt mij de aangewezen persoon daarvoor – informatie kunnen krijgen over de wijze waarop naar zijn mening de volgende stappen gezet moeten worden. Ik heb daarbij gezegd dat ik snap dat dit niet alleen over deze regeerperiode zal gaan. Ik zou toch graag een langjarig perspectief zien op de wijze waarop wij ervoor kunnen zorgen dat in Nederland het onderwijs echt top is.

Daarbij heb ik gezegd: wat mij betreft heeft in die uitwerking het beroepsonderwijs prioriteit. Dat heb ik niet alleen aangegeven vanwege de problematiek van de schoolverlaters die de minister-president heeft geschetst, maar ook om een andere reden. Die reden is dat het beroepsonderwijs de motor is van onze economie. Als het daar vastloopt, dan krijgen wij te maken met tekorten op de arbeidsmarkt en komen wij in loonspiralen terecht. Dit gaat dus veel verder dan onderwijs alleen. Ik zou het dan ook jammer vinden als het antwoord van de minister-president zich beperkt tot schoolverlaten. Ik zou het jammer vinden als hij mij niet de toezegging doet dat de minister van OCW met zo'n uitwerking komt. Ik begrijp dat niet alles in één keer kan, zoals ik heb aangegeven, maar wij hebben nu beetgepakt, het kabinet heeft beetgepakt, en ik wil dat het kabinet niet loslaat.

Minister Balkenende:

Het lijkt mij goed dat de minister van OCW nadere informatie aan de Kamer zendt om recht te doen aan datgene wat mevrouw Hamer naar voren heeft gebracht. Zij wil bijval. Ik heb het punt van het voortijdig schoolverlaten genoemd, maar dit gaat veel breder. Dit zeg ik mede op basis van mijn eigen indrukken bij werkbezoeken. Het is precies zoals mevrouw Hamer zegt: als deze zaak niet goed gaat, dan zullen wij mensen missen en economische kansen missen, en krijgen wij een enorm probleem. Bij sommige scholen merk ik dat er onbenutte capaciteit is. Dat geldt bijvoorbeeld soms voor het technisch beroepsonderwijs. Terecht wijst mevrouw Hamer op het feit dat problemen ontstaan als dit niet goed loopt. Dan gaan wij mensen missen. Dat is haar appel. Daarin heeft zij gelijk. Het is meer dan alleen het voortijdig schoolverlaten. Het gaat om een breder vraagstuk. Mevrouw Hamer heeft dit belang willen onderstrepen. Dat deel ik graag met haar. Op de andere punten zal de minister van OCW nader ingaan.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dan beschouw ik dit als een toezegging. Ik beloof dat ik het kabinet zelf op de andere punten een handreiking zal doen.

De heer Pechtold (D66):

Ik hoop dat dit niet een nieuwe toezegging is ten aanzien van datgene wat wij eerder vandaag bespraken, namelijk de brede visie die wij van de minister van OCW en de minister van EZ zouden krijgen. Daarop zouden wij inzetten. Ik vind het prachtig als de PvdA-fractie het mbo er nu opeens uit haalt als belangrijk. Maar wilden wij niet een kennisagenda? Wij lopen achter op Lissabon. Wij staan nu pas op 28%, terwijl wij naar 50% toe moeten. De vraag van mevrouw Hamer is hartstikke belangrijk, jazeker. Om hiermee wat te kunnen, zullen wij dit echter moeten bekijken in de breedte van EZ tot en met OCW. Anders krijgen wij weer een nieuw bureaucratisch verhaal, terwijl wij moeten aansluiten bij de agenda waaraan de minister-president leiding geeft.

Minister Balkenende:

Het een sluit het ander niet uit. Ik heb het signaal van de heer Pechtold zo begrepen dat hij voorstelt om een meerjarige focus aan te brengen op het gebied van de hele kennisagenda. Dat is de reden waarom ik heb gewezen op zowel OCW als EZ. Ik heb toegezegd dat wij daarmee verder aan de slag gaan. Wij spreken nu meer in het bijzonder over het mbo, het beroepsonderwijs. Dat is natuurlijk een onderdeel van die veel bredere agenda. Het een sluit het ander niet uit.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb de behoefte om aan de heer Pechtold duidelijkheid te scheppen. Ik laat mijn voorstel niet wegzetten als een prioriteitje van het beroepsonderwijs. Ik heb juist gevraagd om een bredere visie. Daarover heb ik net een toezegging gekregen. Ik heb alleen gezegd dat het beroepsonderwijs binnen de bredere visie prioriteit heeft. Ik ga er eerlijk gezegd van uit dat u dit ondersteunt.

De heer Pechtold (D66):

En daarom hebben wij in onze tegenbegroting 600 mln. uitgetrokken en u niet.

Mevrouw Kant (SP):

En wij bijna een miljard.

Ik kom terug op een onderwerp dat de minister-president in een bijzinnetje noemde, namelijk de mogelijkheid om de re-integratiegelden van de Wet werk en bijstand voor schoolverlaters in te zetten. Daar zit namelijk wel een probleem. Het is nu pas mogelijk om deze gelden in te zetten als er al een probleem is, als men uitgevallen is op school en op zoek is naar werk. Een aantal gemeenten vraagt om verruiming van de mogelijkheden om de re-integratiegelden ook al in te kunnen zetten bij dreigende schooluitval. Een jongere kan dan al worden geholpen en worden begeleid naar werk, uiteraard in samenhang met de opleiding. Dit is eigenlijk maar een klein verzoek. De gemeenten denken dat je hiermee dezelfde groep kunt helpen en problemen kunt voorkomen.

Minister Balkenende:

Ik wil dit laten nagaan. Ik kan de consequenties er nu namelijk niet van overzien. Ik wil weten wat de effecten hiervan zijn. Ik begrijp de redenering wel. Mevrouw Kant wil bekijken in welk stadium je jongeren kunt begeleiden, zodanig dat zij naderhand kansen hebben. Dit is eigenlijk de boodschap. Wij moeten even zien in hoeverre dit zich verhoudt tot de geldende regelgeving. Ik zal hierop terugkomen, maar ik begrijp de signalen. Ik moet het even laten uitzoeken.

Mevrouw Kant (SP):

Dat is heel mooi, maar de lijst van vragen waarop de minister-president moet terugkomen, is wel erg aan het groeien.

Minister Balkenende:

Soms is dat ook even nodig.

De voorzitter:

Daarom probeer ik genoeg tijd te behouden voor de tweede termijn. Als wij nu een beetje doorwerken, moet dit lukken.

Minister Balkenende:

Gisteren heeft mevrouw Halsema een kleine actie gevoerd voor de kinderopvang. Toen ik de kaart die ik van haar had gekregen opensloeg, waren er babygeluiden te horen. Toen heb ik nog gevraagd of dit goed zou worden genoteerd in de Handelingen.

De voorzitter:

Dat is gelukt.

Minister Balkenende:

Mevrouw Halsema heeft het kabinet willen wakker schudden met een baby die om aandacht vraagt. Dit was volgens mij niet helemaal nodig. Het kabinet staat namelijk voor kwalitatief goede, toegankelijke en betaalbare kinderopvang, die tevens bijdraagt aan de arbeidsparticipatie. In de afgelopen jaren hebben steeds meer ouders gebruik gemaakt van opvang. Daarmee combineren zij zorg en opvang. Deze groei overtreft alle prognoses. In 2008 zal het aantal kinderen in de opvang met circa 38% toenemen. In de gastouderopvang is de groei zelfs 84%. De oorzaken van deze groei zijn niet altijd in lijn met het doel van de regeling. Het kabinet neemt maatregelen om de regeling beheersbaar, maar ook toekomstbestendig te maken.

Drie jaar na de invoering van de nieuwe Wet kinderopvang constateert het kabinet dat een herziening van de regeling nodig is om de volgende doelstellingen te kunnen halen: toegankelijkheid, betaalbaarheid, kwaliteit, maar ook een bijdrage aan arbeidsparticipatie. Daarom wordt, met het advies van de commissie-Bakker in de hand, gewerkt aan een nieuwe wet. Het vertrekpunt hiervan is het voorstel om de hoogte van de toeslag voor kinderopvang afhankelijk te maken van het inkomen van de meest verdienende partner. Wij willen kortom op korte termijn maatregelen om de regeling beheersbaar te houden en op de lange termijn herziening van het stelsel, om de doelstellingen van de kinderopvang effectief te borgen.

Ik moet misschien nog iets zeggen over de financiën. Af en toe ontstaat het beeld dat bij de lage inkomens de kinderopvangkosten buitenproportioneel stijgen. Dit beeld is niet juist. Voor iedereen stijgt de ouderbijdrage in 2009 proportioneel, namelijk met 29%. Dit oogt veel, maar wij moeten het wel in de goede proporties zien. Het betekent dat iemand met een minimuminkomen per uur 27 cent betaalt. Bij modaal is dat 70 cent per uur. Ook de suggestie dat wij de hoge kosten afwentelen op de ouders, deel ik niet. U hebt in de Voorjaarsnota 2008 kunnen lezen dat de overheid in 2011 nog steeds bijna de helft van de totale kosten voor haar rekening neemt, terwijl het de bedoeling is dat werkgevers, werknemers en overheid ieder een derde zouden betalen. Verder zijn in 2008 de uitgaven aan de kinderopvang meer dan 2,5 mld. Zowel bij de presentatie van de Voorjaarsnota 2008 zijn extra middelen uitgetrokken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik zal dit antwoord doorgeven aan de 83.332 ouders en anderen die een handtekening hebben gezet. Kunt u even stilstaan bij de tabel op pagina 107 in de Macro-Economische Verkenningen? Daaruit blijkt namelijk dat ouders met een minimuminkomen ten opzichte van 2005 in 2009 een prijsstijging van 15% tegemoet kunnen zien. Hoe rechtvaardigt u dit nou?

Minister Balkenende:

De bijdrage aan de kinderopvang van mensen aan de onderkant van het inkomensgebouw is heel bescheiden. Als ik deze getallen noem, moeten wij alles wel in de juiste proporties bezien. Het gaat echt niet om grote bedragen. Mensen die meer verdienen, gaan ook veel meer betalen. Het gaat om 15%, maar dat is wel een absoluut bedrag van nog steeds bescheiden omvang. Het is beter om over de kosten in eurocenten dan in percentages te praten. Volgens mij is dat eerlijker.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Er staan gewoon beloftes tegenover. De laagste inkomens zouden worden ontzien. De PvdA wilde zelfs geen stijging van de kosten voor kinderopvang voor de laagste inkomens, maar dat gebeurt wel.

Het staat ook haaks op de belofte om van kinderopvang een voor iedereen open en toegankelijke basisvoorziening te maken. Van alle kanten komen klachten van ouders, met name op het minimumniveau, die wel degelijk problemen hebben met het betalen van de kosten.

Minister Balkenende:

Ik heb zojuist de cijfers genoemd. Ik begrijp best dat u rekent in percentages. Ik vind echter de absolute bedragen alleszins redelijk, te meer vanwege het feit dat wij wel te maken hebben met een kostenexplosie. Als ik dan kijk naar wat het kabinet bijdraagt aan dit alles en wat de verantwoordelijkheid zou moeten zijn van werkgevers, werknemers en overheid, dan vind ik dat wij heel wat doen.

Wij moeten er echter wel voor oppassen dat er geen kostenexplosie ontstaat. Daarom nemen wij deze stappen. Naar mijn mening worden de mensen aan de onderkant van het inkomensgebouw alleszins redelijk behandeld.

De voorzitter:

Afsluitend, mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Er zijn zeer veel maatregelen waarbij door een toenemend gebruik de kosten ervan zijn gestegen, bijvoorbeeld 10 mld. per jaar aan hypotheekrenteaftrek en 10,9 mld. per jaar aan pensioenaftrek.

De kinderopvang is inderdaad een populaire maatregel. Dat is goed nieuws, want dat betekent dat in een toenemend aantal gezinnen de vrouw meer ruimte krijgt en dat de druk op die gezinnen afneemt.

Mijnheer Balkenende, u zegt nu plotseling dit niet aan te kunnen. De hypotheekrenteaftrek mag eindeloos stijgen en de pensioenaftrek ook. Ik vind het gewoon benepen dat dit bij de kinderopvang niet mogelijk is. Dit is een belangrijke maatregel voor een modern gezinsbeleid en voor vrouwen. U zegt echter het niet aan te kunnen.

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt.

Minister Balkenende:

Mevrouw Halsema moet de zaken wel in samenhang met elkaar bezien. Ik heb aangegeven dat de kosten per uur van kinderopvang voor mensen aan de onderkant van het inkomensgebouw buitengewoon redelijk zijn. Dat zijn geen grote kosten.

Er komt nog iets anders bij. Wij zien evenzeer een toename van het kindgebonden budget en daar zitten ook financiële voordelen aan. Als je die zaken met elkaar combineert, dan kan er een goed verhaal worden verteld ten aanzien van de financiële situatie. Mevrouw Halsema en ik zijn het misschien niet met elkaar eens, maar de overheid pleegt toch een behoorlijk grote inzet bij de bekostiging van de kinderopvang.

De voorzitter:

Terwijl de minister-president zijn stukken ordent, wil ik een procedurele opmerking maken. Ik verzoek daarvoor de aandacht van iedereen hier aanwezig.

Ik heb laten nagaan hoeveel tijd de minister-president nog nodig heeft. Hij blijkt nog een flinke hoeveelheid antwoorden te moeten geven. Ik wil zo ontzettend graag voor de dinerpauze de eerste termijn van de kant van het kabinet afronden. Dan moeten wij echter wel in een rap tempo verdergaan. Ik hoop dat de minister-president zijn antwoorden kort kan houden, maar ik verzoek de Kamer geen lange inleidingen te houden bij interrupties. Anders kan ik zo dadelijk geen interrupties meer toestaan.

Minister Balkenende:

Dan kom ik bij het onderdeel "zorg, jeugd en gezin". Over de zorg heb ik al een aantal vragen schriftelijk beantwoord. Ik wil met name stilstaan bij het onderwerp "doorbraak G4".

Mevrouw Kant (SP):

Ik houd het kort, maar ik heb toch een vraag.

De voorzitter:

De minister-president heeft nog niets gezegd!

Mevrouw Kant (SP):

Ik houd het kort. De minister-president heeft nog geen reactie gegeven op ons verzoek waarom niet op elke school een conciërge komt.

De voorzitter:

Ik heb het onderwerp "conciërges" al langs horen komen in het kader van wijken van mevrouw Hamer.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb het onderwerp "conciërges" wel voorbij horen komen in reactie op de vragen van mevrouw Hamer, maar ik heb de minister-president gevraagd waarom niet op elke school een conciërge komt.

Minister Balkenende:

Volgens mij heb ik daarover gesproken.

De voorzitter:

Ja, dat weet ik haast wel zeker.

Minister Balkenende:

Ik heb het gehad over financiële faciliteiten, over het feit dat er veel conciërges bijgekomen zijn en dat voorrang is gegeven aan de 40 wijken.

De voorzitter:

Inderdaad. Mevrouw Kant, u moet de Handelingen er maar op nalezen.

Minister Balkenende:

Ik heb het ook gehad over de eigen verantwoordelijkheid van scholen.

De voorzitter:

Echt waar, dit onderwerp is behandeld. U hoeft het allemaal niet te herhalen.

Minister Balkenende:

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw volgende punt.

Mevrouw Kant, u hebt ook nog een tweede termijn, mochten wij ons vergist hebben.

Minister Balkenende:

Mevrouw Hamer vroeg om een doorbraakaanpak, waarbij de grote steden bevoegdheden krijgen op het terrein van jeugd, justitie, VWS, SZW en onderwijs. Zij heeft gepleit voor ruimte en vrijheid voor wethouders op het gebied van bijvoorbeeld de Wajong, de WSW, onderwijs en justitie.

Het kabinet zet in op het behalen van resultaten en kwaliteit in de zorg voor de jeugd. Er wordt geïnvesteerd in Centra voor Jeugd en Gezin en in preventie. Het wegwerken van de wachtlijsten in de jeugdzorg is twee jaar naar voren gehaald. Het doel staat centraal. Het kabinet heeft de afweging gemaakt op welke wijze de gestelde doelen het beste kunnen worden gerealiseerd. Als het bieden van ruimte en vrijheid daaraan bijdraagt, zal het kabinet dat niet nalaten. Het is dus een pragmatische aanpak, waarbij het kabinet gericht antwoorden geeft bij problemen.

Dit is iets anders dan het beeld dat mevrouw Halsema neerzette van een programmaministerschap. Dit kabinet heeft er nadrukkelijk voor gekozen om geen stelselwijzigingen in de jeugdzorg door te voeren, ook geen tijdelijke. Stelselwijzigingen kosten vaak energie en tijd, en zijn alleen verantwoord als je ervan overtuigd bent dat de voordelen groter zijn dat de nadelen. Dat is het kabinet niet. Tegelijkertijd ziet het kabinet dat er op lokaal niveau sprake is van veel dynamiek. De minister voor Jeugd en Gezin heeft met de betreffende personen in Rotterdam afspraken gemaakt over de flexibele inzet van gemeentelijke en stadsregionale middelen voor preventie en zorg. De minister is bereid dergelijke afspraken ook te maken met andere grote steden. Het kabinet heeft begrip voor de signalen die vanuit een stad als Amsterdam komen. Het rapport-Frankenstein maakt ook duidelijk dat men heel goed ziet dat verbeteringen in de gemeentelijke organisatie nodig en mogelijk zijn. Het kabinet is bereid afspraken te maken over meer ruimte voor lokaal beleid, preventief beleid, opvoedingsondersteuning op maat en de aanpak van één gezin, één plan. Het kabinet is dus bereid om onder de regie van de minister voor Jeugd en Gezin te bezien op welke wijze met name aan de grote steden meer armslag kan worden gegeven om middelen ontschot in te zetten op terreinen als jeugd, onderwijs, zorg en welzijn.

Ruimte geven moet dan wel samengaan met verantwoordelijkheid nemen. Het kabinet heeft zich in het beleidsprogramma doelstellingen opgelegd die gerealiseerd dienen te worden. Het kabinet gaat ervan uit dat de grote steden zich willen vastleggen op prestaties en afrekenbaar willen zijn. Het gaat dus om prestatieafspraken, ook op het gebied van de wachtlijsten, en niet om blanco cheques.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik begrijp dat daarmee mijn verzoek om nu echt met een doorbraak in de richting van die vier grote steden te komen en om te kijken hoe daar via experimenten meer ruimte kan komen, vanuit de vijf ministeries wordt opgepakt. Dat wil ik vandaag heel helder horen, anders blijft er verwarring over bestaan. Ik vraag de minister-president dan ook om toe te zeggen dat de Kamer voor de behandeling van de begroting van Jeugd en Gezin een brief ontvangt waarin precies staat wat die aanpak voorstelt en welk overleg er met de gemeenten over is geweest. Op die manier houden wij de vaart erin.

Minister Balkenende:

Ik heb al aangegeven wat ik op dit moment zo precies mogelijk kan zeggen. De minister voor Jeugd en Gezin heeft ervaring opgedaan in Rotterdam. De aanpak daar leent zich ook voor andere steden. Hij is bereid om te kijken hoe onder zijn verantwoordelijkheid voortgang in dit proces kan worden geboekt. De minister voor Jeugd en Gezin zal zorgen dat de informatie waar mevrouw Hamer om vraagt, zoveel mogelijk zal worden gegeven voor de behandeling van zijn begroting.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik wil heel graag mijn punt duidelijk maken. Ik zie wat de minister voor Jeugd en Gezin wil doen. Maar ik heb gisteren heel nadrukkelijk gezegd dat het mij niet alleen gaat om de minister voor Jeugd en Gezin. De problemen zitten juist in het feit dat de ontschotting nog steeds dwars door de departementen heen loopt. Ik wil dus dat er een brief komt, en natuurlijk mag de minister voor Jeugd en Gezin die als eerste ondertekenen. Daar is hij voor. Ik hoor mevrouw Halsema "auw" roepen, maar ik denk dat het wel meevalt. Volgens mij heeft zij op andere momenten pijn dan het kabinet dat heeft. Ik wil echt een toezegging. Ik wil mijn punt duidelijk maken dat het ook gaat om de andere ministeries. En het gaat er natuurlijk om dat het uiteindelijk in de grote steden op de goede plek terechtkomt. Ook daar zitten bureaucratische hobbels. Het is goed dat er voor die tijd nadrukkelijk met de wethouders van de grote steden is gesproken over de wijze waarop zij een bijdrage kunnen leveren.

Minister Balkenende:

Er zijn twee elementen. Het ene is dat het gaat om de regie van de minister die de eerstverantwoordelijke is op dit terrein, uiteraard in samenspel met andere departementen. Dat is ook logisch, want er is natuurlijk samenhang tussen een en ander. Het andere element, waarop mevrouw Hamer terecht wijst, is het overleg met de wethouders, juist ter voorbereiding van een dergelijke brief. Ik neem aan dat dit voor de minister geen probleem zal zijn.

De heer Rutte (VVD):

Ik vind het een teleurstellende conclusie van dit deel van het debat. Nu krijgt de Kamer weer een brief. Die wordt door de coördinerend minister gemaakt, die moet geschreven worden met alle collega's, die komt een keer bij de begrotingsbehandeling ... Het is een urgent probleem! Wij hebben een groot probleem in Nederland met de jeugdzorg. Er zijn veel jongeren die veel te lang op hulp wachten. Er zijn veel te veel wachtlijsten en er is veel teveel bureaucratie. Er ligt nu een concreet voorstel van de Partij van de Arbeid. Het is helemaal in lijn met wat ook de VVD graag wil, namelijk de regie aan de gemeenten geven. Daarom zeg ik tegen mevrouw Hamer: houd voet bij stuk en wacht niet op een brief. Laten wij vandaag proberen om politieke conclusies te trekken en om ons voornemen in de richting die u voorstelt waar te maken.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Volgens mij heb ik daar net om gevraagd. Wat u nu doet, is ons voornemen versmallen, maar ik hoop dat u het niet zo bedoelt. Ik heb juist gezegd: het gaat niet alleen om de jeugdzorg; het gaat ook om wat er op de scholen gebeurt. Verder gaat het om wat er in de andere instellingen gebeurt. De verschillende lijnen moeten bij elkaar komen, mijnheer Rutte. Anders blijven wij praten tot sint-juttemis. Dus pakt u nu mijn handschoen op en steun mij in mijn verzoek. De minister-president heeft volgens mij net de toezegging gedaan dat de doorbraak er voor de begroting zal komen. Als wij met z'n allen aan ons voornemen vasthouden, moeten wij resultaat kunnen behalen, maar laten wij ons alstublieft niet tot één stukje beperken. Er moet een brede aanpak zijn. Die doorbraak moet er nu echt komen.

De heer Rutte (VVD):

Alles wat zo groot is als u het nu maakt, zakt door zijn eigen gewicht in elkaar. Natuurlijk is die integrale aanpak van belang. Daarover kunnen wij best een brief krijgen, maar laten wij vandaag beslissen dat de regie over de jeugdzorg aan de gemeenten wordt gegeven. Daarvoor is in deze Kamer een politieke meerderheid aan het ontstaan.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Daar heb ik net om gevraagd, alleen, ik wil niet dat als de scholen maatschappelijk werk nodig hebben, zij dat niet krijgen. De voorzieningen moeten bij de kinderen terechtkomen, mijnheer Rutte. U praat weer over systemen, maar het gaat niet om systemen. Het gaat om de kinderen.

De heer Rutte (VVD):

Het enige wat ik tegen u zeg, mevrouw Hamer, is: er is nu een politieke meerderheid, zodat wij kunnen doorpakken en deze zaak bij de gemeenten kunnen leggen. Het kabinet maakt er een heel breed verhaal van. Wij krijgen straks een brief, maar de bewindslieden zijn het er nog niet over eens. Dat weten u en ik ook. Dus dat wordt nog een politiek gedoe. Laten wij daarom vandaag de richting aangeven en als Kamer de uitspraak doen dat de macht bij de gemeenten moet worden gelegd. Dat is mijn enige verzoek: laten wij nu tempo maken, het gaat zo traag.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Waar u om vraagt, is er al. Er zijn al drie gemeenten die de regie hebben over de jeugdzorg. Het gaat niet alleen om die smalle aanpak, mijnheer Rutte. Ik wil evenmin dat deze actie verzandt. Ik wil dat die kinderen geholpen worden. Maak alles alsjeblieft nu niet kleiner. Aanvankelijk kwam u mij ook steun aanbieden, maar wat u nu doet is een versmalling aanbrengen. Daarmee helpt u de kinderen niet.

Minister Balkenende:

Mag ik ook even, voorzitter.

De heer Rutte (VVD):

U was er ook nog!

De voorzitter:

Ja, hij is er voor gekomen.

Minister Balkenende:

Ik sta hier toch niet voor niets.

De voorzitter:

Nee, maar soms is het nodig dat de leden elkaars nieren proeven.

Minister Balkenende:

Dat is erg interessant, maar het moet een keer ophouden.

De voorzitter:

Dat bepaal ik, minister-president.

Minister Balkenende:

Daar heeft u gelijk in.

Voorzitter. Wij moeten oppassen dat wij bij verandering van het stelsel niet wijzigen om het wijzigen. Ik meen dat mevrouw Hamer daar ook op doelde. Het gaat gewoon om het realiseren van het doel. Wij hebben te maken met verantwoordelijkheden van departementen. Wij hebben te maken met ministers en wethouders die een grote verantwoordelijkheid hebben. Dan is het wel de vraag: hoe stem je het een zo goed mogelijk op het ander af? U hebt gemerkt dat het kabinet de goede intentie heeft. Aan hetgeen ik heb gezegd, hoef ik niets toe te voegen. Ik waardeer de belangstelling van de heer Rutte, maar we moeten wel handelen zoals ik heb aangegeven.

De heer Rutte (VVD):

Er wonen ook kinderen buiten de G3, mevrouw Hamer. Het is van belang dat wij tempo maken. Nu wordt alles als het ware weggezet met een brief. Wij weten allebei dat er politiek nog groot verschil van mening is. Ik zou zeggen koppel het een los van het ander en maak het nu mogelijk dat de regie over de jeugdzorg in handen van de gemeenten wordt gelegd. Vervolgens wachten wij op de brief waarmee al die andere schotten worden weggehaald. Dat moet ook gebeuren, maar koppel het een los van het ander. Anders zal niet gebeuren wat wij willen.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik heb op dit punt geen nadere opmerkingen en kan overgaan tot behandeling van het volgende punt. Dat betreft het thema veiligheid.

De heer Pechtold (D66):

Dan heb ik over de zorg nog een vraag. Vanochtend zei ik dat ik het prettig zou vinden als u als minister-president leiding gaf bij belangrijke maatschappelijke thema's. Nu is het aantal orgaandonaties in Nederland aan het teruglopen. Nog geen 60% van de Nederlanders boven de achttien jaar is geregis­treerd als donor. Er staan 1365 mensen op de wachtlijst. Wij hebben vorig jaar een indringende actie gehad en wij zijn als politici wakker geschud door een van de omroepen. Nu blijkt dat de wachtlijsten op 1 september nog even lang zijn als vorig jaar en dat het aantal postmortale orgaandonaties sterk aan teruglopen is. Bent u bereid om leiding te geven aan en het gezicht te worden van een actie waarmee orgaandonaties in Nederland worden bevorderd, zodat wij dwars door al dat gesteggel heen ervoor zorgen dat de wachtlijsten korter worden en er voor de donaties een goed systeem komt? Bent u bereid om die kar te trekken?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Eerst wil ik iets zeggen over het belang van het onderwerp zelf. Orgaandonatie is buitengewoon belangrijk. Iedereen maakt zich hierover zorgen. Dat is punt één. Wat de beleidskant betreft merk ik op dat ik veel contact heb over dit onderwerp met minister Klink. Wij spreken over de vraag hoe wij kunnen komen tot veranderingen en mogelijkheden om het doneren te versterken. Dat is dus de beleidskant. Persoonlijk vind ik het ook heel belangrijk. Er is een verschil tussen het signaal dat je kunt geven als premier en de beleidskant waarvoor minister Klink verantwoordelijk is. Ik kan niet precies overzien wat de heer Pechtold exact van mij vraagt. Als hij mij opdraagt het thema te benoemen en aan te geven hoe belangrijk het is, doe ik dat bij dezen in ieder geval.

De heer Pechtold (D66):

Dat vind ik belangrijk. Vorig jaar kwamen wij in een vreemd debat terecht. Er kwam een bepaalde show op de televisie en de politiek stond uiteindelijk in zijn hemd omdat bleek dat er op een enorm indringende manier aandacht voor het thema werd gevraagd. Wij, de politiek en de wetgever, zijn een jaar later nog steeds niet in staat gebleken om iets te doen aan de wachtlijst. Sterker nog: het aantal postmortale orgaandonaties loopt terug. Ik vraag de minister-president niet om in de bevoegdheden van de minister te treden. Ik vraag hem om gezicht en leiding te geven aan dit thema, opdat de wachtlijsten volgend jaar drastisch korter zijn. De alternatieven zijn dat mensen naar België moeten en dat er vreselijke dingen gebeuren in het Verre Oosten.

Minister Balkenende:

Mij is niet helemaal duidelijk wat de portee is van de vraag van de heer Pechtold. Die is een beetje nieuw voor mij. Wij hebben zojuist gesproken over de beleidsverantwoordelijkheid, namelijk het systeem waarover minister Klink gaat. Hij is daarmee heel intensief bezig. Het andere punt is dat de heer Pechtold mij vraagt zichtbaar te maken hoe belangrijk orgaandonatie is. Ik zeg "ja". Dat zeg ik op deze plaats.

De heer Pechtold (D66):

Ik vraag het u heel concreet, want dat is keihard nodig. Als de premier van dit land in Postbus 51 zegt dat hij orgaandonor is en dat hij de mensen vraagt om dat ook te worden, is dat een bijdrage die van onschatbare waarde is.

Minister Balkenende:

Dat is helder. Ik ben inderdaad donor. Als dat mag helpen – ik zal daarover met de RVD spreken om na te gaan wat de goede vorm is – ben ik uw man.

Mevrouw Kant (SP):

Omdat het blokje zorg plotseling is afgelopen, heb ik nog een vraag. Ik heb gisteren het voorstel gedaan om iets te doen aan de ziektekostenpremies. Ik wil dat die worden teruggebracht naar € 400. Dat voorstel heb ik toch uitgebreid toegelicht.

Minister Balkenende:

Daarmee ben ik het niet eens.

Mevrouw Kant (SP):

Nu doe ik een constructief voorstel voor dit kabinet om eerlijk te delen. Dat lost een probleem voor het kabinet op. De mensen met de laagste inkomens en de middeninkomens gaan er dan op vooruit.

De voorzitter:

Mevrouw Kant, ik probeer te bevorderen dat wij op een redelijke tijd klaar zijn. U moet dus niet in herhaling vallen.

Minister Balkenende:

Mevrouw Kant wil een andere systeemkeuze. Wij kennen de nominale premie en de zorgtoeslag en werken met dat systeem. Ik ben niet in voor een ander systeem. Het is het beleid van het kabinet.

Mevrouw Kant (SP):

Het is geen nieuw systeem. Binnen het huidige systeem wordt een maximum gelegd op de nominale premie. Wij lieten het CPB een en ander doorrekenen. Het zegt dat het kan binnen het huidige systeem. De minister-president weet dat ik dat afwijs. Ik wil die marktwerking namelijk niet. Binnen het huidige systeem kan echter een maximum worden gelegd op die € 400 omdat het anders voor mensen met lage inkomens te zwaar drukt. En het doet iets aan het probleem van het kabinet. Blijkbaar vindt het dat het geen probleem heeft. De mensen met de lage inkomens en de middeninkomens gaan er in ons voorstel op vooruit.

Minister Balkenende:

Ik herinner mij het levendige debat van gisteren tussen mevrouw Kant en mevrouw Hamer over dit punt. Ook andere geluiden zijn naar voren gekomen. Ik vind dat dit niet strookt met het systeem zoals wij dat hebben ingezet. Wij kennen nu eenmaal het systeem van de nominale premie en tegelijkertijd de zorgpremie als financiële tegemoetkoming. Daarvoor zijn goede gronden. Mevrouw Kant wil iets anders. Dat is niet het kabinetsbeleid en ik zie niet direct de voordelen daarvan. Op dat punt heeft zij dus een andere opvatting dan ik.

De voorzitter:

Mevrouw Kant, u heeft net als alle anderen een tweede termijn, echt waar.

Minister Balkenende:

Ik kom bij het thema veiligheid. Meerdere sprekers hebben opmerkingen gemaakt over de inzet van het kabinet op de punten veiligheid en criminaliteitsbestrijding. Het kabinet staat pal voor veiligheid en leefbaarheid en het neemt maatregelen: het zijn duidelijke en concrete maatregelen en waar nodig zijn die orthodox. Ik noem enkele belangrijke activiteiten.

Het project Veiligheid begint bij voorkomen. De minister van Justitie werkt als projectminister samen met het ministerie van BZK en andere ministeries. Het loopt voorspoedig en laat resultaat zien. Het percentage Nederlanders dat zich wel eens onveilig voelt, is gedaald. Daarmee is niet gezegd dat alles even gemakkelijk gaat. Sommige misdaad- en overlastvormen zijn weerbarstig en de recidivecijfers zijn te hoog, vooral onder jeugdigen. Met het project wil het kabinet in 2010 een reductiepercentage criminaliteit en overlast bereiken van 25 over de hele linie. Bij vermogensmisdrijven is het doel al gerealiseerd, bij geweldsmisdrijven moet nog een forse slag worden gemaakt. Overlast is met 8% gedaald. Ook dit percentage moet naar 25. De bewindslieden van Justitie hebben de Kamer recent een brief gestuurd over het bereiken van de doelstelling van 10% recidivereductie. Centraal in de aanpak staan een persoonsgerichte aanpak en een sluitende nazorg aan ex-gedetineerden. Een persoonsgerichte aanpak, waarbij de aandacht van alle ketenpartners is gericht op het doorbreken van criminele patronen en carrières, wordt in praktijk gebracht in de veiligheidshuizen, een samenwerkingsverband van ketenpartners. Dat veiligheidshuis blijkt een succesformule. In steden waarin een veiligheidshuis actief is, vermindert de recidive onder jongeren en veelplegers substantieel. In Tilburg bijvoorbeeld daalde de recidive in 2005 en 2006 met 50%. Er zijn inmiddels 25 veiligheidshuizen actief. Eind 2009 zullen er 40 zijn en is het systeem landelijk dekkend. Ook in 2009 gaan weer 125 forensisch assistenten aan de slag en is er weer geld beschikbaar voor 125 wijkagenten, op weg naar het einddoel: 500 assistenten en 500 wijkagenten erbij.

Een gebiedsverbod en een groepsverbod zijn effectieve middelen om hardnekkige overlastveroorzakers aan te pakken. Beide zijn opgenomen in het wetsvoorstel maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast dat wordt behandeld in deze Kamer. Een wetsvoorstel is in voorbereiding om burgemeesters doorzettingsmacht te geven bij de aanpak van jeugdproblemen en asociale gezinnen. In het uiterste geval moeten asogezinnen verplicht verhuizen. De mogelijkheid van verplichte opvoedingsondersteuning door de burgemeester wordt onderzocht. Er komt een wettelijke regeling om 12-minners die op straat rondhangen en problemen veroorzaken thuis te brengen.

Voorzitter. Dat wilde ik melden naar aanleiding van een aantal opmerkingen die op dit punt zijn gemaakt.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Ik heb gisteren aandacht gevraagd voor de kwestie van zedendelinquenten die, zoals onlangs in Utrecht gebeurd is, komen te wonen vlak in de buurt van het slachtoffer. Burgemeester Wolfsen van Utrecht heeft er aandacht voor gevraagd en erop ingegrepen. Het antwoord stelt mij in die zin teleur dat alles weer wordt uitgesteld. Er is gezegd dat er nog over wordt gesproken et cetera. Kan de minister-president hier toezeggen dat snel uitvoering wordt gegeven aan de motie van mevrouw Arib van de PvdA en de heer Teeven van de VVD, een breed gedragen motie in deze Kamer, zodat het in de toekomst niet meer voorkomt dat de burgemeester er niet van op de hoogte is dat een zedendelinquent is vrijgelaten? De burgemeester kan dan ook niet voorkomen dat de zedendelinquent in hetzelfde flatgebouw komt te wonen als het voormalige slachtoffertje, zoals nu in Utrecht is gebeurd. Het antwoord van de minister-president dat hij ermee bezig is, dat het in uitvoering is, vind ik niet voldoende. Ik vind dit een belangrijke kwestie.

Minister Balkenende:

Ik haal even de tekst erbij. De minister van Financiën zoekt naar de desbetreffende passage.

De heer Rutte (VVD):

Het staat op pagina 26 van uw antwoord. U schrijft dat aan de uitvoering van deze motie wordt gewerkt. Dat is het enige wat er staat. Verder gaat u uitvoerig in op de motie-Joldersma, die ook belangrijk is, en die gaat over tbs'ers die op proefverlof zijn.

Minister Balkenende:

U vindt het antwoord teleurstellend. Ik zal nog eens lezen wat er feitelijk staat: het kabinet is van mening dat in geval van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven de taakstraf in beginsel uitgesloten moet worden, ook kinderpornografiezaken worden hiertoe gerekend. Dan wordt gezegd: de minister van Justitie heeft een aantal maatregelen genomen; het College van procureurs-generaal zal de aanwijzing voor taakstraffen aanscherpen, zodat er geen misvattingen kunnen zijn voor welke gevallen taakstraffen wel en voor welke gevallen taakstraffen niet mogen worden opgelegd.

De heer Rutte (VVD):

Ik heb het niet over taakstraffen, ik heb het over zedendelinquenten die vrijgelaten zijn.

Minister Balkenende:

Dat is de volgende bladzijde. Gevraagd is of het kabinet ervoor kan zorgen dat de burgemeesters altijd op de hoogte worden gesteld bij de vrijlating van zedendelinquenten. In het antwoord staat dat in de aanwijzing formulier risicoprofiel en de executie-indicator van het College van procureurs-generaal regels zijn opgenomen over het informeren van slachtoffers. De aanwijzing wijst daarnaast op de mogelijkheid om aan anderen informatie te verstrekken, bijvoorbeeld aan de burgemeester indien problemen met betrekking tot de openbare orde worden verwacht bij terugkeer van delinquenten in diens woonplaats. Het OM is dan bevoegd tot informeren, maar heeft geen plicht.

De heer Rutte (VVD):

Precies, dat is de kern.

Minister Balkenende:

Dan kom ik bij de motie van de Kamerleden Arib en Teeven. In deze motie wordt onder meer verzocht om maatregelen te nemen waardoor de burgemeester op de hoogte wordt gebracht van de vestiging van voormalige zedendelinquenten binnen gemeenten. Eerder is in de motie-Joldersma de regering verzocht om te bevorderen dat tbs-klinieken altijd de burgemeester informeren over tbs'ers in gemeenten. Dan wordt gezegd: aan de uitvoering van de moties wordt gewerkt. Over de motie van de leden Arib en Teeven staat er dat overleg plaatsvindt tussen het College van procureurs-generaal en de VNG om te komen tot een praktische oplossing van informeren van het openbaar bestuur over de vestiging van voormalige zedendelinquenten binnen gemeenten. Voor een goede uitvoering zijn gedetailleerde afspraken nodig over de delicten waar het om gaat en de wijze waarop de informatie wordt verstrekt. Voor de behandeling van de justitiebegroting 2009 moet daarover duidelijkheid zijn.

De heer Rutte (VVD):

Dit is nu al een jaar aan de gang. Wij hebben vorige week de kwestie in Utrecht gehad, waarbij een jongetje gewoon in het trappenhuis en in de lift wordt geconfronteerd met de voormalige pleger van het zedendelict. Dat is toch onbestaanbaar? Nu heeft de situatie zich voorgedaan. De minister van Justitie is in overleg met de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Nu zou de minister-president hier kunnen laten zien dat het hem menens is door dit heel snel aan te pakken. Ook dit is nu weer zo'n geval waarin u ervoor kunt kiezen om dat maar te laten lopen. Dan komt er over een maand nog eens een brief en over twee maanden nog iets, en in de tussentijd gebeuren dit soort dingen weer. Of u zegt: ik vind dit zo belangrijk – u spreekt ook met zoveel passie over dit soort onderwerpen – dat ik als premier ervoor zorg dat dit per aanstaande maandag gewoon geregeld is. Hiervoor is geen wetswijziging nodig. Dit is gewoon doorzettingsmacht vanuit de regering richting de gemeente.

Minister Balkenende:

U weet zelf ook wat regeringsverantwoordelijkheid betekent. U weet ook wat het betekent om zaken aan te pakken.

De heer Rutte (VVD):

Beslissingen nemen!

Minister Balkenende:

Dat klopt, maar ik heb aangegeven dat de zaak wordt besproken met de College van procureurs-generaals en de VNG en dat er voor de behandeling van de Justitiebegroting duidelijkheid moet zijn. Wij zijn dus bezig met het goed bestuderen en werkbaar maken van zaken, zodat wij straks gewoon met een goede regeling komen. Dit wijst op het tempo dat wordt gemaakt, want voor de behandeling van de Justitiebegroting zal die zaak duidelijk zijn. De minister van Justitie heeft ook gelijk als hij zegt dat wij de zaak zorgvuldig met elkaar moeten bespreken. Dat is heel wat anders dan zeggen: komende maandag moet de zaak maar even geregeld zijn. Zo kunnen wij niet werken.

De heer Rutte (VVD):

Deze kwestie sleept nu een jaar. Maak nu eens tempo. Dit zijn zaken waar de hele samenleving zich terecht woedend over maakt. Daar is geen wetswijziging voor nodig. Er is breed parlementair draagvlak voor. Doe het nu gewoon! En als die VNG dwarsligt – ik heb zelf ook wel eens met die VNG moeten werken als staatssecretaris – dan heb je op een gegeven moment de Kamer nodig om te zeggen: het spijt mij, dames en heren, maar wij gaan het zo en zo doen, vanwege het maatschappelijk belang. Ook hier weer: kies niet voor de hufters, maar voor de mensen die het slachtoffer van die hufters zijn!

Minister Balkenende:

Ik begrijp het signaal van de heer Rutte zeer goed. Ik geloof ook dat de regering, meer in het bijzonder de minister van Justitie, goed heeft begrepen wat de door hem genoemde motie omvat. Ook staat vast dat deze zaak moet worden opgelost. Als er op een gegeven moment een probleem zou zijn met de VNG, dan hebben wij hebben wij onze eigen verantwoordelijkheid, maar ik wil wel graag zorgvuldig zijn. Als wij het nu zo doen, dan zijn wij toch dichter bij elkaar gekomen. Over deze punten hoeven wij geen politiek meningsverschil te hebben. Het gaat om de zaak zelf en die is ernstig genoeg.

De heer Van Geel (CDA):

Ik dank de minister-president voor de beantwoording van de schriftelijke vragen over de omdraaiing van de bewijslast bij het verkrijgen of afnemen van criminele vermogens. Ik begrijp dat nog een aantal stappen gezet wordt om tot aanpassing van wetgeving te komen en dat onze suggesties daar ook onderdeel van uitmaken. Ik vraag de minister-president om, zoals hij dat ook bij de heer Rutte toezegde, ervoor te zorgen dat voor de behandeling van de Justitiebegroting de Kamer duidelijkheid krijgt over de wijze waarop het kabinet denkt dit probleem aan te pakken.

Minister Balkenende:

Die toezegging doe ik u gewoon. Het overleg hierover loopt al. Er moet ook voor de behandeling van de begroting helderheid zijn.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Verwacht u niet te veel van die gebiedsverboden? Wij weten allemaal dat het om groepen jongeren gaat en als zij niet in wijk A terecht kunnen, dan gaan zij wel rottigheid uithalen in wijk B; een soort waterbedidee.

Minister Balkenende:

Ik heb gesproken met de mensen in Utrecht die daarmee te maken hadden. U weet dat dat op een gegeven moment tot juridische problemen ging leiden. Daarom heeft het kabinet gezegd dat het wil dat die mogelijkheid er wel is. De boodschap die ik daar van mensen uit praktijk hoorde, was dat zo'n verbod nodig is omdat dat veel kan helpen. Daar hebben wij een antwoord op gegeven. Ik ben er dus zeer mee ingenomen dat wij dit doen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat is precies wat ik zei. Het is een oplossing voor één wijk, maar niet voor een andere wijk.

Minister Balkenende:

Het gaat om de juridische bevoegdheid.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik stel een andere vraag. U sprak zojuist weer over het thuisbrengen van die kinderen. Als ik daarover met politiemensen spreek, dan blijkt dat zij daar heel veel moeite mee hebben. Zij moeten die kinderen thuisbrengen. De ouders nemen lachend het kind in ontvangst of maken er een probleem van dat het kind door de politie is thuisgebracht. Die politieagent gaat weg en het kind loopt weer op straat. Waarom wordt niet meteen gezegd: wij brengen het één keer thuis, maar bij de volgende keer doen wij er meteen een boete bij?

Minister Balkenende:

Over de modaliteit kunnen wij altijd spreken, maar ik wil eerst even over het fenomeen zelf spreken. Ik heb ook gesproken met politieagenten die kinderen thuis hebben gebracht. Van hen kreeg ik andere signalen te horen, namelijk dat het wel degelijk impact heeft. Er zijn ook varianten waarbij ouders de opdracht krijgen om zich met het kind op het politiebureau te melden. Ook die dingen gebeuren. Dat is verstandig. Dat betekent dat je niet alleen iets anoniems doet, een keer een boete geeft of wat dan ook. De ouders worden gewoon aangesproken op wat er gebeurt. Dat past ook bij een persoonlijke benadering. Verder is het zo dat criminele jongeren een gedragsbeïnvloedende maatregel met een looptijd van meer dan een jaar kan worden opgelegd.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dit blijft wel weer bij praten: ouders komen weer praten op het politiebureau; de agent gaat daar praten. Wordt het nu niet tijd om gewoon eens een sanctie op te leggen? Ten eerste, die boete. En ten tweede – ik hoorde het de minister van Justitie ineens al zeggen tot mijn grote verbazing – het stopzetten van de kinderbijslag.

Minister Balkenende:

Wanneer jongeren in de fout gaan, horen daar sancties bij, zoals u weet. Dat is het algemene strafrechtelijke systeem. Dat heeft te maken met de straf die je oplegt. Je kunt ook kijken naar de verhaalsmogelijkheden, als daar aanleiding voor is. Dat is een kwestie van nadere uitwerking. Het gaat om het feit dat je jongeren aanspreekt op hun verantwoordelijkheid en dat je de ouders aanspreekt op hun verantwoordelijkheid. Dat kan te maken hebben met sancties. Ik heb net een voorbeeld genoemd.

De voorzitter:

Afsluitend, mevrouw Verdonk.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De minister-president blijft heel veel praten en er steeds maar omheen praten. Ik vraag of het mogelijk is. Het antwoord kan heel kort zijn. Is het niet mogelijk om naast al dat praten een heldere sanctie op te leggen, bijvoorbeeld een boete voor de ouders? Is het verder niet mogelijk om de kinderbijslag stop te zetten? Ik wil een ja of nee horen.

Minister Balkenende:

Ik zal met de minister van Justitie overleggen over wat er op het ogenblik allemaal al gebeurt en dan kom ik er in tweede termijn op terug. Dat lijkt mij beter.

Ik ben nu toe aan onderdeel 8.

De heer Rutte (VVD):

Ik dacht dat u nog over asielbeleid zou komen te spreken, want ik heb nog geen antwoord op de vraag die ik heb gesteld over de positie van salafistische imams die door Nederland trekken en integratie tegenwerken. Zij proberen moslims uit te sluiten van de Nederlandse samenleving en een eigen groep te laten vormen. Zij proberen hen ook op te zetten tegen de Nederlandse samenleving.

De voorzitter:

Een stuk asielbeleid is al in een eerdere fase van het debat aan de orde geweest, maar dit nog niet.

De heer Rutte (VVD):

Deze kwestie is nog niet aan de orde geweest.

De voorzitter:

Dat klopt.

De heer Rutte (VVD):

Mijn vraag aan de premier is de volgende. Die salafistische imams vormen een belangrijke kwestie. Dat geldt überhaupt voor mensen die actief de integratie op een dergelijke wijze proberen tegen te gaan. Ik heb gevraagd om wetgeving op dat terrein, wetgeving die het mogelijk maakt om mensen die dat doen op te sluiten en eventueel het land uit te zetten. Graag krijg ik een reactie.

Minister Balkenende:

Voor het uitzetten van imams zijn er de bekende regels. Die vormen een kader daarvoor. Ik wil een heel precies antwoord geven en kom er daarom in tweede termijn op terug. Laat ik nu dit zeggen: diegene die dit land wil versjteren, diegene die aanzet tot haat en geweld, behoort te worden aangepakt. Vervolgens is de vraag welke sancties je eraan verbindt. U wijst op dit punt. Ik hecht eraan dat mensen zich inzetten in de Nederlandse samenleving en dat er geen sprake is van aanzetten tot haat en geweld. Ik kom er later dus op terug.

De heer Rutte (VVD):

U komt er nog op terug. Volgens mij is wetgeving daarbij bijna onvermijdelijk.

Minister Balkenende:

Ik kom in tweede termijn terug met het antwoord.

De voorzitter:

Mijnheer de minister-president, was u van plan het openbaar bestuur en de Antillen ook bij punt 8 te behandelen?

Minister Balkenende:

Er is het nodige gezegd over de Antillen, maar dit geeft mij niet direct aanleiding om er op dit moment opmerkingen over te maken. Ik wil mij nu vooral richten op de EU en andere internationale punten. Ik zal iets zeggen over de positie van Nederland in de wereld. Ik zal iets zeggen over Georgië en Rusland en ik zal iets zeggen over ontwikkelingssamenwerking, omdat daarover gisteren de nodige opmerkingen zijn gemaakt.

De voorzitter:

Ga u gang.

Minister Balkenende:

Dank u zeer, mevrouw de voorzitter. Verschillende sprekers hebben het gisteren gehad over ontwikkelingen in de wereld die Nederland direct raken. Dat is niet nieuw. Van oudsher is Nederland in belangrijke mate van het buitenland afhankelijk geweest voor welvaart en stabiliteit. Onze open internationale opstelling heeft ons een hoge kwaliteit van leven gebracht. De verwevenheid met het buitenland wordt met schaalvergroting en globalisering steeds groter. Dat vergroot de noodzaak dat wij daarop actief en constructief inspelen, en dat is waar het kabinet voor staat. Er zijn grote vraagstukken die zich slechts op wereldschaal laten aanpakken. Denk aan de situatie op de internationale financiële markten, onze zorgen over klimaatverandering, vrede en veiligheid en ontwikkelingssamenwerking ter bestrijding van internationale armoede. Daarop kom ik straks terug.

In veel gevallen is de Europese Unie de hefboom om bij vraagstukken op wereldschaal het verschil te kunnen maken. Of het nu gaat om het versterken van onze mondiale concurrentiepositie, het aanpakken van klimaatverandering, een vrije en eerlijke wereldhandel, het beheersen van migratiestromen, een gezamenlijke Europese aanpak is onontbeerlijk. De Europese Unie stelt zich actief op en speelt in op de uitdagingen, maar voor de toekomst zijn de verbeteringen van het Verdrag van Lissabon hard nodig. Lissabon versterkt de democratie en de daadkracht van de Unie. Uiteindelijk is daar de steun voor de Europese samenwerking van afhankelijk. Voor de strijd tegen klimaatverandering is het nodig dat wij intensief met andere landen optrekken. Dit najaar spreken wij in Europees verband over het klimaatpakket. Volgend jaar is er de grote Kopenhagenbijeenkomst waarop klimaatafspraken moeten worden gemaakt voor de periode na het aflopen van het Kyotoprotocol. Kopenhagen moet een succes worden. Er moet een wereldwijd klimaatakkoord worden gesloten.

In het kader van vrede en veiligheid kom ik straks terug op de situatie in Georgië. Wanneer wij het hebben over veiligheid staat natuurlijk onze missie in Afghanistan centraal. Daarbij zijn het afgelopen jaar opnieuw Nederlandse militairen gesneuveld of ernstig gewond geraakt. Ons past het grootste respect voor zowel hen die vielen en gewond raakten als hun families. De heer Pechtold vroeg naar onze oproep voor een multilaterale strategie voor Afghanistan. Die is er. Zowel binnen de VN en de NAVO als binnen de Europese Unie dragen wij die uit. Wij ondersteunen de plannen van de Afghaanse regering. Die komen neer op steeds verdere Afghanisering. De inspanningen van de internationale organisaties en spelers vullen elkaar aan. Afrondend, Nederland is actief in de EU en in de wereld. Daarbij spelen verschillende invalshoeken: economie, veiligheid, solidariteit en duurzaamheid. Kenmerkend voor het Nederland, zoals het kabinet dat ziet, is de prioriteit die wij geven aan het internationale toneel. Dat is de rol die ons past, een actieve, een creatieve en constructieve speler, niet verscholen achter de dijken maar erop met de blik naar buiten!

Mevrouw Kant (SP):

Eerst een algemene vraag over de situatie in Afghanistan. Je hoort toch steeds meer berichten dat de onveiligheid toeneemt in plaats van afneemt, er zijn toch berichten, ook van het Rode Kruis, dat er een onacceptabel aantal burgerslachtoffers is? Hoe schat de minister-president de situatie van dit moment in?

Minister Balkenende:

Die is natuurlijk zorgwekkend en natuurlijk draagt de Taliban niet bij aan een oplossing, niet aan menswaardigheid en niet aan de ontwikkeling van Afghanistan. Het is een kwestie van de zaak ontregelen. U weet wat de inzet is van de internationale gemeenschap. Wij hebben gezegd dat wij er niet alleen voor defensie zijn, voor militaire activiteiten, wij zijn er ook voor ontwikkeling en diplomatie, ons 3D-concept. Dat wordt gedeeld door andere landen. Wij hebben altijd gezegd dat wij er vast van overtuigd zijn dat de mensen in Afghanistan een nieuw perspectief moet worden geboden. Op dit ogenblik zien wij dat er duistere krachten bezig zijn om dat proces te frustreren. Dat is buitengewoon ernstig, maar een ding staat vast: Afghanistan blijft wel afhankelijk van de steun uit andere landen om bij te dragen aan veiligheid, ontwikkeling en economische activiteiten. Ik noem u bijvoorbeeld de missie van Nederlandse bedrijven aan Afghanistan nog niet zolang geleden. Dat gezegd hebbend, zien wij natuurlijk dat er ook instroom is van lieden uit Pakistan. De situatie is ernstig en ik maak mij daar zorgen over, maar tegelijkertijd motiveert in ieder geval mij dat nog meer om te zeggen dat het goed is dat Nederland in Afghanistan zit, dat het goed is dat wij op langere termijn doorgaan met ontwikkelingsactiviteiten. Laten wij ervoor zorgen dat er perspectief voor de bevolking komt. Dat is wat ons te doen staat, hoe moeilijk dat ook is.

Mevrouw Kant (SP):

Maar het probleem is dat de aanwezigheid van militairen in Afghanistan eerder onderdeel wordt van het probleem in plaats van een oplossing. De onveiligheid neemt toe, het aantal burgerslachtoffers neemt toe met alle gevolgen voor de manier waarop de bevolking daar tegen aankijkt waardoor ook weer de aanhang van de Taliban kan toenemen.

Minister Balkenende:

En wat is uw alternatief?

Mevrouw Kant (SP):

Het alternatief is hulp bieden in het noorden van Afghanistan en wegwezen met militairen in Afghanistan en dat weet u donders goed.

Minister Balkenende:

En wat is daar dan het gevolg van?

Mevrouw Kant (SP):

In ieder geval verslechteren wij dan niet de veiligheid nog meer, want wij denken dat de militaire aanwezigheid daar eerder slecht goed dan goed doet. Mag ik u een vraag stellen over wat zich op dit moment voordoet, wat de spanning nog meer doet toenemen? Amerika doet inderdaad invallen in Pakistan zonder dat de Pakistaanse regering daarmee instemt. Wat vindt u van die ontwikkeling?

Minister Balkenende:

Ik dacht dat de minister van Buitenlandse Zaken daar al op was ingegaan. Deze zaken zouden worden nagegaan. Ik heb toen ook gezegd dat ik er verder niet op in wilde gaan en dat ik mij conformeerde aan hetgeen de heer Verhagen daarover heeft gezegd. Er speelt iets anders en dat is veel fundamenteler, want dat raakt het debat in Nederland. Als de boodschap zou zijn "trek je terug uit Uruzgan en ga ergens anders heen" wat is daar dan het gevolg van? Het betekent in feite dat je die regio aan het eigen lot overlaat of dat je het andere landen maar laat opknappen. Maar zo zitten wij niet in elkaar. Dat is ook precies wat de Taliban wil, want die wil daar graag de vrije hand krijgen. Als het gaat om de ontwikkeling, wat heeft Afghanistan nu laten zien in de tijd dat de Taliban aan de macht was? Wat is er toen gebeurd met de mensen? Wat was toen de kwaliteit van de zorg? Kinderen die niet naar school gingen en noem maar op. Dat is een rampzalige tijd geweest. Er wordt nu gewerkt aan perspectieven en dan zeg ik dat het beter is om ook onze militaire verantwoordelijkheid te nemen, om ook in een moeilijk gebied te zitten en niet op een gegeven moment te zeggen: laten wij maar weggaan en afwachten wat er gebeurt. U zegt feitelijk dat de militairen onderdeel van het probleem zijn geworden, maar dat vind ik een benadering die ik eerlijk gezegd hoogst riskant vind, hoogst riskant!

Mevrouw Kant (SP):

Dat wij een totaal andere opvatting over en inschatting van de gevolgen van die aanwezigheid moge duidelijk zijn, maar wij denken dat juist de militaire aanwezigheid, niet alleen van Nederlandse militairen, maar vooral Amerikaanse, de zaak eerder moeilijker maakt en de conflicten laat oplaaien dan dat ze een oplossing biedt voor vrede en rust in dat gebied. Natuurlijk willen wij ook niet dat de Taliban aan de macht komt – dat is onzin – maar als je zo'n missie steunt en zo'n missie stuurt, moet je ervan verzekerd zijn dat zij een bijdrage levert aan een oplossing van het probleem in plaats van dat zij een probleem vergroot. Onze analyse is dat het laatste aan de hand is. U hebt overigens geen antwoord gegeven op mijn vraag wat uw opvatting is over het feit dat Amerika nu zonder toestemming van de Pakistaanse regering invallen doet in Pakistan.

Minister Balkenende:

Daar is ook een vraag over gesteld op een persconferentie en ik heb toen gewezen op wat de minister van Buitenlandse Zaken daarover heeft gezegd. De zaken zouden verder worden bezien en ik heb nog geen nadere informatie en kan dan ook niet met een oordeel komen. Waar ik mij een beetje tegen verzet is dit. Over deze zaak doe ik op dit moment geen uitspraak omdat ik nog niet alle ins en outs ken. Ik vind wel dat wij ervoor moeten oppassen om een beeld te creëren van de Amerikanen en onze militaire aanwezigheid. Wij gaan de Amerikanen bekritiseren omdat ze in Afghanistan zitten, wij hebben kritiek op Nederland omdat die er zit, maar wij mogen wel naar het noorden van het land. Als dat zo doorgaat, weet ik wie er aan het langste eind trekt. Daar maak ik mij grote zorgen over.

Mevrouw Kant (SP):

Het is toch wel vrij schokkend dat u geen opvatting hebt over iets wat daar gaande is en consequenties kan hebben voor de veiligheid van de militairen uit Nederland die op dit moment in Uruzgan zitten. Ik vind het nogal nietszeggend dat u daar gewoon geen mening over hebt.

Minister Balkenende:

Het gevaar zit toch bij de Taliban?

Mevrouw Kant (SP):

Maar u bent verantwoordelijk voor de veiligheidssituatie van onze militairen in Uruzgan.

De voorzitter:

Niet door elkaar praten.

Mevrouw Kant (SP):

Als ik naar uw mening vraag over een ontwikkeling die zich daar voordoet, is dat uw verantwoordelijkheid. Dan kunt u daar gewoon antwoord op geven.

De voorzitter:

De minister-president heeft een antwoord gegeven.

Minister Balkenende:

Het gaat natuurlijk niet alleen om één incident in Pakistan. Het gaat om veel meer. Het gaat om de vraag hoe je kunt voorkomen dat er stromen zijn van Talibanstrijders uit Pakistan naar Afghanistan. Het gaat om de vraag wat wij kunnen bijdragen met militaire presentie om daar meer veiligheid te bieden en wat de consequenties zijn als die militaire presentie er niet zou zijn. Daar maak ik mij grote zorgen over. Daarover verschil ik echt met u van mening.

De voorzitter:

Neen mevrouw Kant, u hebt hier al vier keer op gereageerd.

Mevrouw Kant (SP):

Het is nogal een precair onderwerp. Wij zijn bezig met een oorlog in Afghanistan. Ik heb een heel andere vraag.

De minister van Defensie, Van Middelkoop, heeft op de televisie de indruk gewekt dat het niet zeker is dat onze militairen in 2010 weg zijn uit Afghanistan. Kunt u de garantie geven dat dit wel zo is?

Minister Balkenende:

Ik heb begrepen dat de heer Van Baalen hierover schriftelijke vragen heeft gesteld. Daarop is een antwoord gekomen, waarnaar ik nu verwijs.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter, dit is geloof ik de tiende tot twaalfde keer vandaag! Ik vraag de minister-president of hij de garantie kan geven dat onze militairen in 2010 vertrekken uit Afghanistan, ja of nee.

Minister Balkenende:

Ik herinner mij de besluitvorming heel goed. Wij zouden kiezen voor een verlenging van het mandaat in Uruzgan van twee jaar. Er is toen gezegd dat het zou ophouden in augustus, waarna het binnen een paar maanden kon worden afgebouwd zodat de troepen voor het einde van dat jaar terug zijn. Dat had te maken met de verlenging van de missie in Afghanistan met twee jaar. Dat is gemeld aan de Kamer, er is met de NAVO over gesproken en iedereen weet dat ook. Dat is het verhaal.

Mevrouw Kant (SP):

Dit schept onduidelijkheid. Het geeft aan dat er geen garantie is. U noemt nu alleen Uruzgan. U geeft hier niet de garantie dat er geen Nederlandse militairen meer aanwezig zullen zijn in Afghanistan na 2010.

Minister Balkenende:

Wij hebben het altijd gehad over de aanwezigheid in Uruzgan. Het ging om die grote missie daar. Wij hebben te maken met ontwikkelingsactiviteiten. Onze ontwikkelingsactiviteiten stoppen niet in het jaar 2010; daar gaan wij gewoon mee door. Er kunnen op een gegeven moment, ook met het oog op ontwikkelingsactiviteiten, mogelijke gevolgen zijn voor de presentie in bepaalde delen. Er zou een nieuwe weging moeten worden gemaakt van wat er de afgelopen tijd is gebeurd. Wij hebben militairen in Uruzgan. Wij hebben ook nog mensen in Kabul bij het centrum. Ook in Kandahar hebben wij mensen zitten. Kortom, wij zijn op verschillende plaatsen actief. Bij de besluitvorming ging het om de grote missie in Uruzgan. Daar is gesproken over een verlenging met twee jaar en die missie stopt ook na die twee jaar.

Voorzitter. Enkele leden van uw Kamer gingen in op de situatie in Georgië. Het kabinet kiest ervoor om hier in Europees verband op te treden. Daarbij is er uiteraard aandacht voor het grote belang van de relatie met Rusland, maar tegelijkertijd staat Europa voor naleving van de regels van het internationaal recht en goed nabuurschap. De extra Europese Raad op 1 september heeft steun aan Georgië toegezegd, een aantal stevige boodschappen aan Rusland afgegeven maar ook een handreiking gedaan om met elkaar over deze crisis in gesprek te blijven. Ik ben van mening dat die combinatie vooralsnog werkt, ook gezien het feit dat president Sarkozy op 8 september in Moskou vervolgafspraken heeft gemaakt over invulling van het zesstappenplan. Er is ondanks grote meningsverschillen over het militair optreden van Rusland en de status van beide afvallige republieken in Georgië, in ieder geval een proces gaande met alle betrokken partijen.

Er is brede steun voor het optreden van de Europese Unie ten aanzien van deze crisis. Die rol beperkt zich overigens niet tot bemiddeling, want de afspraken van 8 september voorzien ook in het sturen van 200 EU-waarnemers naar het conflictgebied. Nederland wil hieraan proportioneel bijdragen. Het Europese optreden rondom Georgië biedt hoop voor de toekomst. Uiteraard heeft Frankrijk, dat nu het voorzitterschap van de Europese Unie op zich heeft genomen, een belangrijke rol gespeeld. De verbetering die het Verdrag van Lissabon kan brengen ten aanzien van ons externe optreden acht het kabinet, net zoals de heer Pechtold, zeer waardevol. Vandaar ook onze inzet op een spoedige inwerkingtreding ervan, rekening houdend met de situatie in Ierland. Die discussie zal uiteraard nog nader plaatsvinden, ook in het kader van de eerstvolgende Europese Raad in oktober.

Er is gisteren veel gezegd over ontwikkelingssamenwerking. Ik herken het beeld dat de heer Rutte namens de VVD-fractie schetste, absoluut niet. Het is moeilijk om te reageren op een grotendeels achterhaalde en vaak zelfs onjuiste karikatuur. Gezien de nieuwe context van ontwikkelingssamenwerking in relatie tot energie, voedsel, milieu en conflicten is juist een grote moderniseringsslag gemaakt. Wij werken meer dan ooit samen met het bedrijfsleven. Wij hebben "zero tolerance" ten opzichte van corruptie en werken niet met corrupte regimes. Met het maatschappelijk middenveld werken wij effectief aan noodhulp en democratiebevordering, bijvoorbeeld naar aanleiding van de motie-Van Baalen/Karimi over vrije media in Iran. Nog nooit eerder in de geschiedenis is er zo veel ontwikkelingsgeld geïnvesteerd in ondernemingszin en samenwerking met het bedrijfsleven; het gaat om bijna 500 mln. De Nederlandse regering is altijd bezig om de ontwikkelingshulp zo effectief mogelijk te krijgen. Nederland staat voor het derde jaar op rij aan kop in de ranglijst van landen met de meest effectieve ontwikkelingssamenwerking.

Tegenwoordig gaat 90% van de jongens en meisjes in ontwikkelingslanden naar school; ook Nederland heeft daaraan bijgedragen. De heer Rutte zei herhaaldelijk dat Nederland vasthoudt aan het afgesproken percentage van 0,8 van het bnp voor ontwikkelingssamenwerking wegens een collectief schuldgevoel. Het gaat niet om een schuldgevoel maar om een moreel belang. Zijn kwalificatie zegt meer over het gemoed van de heer Rutte dan over de realiteit. Het morele belang van ontwikkelingssamenwerking is onmiskenbaar in een tijd dat de armste ouders op onze wereld door de hoge voedsel- en olieprijzen hun kinderen niet meer van een maaltijd kunnen voorzien. Met 0,8% houden wij ons gewoon aan de internationale afspraken: 0,7% plus 0,1% voor milieu en ontwikkeling.

Ik snap de VVD-fractie ook niet helemaal. In haar tegenbegroting van vorig jaar werd gepleit voor 0,7% van het bnp voor ontwikkelingssamenwerking. Onlangs nog is dit door VVD'er Voorhoeve onderschreven in een rapport van de Teldersstichting. Internationaal gezien zijn landen juist bezig, uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking te verhogen om te voldoen aan de doelstellingen. Nederland roept andere landen ook op om te voldoen aan de norm van 0,7%. Bovendien is internationale samenwerking in het belang van Nederland. Die creëert markten, banen en nieuwe mogelijkheden. Ontwikkelingssamenwerking vergroot stabiliteit en verkleint conflicten en vluchtelingenstromen. Het Nederland waarvoor dit kabinet staat, is niet bang voor de buitenwereld maar investeert in zijn ontwikkeling. Dat is in hun belang en in ons belang.

De heer Rutte (VVD):

Zo, dat is een heel verhaal.

Minister Balkenende:

Dat was ook nodig.

De heer Rutte (VVD):

De kern is dat ontwikkelingssamenwerking in toenemende mate bestaat uit geld dat projecten zoekt. Er blijft steeds geld over: hoe krijgen wij het allemaal uitgegeven? Er gaat nog steeds geld naar landen die dat gezien hun economische ontwikkeling niet meer nodig hebben. Daarop ben ik gisteren ingegaan, maar de minister-president zegt er nu helemaal niets over. Het is uiteraard goed om de democratie in Irak – waar bijzondere omstandigheden zijn – te bevorderen, maar het breed inzetten op democratiebevordering is naïef. Het zou veel makkelijker moeten worden gemaakt voor burgers om zelf geld te steken in ontwikkelingssamenwerking, bijvoorbeeld door het kunnen aftrekken van giften. Door het voor het bedrijfsleven gemakkelijker te maken om samen te werken, kan in ontwikkelingslanden een middenklasse ontstaan. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft echter bezuinigd op regelingen die stimuleerden dat bedrijven investeren in de derde wereld. Dit tot grote woede van het door de minister-president zo gewaardeerde VNO-NCW. Dat is de situatie. Wij moeten de zaken op dit punt drastisch herzien en stoppen met de oude aanpak, want die werkt niet. Het geld gaat nu naar de verkeerde regimes en de verkeerde dingen.

Misschien gelooft de minister-president mij niet, maar dan wijs ik hem op uitspraken van zijn partijgenoot Lans Bovenberg. Volgens hem zou het beter zijn om in te zetten op het eerlijker maken van de handel en giftenaftrek. In zijn ogen is het beter om geld in te zetten op voorzorg en het openen van markten; het zou met minder geld toekunnen. Ook Flip de Kam van de PvdA zegt dat dit de verstandige weg is: een derde van de hulp komt nu verkeerd terecht en een derde van de hulp is zelf zonder meer schadelijk. Stop nu eens met die consensus dat die 0,8% goed is! Ga de komende week met mij het fundamentele debat over de toekomst van ontwikkelingssamenwerking. Dan hebben wij iets zinnigs in handen.

Minister Balkenende:

Ik constateer dat de Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau van de VVD, een heel ander signaal afgeeft. Wij kunnen elkaar aanspreken op verschillende documenten, maar het gaat om iets anders. Volgende week spreek ik in New York over de millenniumontwikkelingsdoelen. Daarbij gaat het om het verbeteren van de positie van vrouwen en kinderen, onderwijs en water. De boodschap die ik steeds uitdraag, is: de ontwikkelde landen moeten hun bijdrage leveren aan oplossingen die perspectief bieden. In Europees verband is afgesproken dat de landen die niet voldoen aan de norm van 0,7% – dat zijn er helaas nog te veel – via een tijdpad over een aantal jaren ook aan de norm van 0,7% zullen voldoen. Gelet op de millenniumontwikkelingsdoelen, de afspraken in Europees verband en de morele aspecten – het gaat niet alleen om ons, maar ook om anderen – vind ik dat wij een buitengewoon slecht signaal geven als wij van 0,8% teruggaan naar 0,44%. Ik vind dat een haast onbegrijpelijk signaal. U verdedigt het, maar ik zou het van een land als Nederland een heel slecht signaal vinden. Wij kunnen een debat met elkaar voeren over de besteding van de middelen en over de effectiviteit van de ontwikkelingsinspanningen. Dat gebeurt ook steeds. U wilt de ontwikkelingshulp flink terugdringen, omdat u kennelijk geld nodig hebt voor andere zaken, maar dat is niet mijn lijn. Op dat punt verschil ik vierkant met u van mening. Ontwikkelingssamenwerking sluit helemaal niet uit dat er ook nog tal van andere contacten zijn. Natuurlijk kunnen bedrijven het nodige doen en natuurlijk zijn er andere contacten dan alleen die in het kader van de ontwikkelingssamenwerking. Natuurlijk hebben wij de WTO nodig. Ik weet best dat er in het verleden een hoop geld niet op een goede manier is besteed. Wij hebben echter nu de verantwoordelijkheid om aan een betere wereld te werken. Als Nederland de hulp terugbrengt van 0,8% naar 044%, vind ik dat echt een verkeerd signaal.

De heer Rutte (VVD):

Ik vind de woorden van de premier op te veel punten te naïef, bijna te lief. Het is allemaal verschrikkelijk goed bedoeld, maar zo werkt het dus niet. Deskundigen zeggen dat een derde van het geld goed wordt besteed. Een derde wordt slecht besteed en een derde werkt zonder meer schadelijk uit. U steekt nog steeds geld in landen als Vietnam, Zuid-Afrika en Indonesië, die gewoon geen geld meer nodig hebben. U steekt nog steeds geld in landen met regimes die niet deugen. U steekt nog steeds geld in democratiebevordering op een manier die niet werkt. Ik zeg u: maak het nu mogelijk voor de burger, door middel van giftenaftrek, om zelf te bepalen waaraan hij zijn geld wil geven en hoe hij dit wil inzetten. Maak het gemakkelijker voor bedrijven om de samenwerking op te bouwen. Stimuleer vrijhandel en haal tariefmuren weg waar zij nog in de weg staan en zorg ervoor dat de derde wereld op eigen benen komt te staan.

Minister Balkenende:

Er is een internationale norm van 0,7%. Wij spreken anderen erop aan om zich daaraan te houden. Ik zou het heel slecht vinden al wij zouden zeggen: wij gaan daar eens flink onder zitten. Ik voer altijd graag de discussie over de vraag hoe het geld wordt besteed, maar daar gaat het mij niet om. Het gaat om de vraag welke uitstraling wij willen hebben. Ik kies voor een Nederland dat economisch gezien echt over de grenzen heen kijkt. Wij moeten onze dynamiek gebruiken en gebruik maken van de kennis die wij hebben. Ik wil dat wij een land zijn dat internationaal opkomt voor de strijd tegen de klimaatverandering en dat wij de dingen doen die nodig zijn. Wij moeten ons voor de WTO inzetten. Natuurlijk moeten juist ook arme landen wereldwijd mee kunnen doen met de economie. Mijn eerste activiteit was het schrijven van een rapport over wereldeconomie en ontwikkeling. Een ambassadeur uit een Latijns-Amerikaans land zei toen: praat tegen mij liever niet te veel over ontwikkelingshulp. Praat over samenwerking, maar geef ons vooral ruimte op de wereldmarkt. Dat is een prima signaal. Ik zie echter ook dat er tal van landen en gebieden zijn waar de nood groot is. Als wij met de millenniumontwikkelingsdoelen werkelijk iets willen doen, moet het signaal van Nederland zijn: laten wij op al die terreinen actief zijn. Ik geloof dat het een heel slecht signaal zou zijn als een land als Nederland, dat het op het gebied van ontwikkelingssamenwerking volgens de internationale index ontzettend goed doet, daaraan ineens een einde zou maken. Ik ben het dus niet met u eens.

De heer Rutte (VVD):

Wij zijn het inderdaad fundamenteel met elkaar oneens, behalve natuurlijk over het belang van noodhulp, want die is noodzakelijk. Wat je verder doet, hoe je het organiseert en hoeveel geld je daaraan besteedt, zijn kwesties die om een fundamenteel debat vragen. Ik daag u uit om de norm van 0,7% los te laten, wat in mijn ogen idiotie is. Inmiddels gaat zelfs 0,82% van ons nationaal inkomen naar ontwikkelingssamenwerking, alsof het een op zichzelf staand doel is. Er moet worden bezien wat wel en niet werkt. Wij hebben dat gedaan en komen tot de slotsom dat je met ruim 0,4% prima uit de voeten kunt. Wij geven dan ook op dit punt de staat terug aan de burger. Deze kan dan in veel grotere mate dan nu het geval is, zelf beslissen waaraan hij het geld besteedt.

Minister Balkenende:

Ik weiger internationaal uit te dragen dat de norm van 0,7% idiotie is.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat vraag ik u ook niet, maar het is wel zo dat wij al jarenlang die 0,7% bijdragen, terwijl andere landen in onze omgeving in Europa dat al jaren en jaren niet doen. U bent premier, u hebt de portemonnee en u komt iedere keer geld tekort. Wat doet u dan? U gaat naar de burger en zegt: ik heb er weer een leuke belasting bij verzonnen, betaalt u die maar. Ik zou het goed vinden als u ook eens durfde te kijken naar die norm van 0,7% en als u durfde te zeggen: laten wij eens een tijd teruggaan naar 0,4%. De ontwikkelingshulp wordt daarbij niet helemaal afgeschaft. In Europa gaan wij dan met zijn allen samen bouwen om weer omhoog te komen.

Minister Balkenende:

Deze vraag komt eigenlijk overeen met de opmerking die de heer Rutte heeft gemaakt. Wat dat betreft, is er een eenheid van gevoelen tussen u beiden. Het is echter niet mijn verhaal. Ik geloof dat het signaal ook in Europees verband juist moet zijn dat het noodzakelijk is dat alle landen hun bijdrage leveren. In Europa hebben wij afspraken gemaakt. Landen die niet aan de norm voldoen, zullen stapsgewijs overgaan tot 0,7.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Wanneer zijn die afspraken gemaakt binnen Europa?

Minister Balkenende:

Ik heb hier geen datum, maar het is afgesproken...

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Twintig jaar geleden?

De voorzitter:

Mevrouw Verdonk! Het ging net zo goed.

Minister Balkenende:

De afspraak is dat in 2013 of 2014 dat niveau wordt bereikt. Dat is internationaal afgesproken, en afspraak is afspraak. Het zou anders een heel gek signaal zijn. Ik spreek weleens de premier van Australië. Daar was het 0,2 of 0,25 en is het inmiddels 0,5 geworden, omdat men op een gegeven moment zei: wij willen onze bijdrage leveren. Ik zou het heel merkwaardig vinden als wij in Europa, waar het doel juist is dat alle landen in 2013 of 2014 voldoen aan de doelstelling, gingen zeggen: wij onttrekken ons daar maar even aan. Dat zou heel slecht zijn.

De voorzitter:

Hebt u nog een nieuw punt?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. U zei terecht dat ik de minister-president niet in de rede moet vallen. Zo hoort het ook niet, mijn excuses daarvoor. Ik wil echter wel graag weten wanneer die afspraken gemaakt zijn en hoe lang de andere Europese landen zich al niet aan die afspraken houden.

Minister Balkenende:

Ik kom daar nog op terug in tweede termijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. U weet van mij dat ik nogal wat moeite heb met de voorstellen van de VVD rond ontwikkelingssamenwerking, maar misschien zit er toch één aardig element in. Van een halvering van het budget kan wat mij betreft geen sprake zijn. Wij vinden het zelfs nodig om het budget op te hogen. Een verruiming van de giftenaftrek zonder halvering van het budget zou ik echter wel een aardig idee vinden. De noden in de wereld worden alleen maar groter en de internationale solidariteit zou ook groter moeten worden. Misschien moeten wij onze burgers daartoe in staat stellen.

Minister Balkenende:

Op het gebied van de giftenaftrek zijn de laatste tijd de nodige veranderingen opgetreden. Ik herinner mij nog dat staatssecretaris De Jager met een aantal verruimingen kwam, ook op het gebied van sport, een van de dingen die nu eveneens aan de orde zijn geweest. Het lijkt mij goed om dat voorstel te betrekken bij de behandeling van het Belastingplan. Dat is het moment om te spreken over de aftrek. Dan zullen wij zien wat de mogelijkheden en de onmogelijkheden zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kunt u, denk ik, door naar een volgend punt.

Minister Balkenende:

U bent goed op de hoogte, voorzitter.

De voorzitter:

U hebt mij uw lijstje gegeven. Aan ons allen zelfs.

Minister Balkenende:

Zo kunnen wij bij de les blijven.

Dan resteren nog twee zaken. Een daarvan is de stip op de horizon, die ik slechts kort zal aanstippen. Ik heb immers in reactie op de vele interventies al veel gezegd in antwoord op de vraag hoe dit kabinet aankijkt tegen de ontwikkelingen. De vraag is hoe wij aankijken tegen de toekomst van Nederland. Dan zal ik ingaan op de verschillende tegenbegrotingen en daar een aantal algemene opmerkingen over maken.

Ik wil eerst iets zeggen over de visie die wij hebben ten aanzien van de toekomst van Nederland. "Koersvast" en "vertrouwen" in Nederland zijn een paar trefwoorden die ik zou willen noemen, dat allemaal op basis van ons programma "Samen werken, samen leven". Elk voorstel en elk besluit dat aan uw Kamer wordt voorgelegd, komt voort uit de visie die is neergelegd in ons coalitieakkoord. Samenwerken aan groei en duurzaamheid; samenleven in respect en solidariteit; solide overheidsfinanciën; internationaal meedoen: dat zijn de zaken waar het ons om gaat.

Nederland zelfbewust en weerbaar maken, zodat wij verandering aankunnen, zodat wij de toekomst aandurven, als land, als samenleving en als individuele burger. Die visie is in het coalitieakkoord nadrukkelijk geplaatst in de omslag van de 20ste naar de 21ste eeuw, waarin ons land zich bevindt. In dynamiek, zekerheid en nieuwe verhoudingen. Dat is nadrukkelijk een langetermijnhorizon.

Uit het coalitieakkoord en het beleidsprogramma vloeit ook een visie voort op de rol van de overheid. In onze visie is een overheid nodig die zich dienstbaar maakt als bondgenoot van de samenleving, een overheid die vertrouwen geeft, ruimte laat en mensen toerust om volwaardig te participeren en verantwoordelijkheden te dragen. Belangrijk is dat mensen in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Misschien nog belangrijker is echter de wijze waarop mensen in dit land met elkaar samenleven. Dat gaat op voor wonen, onderwijs, verkeer, jeugd en integratie.

Is zo'n visie van de ene op de andere dag gerealiseerd? Natuurlijk niet. Zijn morgen de files weg, de huizen gebouwd, het onderwijs verbeterd, en worden kinderen niet meer mishandeld? In een sprookje zou dat kunnen, maar in de werkelijkheid van alledag duurt het langer. Wij moeten realistisch zijn. De politiek krijgt een slechte naam door politici die gouden bergen beloven.

Het kabinet heeft in de afgelopen jaren een aantal belangrijke beslissingen genomen die de realisering van de visie van het kabinet dichterbij brengen. Deze week spreken wij over onze plannen voor het jaar 2009. Ter stimulering van de arbeidsparticipatie en de zorg voor het gezin, ter verhoging van de mobiliteit en duurzaamheid van het milieu, ter verbetering van de wijken en ter verhoging van de veiligheid. Iedereen weet dat een besluit niet van de ene op de andere dag tot resultaat zal leiden. Het kabinet heeft die besluiten financieel solide, in volle overtuiging, beloftevast, ambitieus en met blik op de toekomst genomen. Dat brengt mij bij de alternatieven die door uw Kamer zijn aangereikt.

De heer Rutte (VVD):

De premier zei deze ochtend dat Nederland schokbestendig is. Eigenlijk zegt hij dat nu weer. Vandaag geven pensioenfondsen aan dat zij, vanwege de kredietcrisis, het niet verantwoord vinden om de inflatie te corrigeren. Dit was op de radio te horen bij BNR. Daar maakte de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen bekend dat nogal wat fondsen pensioenen niet zullen indexeren. Een groot deel van de andere fondsen zal volgens de vereniging bovendien slechts gedeeltelijk indexeren. Dit betekent dat pensioengerechtigden er tot ruim 3% in koopkracht op achteruit kunnen gaan. Dat is een direct gevolg van de internationale crisis. Wat laat dit nog overeind van het betoog van de minister-president en van zijn stelling dat Nederland schokbestendig is?

Minister Balkenende:

Dit is geen nieuws. Ik heb er deze ochtend al op gewezen dat indexatie soms later weer wordt ingelopen. Zo'n situatie zou zich kunnen voordoen. Ik heb ook al gezegd dat er sprake was van een min in het beeld dat wij in augustus hadden van de koopkrachtontwikkeling van volgend jaar. Dit hing onder andere samen met de onvolledige indexatie. Hierover heb ik de Kamer deze ochtend bijgepraat. Waar de heer Rutte nu op wijst, ligt in het verlengde van wat ik deze ochtend heb toegelicht. Nu wij toch over cijfers spreken, wil ik erop wijzen dat ik deze ochtend ook een heel ander cijfer hoorde noemen. Ik heb begrepen dat het CBS binnenkort zal aankondigen dat de werkloosheid onder het niveau van 300.000 mensen zakt. Ook dat is buitengewoon belangrijk.

De heer Rutte (VVD):

Dat lijkt mij goed nieuws voor de koopkracht van gepensioneerden, over wie ik het nu heb. Bij de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen zijn de meeste Nederlandse pensioenfondsen aangesloten. De grootste groep gepensioneerden valt onder deze fondsen. Deze vereniging laat weten dat veel fondsen niet of slechts gedeeltelijk zullen kunnen indexeren. Dit betekent dat zij de inflatie niet goedmaken. De gepensioneerden zullen er daardoor fors in koopkracht op achteruitgaan. Dit wordt direct door de kredietcrisis veroorzaakt. Ik verwijt de minister-president niet dat er een kredietcrisis is, maar ik verwijt hem wel dat hij Nederland daarop onvoldoende voorbereidt. Hij ontkent dat er zich donkere wolken boven ons land samenpakken en staat hier mooi weer te spelen. Wat gaat hij deze gepensioneerden zeggen?

Minister Balkenende:

De heer Rutte gebruikt al de hele dag erg grote woorden. Dat is prima; hij doet een beetje aan het bedrijven van megafoonpolitiek. Door het CPB is al rekening gehouden met de zaken waar de heer Rutte nu op wijst. Men heeft er rekening mee gehouden dat de indexatie niet volledig zal zijn. Dat is de reden dat de mensen met een wat hoger pensioen ineens in de min schoten. Daarom hebben wij geprobeerd de zaak in ieder geval naar nul te brengen. Dit hing dus exact samen met de onvolledige indexatie waarop de heer Rutte nu wijst. Verder heb ik al gezegd dat het in het verleden is voorgekomen dat de indexatie later op een andere manier weer ter hand werd genomen. De heer Rutte doet het voorkomen dat het onheil ons nadert, terwijl dat niet nodig is. Daarmee schieten wij niets op. Wij moeten elkaar geen crisis aanpraten. Ik sluit mij zeker niet voor de werkelijkheid af; ik zie wat er gebeurt. Ik heb echter deze ochtend al uitgelegd hoe het zit met de indexatie. De heer Rutte bevestigt dit nu.

De heer Rutte (VVD):

Ik begrijp heel goed dat de minister-president, met deze makke coalitiepartijen, een kritisch geluid van de oppositie als snel als megafoonpolitiek kwalificeert. Hij heeft het wel heel gemakkelijk met zijn coalitiepartners. Ik feliciteer hem daarmee. Ik wil echter terug naar de kwestie van de indexering. De gepensioneerden gaan er dus in koopkracht op achteruit. De minister-president had dat mede kunnen voorkomen, enerzijds door de inflatie niet extra op te laten lopen door zijn belastingmaatregelen, en anderzijds door de staat niet zo te laten uitdijen, maar door belastingverlaging ook de ouderen extra koopkracht te bieden. Hij heeft er echter voor gekozen om dit niet te doen. Laat hem voor die keuze gaan staan en er niet voor weglopen.

Minister Balkenende:

Als een kabinet te maken krijgt met allerlei minnetjes in het standaardkoopkrachtbeeld, en toch in staat is om in een onzeker tijd deze standaardkoopkrachtbeelden terug te brengen naar nul of plus, heeft het heel wat gedaan. Ik sta voor dit beleid. Ik heb het vandaag verdedigd en toegelicht.

Er zijn de nodige tegenbegrotingen ingediend. Het kabinet waardeert het dat fracties de moeite hebben genomen om hun kritiek te onderbouwen met tegenvoorstellen en die van een analyse van het Centraal Planbureau te laten voorzien. Ik zal kort een aantal opmerkingen maken over deze tegenbegrotingen, wetend dat een en ander ook aan de orde zal zijn bij de algemene financiële beschouwingen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben een beetje een spijtoptant, voorzitter. Ik heb de minister-president geen opmerkingen over Defensie horen maken. Mag ik hem daarover een vraag stellen?

De voorzitter:

Ik stel voor dat u dit in uw tweede termijn doet. Wij zijn nu begonnen aan het volgende onderwerp, namelijk de tegenbegrotingen. Ik ben een beetje streng.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Een beetje heel streng, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, maar dit is ook een kwestie van goed opletten. Ik heb duidelijk geconcludeerd dat wij aan het volgende punt begonnen.

Minister Balkenende:

Ik begin met de tegenbegroting van D66. Het kabinet ziet grote overeenkomsten tussen de doelstellingen die D66 beoogt en de kabinetsdoelstellingen, zoals de focus op participatie, innovatie en vergroening. Dat zo zijnde, maakt D66 toch andere keuzes, met name bij de financiering van de plannen. D66 kiest daar voor minder geld voor gerichte inkomens- en armoedeondersteuning en begeleiding van mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Ook kiest D66 voor minder geld voor gezinnen met kinderen via de kinderbijslag en het kindgebonden budget, voor minder geld voor de brugbanen voor arbeidsgehandicapten en voor meer eigen risico in de zorg. D66 kiest net als het kabinet voor vergroening, maar gaat nog een forse stap verder. Het kabinet acht die verdergaande vergroening zeker op dit moment niet verantwoord. Het leidt tot meer inflatie en het kabinet kiest er juist bewust niet voor om loon-prijsspiralen te voorkomen.

De heer Pechtold (D66):

Ik wacht nog op het deel waarin de minister-president beschrijft waar D66 voor kiest en waarom het kabinet dat niet wil.

Minister Balkenende:

Ik maak ieder jaar een aantal algemene opmerkingen bij de tegenbegrotingen. De heer Pechtold weet dat. Ik praat over die dingen die mij in ieder geval opvallen. Die maak ik kenbaar. Dat betekent niet dat ik alles in extenso ga behandelen. Dat weet de heer Pechtold ook wel.

De heer Pechtold (D66):

Als de minister-president er een aantal dingen uitrukt – en dat doe ik zelfs niet bij zijn begroting – waarvan hij zegt dat het slecht is, dan verwacht ik dat hij ook zegt wat hij wel sympathiek vindt. Ik noem één ding. Het cijfer dat D66 krijgt voor het robuuste EMU-saldo ligt beter dan wat zijn begroting krijgt, wellicht kan hij dat even noemen. Wij jagen het terugdringen van de werkeloosheid beter aan. Wij zorgen er sneller voor dat de economie kan aantrekken. Ik zou graag zien dat de minister-president dit soort voorstellen hier serieus bespreekt. Hij moet niet eventjes "ramramram" onze inderdaad moeilijke keuzes om bijvoorbeeld op het re-integratiebudget te bezuinigen noemen. Inderdaad, dat is zo. Maar nu wil ik het eventjes over de grote dingen hebben, zoals het extra geld voor onderwijs, natuur, milieu en cultuur. Zou hij daar zijn oordeel over willen geven?

Minister Balkenende:

Dat zijn natuurlijk allemaal sympathieke doelen. Extra geld voor cultuur of onderwijs, wie wil dat niet? Ik heb gezegd dat een aantal richtingen die de heer Pechtold aangeeft ook die van het kabinet zijn. Wij hebben zo even met elkaar gesproken over een belangrijk thema als innovatie. Tegelijkertijd moet het ook betaald worden. De heer Pechtold maakt andere keuzes op het gebied van bijvoorbeeld de 67 jaar en de hypotheekrenteaftrek. Die cijfers werken door in de saldi en de houdbaarheid. Dat is absoluut waar. Wij kennen de berekeningen. Dat betekent echter nog niet dat wij dan ook die keuzes maken. Als kabinet hebben wij onze eigen keuze gemaakt bij de kabinetsformatie. Dat betekent dat ik op een aantal punten sympathieke doelen zie in de uitgaven op de begroting van de heer Pechtold. Maar tegelijkertijd zie ik ook een aantal problemen in de sfeer van de ombuigingen. Zo gaat dat met tegenbegrotingen. Daar kunnen wij nog heel lang over spreken.

De heer Pechtold (D66):

Dat zal ik de voorzitter niet aandoen en de minister-president ook niet. De minister-president erkent nu in een bijzinnetje dat voor het robuuste saldo en voor tal van andere zaken de D66-tegenbegroting inderdaad een stuk beter is. Weet hij waar het verschil in zit? Dat zit in de echte hervormingen. Hij haalt er inderdaad een paar dingen uit die niet altijd populaire boodschappen zijn. Het zijn echter wel de zaken die de komende jaren nodig zijn, bijvoorbeeld voor de arbeids- en woningmarkt. Dat is het beeld van het scheepje. De minister-president heeft de zeilen al gestreken. Hij raakt uit koers terwijl hij stilligt. Dat is het beeld. Laten wij de tegenbegrotingen eer aandoen. Ik zou graag hebben dat de minister-president in de aanloop naar de financiële beschouwingen de andere kant van het verhaal, met name de doorrekeningen door het CPB van de tegenbegrotingen, heel serieus van commentaar voorziet. Dan zal ik nu de symboliek van het bootje stilleggen aan de kade.

Minister Balkenende:

Het bootje beweegt altijd en gaat ook denk ik een goede tijd tegemoet. Ik heb nog één opmerking. De heer Pechtold heeft het over een robuust saldo zoals de hypotheekrenteaftrek. Dat scoort inderdaad in de cijfers. Wat zou het in deze tijd van onzekerheid echter betekenen als de hypotheekrenteaftrek opeens aan de orde zou worden gesteld? Dat kan de vertrouwensfactor behoorlijk raken. Dan heb je dus te maken met de financiële systematiek. Iedereen weet hoe bepaalde voorstellen doorwerken in deze cijfers. Tegelijkertijd zijn er ook nadelen. Ik zeg dat in ieder geval dit kabinet deze keuze niet maakt.

De heer Pechtold (D66):

Dit is een karikatuur. Als je het woord "hypotheekrente" in de Kamer uitspreekt, denkt inderdaad iedereen dat je het wilt afschaffen. In Balkenende II, toen wij nog samenwerkten met de VVD, hebben wij iets aan de hypotheekrente gedaan. Weet de minister-president dat nog? Wij hebben het mogelijk gemaakt dat overwaardes niet werden omgezet in tweede huizen, dure auto's en ga maar zo door.

Minister Balkenende:

Maar dat deze voor het doel worden gebruikt, waarvoor het ontworpen is.

De heer Pechtold (D66):

Dat was een hervorming. Deze tijd maakt noodzakelijk dat je laat zien dat die miljarden hypotheekrente alleen maar tot een aftrekbaarheid leiden voor de mensen die het niet nodig hebben en dat er aan de andere kant huurliberalisatie is. Dat is een hervorming. Alle macro-economen, van links tot rechts, zeggen dat je de mensen daarin moet meenemen. Dit kabinet doet dat niet. Dat is inderdaad een beetje de boodschap van deze gehele dag.

Minister Balkenende:

Voorzitter, ik ga over naar de bijdrage van de VVD-fractie. Zoals gisteren en ook vandaag al bleek uit interruptiedebatten, maakt zij andere keuzen dan de regering. Het is nog maar de vraag of de gewone Nederlander er zo goed van af komt bij de voorstellen van de VVD, ondanks de extra lastenverlichting die zij uitdeelt. Zij wil een aantal maatregelen nemen die ook voor burgers pijnlijk zijn, zoals verhoging van het eigen risico in de zorg, schrappen van de gratis schoolboeken, bezuinigen op de huurtoeslag en de zorgtoeslag en afschaffen van het kindgebonden budget. Tegelijkertijd is de voorgestelde lastenverlichting zo weinig gericht dat ook de participatie er weinig mee lijkt te winnen. De doorwerkbonus, de inkomensafhankelijke arbeidskorting, gaat niet door bij de VVD en er wordt fors gesneden in het budget voor re-integratie. Na een uitkering gaan werken of langer doorwerken wordt daardoor minder aantrekkelijk. En ten slotte wil de VVD-fractie de voorbereiding van kilometerbeprijzing stopzetten, waarmee zij een streep haalt door een maatregel die zorgt voor eerlijker betalen voor mobiliteit en voor een effectieve verbetering van de mobiliteit. Zo bleken de verschillen tussen deze fractie en het kabinet weer buitengewoon groot, maar dat kan haast niet anders in dit debat.

De heer Rutte (VVD):

Wij willen de burger inderdaad heel veel geld teruggeven en de Staat verkleinen. U hebt dat, zij het ietwat eenzijdig door er wat dingen uit te lichten, inderdaad ook al geprobeerd aan te geven. Wij verschillen daarover van mening; wij denken dat de burger heel goed zelf in staat is om die beslissingen te nemen. Wij zullen elkaar in de komende debatten treffen om dat idee verder uit te werken.

Minister Balkenende:

Wij blijven elkaar tegenkomen in debatten, dat staat vast.

Voorzitter. GroenLinks besteedt, net als het kabinet, aandacht aan kwetsbare groepen en vindt vergroening belangrijk. Echter, GroenLinks financiert lastenverlichting voor burgers met lastenverzwaring bij bedrijven, bijvoorbeeld een forse verhoging van de onlangs verlaagde vennootschapsbelasting. Het kabinet acht dit niet verantwoord. Juist in deze periode is het niet verstandig, de winstgevendheid van bedrijven en de concurrentiepositie van Nederland verder onder druk te zetten met lastenverzwaringen. Daarnaast kiest GroenLinks voor een forse verhoging van de indirecte belastingen en voor verdergaande vergroening, wat een prijsopdrijvend effect heeft. GroenLinks is daarin altijd consistent. Ook dit vindt het kabinet echter op dit moment onverantwoord, nu de dreiging van een loon- en prijsspiraal serieus is. GroenLinks stelt maatregelen voor die nivellerend uitpakken, zoals introductie van een vijfde schijf in de inkomstenbelasting, beperking van de pensioenaftrek vanaf anderhalf maal modaal en intrekking van de regeling-Hillen. Ook wil GroenLinks de kinderbijslag inkomensafhankelijk maken door deze in een inkomensafhankelijke kindertoeslag om te zetten. Daarmee wordt een grote groep middeninkomens zwaarder belast en wordt bovendien de solidariteit van hogere inkomens bij de sociale zekerheid en de zorg onder druk gezet. Het kabinet acht het inkomensbeeld met de huidige begroting evenwichtiger.

Mevrouw Halsema heeft zich extra kritisch opgesteld tegenover de maatregelen van het kabinet voor onder meer de AWBZ, de buitengewone uitgaven en de kinderopvang. Zoals eerder gesteld, zijn dit allemaal regelingen die sterk uit de hand zijn gelopen. Het kabinet is met verantwoorde maatregelen gekomen om die regelingen weer beheersbaar te maken. Het blijft echter toegankelijke zorg bieden met aandacht voor de meest kwetsbaren. Het kabinet blijft ook afdoende tegemoetkomen in de kosten voor chronisch zieken en gehandicapten en er blijft ook een toegankelijke kinderopvang.

Mevrouw Halsema vraagt zich ook af of het kabinet nog altijd streeft naar het aan het werk helpen van 200.000 langdurig werklozen. Dit kabinet introduceert een inkomensafhankelijke arbeidskorting en een doorwerkbonus voor 62-plussers, breidt de mogelijkheden voor loonkostensubsidies uit, introduceert participatiebanen en een premiekorting voor oudere werknemers en het gaat jongeren een leer- en werkaanbod doen in plaats van een uitkering aanbieden. En zo zou ik nog een aantal maatregelen kunnen noemen. Ik hoop dat mevrouw Halsema, nu ik haar dit lijstje heb voorgelezen, net als ik concludeert dat het kabinet geenszins afstand neemt van het streven om meer langdurig werklozen aan het werk te krijgen.

Tot slot is mevrouw Halsema sceptisch over de dekking van de extra investering in stads- en streek­vervoer. Die scepsis laat ik voor haar rekening. Het kabinet is verheugd dat het de ambities ten aanzien van het openbaar vervoer werkelijkheid kan laten worden door ook daarin fors te investeren. Op dat punt verschillen de GroenLinksfractie en ik van mening, maar het debat daarover was wel boeiend.

De fractie van de SP zet duidelijk andere accenten dan dit kabinet: zij focust niet op participatiebevordering, zij wenst een forse lastenverzwaring voor het bedrijfsleven en zij wil enkele noodzakelijke bezuinigingen niet doorzetten. Wat ik tegen de GroenLinksfractie heb gezegd, zeg ik ook tegen de fractie van de SP: een forse additionele lastenverzwaring voor het bedrijfsleven is onverantwoord in verband met de concurrentiepositie van Nederland en het behoud van banen. Participatie staat bij de SP-fractie toch al onder druk, zij draait de WW-premieverlaging terug, verhoogt alle uitkeringen, zij wil de intensivering in de IACK beperken en ouderen zullen het zonder doorwerkbonus moeten doen. De fractie van de SP wil bovendien niets doen aan onbeheersbare regelingen als de kinderopvang, de AWBZ en de buitengewone uitgaven. Al met al komt zij met een begroting die het kabinet niet voor zijn rekening wil nemen.

Mevrouw Kant (SP):

Toch jammer. U trekt namelijk de conclusie dat je met hetzelfde geld eerlijk kunt delen. Dat heeft u ook kunnen zien.

Minister Balkenende:

Maar u komt met een begroting die niet goed is voor de participatie. Die is ook riskant en niet goed voor de internationale prestaties van Nederland. Wij zijn ervan overtuigd dat wij met onze voorstellen voor een alleszins redelijk beeld van de koopkrachtontwikkeling zorgen. De keuzen die wij hebben gemaakt, zijn vandaag toegelicht. U maakt andere keuzen.

Mevrouw Kant (SP):

U zei daarnet: je moet mensen geen gouden bergen beloven. U hebt de mensen beloofd dat zij er dit jaar niet op achteruitgaan. Die belofte kunt u niet waarmaken. Wij laten zien dat als je eerlijker deelt, je die belofte wel degelijk waar kunt maken. Dan hoeven de mensen er niet op achteruit te gaan. Sterker, dan kunnen de mensen met de laagste inkomens er zelfs op vooruitgaan. Dan moet je wel willen kiezen voor eerlijk delen.

Dan uw opmerking over de participatie. Ik weet niet waar u het vandaan haalt, maar wij zorgen voor een veel grotere en bredere inkomensafhankelijke arbeidskorting. Daardoor verandert de overgang, het gat tussen uitkering en loon uit werk, waardoor onze voorstellen veel beter zijn voor de participatie dan die van het kabinet. Wij doen daar dus meer aan. Waar haalt u het dan vandaan dat onze voorstellen niet goed zijn voor de participatie?

Minister Balkenende:

Iedereen weet dat het verschil tussen inkomen uit arbeid en inkomen uit uitkering van belang is voor het aan het werk helpen van mensen, voor het stimuleren van mensen om te gaan werken. U verkleint dat verschil. Wij willen bijvoorbeeld bepaalde instrumenten inzetten, terwijl u daar feitelijk aan voorbijgaat. U verhoogt alle uitkeringen. De ouderen moeten het met uw voorstellen zonder doorwerkbonus doen. Er is een aantal instrumenten die de participatie kunnen bevorderen. Die neemt u weg. Ik meen dat uw plannen niet verstandig zijn voor de economie. Helemaal niet!

Mevrouw Kant (SP):

Dat kunt u wel zeggen, maar u gaat niet in op mijn punt. Inderdaad, wij verhogen de uitkeringen, omdat wij eindelijk iets willen doen voor de mensen die niets kunnen missen. Die willen wij wat extra geven. Vervolgens doen wij iets met de inkomensafhankelijke arbeidskorting. Dus met dat gat, waar u iets aan wilt doen, doen wij veel meer. Wij noemen ons instrument de terugtaks, omdat met die naam duidelijker wordt gezegd wat het doet voor het gat tussen wat je overhoudt als je gaat werken en wat je overhoudt van een uitkering. Met onze voorstellen worden mensen veel meer gestimuleerd om te gaan werken dan met uw voorstellen. Wat u zegt, is dus gewoon niet waar.

Minister Balkenende:

Ik noem de combinatie van hogere uitkeringen en wijs erop dat u een aantal instrumenten die de participatie bevorderen niet gebruikt. U had het zojuist nog over een forse lastenverzwaring voor het bedrijfsleven. Daarvan zeg ik: ik meen dat zoiets economisch ons niet vooruithelpt. Ik ben ervan overtuigd dat u niet de goede weg aangeeft. Op dit punt denkt u er dus echt anders over dan ik.

Mevrouw Kant (SP):

U had het blijkbaar niet helemaal goed gezien, maar nu geeft u eigenlijk toe dat wij meer doen dan het kabinet op het punt waarover u het had. U beoordeelde onze voorstellen eigenlijk negatief. U zei dat onze voorstellen slecht zijn voor de economie, maar ik wijs erop dat koopkracht goed is voor de economie. Als mensen meer geld in hun beurs hebben, gaan zij meer kopen; zij voelen zich dan vrijer om iets te kopen. Dat geeft de economie een impuls. Dat is onze keus geweest: lastenverlichting voor de burger in plaats van nog meer lastenverlichting voor de bedrijven.

Minister Balkenende:

Het kabinet heeft niet voor niets maatregelen genomen in de sfeer van de btw, juist om de koopkracht te ondersteunen. Een kabinet moet ook oog hebben voor het bedrijfsleven, voor de lastenontwikkeling en daarbij redelijkheid betrachten.

Voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat ook de maatregelen van de PVV niet de keus van het kabinet zijn. De PVV geeft het al door het tweede kabinet-Balkenende teruggeven kwartje van Kok nog weer uit via een lagere benzineaccijns. Daarmee kiest de PVV anders dan het kabinet voor de lijn die duidelijk ingaat tegen de vergroening. De ombuigingen van de PVV zijn ook niet die van het kabinet. De PVV bezuinigt onder meer op ontwikkelingssamenwerking, sociale zekerheid en de kinderbijslag. Tot slot valt op dat de fractie van de PVV als enige fractie met haar tegenbegroting de schuld minder hard laat dalen dan het kabinet. Dat vinden wij niet zo solide. Op dat punt verschillen wij van opvatting.

Voorzitter. Daarmee ben ik gekomen aan het eind van de eerste impressies rondom de tegenbegrotingen. Er is al gezegd dat er nog algemene financiële beschouwingen komen. Dan kan hierover verder worden gesproken. Hiermee ben ik ook gekomen aan het eind van mijn inbreng in eerste termijn.

De voorzitter:

Ik dank de minister-president voor de beantwoording. Ik schors de vergadering tot half zeven.

De vergadering wordt van 17.07 uur tot 18.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik verzoek de fractiesecretarissen om ervoor te zorgen dat er wat meer leden aanwezig zijn. Zoals altijd is de SP-fractie compleet. Mijnheer Roemer, neemt u van mij aan dat iedereen daarvoor veel respect heeft. Ook de SGP-fractie is compleet. Nederig bied ik mijn verontschuldigingen aan, want dat had ik moeten zien. Ja, mevrouw Verdonk is ook compleet aanwezig. Ik zal nooit meer uitzonderingen maken.

Mevrouw Kant, uw toehoorders komen langzaam binnendruppelen, dus ik zou beginnen als ik u was. U heeft een derde van de spreektijd in eerste termijn.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Als wij meteen kunnen stemmen, halen wij nog wat binnen vandaag. Dat lijkt mij wel een goed plan.

De voorzitter:

Als u opschiet: ik werk altijd mee.

Mevrouw Kant (SP):

Het debat begon over het gebrek aan vertrouwen dat het kabinet heeft onder de bevolking. Daarbij heb ik, en ook anderen, twee belangrijke punten naar voren gebracht. Eén daarvan is dat beloftes niet worden nagekomen, dus ook vandaag niet. Mensen met lagere inkomens gaan erop achteruit en dat probleem wordt niet opgelost.

Mensen vinden dat dit kabinet maatschappelijke problemen niet aanpakt. Dat is de tweede reden van gebrek aan vertrouwen. Er is geen alternatief om de problemen in de zorg, het onderwijs, op het terrein van de veiligheid en in de buurten op te lossen. De vraag is of dit kabinet het vertrouwen kan herwinnen. Ik moet eerlijk zeggen dat dit kabinet, bij monde van de minister-president, op aangedragen alternatieven om de problemen op te lossen bijzonder lauw reageert.

De belofte om iets te doen voor de groepen die erop achteruit gaan, wordt niet nagekomen. Dat is bijzonder teleurstellend. Minister Bos zei nog dat niemand in de min gaat. Er gaan echter wel degelijk groepen in de min. Omdat wij dat niet acceptabel vinden, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de laagste inkomens in 2009 koopkrachtverlies ondervinden;

overwegende dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen;

verzoekt de regering om het koopkrachtverlies voor deze groepen te repareren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant en Halsema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(31700).

Uw complete fractie steunt u.

Mevrouw Kant (SP):

Altijd, voorzitter, elke minuut van de dag.

Zelfs de groep chronisch zieken en gehandicapten wordt door dit kabinet extra gepakt. Ik weet wel dat in een brief is toegezegd dat daarnaar nader wordt gekeken en dat er een serieuze afweging wordt gemaakt. Op interrupties doet de minister-president echter geen enkele toezegging. Er zijn geen garanties. In de brief bij het wetsvoorstel staat zelfs dat achteruitgang met 1,5% voor bepaalde groepen acceptabel is. Mijn fractie vindt dat niet acceptabel. Daarom dient zij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat chronisch zieken en gehandicapten in 2009 koopkrachtverlies ondervinden;

overwegende dat het kabinet de inkomenseffecten van de hervorming van de BU voor chronische zieken en gehandicapten bekijkt;

verzoekt de regering om met een voorstel te komen dat het koopkrachtverlies voor deze groep voorkomt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant en Halsema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(31700).

Mevrouw Kant (SP):

Het is wrang dat voor deze groepen te weinig wordt gedaan en dat er niets wordt gedaan aan de verrijking aan de top. Op dat punt is de minister-president helemaal niet ingegaan. Aan de verrijking aan de top in de particuliere sector en het bedrijfsleven wordt helemaal niets gedaan. Ja, er worden wat fiscale maatregelen genomen. Het is vooral symboolpolitiek.

In de publieke sector wordt wel iets gedaan, maar toch ook te weinig. Ook daarop is de minister-president niet ingegaan. Ik heb gevraagd waarom in de zorg en bij de woningbouwcorporaties alleen wordt gewerkt met een code en waarom ook daar niet een harde norm gaat gelden. Waarom wordt er niets gedaan aan de verrijking aan de top bij de zorgverzekeraars en de energie? Daar gaat het echt om € 500.000, € 600.000 of € 700.000.Kant

Dit kabinet doet dus niet aan eerlijk delen, is mijn conclusie. Misschien moet ik het omdraaien. Volgens mij vindt dit kabinet oneerlijk delen eigenlijk helemaal niet erg en is dat het probleem. Mijn fractie wil wel graag eerlijk delen en daarom hebben wij een voorstel gedaan om iets te veranderen aan de ziektekostenpremies. Die willen wij naar € 400 brengen en vervolgens de rest inkomensafhankelijk maken. Daarop reageert de minister-president: ik zie er geen voordelen in. Nee, dat is een argument. Dan ziet hij dus niet dat dit voorstel doet wat hij verzaakt, namelijk iets doen voor de mensen met de lage inkomens tot en met de middeninkomens. Die gaan er namelijk op vooruit als je dit invoert. Natuurlijk betekent dat eerlijker delen.

Ik reken natuurlijk op steun van de fractie van de PvdA voor ons voorstel. Ik had er gisteren enige discussie over met mevrouw Hamer, maar ik ben zo coulant geweest om het tweede deel van ons voorstel, namelijk de maximumgrens voor de inkomensafhankelijke premies er maar niet in mee te nemen. Dus dan moet het voorstel toch volledig door haar omarmd worden. Ik reken op haar steun.

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de nominale premie voor de basisverzekering te verlagen tot € 400 en een aanvullend inkomensafhankelijk werknemersdeel in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant en Halsema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(31700).

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Niet erg eerlijk is ook het invoeren van een bonus voor mensen van 62, 63 of 64 jaar die langer willen doorwerken. Voor een aantal van die mensen is dat namelijk niet weggelegd. Dan zie je een tweedeling tussen de groep mensen die nog wel door kan werken en de groep mensen die dat vanwege de gezondheid of omdat zij gewoon op zijn en jarenlang keihard hebben gewerkt, niet kunnen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de doorwerkbonus geen oplossing biedt voor mensen die niet langer kunnen werken maar wel geconfronteerd worden met de AOW-heffing;

verzoekt de regering om van de doorwerkbonus af te zien en de middelen te gebruiken voor verbetering van de koopkracht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant, Rutte, Halsema, Thieme en Pechtold.

Zij krijgt nr. 7(31700).

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Vier kabinetten lang trekt de minister-president al de handen af van de publieke zaak en holt hij de zorg en het onderwijs daarmee uit. Voor het onderwijs wordt echt volstrekt onvoldoende gedaan aan de werkdruk en de verbetering van de arbeidsomstandigheden. Ik heb de minister-president gevraagd: waarom niet een conciërge op alle scholen in plaats van op een aantal scholen? Als het voor een aantal scholen goed is, is het voor alle scholen in Nederland goed. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het onderwijspersoneel op basisscholen veel tijd kwijt is aan administratieve en organisatorische zaken;

verzoekt de regering, als streefdoel te formuleren dat in deze kabinetsperiode op de basisscholen ten minste één conciërge of ondersteunende kracht werkzaam is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant, Halsema, Thieme, Van der Vlies en Pechtold.

Zij krijgt nr. 8(31700).

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Er is één voorstel waar de minister-president niet op gereageerd heeft. Hij zei: ik kom erop terug in tweede termijn. Dat kan ik natuurlijk wel afwachten, maar dan kan ik vervolgens geen voorstel meer indienen. Dus ik doe dat nu maar bij motie en ik ben benieuwd hoe de minister-president daarop reageert.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de schooluitval in Nederland schrikbarende vormen heeft aangenomen met 53.000 schooluitvallers per jaar;

overwegende dat een jongere zonder startkwalificatie een grote kans op langdurige werkloosheid heeft;

van mening dat schooluitval kan worden voorkomen door kwetsbare leerlingen in het beroepsonderwijs vroegtijdig en intensief te begeleiden naar werk;

verzoekt de regering, het gemeentelijke WWB-budget te ontschotten en gemeenten de mogelijkheid te geven de middelen ten behoeve van re-integratietrajecten voor jongeren eerder in te zetten ter preventie van schooluitval, bijvoorbeeld voor het oprichten van kleinschalige vak- en buurtscholen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant en Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(31700).

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Het is toch wel teleurstellend dat de minister-president nogal wat vragen van mijn fractie heeft ontweken of heeft afgedaan zonder inhoudelijke argumentatie. Dat valt mij eigenlijk wel een beetje tegen van hem. Bijvoorbeeld mijn voorstel over de afspraken over de kale brandstofprijs. Dat is toch een prima voorstel? Hij doet het gewoon af door te stellen: daar hebben wij geen behoefte aan. Over de invallen van de Verenigde Staten in Pakistan – en dat vind ik eigenlijk ernstiger – en de mogelijke gevolgen voor de toegenomen spanningen en conflicten in Afghanistan en dus ook voor onze troepen, heeft hij geen mening. Het kan toch niet dat hij daarover geen mening heeft? Bij de bonnen van de politie en "iets doen aan de bureaucratie" was de eindconclusie van de minister "daar ga ik niet over".

Op een aantal zaken zou teruggekomen worden en daar houd ik toch maar aan vast. Ik zou nog een reactie krijgen van de minister-president op de extra winsten die Shell en Esso maken op de gaswinning. Omdat de prijs van gas enorm stijgt en de gasbaten van de overheid stijgen, stijgen ook de overwinsten van Shell en Esso. De minister is mij hierop nog een antwoord schuldig. Ik wil dan niet alleen horen hoeveel het is, maar ook wat hij daar vervolgens mee gaat doen. Ook zal de minister nog zeggen of er wel of niet een reactie komt op ons plan "De buurt, de schaal van de toekomst". Ik wacht vol spanning. Hetzelfde geldt voor de uitvoering van het plan voor de buurtverpleeghuizen. Ook op dat vlak is de minister mij nog een antwoord schuldig.

De conclusie. Beloften van dit kabinet worden niet nagekomen. Er is geen perspectief op verbetering van de publieke sector en geen ruimte voor alternatieven, zo bleek vandaag. Er is geen perspectief op een menselijke, eerlijke en socialere samenleving. Mijn inschatting is dat met deze inzet en houding dit kabinet geen vertrouwen gaat herwinnen.

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn zeer adequate beantwoording in eerste termijn. Afgelopen twee dagen hebben wij intensief met elkaar gedebatteerd, soms stevig. Dat mag ook, want het gaat natuurlijk wel ergens over. Het gaat over onze toekomst, onze economie en natuurlijk ook over onze portemonnee. Ieder heeft op zijn eigen manier zijn of haar mannetje gestaan.

De algemene politieke beschouwingen werden door de verscheidene fracties verschillend ingevuld. Natuurlijk is een zekere focus op een aantal actuele onderwerpen niet vreemd. Ook de heer Wilders deed dat. Maar om in eerste termijn alleen te spreken over de kosten van een generaal pardon, zoals mevrouw Verdonk dat heeft gedaan, en zelfs te weigeren om terechte vragen van D66 over files te beantwoorden, doet geen recht aan het belang van deze politieke beschouwingen. Politiek is geen poppenkast, maar moet serieus genomen worden. Het gaat om inhoud, ideeën en oplossingen. Mevrouw Verdonk roept altijd dat zij in een volgend debat wel serieuze voorstellen zal doen en oplossingen zal voorleggen, maar elke keer blijkt daar niets van. Mevrouw Verdonk, ik denk dat de mensen daar niet meer in zullen trappen.

Mevrouw de voorzitter. Nederland staat er goed voor. Wij zijn klaar voor de uitdagingen die op ons af komen: de financiële crisis, de afnemende wereldeconomie en de hoge prijzen voor olie en voedsel. Deze begroting is solide en het beleid is verstandig. Het is goed en belangrijk dat de minister-president dit nog eens helder heeft toegelicht. Nederland is weerbaar tegen de internationale economische ontwikkelingen door een solide begroting, tegen werkloosheid door een stille revolutie om mensen aan het werk te helpen, maar ook tegen de gevoelens van onveiligheid door burgers serieus te nemen. Er komt inderdaad een Deltawet. Wij gaan bouwen aan onze dijken. Ik dank de regering voor de toezegging dat de langetermijnagenda voor onze infrastructuur wordt opgepakt. Er zijn mogelijkheden om de horizon van de Nota Mobiliteit te verlengen, samen met private investeerders zoals pensioenfondsen. Dit kabinet kiest terecht voor investeren en innoveren. Dit geldt ook voor de traditionele terreinen zoals de land- en tuinbouw en de visserij. De Nederlandse land- en tuinbouw is wereldwijd nummer twee, maar dat kunnen wij alleen handhaven als wij deze sector in stand houden. Nederland is een wereldspeler op dit terrein en die meerwaarde koesteren wij.

Ik heb in eerste termijn een aantal voorstellen aan het kabinet gedaan. Ik ben blij te zien dat het kabinet een vergunningaanvrage voor een kerncentrale gewoon in behandeling zal nemen. Het denken staat niet stil en zo hoort het ook.

Het is goed dat het kabinet de handschoen oppakt door het registratiesysteem voor jonge kinderen landelijk uit te rollen. Hierdoor kunnen wij voorkomen dat het misgaat met kinderen die in de verdrukking lijken te raken. Mijn fractie is te spreken over de toezegging dat de minister van Justitie binnenkort met een wetswijziging komt om criminelen hun winsten af te pakken. Laat criminelen maar aantonen waar zij dat geld vandaan hebben. Wij komen hier nog op terug bij de behandeling van de begroting van Justitie.

Op een paar andere onderdelen van de beantwoording ben ik wat minder gerust: de merkbare lastenverlichting voor burgers en het mkb en de visie van het kabinet op de dienstverlening van de overheid. De ambitie van het kabinet voor administratieve lasten is duidelijk, maar wij liggen op achterstand. Het CDA vindt dat er een tandje bij moet. Het is uitstekend dat het kabinet van plan is om de eerstedagsmelding af te schaffen. Dat levert een besparing op van 36 mln. en daar gaan wij voor. Ons uitgangspunt is dat deze maatregel in principe voor alle sectoren moet gelden. Wij verwachten voor het eind van het jaar ook een voorstel voor vereenvoudiging van de loonaangifte. Wij hebben het vandaag en gisteren gehad over de kracht van Nederland. Die kracht zit in alle delen van ons land, want wij werken aan onze toekomst: de kwaliteit van onze dijken en onze woonomgeving.

Ik zei al dat kwaliteit van wonen geld kost. Daarvoor is een investeringsagenda nodig. De CDA-fractie ziet mogelijkheden om hiervoor op korte termijn geld te vinden. De komende jaren komt vermogen vrij uit opbrengsten van staatsdeelnemingen en extra dividend. Wij willen dat vermogen besteden voor nieuw vermogen, aan regionale knelpunten en infrastructuur, voor ambitieuze woningplannen in een mooie woonomgeving en om de voorstellen van de commissie-Veerman goed voor te bereiden.

De CDA-fractie ziet mogelijkheden voor een bedrag van maximaal 165 mln. in de komende drie jaar. Dat kan nog veel meer worden als provincies eraan zijn te verbinden door een evenredige bijdrage te leveren.

Ik dien hierover de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er voor de toekomst ruimtelijk-economische uitdagingen te wachten staan met in het bijzonder infrastructurele knelpunten in de regio, de kwaliteit van de woningbouw en bedrijventerreinen en de voorbereiding van de voorstellen van de commissie-Veerman;

overwegende dat er op termijn nieuwe gelden uit het FES beschikbaar komen voor grootschalige ruimtelijk-economische structuurversterking en eco-efficiëntie, maar dat het wenselijk is op korte termijn extra investeringen te doen;

voorts overwegende dat er volgend jaar incidentele opbrengsten uit staatsdeelnemingen beschikbaar komen, waarvan het wenselijk is dat deze opnieuw geïnvesteerd worden, uitgaande van de bereidheid van andere overheden tot een evenredige bijdrage;

verzoekt de regering, maximaal 165 mln. over een periode van drie jaar van deze incidentele opbrengsten uit staatsdeelnemingen ten goede te laten komen van respectievelijk:

  • - het oplossen van regionale infrastructurele knelpunten;

  • - het ophogen van het eenmalige budget van de Nota Ruimte ter bevordering van gebiedsontwikkeling en kwalitatief goede woningbouw en bedrijventerreinen;

  • - het uitwerken en voorbereiden van de voorstellen van de commissie-Veerman,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Geel, Hamer en Slob. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(31700).

De heer Van Geel (CDA):

Voorzitter. Ik wil er graag een bijlage aan toevoegen. De coalitie heeft gezamenlijk een overzicht gemaakt waaruit blijkt hoe deze voorstellen in samenhang worden gedekt. De collega's zullen uiteraard hun eigen voorstellen toelichten. Ik geef alvast een korte toelichting op de wijze waarop deze voorstellen worden gedekt; allereerst door de al genoemde incidentele opbrengsten. Ten tweede willen wij beperking van de inhuur van externen, een populair onderwerp. Dat moet kunnen. Het blijkt dat de kerndepartementen deze voor een bedrag van 251 mln. inhuren. Ik zeg er uitdrukkelijk bij dat dit niet voor de uitvoerende organisaties is. Wij willen daar 38 mln. structureel van afhalen. Vervolgens is er nog een taakstelling voor subsidies. Wij geven 3,5 mld. uit aan subsidies. Volgens het coalitieakkoord moet hier 250 mln. worden omgebogen. Het moet mogelijk zijn om 25 mln. extra om te buigen in de sfeer van subsidies, nu er toch al een doorlichting plaatsvindt. Het laatste bedrag hangt ermee samen dat door de koppeling van de GBA en de beperking van de huurtoeslag fraude wordt bestreden. Dat zal nog niet in 2009 tot opbrengsten leiden, maar wel daarna. Daarmee denken wij een degelijke dekking gevonden te hebben voor de bescheiden wensen die wij samen hebben geformuleerd.

De voorzitter:

Ik neem aan dat tegen het opnemen van een bijlage in de Handelingen geen bezwaren bestaan.

(De bijlage is opgenomen aan het eind van deze editie.)2

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Allereerst wil ik graag namens mijn fractie de minister-president bedanken voor zijn uitvoerige beantwoording en het debat dat wij daarover konden voeren.

Het valt wel op dat, als je zo'n debat in deze nieuwe samenstelling voert, de coalitiefracties goed gedresseerd zijn. Ik denk dan ook dat mevrouw Hamer en de heren Van Geel en Slob vanavond allemaal een plakplaatje krijgen van de premier, omdat zij zich keurig aan de afspraken gehouden hebben. Ik maak echter een uitzondering voor de heer Slob, want hij heeft wel degelijk een aantal keren inhoudelijk geïnterrumpeerd en zelfs één keer een meningsverschil gehad met de minister-president. Mevrouw Hamer was gisteren nog zo stoer. Zij zou regelen dat de wethouders voor jeugdzaken in de gemeenten de regie zouden krijgen over de jeugdzorg, maar na een avondje praten was zij terug in het hok. Wat moet de minister-president daar blij mee zijn! Dat verklaart misschien ook wel zijn soms wat knorrige reacties op de wat kritischer oppositie, want hij is dat in zijn coalitie natuurlijk niet meer zo gewend. Ik verzeker de minister-president dat het allemaal opbouwende kritiek is. Dat begrijpt hij natuurlijk.

Het ging in dit debat over een aantal zaken. In de eerste plaats ging het over onze ontwikkelingssamenwerking. Wij willen niet wat deze week in The Economist staat; een paar prachtige voorbeelden van een totaal doorgeslagen idiotie. In Tanzania is het complete overheidsapparaat over zijn toeren omdat het 2400 kwartaalrapportages per jaar moet maken. Vietnam, de na China snelst groeiende economie van Azië, ontvangt drie delegaties per dag onder leiding van "Koendersachtigen" die het moet rondleiden. In meerdere Afrikaanse landen zijn de gezondheidswerkers zo druk bezig met het rondleiden van buitenlandse delegaties, dat zij alleen 's avonds nog toekomen aan hun eigenlijke taken, namelijk het vaccinatieprogramma en de zorg voor zwangere vrouwen.

Mensen maken zich zorgen over economie en veiligheid. Op beide fronten gaat het kabinet de mist in. Laten wij beginnen met de veiligheid. Wij hebben hier gesproken over de situatie in Gouda, in Amsterdam en in Culemborg. De minister-president spreekt stevige woorden waaruit zelfs enige passie blijkt. Hij uit zich ook zeer stevig in de richting van collega Wilders, maar wanneer concrete maatregelen genomen moeten worden, ontbreekt de urgentie. Veel mensen in Nederland maken zich grote zorgen over dit onderwerp. Zij maken zich zorgen over het geweld tegen ambulancepersoneel, tegen politieagenten, tegen buschauffeurs, tegen mensen die voor ons de samenleving draaiend houden. Veel mensen maken zich zorgen over de ernstige overlast en het geweld van Marokkaanse reljongeren. Als ik hem dan vraag waar het lik-op-stukbeleid en het snelrecht blijven, heeft hij het over een rapport hier en een discussie daar. Hij wil alles oplossen door middel van praten, studies en brieven, dus heel veel papier.

Mijnheer de minister-president, een gemeende waarschuwing: word geen papieren premier! Treed op, gebruik uw positie! Kies voor de helden tegen de hufters! Heel Nederland schreeuwt daarom.

De heer Pechtold (D66):

Gisteren heb ik even geaarzeld of ik u een bepaalde vraag zou stellen. Ik was getroffen door de reactie van de premier. Hij had even een aanloop nodig, maar het laatste stuk over onze samenleving kwam uit het hart. Hij kwam op mij over als iemand die stond voor heel Nederland. U was stil toen een extremist, een collega hier, de heer Wilders, een litanie hield en mensen wegzette. Toen heb ik u geen kritiek horen uiten. Kunt u aangeven waar u staat in dat geheel?

De heer Rutte (VVD):

Naar opvatting van de VVD dient deze samenleving zich te beschermen tegen elementen die zich niet aan een samenleving willen aanpassen, tegen al die elementen die in strijd met de wet handelen. Het gaat ons niet om de vraag of dat een islamiet, een Marokkaan of een Nederlander is. Het gaat erom dat het mensen zijn die overlast plegen. Of zij nu een Antilliaanse, een Marokkaanse of een traditionele Nederlandse achtergrond hebben, dat interesseert ons eerlijk gezegd niet zoveel. Maar wij moeten wel optreden. En wij moeten ook de feiten noemen. Wij weten dat de helft van de jongens tussen de 18 en 25 jaar van de Marokkaanse gemeenschap in Rotterdam twee keer is veroordeeld. Gelukkig zijn er ook veel Marokkanen in Rotterdam die het goed doen. Die hoor je niet aan te kijken op het feit dat heel veel Marokkanen het niet goed doen. Echter, de feiten moeten worden benoemd en er moet worden opgetreden. Mijnheer Pechtold, de premier, die daar mooie woorden over spreekt, mag ik ook houden aan het nemen van acties.

De heer Pechtold (D66):

Zeker, dat doe ik met u. Dat is onze taak, maar gisteren in het debat was toch bij het scheiden van de markt de conclusie dat u geen afstand nam van het product van de VVD. Mevrouw Verdonk en de heer Wilders zijn afscheidingen van de VVD. Ik zou het goed vinden indien u als leider van een liberale beweging niet alleen met de VVD een kamer opent voor de vrijheid van meningsuiting, maar ook op het moment dat een bevolkingsgroep hier op de meest extremistische en racistische wijze wordt weggezet, daarvan afstand neemt en duidelijk laat zien dat u niet alleen kritiek op de premier kunt formuleren, maar ook kritiek op de heer Wilders. Dat zou ik voor een volgende keer zeer op prijs stellen.

De heer Rutte (VVD):

Mijnheer Pechtold, ik heb bij verschillende gelegenheden laten weten waar wij staan. Wij hebben altijd gezegd dat er als het gaat om het vraagstuk van de integratie van allochtonen, grofweg drie groepen te onderscheiden zijn. Ten eerste, de kleine groep van radicalen die de mist ingaan. Die moeten met de volledige staatsmacht worden bestreden. Dat zijn radicaliserende elementen die de islam en de radicale versie daarvan gebruiken om hun agenda te bevorderen. Daar hoort de staat zich tegen te keren. Dat is geen politiek onderwerp. Daar zijn wij het hier, hopelijk, allen over eens. Dan is er nog een zeer grote groep van migranten over. Een deel daarvan doet het goed, komt in het kabinet, wordt staatssecretaris en misschien de komende jaren nog wel meer. Een ander deel van die groep doet het niet goed. Dat moet benoemd worden en moet worden aangepakt. Als het gedrag van die groep leidt tot overlast en tot rel schoppen, dan moeten wij daar keihard tegen optreden. Dat is lik-op-stukbeleid. Ik heb dat onderscheid keer op keer gemaakt, in mijn partij en hier in de Kamer bij het debat over Fitna toen ik over dit onderwerp de degens heb gekruist met de heer Wilders.

Ik heb er geen behoefte aan, mijnheer Pechtold, maar u hebt er electoraal belang bij om de heer Wilders hier te opponeren. U bent het diapositief van de heer Wilders geworden. U groeit daardoor in de peilingen. Ik heb er geen belang bij om als de heer Wilders die grijsgedraaide plaat iedere keer afdraait, daar tegenin te gaan. Laat hem maar lopen, zou ik zeggen.

(enig geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Rutte (VVD):

Dan het derde grote thema van vandaag, namelijk de economie. Veel mensen maken zich in Nederland zorgen; zorgen over geweld en veiligheid en zorgen over de economie. En wat zien wij? Deze minister-president, die ik vandaag al heb vergeleken met de grote ARP-voorganger Colijn, zegt: gaat u maar rustig slapen, ik heb een zonnig humeur over die economie. Hij lijkt zich niets aan te trekken van de internationale crisis, terwijl hij hier een begroting presenteert die in geen enkel opzicht shockproof is. Dat is die gewoon niet, terwijl mensen zien wat er internationaal gebeurt. Zij zien dat verzekeraars en banken omvallen. Mensen zien natuurlijk dat de crisis ook hun eigen portemonnee gaat raken.

Ik heb er vandaag aandacht voor gevraagd dat de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, de grootste organisatie van pensioenfondsen in Nederland, zegt: wij kunnen niet meer indexeren, wij zullen gedwongen zijn om de pensioenen niet meer te laten meegroeien met de inflatie, wat kan oplopen tot een koopkrachtverlies van ruim 3%. En dat is vandaag, nu de donkere wolken zich nog alleen maar samenpakken en de stortbui nog moet beginnen. In die situatie is het onverstandig, mevrouw de voorzitter, om de Staat te laten groeien zoals het kabinet dat doet, is het onverstandig om de inflatie extra op te jagen, is het onverstandig om de belastingen te verhogen, zoals het kabinet doet in deze kabinetsperiode en is het onverstandig om zulke grote risico's te nemen met de aflossing van de staatsschuld. Dit kabinet heeft dadelijk geen enkele ruimte meer om met internationale tegenvallers om te gaan. Dit is het kabinet van: niet goed, geld weg. Dan is het logisch dat geleidelijk aan steeds meer mensen in dit land niet meer geïnteresseerd zijn in wat dit kabinet heeft te melden en niet meer luisteren. Dan is het logisch dat mensen geen vertrouwen meer hebben in deze coalitie.

Mevrouw de Voorzitter. Ik wil vier moties indienen. Ten eerste een motie over het thema immigratie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

indachtig artikel 2 van onze Grondwet dat luidt: "De wet regelt de toelating en de uitzetting van vreemdelingen";

constaterende dat in de praktijk blijkt dat sommige bepalingen uit Europese verdragen beletsels opwerpen bij het opzetten en uitvoeren van een streng, rechtvaardig en effectief immigratiebeleid;

nodigt de regering uit om een inventarisatie te maken van deze beletsels;

roept de regering op om samen met andere landen die vergelijkbare beletsels ervaren te streven naar zodanige aanpassing van de betreffende verdragen dat deze beletsels worden weggenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(31700).

De heer Rutte (VVD):

Mijn tweede motie gaat over de Bosbelasting.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet voornemens is, ouderen met een aanvullend pensioen vanaf € 18.000 per jaar extra te gaan belasten als bijdrage aan de AOW;

constaterende dat deze 65-plussers tijdens hun werkzame leven al premie hebben betaald;

overwegende dat het onredelijk is om diezelfde mensen na pensionering opnieuw te laten betalen voor hun eigen AOW;

verzoekt de regering, af te zien van het voornemen, ouderen extra te belasten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rutte, Kant en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(31700).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat geweld in welke vorm dan ook tegen werknemers in de publiek-maatschappelijke dienstverlenende sector zoals politieagenten, buschauffeurs, brandweerlieden, ambulancepersoneel en verloskundigen onder geen voorwaarde kan worden geaccepteerd;

van mening dat dit geweld bovendien een bedreiging betekent voor de continuïteit van de dienstverlening in de publiek-maatschappelijke sector;

constaterende dat ook de minister-president in januari heeft gepleit voor toepassing van snelrecht;

spreekt uit van mening te zijn dat op deze misdrijven consequent moet worden gereageerd met toepassing van (super)snelrecht in de zin dat de daders na aanhouding pas weer op vrije voeten komen na het uitzitten van hun straf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rutte, Van der Vlies en Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(31700).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de taakstraf als hoofdstraf geen passende bestraffing is voor het plegen van ernstige geweldsdelicten en zedenmisdrijven;

overwegende dat de overheid slachtoffers, nabestaanden en samenleving niet serieus neemt als deze straf voor dergelijke delicten blijft bestaan;

verzoekt de regering, met spoed met een wetgevingsvoorstel te komen welke het opleggen van de taakstraf voor ernstige geweldsmisdrijven en zedenmisdrijven onmogelijk maakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rutte, Verdonk en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14(31700).

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Ik wil beginnen met de premier te bedanken voor zijn uitgebreide beantwoording op alle vragen en opmerkingen. Ik moet vaststellen dat de opmerkingen en vragen hier vandaag en gisteren nogal sterk uiteenliepen. De een had het over het kabinet dat de overheid als een babywalvis laat groeien; de ander vond juist dat het kabinet de publieke sector uitknijpt. Weer een ander vond dat het kabinet helemaal niets doet. Het zijn maar drie van de vele kwalificaties die ik gisteren en vandaag heb gehoord. Een ding is zeker: ze kunnen nooit allemaal tegelijk kloppen.

Dit waren ook de beschouwingen van de karikaturen, soms overigens erg vermakelijk. Ik moet de heer Rutte eerlijk bekennen dat ik die van hem het leukste vond, die van de kapitalistische, sigaarrokende ondernemer die de uitgemergelde arbeider nog eventjes lekker in de afgrond duwt. Ik hoor de heer Rutte uit de zaal roepen dat hij hem zelf minder vond, maar ik heb genoten. Minder vermakelijk vond ik de karikatuur waarmee de heer Wilders in één beweging een hele religie en een hele bevolkingsgroep tot volksvijand verklaart, op basis van misdragingen van Marokkaanse criminelen. Mijnheer Wilders, u laat zich erop voorstaan dat u de zaken bij de naam noemt. Maar u benoemt geen zaken, u schetst een angstbeeld. Mohammed Mohandis, het jongste PvdA-raadslid in Gouda, is iemand die de zaken benoemt. Hij doet nog meer dan dat. Hij benoemt ze niet alleen, hij doet er ook wat aan, zonder taboes, zonder verhullend taalgebruik. Hij en wij zullen nooit één bevolkingsgroep tot vijand verklaren. Het op die manier wegschuiven van het probleem lost ook helemaal niets op. Het probleem is ook niet van die mensen; het probleem is van ons allemaal. Wij moeten het niet afschuiven, maar oppakken.

Het is verleidelijk om te midden van deze uitersten het gemakkelijke midden te zoeken en te concluderen dat de kritiek van links en de kritiek van rechts elkaar zo ongeveer in evenwicht houdt, maar dat is te gemakkelijk. Niet alleen de politieke arena is onstuimig maar ook de buitenwereld. Hier in de Kamer hebben wij allemaal vrij gemakkelijk de afgelopen dagen over van alles en nog wat kunnen praten, in de buitenwereld is het niet gemakkelijk.

Mijnheer Pechtold verweet gisteren het kabinet het schip van Staat stil te houden. Hij ging er prat op dat hij zelf stoer aan het doorzeilen was. De werkelijkheid is anders. D66 ziet een storm opsteken en gooit met hervormingen het roer om, met als gevolg dat wij dwars op de zee en de wind komen te liggen. Ik weet niet of de heer Pechtold een klein beetje verstand heeft van zeilen, maar dwars op de wind liggen geeft een probleem. Iedereen die iets van zeilen weet, weet hoe gevaarlijk dat is. Juist in een internationale en onvoorspelbare storm is het zaak het schip op koers te houden. Houvast maar wel vooruitgaan.

Houvast en vooruitgang moeten de kern van onze politiek vormen. Die hebben wij de afgelopen jaren echter te weinig geboden. Er is dus heel veel werk aan de winkel voor het kabinet. Werk om de koopkracht te behouden, met name daar waar de afgelopen jaren de zwaarste klappen vielen: in gezinnen met kinderen en bij de zwakkeren. Het kabinet heeft heel veel gedaan voor de gezinnen met kinderen, maar voor de zieken en gehandicapten heeft het nog belangrijk werk te verrichten. De premier heeft dat toegezegd en ik zal hem daaraan houden.

Houvast moeten wij ook bieden door te investeren in de wijken. Het kabinet doet al veel, maar de urgentie is groot.

Mevrouw Kant (SP):

U deed gisteren voorkomen dat het kabinet heeft toegezegd echt iets te gaan doen voor de chronisch zieken en gehandicapten, maar het heeft slechts gezegd te gaan kijken naar de gevolgen voor hun koopkracht. Voor mij is dat niet genoeg en ik hoop voor u ook niet. Bent u bereid om onze oproep aan het kabinet te steunen om er niet alleen naar te kijken maar ook voor te zorgen dat de groep chronisch zieken en gehandicapten er door deze maatregelen niet op achteruitgaat?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Mevrouw Kant, uw motie heb ik daarvoor niet nodig. Naar mijn idee gaat dat gewoon gebeuren en ik heb al gezegd dat ik het kabinet daaraan ga houden. Voor mij is dat genoeg.

Mevrouw Kant (SP):

Dan kunt u de motie net zo goed steunen, maar dat maakt niet uit. U zegt hier dus vandaag niet alleen dat het goed is dat het kabinet ernaar kijkt, maar eist net als de SP-fractie dat "ernaar kijken" betekent dat de groep chronisch zieken en gehandicapten er niet op achteruitgaat.

Mevrouw Hamer (PvdA):

"Ernaar kijken" betekent – zoals ook in de brief staat – het weer in balans brengen van de tabel waarover wij het hebben gehad. Ook gisteren vroeg u daarnaar, vandaag vraagt u weer iets anders. Ik houd mij gewoon bij wat ik gisteren heb gevraagd en dat heeft het kabinet vandaag toegezegd te doen.

Mevrouw Kant (SP):

Met "in balans houden" kan ik alle kanten op. Dit kabinet zou het ook "evenwichtig doen". Dit is niet "evenwichtig" en "balans" is ook zo'n vage term. Ik vraag u om het concreet te maken. U zei net ja maar nu draait u er weer omheen. Moet "ernaar kijken" ertoe leiden dat de chronisch zieken en gehandicapten er niet op achteruitgaan?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Als ernaar gekeken wordt, moeten er oplossingen worden gezocht voor de mensen die het zwaarst in de problemen komen. Dat heeft de regering ook toegezegd. Er komt overleg met de CG-Raad; laten wij dat eerst afwachten. Uw motie gaat over iedereen en alles. Volgens mij gaat u heel Nederland vragen om de salarisstrookjes in te leveren en te laten nagaan. In die bureaucratie en puntenwolken ga ik niet mee. Ik wil dat het kabinet concreet iets doet voor de mensen om wie het gaat. De ministers van Sociale Zaken en Financiën hebben ons dat geschreven en daar vertrouw ik op.

Mevrouw Kant (SP):

Het is mooi dat u daarop vertrouwt, maar u formuleert het zelf al als "iets doet". Dat doet mij echt pijn; het is bijzonder teleurstellend. Ik moet hier vanavond aan het einde van het debat constateren dat de PvdA-fractie geen behoefte heeft aan garanties dat de chronisch zieken en gehandicapten er niet op achteruitgaan. U accepteert dus dat die garantie er niet is en u zegt: "iets doen". Dat is mooi, maar "iets doen" is niet genoeg. U laat deze mensen dus gewoon in de steek.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat zijn uw woorden. Daarmee bent u het debat begonnen en u hebt dat in elke tussenzin geconcludeerd. Wat ik ook tegen u zeg, het maakt geen barst uit, want u concludeert toch steeds hetzelfde. Wat ik zeg is, dat ik wil dat gebeurt wat er in de bewuste brief staat. Daarin is een toezegging gedaan. Daarover zou ook het gesprek met de mensen van de CG-Raad gaan. Ik wacht het rustig af. Wij behandelen nog de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dan zullen wij zien wat er is gebeurd. Het gaat om de mensen; niet om uw puntenwolken en zeker niet om uw moties.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil toch mevrouw Kant even bijvallen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat dacht ik al.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Linkse partijen zijn soms, maar niet altijd, consistent. In dit geval zijn wij dat wel. U lijn betekent niet meer dan: "op hoop van zegen". Er is een bezuiniging ingeboekt en er ligt een brief. U ziet wel hoe het dan eindigt. Al u echt uw rug recht, wat ik zeer op prijs zou stellen, dan zegt u nu dat het onacceptabel is dat er iets gebeurt met de chronisch zieken en gehandicapten. U moet hier een harde garantie eisen. Dat is een terecht verzoek van mevrouw Kant.

De voorzitter:

Ik moet zeggen dat u een stukje van de discussie vrij letterlijk overdoet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben daartoe helaas gedwongen, omdat er geen antwoord kwam.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Er komt steeds een antwoord en dat antwoord is steeds hetzelfde. Het grote verschil is dat u er geen vertrouwen in hebt dat de bewindslieden het probleem zullen oplossen, terwijl ik dat wel heb. Ik kan u er blijkbaar niet van overtuigen. Dat verbaast mij overigens niet en ik kan het mij vanuit uw positie ook wel voorstellen, maar ik hoop dat u begrijpt dat ik het kabinet, waarvan wij deel uitmaken, vertrouw en erop reken dat het gaat doen wat het heeft beloofd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U rekent daarop, maar wat doet u als het uitblijft? Zou u daarover heel concreet kunnen zijn?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Laat ik u daarover maar eens in spanning laten.

De voorzitter:

Mevrouw Hamer vervolgt haar betoog.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het gaat niet om mij.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het gaat mij om de mensen, en dat gaan ze daar oplossen.

De voorzitter:

Mevrouw Hamer vervolgt haar betoog.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Houvast bieden wij door te investeren in de wijken. Het kabinet doet al veel, maar de urgentie is groot. De PvdA-fractie heeft daarom aanvullende wensen: meer conciërges op de scholen en wijkverpleegkundigen in de wijken. De belemmeringen in het Participatiefonds moeten worden opgeruimd, zodat mensen gemakkelijker aan het werk kunnen. Wij zijn blij dat het kabinet vandaag heeft gezegd dat het dit gevoel van urgentie deelt. Wij zullen straks ook boter bij de vis doen.

Houvast bieden wij ook door ons beroepsonderwijs te versterken, door ervoor te zorgen dat de schrikbarende schooluitval wordt teruggedrongen, door schoolmaatschappelijk werk in te voeren en door sport weer een kans te geven in het beroepsonderwijs. Het is goed dat de premier zegt, begrip te hebben voor onze vragen. Ook in dit geval is dat echter niet genoeg. Daarom doen wij er nog een schepje bovenop.

Houvast bieden betekent soms ook: de soms gek makende versnippering van het overheidsapparaat doorbreken. Wij spraken over het jeugdbeleid als voorbeeld, zeg ik tegen de heer Rutte. Ik ben blij met de toezegging van de premier dat er met spoed overleg zal worden gevoerd met de wethouders van de grote steden en dat wij nog voor de behandeling van de begroting een plan krijgen. Ik zeg erbij dat ik geen smal plannetje verwacht. Ik verwacht een brede aanpak, dwars door de problemen en dwars door de ministeries heen, zodat er een echte doorbraak komt op dit dossier.

Houvast bieden in zorg en onderwijs doe je niet door beide sectoren met veel verbaal geweld failliet te verklaren. Dit gebeurt nu iets te vaak en dat doet geen recht aan het vele en goede werk dat door honderdduizenden verplegers, artsen en onderwijzers dagelijks wordt verricht. Daarmee miskennen wij wat al die mensen voor elkaar krijgen. Daarom moeten wij juist steun geven aan professionals. "Waardendragers" heb ik hen genoemd. Onze fractie vertrouwt erop dat het kabinet daarop zal inzetten.

Vooruitgang bieden doe je ook door te investeren in cultuur. In eerste termijn gaf ik al aan dat wij een extra bijdrage aan deze belangrijke sector in ons land willen bieden. Wij leggen dan ook 10 mln. erbij voor de basisinfrastructuur. Dat bedrag willen wij in samenhang zien met de extra 7 mln. die de minister al eerder heeft toegezegd. Dat betekent dat het geld ten goede komt aan zowel de instellingen met vierjarige als de instellingen met langdurige contracten.

Voorzitter. Het wordt tijd om onze wensenlijst samen te vatten in de volgende motie.

De heer Pechtold (D66):

Muziek – en dat is ook cultuur – in mijn oren. Die 10 mln. betekent dat u ruimte wilt geven aan de basisinfrastructuur waar wij net mee bezig zijn. Begrijp ik het goed dat u ook ruimte wilt geven aan het fonds, of dat u de minister in ieder geval de ruimte laat om daar in overleg met de Kamer naar te kijken? Legt u niet een dwingende richting op van alleen de regio? Erkent u met mij dat wij in de stedelijke centra wel degelijk moeten kijken of er in de basisinfrastructuur altijd alles één moet zijn, of dat het bijvoorbeeld in het geval van Amsterdam ook wel twee kan zijn? Als ik het mag samenvatten: legt u het alstublieft niet te veel aan banden, zodat er dadelijk in de behandeling met de minister ruimte is voor maatwerk.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U weet dat ik altijd voor maatwerk ben. Wat ik gezegd heb, is dat het ten goede komt aan de instellingen met vierjarige en met langdurige contracten. Ik denk niet dat de voorzitter het op prijs stelt als wij een heel technisch debat beginnen, maar als u een beetje ingevoerd bent, dan weet u – zeker als u weet waar de 7 mln. aan wordt besteed – dat het hier niet alleen om de regio gaat en dat de regio eigenlijk al wordt gecompenseerd met de middelen van de minister. Hiermee willen wij ook de andere instellingen een kans bieden. Volgens mij is dat precies wat u ook wilt. Ik weet niet of ik u helemaal goed begrijp wat het fonds betreft. Voor het fonds hebben wij in de Kamer een structuur vastgelegd en daar gaan wij natuurlijk nu niet meer aan tornen.

De heer Pechtold (D66):

U hoeft mij geen ruimte toe te zeggen, als u mij ook maar niet de ruimte ontneemt om te kijken naar de fondsen. Ik doe bijvoorbeeld een beroep op het filmfonds en wil dat wij nog bezien of daarvoor in die 10 mln. wat adem zit. Ik laat dat graag over aan de cultuurwoordvoerders en ben al heel blij met uw toezegging dat u niet alleen op de regio inzet, maar dat u dat breed doet en dat u de basisinfrastructuur als uitgangspunt neemt. Dat is fantastisch.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Laat ik het dan maar bij deze complimenten laten.

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, het beroepsonderwijs de financiële mogelijkheid te geven om schooluitval tegen te gaan door uitbreiding van het school-maatschappelijk werk (15 mln. structureel) en om experimenten met sport op het mbo te starten (5 mln. per jaar tot en met 2011);

verzoekt de regering, de wijkaanpak extra te verbreden en financieel te ondersteunen door bestaande verzoeken van scholen voor conciërges te honoreren (10 mln. structureel) en door in het kader van het actieplan Beter (t)huis in de buurt het aantal wijkverpleegkundigen uit te breiden, te beginnen in de 40 wijken (10 mln. structureel);

verzoekt de regering, de basisinfrastructuur van cultuur extra te versterken door 10 mln. te bestemmen;

verzoekt de regering, het bovenstaande uit te werken, de Kamer over de uitvoering hiervan voor de algemene financiële beschouwingen te berichten en voor de financiële dekking hiervan de bijlage te gebruiken die namens de coalitiefracties is overhandigd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hamer, Slob en Van Geel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(31700).

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Vooruitgang bieden doe je door te investeren in de toekomst, door te investeren in duurzame energie en in energiebesparing. De ambities van dit kabinet zijn lovenswaardig. De inspanningen die tot nu toe zijn geleverd, zijn bemoedigend, maar de urgentie groeit met de dag. De regering heeft in eerste termijn aangegeven dat zij zich daarvan bewust is, maar die erkenning dient ook terug te komen in daadwerkelijke daden en extra investeringen. Wij hebben daarom in eerste termijn gevraagd om de investeringsagenda nog eens tegen het licht te houden. De premier zegde toe, nog voor de financiële beschouwingen een brief te sturen over de FES-investeringsagenda. Die brief wachten wij dus met spanning af. Op termijn moet er extra ruimte komen voor investeringen in duurzame energie en energiebesparing, anders halen wij onze ambities niet, en nog veel belangrijker: anders brengen wij onze toekomst en die van onze kinderen in gevaar.

Vertrouwen in de overheid kunnen wij herstellen door de dienstverlening van de overheid te verbeteren, de koopkracht op peil te houden, de werkloosheid laag te houden en onze economie schoner en slimmer te maken. Dat ziet de fractie van de PvdA als haar opdracht. Wij willen mensen laten voelen dat de politiek naast hen staat. Wij staan voor de verworvenheden van de twintigste eeuw, voor solidariteit en emancipatie. Wij gaan echter ook voor de kansen die de nieuwe ontwikkelingen van de eenentwintigste eeuw ons te bieden hebben. Om dit te realiseren in een periode van zwaar internationaal weer, is het nodig om met alle verbindende krachten een gezamenlijke inspanning te leveren.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. De antwoorden van de minister-president waren de antwoorden van iemand die in een eigen sprookjeswereld leeft. Het waren de woorden van de minister-president die het echte Nederland niet kent. Het waren de woorden van de minister-president die niet ziet dat het barre tijden zijn en dat Nederland aan het veranderen en aan het islamiseren is. Het waren de woorden van een premier die niet ziet dat wij ons land aan het kwijtraken zijn. Hij sluit zijn ogen voor de werkelijkheid en voor de terechte boosheid van zo veel mensen in Nederland, van zo veel mensen die klagen over de hoge belastingen en de slechte zorg voor onze ouderen. De minister-president doet dit af als gezeur, maar ook de Marokkaanse intifada die ons land teistert doet hij af als gezeur.

Mijnheer de minister-president, uw kabinet is niet het kabinet van het Nederlandse volk. Uw kabinet pakt de gewone man, maar verhoogt het salaris van een minister wel met 10%. Uw kabinet geeft miljarden aan de Europese superstaat. Uw kabinet geeft miljarden aan onzinnige ontwikkelingshulp. Uw kabinet stuurt militairen naar Afghanistan om het in dat land veiliger te maken, maar doet bijna niets voor een veilig Nederland. Uw kabinet geeft miljarden uit aan de multiculturele waanzin en een veel te ruimhartig asiel- en immigratiebeleid. Sommigen binnen uw kabinet hopen erop dat islamitische Suikerfeest een nationale feestdag wordt. Uw kabinet accepteert het dat veel ouderen op een vernederende wijze verpieteren in de Nederlandse verpleeg- en verzorgingshuizen. Uw kabinet weigert het Marokkaanse tuig dat Nederland verziekt met bedreigingen, agressie en geweld, linea recta het land uit te zetten. Mijnheer Balkenende, u vertegenwoordigt mijn Nederland niet, u verkwanselt mijn Nederland. Miljoenen Nederlanders willen veranderingen. Zij willen trots zijn op hun land. Zij willen weer veilig zijn in hun land. Zij willen een ander Nederland. Zij willen zich weer thuis voelen in hun land. Zij willen een fatsoenlijk en een sociaal Nederland. Zij willen hun Nederland terug. Zij zijn het kabinet-Balkenende spuugzat.

Mijnheer Balkenende, u moet dus opstappen. Opstappen, samen met het hele kabinet. U moet ontslag nemen. U moet aftreden. Ik zie dat u erom lacht en u kunt er gekscherend over doen, maar ik verzeker u dat ik het volgende namens vele Nederlanders zeg. Ik zeg het vertrouwen nu in u op. Het is tijd voor verandering, mijnheer Balkenende. Het is tijd voor verkiezingen. Daartoe dien ik de volgende motie in.

De voorzitter:

Mijnheer Wilders, voor u dat doet, wijs ik u er nogmaals op dat het de bedoeling is dat u via mij spreekt, en niet rechtstreeks de bewindslieden aanspreekt. Bovendien spreken wij de minister-president aan in zijn functie van minister-president.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

zegt het vertrouwen in dit kabinet op,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(31700).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil de minister-president bedanken voor de beantwoording in eerste termijn, zowel voor het schriftelijke als voor het mondelinge gedeelte. In mijn eerste termijn heb ik al het oordeel van de fractie van de ChristenUnie gegeven over de begroting. Wij vinden het een knappe prestatie dat in een tijd waarin het economisch allemaal slechter gaat, deze begroting aan de Kamer kan worden voorgelegd. Na de beantwoording in eerste termijn door de minister-president gehoord te hebben, heb ik geen enkele reden om aan dat oordeel iets af te doen. Er is oog voor de koopkracht van de burgers, noodzakelijke investeringen in de samenleving gaan door en daarnaast is er ook een verantwoord financieel beleid voor de toekomst. Voor mijn fractie is echter met name het terugdringen van de staatsschuld tot een historisch laagtepunt belangrijk. Zo denken wij ook aan onze kleinkinderen.

Dit wil niet zeggen dat wij niet alert moeten blijven. Er is terecht door velen op gewezen, vandaag zowel als gisteren, dat de internationale economische ontwikkelingen zorgen baren. De komende tijd, dus ook in het komende begrotingsjaar, moeten wij dit blijven volgen. Er zullen echter genoeg momenten zijn waarop wij met elkaar de laatste stand van zaken kunnen doorspreken. Ik vond het overigens wel verheugend om vandaag het bericht door te krijgen dat de werkeloosheid in ons land weer onder de 300.000 personen terecht is gekomen. Dat is goed nieuws. Dit aantal is vergelijkbaar met het niveau van 2002. Laten wij hopen dat deze tendens zich verder voortzet en dat de meer dan 200.000 open vacatures die er nog zijn de komende tijd kunnen worden ingevuld.

Met een goede begroting, hoe belangrijk ook, win je nog geen vertrouwen om de goede dingen te doen. Het is noodzakelijk dat het kabinet in het komende jaar verder werkt aan herstel van vertrouwen waar dat ontbreekt. Dit moet niet gebeuren om de populariteitsprijs te winnen, maar wel om als bondgenoot van burgers te werken aan oplossingen voor problemen waar mensen dagelijks tegenaan lopen. Of het nu gaat om criminaliteit, het feit dat mensen geen werk hebben of zich zorgen maken over hun werk, of het nu gaat om de zorg of het onderwijs, wij horen ons druk te maken over deze punten. Wij moeten vooral niet in woorden blijven steken. Als wij vinden dat het niet goed gaat, moeten wij ervoor te zorgen dat er in de praktijk dingen veranderen. Daarbij past geen populisme of valse hoop, maar wel samenbindend zijn en recht doen aan de eigen kracht die in de samenleving aanwezig is en die van tijd tot tijd gefaciliteerd en ondersteund moet worden. Ik heb daar in mijn eerste termijn al op gewezen.

Dit is ook reden voor mijn fractie om bij deze begrotingsbehandeling aandacht te vragen voor het zo belangrijke vrijwilligerswerk dat in ons land wordt verricht. Wij hebben daar een nota over uitgebracht. Er staan veel voorstellen in. Begrijp mij goed: die kunnen niet allemaal in het komende jaar worden opgepakt. Wel willen wij graag de projecten die te maken hebben met gezin en jeugd en met de vrijwilligersverzekering in het komende jaar verder uit laten werken. Voor het eerste project is door ons 6 mln. begroot en voor het andere 4 mln. Wij gaan ervan uit dat er bij de behandeling van de begroting van de minister voor Jeugd en Gezin een eerste uitwerking zal liggen van de projecten over gezin en jeugd en dat de vrijwilligersverzekering aan de orde zal komen bij de begrotingsbehandeling van het ministerie van BZK.

Ik heb aandacht gevraagd voor de gezinsvoogdij. Er is een toenemend aantal ondertoezichtstellingen in Nederland, waardoor de druk op de gezinsvoogdij toeneemt. Het budget groeit echter niet evenredig mee. Mijn fractie vindt het daarom belangrijk dat er hiervoor geld beschikbaar wordt gesteld. Ik zal dit straks in een motie verder verwoorden. De situatie is urgent en daarom stellen wij deze prioriteit.

Ik heb aandacht gevraagd voor de kosten van openbaar vervoer voor minderjarige mbo'ers. Dit onderwerp is al vaak in de Kamer besproken. Er zijn zelfs regelmatig moties over ingediend. Ik herinner mij een motie bij het debat over het beleidsprogramma waar geen dekking voor was, maar waar de VVD toch voor heeft gestemd. U kunt dus nagaan hoe groot de urgentie is, als u ongedekte moties gaat steunen, mijnheer Rutte! Nog steeds is het benodigde bedrag waarover met de Kamer gecommuniceerd is, niet beschikbaar. Mijn fractie wil graag 30 mln. beschikbaar stellen voor de begroting van het ministerie van OCW. Zo kan in overleg met de MBO Raad, het IPO in het geval van stads- en streekvervoer en de NS het komende jaar gewerkt worden aan een geschikte manier om het geld bij de doelgroep te krijgen die daar wat ons betreft echt recht op heeft. Er zijn nu al heel wat collectieve arrangementen van roc's met stads- en streekvervoer en de NS. Daarop kan worden voortgebouwd. Wij gaan ervan uit dat dit goed zal worden aangepakt. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Slob

van oordeel, dat meerjarig middelen moeten worden toegevoegd

  • - aan de begroting van OCW om de kosten van openbaar vervoer voor mbo-leerlingen onder de 18 jaar verder omlaag te brengen;

  • - aan de begroting voor Jeugd en Gezin ten behoeve van innovatieve projecten ter bevordering van vrijwilligerswerk door gezinnen en jongeren;

  • - aan de begroting van BZK om in samenwerking met de VNG een vrijwilligersverzekering mogelijk te maken;

  • - aan de begroting voor Jeugd en Gezin ten behoeve van de gezinsvoogdij, omdat de meest kwetsbare kinderen gebaat zijn bij een snelle toewijzing van een gezinsvoogd en bij voldoende tijd voor begeleiding;

overwegende dat dekking voor deze maatregelen kan worden gevonden in het overzicht dekking coalitievoorstellen APB 2009;

verzoekt de regering, deze voorstellen uit te werken en de Kamer over de uitvoering hiervan voor de algemene financiële beschouwingen te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Van Geel en Hamer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17(31700).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik bedank de regering en met name de minister-president voor de beantwoording in eerste termijn, maar ik zeg er meteen bij dat ik het zeldzaam tamme algemene politieke beschouwingen vond. Volgens mij kun je wel zeggen dat de stilstand van het kabinet wordt weerspiegeld in de bewegingloosheid van de drie coalitiepartijen. Ik heb mij zelfs een enkele keer afgevraagd of de begroting wel gelezen was, voordat er een handtekening onder werd gezet. Al denkende kwam ik eigenlijk tot een soort wetje van stilstand. Deze wet van stilstand luidt volgens mij zo: als het kabinet meer zelfvertrouwen heeft, zijn de coalitiepartijen losser en eigenwijzer, de voorstellen moediger en is het debat levendiger en spannender. Dat was allemaal niet aan de hand.

Mevrouw Hamer spreekt graag van houvast. Ik heb mij afgevraagd wie nu eigenlijk wie vasthoudt. Nou, ik ben er niet bij. Ik zie welke drie partijen elkaar wel vasthouden en ik denk dat de omarming langzaam maar zeker een beetje pijn gaat doen, in de nek. Er wordt vastgehouden aan een virtuele meerderheid – en dat zie je weerspiegeld in het gedrag van de coalitiepartijen – die tegelijkertijd in de samenleving aan het oplossen is, omdat in de samenleving het vertrouwen ontbreekt. Het kabinet realiseert zich ook dat deze meerderheid aan het oplossen is, wat het eigen optreden natuurlijk niet zelfverzekerder maakt. De enige die daarvan geen last lijkt te hebben, is onze premier, want die straalt een vertrouwen uit dat grenst aan zelfvoldaanheid. Ik zat naar hem te kijken en dacht op een gegeven moment: het is net een hopman. Hij gaat vooruit, zo het bos in, lekker vooruit, en de padvinders zijn allang verdwenen, alleen heeft de hopman dit niet in de gaten.

Vertrouwen verdwijnt als beloften niet worden nagekomen. De begroting denivelleert. Mensen op het minimumniveau gaan erop achteruit. De kinderopvang versobert, openbaar vervoer wordt duurder en daadkrachtig milieubeleid blijft uit. Dat waren mijn belangrijkste punten, maar het zijn niet alle beloften die worden gebroken. Vertrouwen vermindert ook als grote maatschappelijke problemen niet worden opgelost. Ik heb niet gesproken over het probleem van de woningmarkt en de hypotheekrenteaftrek, omdat ik weet dat het "potdicht zit", maar het zou wel moeten. Over de internationale klimaatcrisis heb ik aan de premier gevraagd of hij zou kunnen aangeven welke harde maatregelen er in zijn programma Schoon en Zuinig zitten. Hij bleek het niet te weten. Dat zegt natuurlijk wel iets over de urgentie die de premier voelt bij de aanpak van de klimaatcrisis.

De vergrijzing. Het beste wat het kabinet te bieden heeft, is een slecht en duur AOW-compromis. Wel ben ik blij dat het kabinet ons voorstel van een AOW, verbonden aan arbeidsduur, in ieder geval wil onderzoeken.

Dan wil ik iets zeggen over de toekomst van onze jongeren, over onze jongeren in het onderwijs, over de vroegselectie, over de jongeren in het vmbo, over de jongeren daarbuiten, de jongeren die uitvallen en over de wachtlijsten: er zijn noodsignalen op ons afgevuurd. In mijn eerste termijn heb ik voorgesteld om een deltacommissie in te stellen en een plan te maken. Ik heb gevraagd om een investeringsprogramma voor een groot aantal jaren en om dat programma veilig te stellen. GroenLinks heeft met haar tegenbegroting daarvoor 1,5 mld. gereserveerd. Op dit voorstel heb ik geen echte reactie gekregen.

Voorzitter. Voordat ik overga tot het indienen van moties, wil ik een opmerking maken in de richting van de heer Wilders. Het viel mij op dat elk inhoudelijk debat met hem zinloos is, omdat het wordt afgeketst en er niet wordt geluisterd. Ik kom dan ook tot de conclusie dat het de heer Wilders ontbreekt aan elementair fatsoen. De PVV is niet meer dan een platform voor het vervloeken van vreemdelingen.

Ik wil vervolgens drie moties indienen. De eerste gaat over de kinderopvang; dat zal u niet verbazen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ouders volgend jaar meer moeten betalen aan kinderopvang;

constaterende dat de voorgestelde oudertabel ertoe leidt dat de laagste inkomens als enige categorie meer moeten betalen dan in 2005;

verzoekt de regering, te garanderen dat de laagste inkomens in 2009 niet meer kwijt zijn aan kinderopvang dan dit jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema en Kant. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(31700).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn tweede motie gaat over het milieu en betreft energiebesparing door middel van woningisolatie. Wij denken hiermee ook iets te kunnen doen voor de mensen met de lagere inkomens, die vaak het eerste problemen hebben met het betalen van de energierekening.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat energiebesparing essentieel is om de woonlasten betaalbaar te houden;

overwegende dat in de bebouwde omgeving een wereld te winnen is met energiebesparing;

verzoekt de regering, een fiscale regeling te ontwerpen waarbij woningeigenaren (en woningcorporaties) een euro van de overheid bijgepast zien bij elke euro die zij in energiebesparing van hun woning(en) steken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Halsema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(31700).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn derde motie is een enigszins voor de gelegenheid gemaakte motie. Ik moet vaststellen dat ik hier jarenlang in mijn eentje heb rondgelopen, als enige vrouwelijke fractievoorzitter. Plotseling zijn wij met zijn vijven en ben ik verwikkeld in een battle of the babes. Dat is leuk. Tja, wij weten niet wie dat gaat winnen, maar dit is erg goed nieuws. Ik zou graag zien dat het idee van women on the top ook gestalte kreeg bij de top van de overheid. Daartoe wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet zich tot doel heeft gesteld dat 25% van de topambtenaren vrouw is;

overwegende dat er maar één vrouwelijke secretaris-generaal is op een totaal van 14 (dat wil zeggen 7%);

verzoekt de regering, de doelstelling van 25% vrouwen aan de top ook van toepassing te verklaren voor de functie van secretaris-generaal,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Halsema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20(31700).

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister-president hartelijk voor zijn beantwoording. Hij was overduidelijk in vorm. Zijn zevende begroting nu al weer en met zichtbaar genoegen beweegt hij van het ene onderwerp naar het andere. Ik moest even denken aan dat liedje van die zevensprong: ze zeggen dat ik niet dansen kan, maar kan dansen als een edelman. De premier stond er als nooit tevoren vol zelfvertrouwen. Ik feliciteer de premier met deze behendigheid. Wat jammer dat de premier die behendigheid vooral inzet om heel soepel langs de lastige vraagstukken te buigen. De premier die vroeger nog durfde te hervormen is nu een premier die misschien persoonlijk goed in vorm is, maar die vormloos is in de ambities. De stip aan de horizon die ik in eerste termijn schetste, dreigt daardoor te versmelten met ijle lucht.

Deze Miljoenennota bevat veel onverstandig beleid en belangrijker is dat daarin veel noodzakelijk beleid ontbreekt. Het kabinet kiest voor de gevestigde belangen, voor stilstand, de korte termijn. Dat is jammer want Nederland verdient een ambitieuze agenda. De komende jaren zal blijken waar de lege agenda van dit kabinet toe leidt. Dezer dagen leidde die in ieder geval tot een wat bloedeloos debat: een regering zonder gearticuleerde agenda en een oppositie die door de premier slechts het bos in werd gewezen, het bos van financiële beschouwingen en vakbegrotingen. De D66-fractie bewijst met haar tegenbegroting dat 2009 wat koopkracht betreft beter kan, met een gunstiger begrotingssaldo en een gezondere economie, groener en slimmer. Zij bewijst dat haar blik reikt tot na 2009.

Ik hoop dat wij dit debat toch kunnen afsluiten met een aantal concrete wijzigingsvoorstellen. Hopelijk heeft een dergelijke poging zin. Ik hoop oprecht dat de coalitiefracties bereid zijn om de engte van het regeerakkoord te overstijgen en steun te verlenen aan voorstellen van de oppositie. Met die hoop leg ik een aantal voorstellen voor.

Een voorstel dat ik wilde voorleggen, is door de minister-president tot mijn vreugde ruimschoots omarmd. Ik vroeg hem een gezicht te geven aan de campagne over het nijpend tekort van orgaandonoren. Dat de minister-president de mensen in Nederland wil oproepen om zich persoonlijk als donor te registreren, is een groot compliment waard.

Ik heb een aantal moties dat ik de Kamer voorleg. De eerste motie heeft betrekking op het Innovatieplatform.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van groot belang is om de Kennis Investerings Agenda (KIA) 2006-2016 daadkrachtig uit te voeren;Pechtold

constaterende dat momenteel de Lissabondoelstelling inzake publieke investeringen in research and development (R&D) niet gehaald dreigt te worden en dat Nederland daarmee onder het Europees gemiddelde valt;

verzoekt de regering om voor de begrotingsbehandeling van de ministeries van Economische Zaken en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een aanvalsplan inzake de KIA op te stellen en voorts een bijdrage te leveren aan het initiatief van het Innovatieplatform om samen met de VSNU, de NWO en de KNAW een routekaart naar excellentie te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Rutte en Halsema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21(31700).

De heer Pechtold (D66):

Mijn tweede motie gaat over een langdurig onderwijsakkoord waartoe ik heb opgeroepen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verhoging van de onderwijskwaliteit van essentieel belang is voor economische groei en ontplooiingskansen in de toekomst;

voorts overwegende dat de middelen die hiervoor nodig zijn vooralsnog niet zijn gereserveerd;

spreekt als haar mening uit dat er op korte termijn een politiek akkoord dient te komen om de financiering van een substantiële verhoging van de onderwijskwaliteit in Nederland voor de komende tien jaar zeker te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Kant, Halsema en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(31700).

De heer Pechtold (D66):

De derde motie gaat over de alleenstaanden over wie ik vandaag en gisteren heb gesproken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het aantal alleenstaanden toeneemt ten opzichte van het aantal traditionele vormen van samenleven, zoals het gezin en eenpersoonshuishoudens, nu al 35% van het totale aantal huishoudens bedraagt;

van mening dat de overheid de vrijheid om zelf een samenlevingsvorm te kiezen, dient te respecteren en de belangen van alleenstaanden even zwaar moet laten wegen als de belangen van meerpersoonshuishoudens;

verzoekt de regering, een evenwichtig beleid te voeren ten aanzien van een- en meerpersoonshuishoudens, een methodiek te ontwikkelen die hierop toetst en hierover te rapporteren voor het nieuwe jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Rutte, Halsema en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23(31700).

De heer Pechtold (D66):

De minister-president en ik hebben vandaag nogal wat nautische beeldspraak gewisseld: vergelijkingen met VOC-replica's, trekschuiten, olietankers en platbodems in de polder. Zojuist ging mevrouw Hamer er helemaal in mee. Dat beeld dat ik daar schuin... Mevrouw Hamer, wij gaan toch een keer samen varen. Halve wind, daar positioneerde zij mij. En dan ga je toch snel! Als zij dan maar niet die golven ook halverwege brengt. Dat zou gevaarlijk kunnen zijn. Maar halve wind... Ik ben zo blij.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik ga graag een keertje met u mee. Het lijkt me een leuk idee. Ik stel dan wel voor dat u niet dwars op de zee gaat liggen.

De heer Pechtold (D66):

Eerst de heer Rutte en mevrouw Halsema en nu mevrouw Hamer. Ik ben blij dat wij nu ook een afspraak hebben. Ik wil nog even doorgaan op die nautische beeldspraak waar u mij in dacht te vangen. Ik zie uw coalitie, die drie partijen, toch een beetje als een Bermudadriehoek. Alle ambitie die erin terechtkomt, verdwijnt en zie je nooit meer terug.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U moet mij maar niet de illusie ontnemen dat ik toch denk dat u een heel klein beetje jaloers bent op die andere twee heren.

De heer Pechtold (D66):

Hmmm ...

Voorzitter. Ik verweet het kabinet de zeilen te hebben gestreken, dat het uit koers raakt en erger: dat het geen koers heeft. Het is nu nog maar hopen op één ding: een frisse wind.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik dank de premier voor de antwoorden, maar hij heeft ons daarmee niet gerust kunnen stellen. Kwetsbare groepen mensen en dieren hoeven niet veel te verwachten van dit kabinet. Het kabinet weigert krachtig te anticiperen op de desastreuze gevolgen van onze handelwijze voor de voedselverdeling, het milieu, het klimaat en het welzijn van dieren. Vicepremier Bos heeft besloten dat Nederland niet aan de kredietcrisis meedoet en de VVD bereidt zich voor op de Olympische Spelen van 2028, zo heb ik begrepen. Dat is leuker dan je druk te maken over voedselcrisis, klimaatcrisis of dierziektecrisis. Maar ik denk dat als wij zo doorgaan, wij Olympische Spelen gaan krijgen met alleen maar watersport.

Het kabinet wil wel de symptomen van de klimaatcrisis bestrijden, maar doet er weinig aan om de oorzaken weg te nemen. Het is schrijnend dat onze premier wel specifieke vragen kan beantwoorden over verkeer en kinderopvang, maar dat hij op het gebied van duurzaamheid steevast doorverwijst naar de vakministers. Juist deze onderwerpen raken ons allen. Ik wil het kabinet oproepen om bij het regeerakkoord een wereld effect rapportage te voegen om de mogelijk te verwachten effecten op het gebied van klimaat, biodiversiteit en dierenwelzijn te meten. De hardwerkende Nederlander, die hier zo vaak langskomt, is geen eendimensionaal figuur die alleen interesse heeft in geld. Het zijn ook mensen die denken in termen van solidariteit, mededogen en zorg voor onze leefomgeving. In wat wij als voetafdruk achterlaten in de wereld die onze kinderen aan zullen treffen. Een wereld effect rapportage achten wij daarom een eerste belangrijke stap. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat welvaartsgroei in Nederland alleen kan plaatsvinden als ecologische en maatschappelijke grenzen aan groei worden gerespecteerd;

constaterende dat de effecten van het voorgenomen regeringsbeleid in termen van duurzaamheid onvoldoende inzichtelijk worden gemaakt;

verzoekt de regering om het regeerakkoord uit te breiden met een wereld effect rapportage met daarin de te verwachten gevolgen van het voorgenomen kabinetsbeleid voor de wereldvoedselvoorziening, biodiversiteit, het klimaat en het welzijn van dieren in Nederland en daarbuiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Halsema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24(31700).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. De premier heeft vandaag benadrukt dat wij geen groepen mensen moeten uitbannen. Dat geldt natuurlijk ook voor de miljoenen milieu-, natuur- en dierenbeschermers die ons land telt. Ik wil daarom de regering vragen een halt toe te roepen aan een verdere criminalisering van mensen die opkomen voor een betere wereld, zoals de SGP gisteren heeft gedaan en de voedingsbodem weg te nemen voor alle onrust ten aanzien van falend beleid op dat gebied. Op het departementsoverstijgende dierproevendossier zou een serieuze inzet op onderzoek naar alternatieven voor dierproeven een stap in de goede richting zijn. De regering is wel bereid om naar het buitenland te kijken als het gaat om repressie tegen activisten, maar niet naar de oplossingen die bijvoorbeeld in Engeland zijn bedacht om de voedingsbodem voor protesten weg te nemen door 15 mln. te besteden aan de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven wil stimuleren;

overwegende dat er grote mogelijkheden bestaan voor de ontwikkeling van alternatieven, maar dat deze onvoldoende worden benut wegens gebrek aan financiering;

verzoekt de regering, een substantieel interdepartementaal budget vrij te maken voor de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven zodat het kabinet haar ambities daadwerkelijk waar kan maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Pechtold en Halsema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(31700).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. De heer Rutte memoreerde haar al, de uitspraak van de heer Colijn uit 1936: "Gaat u rustig slapen, de regering waakt over u". Colijn had gelijk. Het volk kon rustig gaan slapen, want er kwam geen oorlog in 1937 en niet in 1938 en niet in 1939. Drie jaar lang kon de Nederlandse bevolking rustig slapen, want de regering waakte over haar.

Generaal buitendienst Van Kappen, VVD'er, zei onlangs dat de effecten van een verdergaande globalisering in combinatie met de steeds maar groeiende wereldbevolking leidt tot schaarste aan grondstoffen en een stijgende energiebehoefte. Als de klimaatverandering doorzet, zegt Van Kappen, wordt de situatie nog nijpender. Het zal steeds moeilijker worden om de groeiende wereldbevolking te voeden. In het bijzonder de toegang tot drinkbaar water noemt hij een potentiële casus belli. Wat doen wij? Gaan wij rustig slapen of gaan wij oorlog en erger voorkomen?

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil de minister-president graag dankzeggen voor zijn beantwoording.

Vergun mij dat ik mij eerst richt tot mevrouw Thieme. Ik wil maar niet reageren op haar verwijt in mijn richting zojuist, maar ik heb haar gisteren iets beloofd en belofte maakt schuld. Ik heb dat nagezocht. Ik zat inderdaad fout. Wakker Dier en de acties rondom de nertsenfokkerijen zijn niet een op een aan elkaar te verbinden. Het ging om het Dierbevrijdingsfront. Daarvoor geldt dus nog steeds hetzelfde. Want wat is de cesuur? Organisaties die goede doelstellingen kunnen hebben en zich aan de wet houden, hebben van mij helemaal nooit iets te vrezen. Het gaat om de conflicten en het is bekend dat daarover het een en ander te doen is.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dan siert het de heer Van der Vlies ook niet om de Vogelbescherming te noemen. Zij heeft zich immers ook aan de wet gehouden en het door middel van procedures voor elkaar gekregen dat de mosselvisserij eindelijk ophoudt met schade toebrengen aan de zee.

De heer Van der Vlies (SGP):

Die nuance zat gisteren al in mijn betoog. Dat is duidelijk. Ik heb alleen gezegd dat die organisaties behoren na te denken, zij behoren een pas op de plaats te maken en het leven mogelijk te doen zijn voor de mosselzaadvisserij. Als ook de najaarsvergunning wordt betwist – en op dat punt staan wij momenteel – en het mosselzaad niet kan worden opgevist, dan gaat die sector onderuit. Daarom heb ik een beroep gedaan op de Vogelbescherming en de Waddenvereniging om een pas op de plaats te maken. Dat was mijn verhaal gisteren. De gewraakte actie ging over Greenpeace en de door mevrouw Thieme genoemde natuursteenblokken die ik betonblokken noemde. Natuursteenblokken hebben overigens een nog zwaarder soortelijk gewicht en zijn dus gevaarlijker.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Laten wij het daar maar niet over hebben want ik heb gezien hoe flauw daarop werd gereageerd. Het is een groot verschil of betonblokken of natuursteen wordt ingezet. Daarnaast zijn het andere landen in Europa die activiteiten voeren zoals Greenpeace dat doet, juist om te voorkomen dat natuurgebieden worden bevist, maar dat even terzijde.

De heer Van der Vlies zegt dat hij de organisaties zoals de Vogelbescherming heeft opgeroepen om te kijken naar hun acties, maar gisteren hoorde ik hem zeggen dat zij "aangepakt" moeten worden. Ik neem aan dat de heer Van der Vlies betreurt dat hij dat heeft gezegd, want het was kennelijk een oproep.

De heer Van der Vlies (SGP):

Als schepen van Greenpeace op ons territoir natuursteenblokken uitgooien die een bedreiging vormen voor legale activiteiten in dat gebied dan heeft het Openbaar Ministerie op te treden, die schepen aan de ketting te leggen en tot vervolging over te gaan. Zo is dat. Dat noem ik aanpakken. Mijn voorzichtige conclusie is dat mevrouw Thieme en ik, bij alle duo's die gevormd zijn in dit debat, nog maar niet meteen in de boot moeten kruipen.

(gelach)

De heer Van der Vlies (SGP):

Als ik had geweten dat ik dit teweeg zou brengen, had ik het u bespaard, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

U kent het risico bij mij. Ik doe uw tijd weer aan.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dan moet ik op gaan schieten.

Het overleg over de effecten van het voor 2009 voorgenomen beleid op de inkomenspositie van chronisch zieken en gehandicapten loopt nog. Een en ander moet in balans worden gebracht. Er ligt een motie van de SP-fractie. Ik ervaar de toezegging van de minister als een toezegging dat de reparatie komt. In balans brengen kan niet anders zijn dan optrekken naar het niveau van de ander. Zo heb ik het verstaan; als het anders is, hoor ik het wel.

Er zijn warme woorden gewijd aan arbeidsparticipatie, mantelzorg en vrijwilligerswerk. Dat is allemaal terecht. Ik begrijp dat, maar er is een spanningsveld. Wat mij steekt, is dat in de stukken nog steeds over een onbenut arbeidspotentieel wordt gesproken als het gaat om mensen die thuis kleine kinderen verzorgen of zich met mantelzorg of vrijwilligerswerk bezighouden. Daar zouden wij vanaf moeten. Graag zorgvuldigheid op dit punt.

Een volgend punt uit mijn speech van gisteren is de plattelandsontwikkeling. Ik heb gevraagd of het samenwerkingsverband van tien plattelandsgemeenten niet net als de grote en middelgrote steden een zekere status kan krijgen als overlegpartij. Het schriftelijk antwoord hierop is dat het plattelandssamenwerkingsverband verder zou kunnen uitgroeien tot een representatief overlegorgaan. Ik zie dit als een opening naar de situatie die ik heb voorgesteld. Ik wil graag de toezegging dat de regering niet met de armen over elkaar afwacht, maar initiatieven neemt om dat tot stand te brengen.

Het hoofdmoment in het debat was voor mij de urgentie van het ontwikkelen van een tegenkracht tegen beschamende gedragingen in de samenleving tegenover hulp- en dienstverleners en publieke functionarissen. Deze zijn onduldbaar en stuitend. Ik heb hierover graag de motie van collega Rutte over lik-op-stukbeleid en snelrecht mee getekend, want ik geloof dat hier een wereld te winnen valt. Mijn vraag is wat hiervan bij de mensen terechtkomt. Hierover dien ik de volgende motie in, mede namens enkele van mijn collega's.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voortdurende geweld tegen hulpverleners, politieagenten en andere werknemers met een publieke taak volstrekt onaanvaardbaar is en terecht grote maatschappelijke verontwaardiging teweegbrengt;

overwegende dat agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak daarom voortdurend en daadkrachtig moet worden tegengegaan, in de lijn van het programma Veilige Publieke Taak;

overwegende dat daadwerkelijke resultaten bij de burgers op dit moment vaak nog onvoldoende in beeld zijn, terwijl het voor het vertrouwen in de rechtsstaat en voor het afschrikken van mogelijke daders wenselijk is om concrete beleidsresultaten te zien;

verzoekt de regering om te bevorderen dat aansprekende en concrete voorbeelden van lik-op-stukbeleid met de burgers duidelijk worden gecommuniceerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Vlies, Rutte en Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(31700).

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Eén ding is mij vandaag nog eens heel erg duidelijk geworden: dualisme bestaat hier niet. Waar waren die grote regeringspartijen? Waar was het CDA? Waar was de PvdA? Ik dacht dat de heer Van Geel zijn stem verloren had, maar ik ben zeer vereerd dat hij van de paar inhoudelijke woorden die hij hier heeft gesproken er toch nog een relatief groot aantal aan mij heeft gewijd. Dank u wel, mijnheer Van Geel. Dit kabinet spreekt veel woorden, maar heeft geen daadkracht. In het geval van het oplossen van problemen van probleemjongeren blijft bij het praten, praten, praten. Alleen de thee ontbreekt nog!

Al zeker vijftien jaar betalen wij meer dan het dubbele aan ontwikkelingssamenwerking dan het grootste deel van de andere Europese landen, maar toch is hier in de Kamer geen enkele opening mogelijk voor een realistische discussie over dit onderwerp. Overal mag over gepraat worden, maar niet over ontwikkelingssamenwerking en ook niet over de kosten van het generaal pardon. In het verantwoordingsdebat kreeg ik al geen antwoord op mijn vragen over de kosten van dat generaal pardon. Let wel, het is duidelijk dat het generaal pardon niet meer stopgezet kan worden. Het gaat mij erom dat eerlijkheid geboden is. Wanneer je als kabinet vertrouwd wilt worden, dan moet je dat ook verdienen. Je kunt dat verdienen door eerlijk en open te zijn.

Ik heb twee keer geen antwoord gekregen en ik heb dus ook twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat slechts 25% van de burgers vertrouwen heeft in deze regering;

overwegende dat oorzaken hiervoor zijn: gebrek aan daadkracht en achterkamertjespolitiek;

overwegende dat om het vertrouwen bij de burger te herstellen er eerlijkheid over consequenties van ingezet beleid noodzakelijk is;

verzoekt de regering om een eerlijk en open overzicht van de totale kosten van het generaal pardon,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27(31700).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Tweede Kamer haar controlerende taak naar behoren moet kunnen uitvoeren;

overwegende dat dit geldt voor alle onderwerpen die in de Kamer behandeld worden;

overwegende dat dit ook geldt voor het generaal pardon;

overwegende dat dit kabinet geen duidelijkheid wenst te geven over de totale kosten van het generaal pardon;

verzoekt de regering, binnen twee weken volledige duidelijkheid te geven over de kosten van het generaal pardon,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(31700).

Dan zijn wij hiermee gekomen aan het eind van de inbreng van de Kamer in tweede termijn.

De vergadering wordt van 20.05 uur tot 20.42 uur geschorst.

Minister Balkenende:

Mevrouw de voorzitter. Er zijn vanmiddag nog enkele zaken blijven liggen. Ik zal die punten langslopen. Daarna zal ik ingaan op het grote aantal ingediende moties, die toch ook de neerslag zijn van hetgeen hier naar voren is gekomen in de tweede termijn.

Bij het onderdeel financieel en sociaaleconomisch beleid ging het vanmiddag onder andere over de koopkrachteffecten voor alleenstaanden. Ik zal daarop terugkomen bij de bespreking van de motie van de heer Pechtold.

Mevrouw Kant van de fractie van de SP heeft aandacht gevraagd voor de marktwerking in de thuiszorg. Zij wijst op het risico dat medewerkers van de thuiszorg het vak verlaten en verloren gaan voor de zorg. Het kabinet is met mevrouw Kant van mening dat alle medewerkers voor de zorg behouden moeten blijven. Dat is ook de reden geweest dat het kabinet zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. In de eerste plaats door de aangekondigde wijziging van de Wmo. Daarmee wordt de positie van de cliënt verbeterd, maar tegelijkertijd ook de positie van de werknemer. Hierdoor wordt namelijk voorkomen dat thuiszorgmedewerkers worden gedwongen alfahulp te worden. In de Wmo wordt ook een overlegbepaling geïntroduceerd over de overname van personeel. Het kabinet biedt gemeenten daarnaast voorlichting om te komen tot een goed afgewogen aanbesteding.

In de tweede plaats is ook in 2009, net als in de jaren daarvoor, geld beschikbaar voor mobiliteitsbevordering en opleidingen. Het kabinet besteedt deze middelen in goed overleg met werkgevers, werknemers en gemeenten. Bij de aanpak is ook het CWI betrokken. Ik wijs erop dat de aanpak van het Landelijk Mobiliteitscentrum Thuiszorg succesvol is en er daadwerkelijk voor zorgt dat mensen behouden blijven voor de zorg. Ik merk wel op dat het in de zorg uiteindelijk draait om het belang van de cliënt. Uit onderzoek van SGBO bleek onlangs nog dat de cliënt tevreden is over de huishoudelijke hulp en de Wmo. 97% geeft te kennen tevreden te zijn met de hulpverlener die over de vloer komt.

Bij het onderdeel economie algemeen zijn vragen gesteld over het ov, de NS en het superdividend. De fracties van GroenLinks, D66 en de SP hebben gezegd: u roomt het superdividend bij de NS af, terwijl later blijkt dat de tarieven omhoog moeten; wij krijgen graag meer inzicht in de cijfers. In algemene zin kan ik zeggen dat het goed gaat met het spoor. De groei tot nu toe dit jaar was 5,2% en de klanttevredenheid is historisch hoog. De tarieven nemen toe door de kostenontwikkelingen. De NS is een bedrijfsmatig opererend bedrijf dat de kosten moet dekken uit de tarieven. Op grond van de vervoersconcessie mag de NS jaarlijks de tarieven maximaal laten stijgen met de te verwachten inflatie en de wijziging in de hoogte van de gebruiksvergoeding. Het superdividend wordt ingezet voor de groeiambitie voor het spoor en komt ten goede aan de reiziger, omdat er extra spoor voor wordt aangelegd.

De tarieven van de strippenkaarten en abonnementen worden per 1 januari 2009 verhoogd met gemiddeld 4,5%. Dat is vanmiddag aan de orde geweest. De kosten van lonen en brandstof zijn gestegen. Mobiliteit is duurder geworden. Vergeleken met reizigers met andere openbaarvervoersmodaliteiten en de auto is de busreiziger goedkoper uit. De tariefverhoging is berekend met het model dat hiervoor al geruime tijd wordt gebruikt. Daarover bestaan afspraken met de decentrale overheden en de vervoerbedrijven. De kostenontwikkeling is berekend op 3,6%. De gemiddelde tariefstijging die het model berekent, komt uit op 4,5%, omdat er in het model rekening wordt gehouden met de uit de prijsstijgingen resulterende vraaguitval waarvoor gecompenseerd moet worden. Doe je dat niet, dan betekent dat minder openbaar vervoer. De bedrijven hebben namelijk geen andere mogelijkheden om de stijgende kosten op te vangen dan snijden in de kosten. Overigens gaat het vooralsnog om een tariefvoorstel van de NS dat is voorgelegd aan de consumentenorganisaties. De minister van V en W ontvangt op 1 oktober het formele voorstel van de NS.

Het superdividend komt uit het overtollige vermogen van de NS. Dit geld wordt aan de Staat als aandeelhouder uitgekeerd en wordt gebruikt om de schulden van ProRail versneld af te lossen. Hierdoor nemen de rentelasten van ProRail af waardoor er minder geld uit de rijksbegroting naar ProRail hoeft. Van die besparingen worden de investeringen in het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer deels betaald. Dit staat dus los van de tarieven die de NS hanteert voor het reizigersvervoer. De NS is een bedrijfsmatig opererend bedrijf dat de kosten moet dekken uit de tarieven. Op grond van de vervoersconcessie mag de NS jaarlijks de tarieven laten stijgen met de verwachte inflatie en de wijziging in de hoogte van de gebruiksvergoeding. Het kabinet kiest er nadrukkelijk voor om deze middelen in te zetten voor duurzame investeringen en niet voor de consumptie of de exploitatie.

De heer Pechtold (D66):

U klinkt nu meer als een bestuurder van NS dan als een vertegenwoordiger van het kabinet. Dat is niet elk jaar zo. Ik meen dat vorig jaar de kosten ook waren berekend en dat uiteindelijk is afgezien van een totale doorrekening ten gunste van een beperkte. Dat is in het verleden vaker gebeurd. Mijn stelling was dat u als aandeelhouder van NS nu geld uit de kas vraagt. Ik houd staande dat een deel daarvan ook had kunnen worden gebruikt voor een beperktere groei van de stijging van de kaartjes, alleen had u dat geld nodig voor de infrastructuur. Ik vind het fantastisch dat u in infrastructuur investeert, maar dat had u ook kunnen doen volgens het normale model, namelijk met het geld uit de normale begroting. Er wordt dus rondgedraaid met geld, met dat dividend, waar ook een andere keuze had kunnen worden gemaakt. Die maakt u niet.

Minister Balkenende:

Ik geef nu aan hoe de keuzen tot stand zijn gekomen. Ik geef ook precies aan wat er met dit geld wordt gedaan, hoe het wordt besteed en wat de bedoeling daarvan is. Ik hoef niet te herhalen wat ik heb gezegd. U zegt dat wij het anders hadden kunnen doen, maar dit zijn gewoon de afspraken die zijn gemaakt. Het is een bewuste keuze om middelen in te zetten voor duurzame investeringen en niet voor consumptie of exploitatie. Daarmee hebben wij beleid te voeren. Dat doen wij op basis van datgene wat in het verleden is afgesproken, maar wij vinden het ook verstandig beleid. U wilt kennelijk iets anders. U wilt dividend aanwenden voor de exploitatie over de tarieven. Dat is niet onze bedoeling. Dat is ook niet de afspraak geweest.

De heer Pechtold (D66):

Dat is inderdaad een keuze. Ik zeg alleen dat u het dividend nu nodig hebt omdat u zelf geen geld hebt weten vrij te maken voor die duurzame investering. Ik ben daar van harte voor, maar u had dat dividend nodig. Dat is een van de dingen die de soliditeit van uw begroting onderuithaalt. U haalt nu de komende jaren bij Schiphol, bij NS en binnenkort ook bij De Nederlandsche Bank geld uit de kas voor uw reguliere begroting of voor dekking van zaken zoals infrastructuur, wat u ook op een andere manier had kunnen doen. Die keuze legt u nu niet meer voor. Het is inderdaad een heldere keuze, maar het is een teken dat uw begroting weinig solide is.

Minister Balkenende:

Het lijkt mij goed als hierop bij de financiële beschouwingen nog eens uitgebreider wordt ingegaan. Als wij het over dit soort dividend hebben, hebben wij te maken met eenmalige investeringen. Daarvoor is het bestemd en niet voor datgene waarover u nu spreekt, namelijk een soort algemeen dekkingsmiddel. Ik heb uitgelegd hoe het zit.

Voorzitter. De heer Rutte heeft een vraag gesteld over de aanleg van wegen, over de bekende 1250 km en de 50 km voor volgend jaar. Het huidige MIRT bevat een doelstelling van 1250 km. Dat gaat dus niet over deze kabinetsperiode, maar over een periode van zeven jaar. In 2006 en 2007 zijn er 200 strookkilometers – 100 km per jaar – aangelegd. In 2008 stellen wij ongeveer 190 km open. De aanlegportefeuille fluctueert ieder jaar. U weet dat het aanlegprogramma de afgelopen jaren vertraging heeft opgelopen vanwege de luchtkwaliteitproblematiek. In 2009 komt er daardoor 50 km bij. Het aantal openstellingen zal in 2010 en 2011 weer fors zijn. Daarbij komt dat wij op korte termijn de adviezen van de commissie-Elverding implementeren. De minister van Verkeer en Waterstaat dient op zeer korte termijn de vernieuwde spoedwet wegverbreding in bij uw Kamer. Het aantal snel te realiseren wegen neemt hierdoor verder toe. Later dit jaar komt het kabinet met voorstellen om de wetgevingsprocedures structureel te versnellen. Wij zijn dus hard aan de slag.

Er zijn opmerkingen gemaakt over Shell en Esso. Mevrouw Kant heeft gezegd dat deze twee oliemaatschappijen met de stijgende olieprijzen enorme winsten maken met het oppompen van Nederlands gas, gas dat van ons allemaal is. Zij wilde weten om hoeveel geld het gaat en of het kabinet bereid is, de afspraken met oliemaatschappijen aan te passen. Zij vindt dat onze bodemschatten ten goede moeten komen aan de bevolking en niet aan de multinationals. In Nederland wordt ongeveer de helft van het gas geproduceerd in kleine velden. De andere helft komt uit het Groningenveld. Bij stijgende prijzen worden het staatsaandeel en de opbrengsten uit de gaswinning groter. Zo komt de opbrengst van het Groningengas voor het grootste deel nu al ten goede aan de bevolking. Er zijn drie schijven: 70%, 85% en 95%. Het overgrote deel van de winst valt bij de huidige gasprijzen in de derde schijf, waarvan dus 95% naar de Staat gaat. Het vaakgenoemde staatsaandeel in de winst van 70% geldt voor het moeilijker winbare gas uit de kleine velden. Het verhogen van het staatsaandeel in het algemeen en dat van 70% in het bijzonder maakt de gaswinning uit de Nederlandse velden voor oliemaatschappijen onaantrekkelijk vergeleken bij gaswinning in andere landen. Dit gaat dan ten koste van het succesvolle kleineveldenbeleid en in het algemeen van de prikkels om te investeren in een groter aanbod van gas. Ik zie dan ook geen aanleiding om de afspraken met de oliemaatschappijen aan te passen. Overigens zal ik niet ingaan op de winsten van individuele bedrijven. Het is niet aan het kabinet om daarover uitspraken te doen.

Mevrouw Kant (SP):

Dit gaat niet om zomaar winsten maar om de inkomsten en winsten uit de winning van gas in Nederland. In het verleden zijn daarover afspraken gemaakt, die leiden tot de uitleg die u geeft in de huidige situatie. Mijn vraag was echter: om hoeveel miljarden gaat en hoe is dat bedrag de afgelopen jaren gestegen?

Minister Balkenende:

Ik heb de structuur geschetst van wat er bij ons binnenkomt en de percentages in relatie tot de verantwoordelijkheden van de oliemaatschappijen. De precieze miljarden weet ik nu niet. Ik zal bezien hoe ik die vraag nog kan beantwoorden en de Kamer dat schriftelijk laten weten. Of laat ik dit voorstellen: bij de financiële beschouwingen krijgt u de gevraagde informatie.

Mevrouw Kant (SP):

Dan kan ik u er nu verder niet over ondervragen, dus dat is jammer. Laten wij dan maar doen zoals u het voorstelt. In dat geval wil ik wel precies weten hoeveel miljarden er naar de oliemaatschappijen gaan en in welke mate dat bedrag de afgelopen jaren is gestegen.

Minister Balkenende:

Wij zullen u de informatie geven waarover wij beschikken. Die informatie bereikt de Kamer voor de financiële beschouwingen.

Over kernenergie hoef ik niet al te veel meer te zeggen. De afgelopen week zijn er twee brieven over kernenergie naar de Kamer verzonden. Hierin is onder meer aangekondigd dat er een nota van wijziging wordt ingediend. De hoofdlijnen daarvan zullen binnen enkele dagen per brief worden toegelicht. Hierin heeft de Tweede Kamer het laatste woord. Bij vergunningverlening is er sprake van een aangewezen bevoegd gezag. Voor vergunningverlening op basis van de Kernenergiewet is dit de minister van VROM in afstemming met de ministers van EZ en SZW. De huidige Kernenergiewet moet aangepast worden, met name om de juridische systematiek up-to-date te maken. De criteria op basis van de wet zijn veilig genoeg, maar kunnen natuurlijk altijd veiliger.

De voorzitter:

Mag het een beetje stiller? Dat is echt nodig. De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Balkenende:

In het kader van het thema duurzaamheid vroeg mevrouw Halsema: hoe zit het nu eigenlijk met die harde maatregelen? Daarover het volgende. Wij zetten alles in op een verdubbeling van de hoeveelheid duurzame energie in vier jaar tijd, een groeipercentage van 20 per jaar. De CO2-uitstoot van bedrijven wordt alleen in de komende periode al met meer dan 10% gekort. De normen voor nieuwbouw worden 25% aangescherpt. De Kamer heeft verschillende voorstellen gedaan voor verdere aanscherping van het reeds ingezette beleid. Deze suggereren dat het huidige beleid niet concreet genoeg is. Laat ik het maar duidelijk zeggen: dat is niet zo. Het werkprogramma Schoon en Zuinig bevat de realistische maatregelen op dit moment, die zowel politiek als praktische haalbaar zijn. Met het sluiten van convenanten met de relevante sectoren hebben wij de basis gelegd voor een breed draagvlak. Nu komt het aan op uitvoeren. Dat vraagt van alle partijen een zeer forse inspanning. Het zou een verkeerd en demotiverend signaal aan die partijen zijn als wij nu eenzijdig besluiten dat dit onvoldoende is. Afgesproken is om in 2010 een evaluatie uit te voeren en te bepalen in hoeverre verder aanvullend beleid noodzakelijk is. Dan zullen wij de balans opmaken. Als de vorderingen niet snel genoeg gaan, zullen wij ingrijpen met aanvullend beleid en maatregelen.

De concrete maatregelen hebben betrekking op energie, gebouwde omgeving, landbouw en industrie, verkeer en waterstaat, industrie en medeoverheden. Ik kan ook nog iets zeggen over de internationale kant. Wij kunnen twee dingen doen: ik ga het allemaal voorlezen of ik geef het aan u, voorzitter. U kunt het dan verspreiden onder de leden en aan de Handelingen laten toevoegen. "Energie. Met de start van de stimuleringsregeling duurzame energie is ruimte gecreëerd voor een forse toename aan duurzame energie voor in totaal 3020 MW, 2070 MW wind op land, twee tenders wind op zee ... " Voorzitter, moet ik dit allemaal voorlezen?

Minister Balkenende:

Dan zal ik het u overhandigen.

De voorzitter:

Dat lijkt mij goed. Ik zorg er dan voor dat iedereen het kan lezen en dat het als bijlage wordt toegevoegd aan de Handelingen.

(De bijlage is opgenomen aan het eind van deze editie)3

De voorzitter:

Mijnheer, mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik hoorde u "mevrouw Pechtold" zeggen.

De voorzitter:

Nee. U hebt wel een goed geheugen, maar nu niet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Eerlijk gezegd, vind ik het een leuke truc, minister-president. U komt nu met een lijst met allang bekende maatregelen. Niemand heeft er zin in om die nog een keer te horen; ook ik ga het feestje niet versjteren. Ik had echter een eenvoudige vraag gesteld. In de eerste termijn zette u alle kaarten op het werkprogramma Schoon en Zuinig. Dit was nadat u kennis had genomen van de Milieubalans waarin staat: met dit beleid – de drie pagina's die u nu uitdeelt – haalt u het gewoon niet. Wat gaat u doen om het alsnog te halen?

Minister Balkenende:

Vanmiddag hebben wij dit punt aan de orde gehad. Een deel wordt nu aangegeven. Ik heb vanmiddag ook een- en andermaal gezegd dat een aantal maatregelen nog niet in de berekeningen is meegenomen en ik heb gewezen op de bestaande plannen. Deze moeten wij erbij betrekken, waardoor het percentage stukken hoger zal liggen dan 50. U tweede vraag was, wat de concrete maatregelen zijn. Op die vraag heb ik antwoord gegeven door middel van de notitie die ik aan de voorzitter van de Kamer heb gegeven.

De heer Pechtold vroeg of het kabinet de doelstelling zal halen van de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur, met name als het gaat om de bescherming van kwetsbare gebieden. Welnu, de Nederlandse regering voert een gericht beleid om de biodiversiteit te beschermen. Het belangrijkste onderdeel van dit beleid is de vorming van de ehs. De doelstelling van het kabinet is nog steeds om in 2018 728.550 ha. ehs te hebben gerealiseerd. Aan deze doelstelling houden wij vast. Voor de periode 2007 tot 2013 is in het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied in bestuursovereenkomsten tussen provincies en het Rijk de regie over de voortgang van de ehs bij de provincies gelegd. Om de doelstelling te halen, is het volgens de Natuurbalans nodig dat de inrichting van nieuw verworven gronden meer prioriteit krijgt. Ik deel de visie van het Planbureau voor de Leefomgeving. De vorming van samenhangende grote eenheden natuur zal de doelmatigheid van het natuurbeleid vergroten. Daarbij moeten wij prioriteit geven aan internationaal unieke natuurwaarden in Nederland. Met Natura 2000-gebieden geeft Nederland invulling aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Binnen deze gebieden wordt de Europese unieke natuur beschermd. In 2009 moeten alle 162 gebieden in ontwerp zijn aangewezen en zal naar verwachting circa de helft van de gebieden ook definitief worden aangewezen. Tevens zullen voor circa 100 gebieden de beheerplannen in concept zijn afgerond.

Voor biodiversiteit is naast de verwerving van natuurgebieden ook de kwaliteit van het agrarisch gebied voor flora en fauna van belang. Volgens de Natuurbalans gaat het niet goed met de ecologische kwaliteit in de agrarische gebieden. Daarin kunnen nu juist agrariërs een belangrijke rol vervullen. Ondanks al deze maatregelen maakt het kabinet zich zorgen over de biodiversiteit in Nederland. Daarom hebben wij besloten om een interdepartementaal beleidsonderzoek te doen naar de extra mogelijkheden die wij hebben om de doelen van de biodiversiteit en de ehs te halen. In de Miljoenennota wordt dit onderzoek aangekondigd.

De heer Pechtold (D66):

Ik ben blij dat u de urgentie deelt, maar de vraag is natuurlijk niet of u weer een onderzoek gaat doen, maar of u bereid bent, in de voorliggende kabinetsperiode geld vrij te maken, als uit dit onderzoek blijkt dat dit nodig is. De periode loopt tot 2018, maar u kunt tot 2011 ook nog een hoop doen.

Minister Balkenende:

Ik ga nu uiteraard geen uitspraken doen over gelden. Ik heb aangegeven wat ook onze zorgen zijn. Dat is de reden waarom er een IBO komt. Ik ga nog geen voorschot nemen op wat nog zou kunnen komen. Wij hebben te maken met de doelstelling tot 2018. Ik heb het ook gehad over de periode van 2007 tot 2013. Wanneer het onderzoek klaar is, zullen wij ons nader beraden. U zult dan nader van ons horen.

De heer Pechtold (D66):

U legt een urgentieverklaring af: het gaat nog niet goed. Dan mag ik aannemen dat het niet bij voorbaat een budgettair neutraal onderzoek is. U zegt dus niet: het is nu dit en het moet dit blijven?

Minister Balkenende:

Wij moeten de zaken in de goede volgorde bezien. Wij laten een onderzoek verrichten. Vervolgens wachten wij de resultaten daarvan af en dan zullen wij onze positie bepalen. Vooruitlopend daarop zal ik nu uiteraard nog geen verdere uitspraken doen. Dat kan ik ook niet doen.

Op het gebied van de maatschappelijke problematiek en het thema veiligheid heeft mevrouw Halsema gesproken over de mogelijkheden om rechters in wijken te plaatsen en daar recht te laten spreken. Het rechtspreken in de buurt is mijns inziens een sympathiek idee. Mede naar aanleiding van een eerder experiment in Heerlen heeft de minister van Justitie op 22 april jongstleden aan de vaste commissie van Justitie over het lik-op-stukbeleid toegezegd, te zullen nagaan of er nuttige toepassing kan worden gegeven aan het werken met rijdende rechters. Daarbij gaat het onder meer om de veiligheid en het gezag van de rechter. De Raad voor de Rechtspraak moet hierover nog adviseren. De minister van Justitie zal de Tweede Kamer voor de behandeling van de begroting van het ministerie van Justitie nader informeren. Ik wijs erop dat ook via buurtbemiddeling en mediation conflicten tussen burgers worden opgelost. Het ministerie van Justitie steunt 100 projecten van buurtbemiddeling. Deze manier van conflicten oplossen geeft goede resultaten; de meeste deelnemers zijn achteraf tevreden.

Mevrouw Kant heeft gevraagd naar onze reactie op het rapport "De buurt, de schaal van de toekomst". In dat rapport wordt gesteld dat de buurt een goede schaal is om publieke voorzieningen te organiseren. Het rapport gaat bijvoorbeeld in op zorg, veiligheid en onderwijs. Zoals al tijdens de eerste termijn is besproken, is een integrale reactie van het kabinet niet mogelijk tijdens dit debat, maar ik kan er wel het volgende over zeggen. Veel elementen van het rapport ziet het kabinet als ondersteuning van het beleid, al blijft het van belang om onderscheid te maken tussen kleinschaligheid van organisaties en kleinschaligheid van voorzieningen en dienstverlening. Al met al acht het kabinet het onderwerp een dialoog waard. Ik wil graag toezeggen dat de minister voor WWI namens het kabinet de Kamer een reactie op hoofdlijnen op dit rapport zal toezenden. Vervolgens zou bespreking kunnen plaatsvinden tijdens het al geplande overleg over de wijkaanpak, dat op 13 november plaatsvindt. Mevrouw Kant heeft aangegeven, specifieke belangstelling te hebben voor het onderdeel zorg in de buurt en in het verlengde hiervan voor een plan voor verpleeghuizen in de buurt. Ik wil haar graag verwijzen naar de brief over kleinschalige zorgvoorzieningen die het kabinet in oktober aanstaande aan de Kamer zal zenden.

Mevrouw Kant (SP):

Deze suggestie vind ik heel mooi. Het is fijn dat u daarop wilt reageren en ik hoop dat het kabinet wil ingaan op de concrete voorstellen die wij doen. Over de vraag hoe wij het hier in de Kamer behandelen, moet de Kamer denk ik nog even apart spreken.

Minister Balkenende:

Dat is uiteraard uw verantwoordelijkheid. Het was een suggestie om het te betrekken bij het algemeen overleg over de wijkaanpak. Het is aan de Kamer om daarover te beslissen, daar hebt u gelijk in.

Mevrouw Halsema heeft in tweede termijn gesproken over haar voorstel voor een Deltacommissie voor de jeugd. Het is goed om ons hierbij het volgende te realiseren. Er is al heel veel onderzoek gedaan en er is veel informatie beschikbaar. Het kabinet wil de problemen in samenhang aanpakken, in samenspraak met provincies en gemeenten. Het versneld wegwerken van de wachtlijsten in de jeugdzorg is daar een concreet voorbeeld van. Tegen die achtergrond en gezien de aandacht die het snel handelen krijgt, zien wij op grond van het feit dat er al zoveel onderzoek en informatie is, niet direct de meerwaarde in van het hebben van een speciale Deltacommissie.

Dan kom ik bij mevrouw Verdonk.

De voorzitter:

Mevrouw Verdonk is er gewoon.

Minister Balkenende:

Ja, maar ik wacht even af wat er gebeurt. Ik kan toch gewoon doorgaan?

De voorzitter:

Ja, natuurlijk.

Minister Balkenende:

Dat dacht ik ook.

Mevrouw Verdonk heeft gevraagd hoe het nu precies zat met de normen die zijn gesteld ten aanzien van die 0,7%. In VN- en OESO-kader wordt al tientallen jaren een percentage van 0,7 van het bruto nationaal inkomen als streefcijfer gehanteerd voor de officiële ontwikkelingshulp, de ODA-norm. De EU heeft dat percentage in 2002 in de aanloop naar de Montereyconferentie omarmd als streefdoel voor de lidstaten. Veel landen voldoen er al aan. Landen als Zweden, Denemarken en Luxemburg geven zelfs relatief meer aan OS dan Nederland. De hulp uit het Verenigd Koninkrijk neemt snel toe. In mei 2005 is het streefdoel nader geconcretiseerd met een tijdpad. De 0,7% zal uiterlijk in 2015 worden gerealiseerd. Voor de bescherming van het milieu in ontwikkelingslanden heeft Nederland besloten – dit was een kabinet waar juist de VVD deel van uitmaakte – om jaarlijks 0,1% beschikbaar te stellen, bovenop de internationale norm van 0,7%. Tegen de heer Rutte zeg ik over de effectiviteit van de hulp nog dat onder leiding van Nederland beter wordt samengewerkt en dat het aantal missies juist significant afneemt.

Voorzitter. Daarmee heb ik de zaken behandeld die nog op mijn lijstje stonden. Dan is het misschien goed om over te gaan naar de behandeling van de ingediende moties, waarin een aantal van deze zaken weer terugkomt.

De voorzitter:

Een aantal leden mist nog iets. Mijnheer Van der Vlies.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik had nog een reactie gevraagd op de ontwikkelingen rondom de P10, de tien plattelandsgemeenten die zoeken naar een overlegstructuur om het accent van het platteland naast dat van het grootstedelijk gebied vast te houden op de politieke agenda. Ik had daarover een vraag gesteld in tweede termijn en ik zou daar wel graag een antwoord op hebben.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik moet de heer Van der Vlies dat antwoord even schuldig blijven. Ik heb daar meer informatie voor nodig. Mag ik dat schriftelijk doen?

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat is goed.

Mevrouw Kant (SP):

Ik mis toch nog een antwoord op de verrijking aan de top. Misschien wilt u dat onderwerp liever uit de weg gaan, maar ik heb u nu al twee keer gevraagd waarom het kabinet daar zo weinig aan doet. Laat ik het houden bij de publieke sector. Daar doet u wel wat aan, maar wij zijn er ontevreden over dat het kabinet in de zorg en bij de woningbouwcorporaties met een code komt, terwijl het bij de zorgverzekeraars en de energiebedrijven helemaal niet vindt dat er een norm moet komen. Daar gaat het toch echt om vier, vijf, zes ton.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik vind dat wij ook rekening moeten houden met de manier waarop hier over de bewuste akkoorden gesproken is. Er is een overleg geweest met de minister van BZK. Dat was een algemeen gesprek. Wij hebben gezegd dat het uiteraard mogelijk is om met andere ministeries te spreken over de betreffende sectoren. Dat is ook het moment om daar nader bij stil te staan. Wij hebben het algemene kader aangegeven rondom de Dijkstaldiscussie. Dat wil ik hier niet herhalen. Er is met de minister van BZK gesproken over wat het kabinet voor ogen staat. Er ligt hier ook een voorstel voor wetgeving. Bij dat overleg is toen gezegd dat bijvoorbeeld ten aanzien van de zorg een apart overleg zou kunnen plaatsvinden. Het lijkt mij het beste om dat overleg daar te voeren, en niet hier, want ik heb niets meer toe te voegen aan wat al is besproken met de minister van BZK.

Mevrouw Kant (SP):

Maar dit is het moment dat ik het aan u kan vragen. Ik wil toch graag weten waarom dit kabinet ervoor heeft gekozen om die norm niet in de hele publieke sector af te dwingen. Als je dat dan weer aan codes overlaat – kijk naar de zorg, kijk naar de ziekenhuisdirecteuren en de thuiszorg – dan gaat die verrijking gewoon door. Ik wil dus weten waarom er niet ook in de zorg, bij de zorgverzekeraars, de energiebedrijven en de woningbouwcorporaties een keiharde norm wordt gesteld.

Minister Balkenende:

Precies dat punt is aan de orde geweest tijdens het overleg met de minister van BZK. U stelt het hier nu weer aan de orde. Ik geef u nu precies hetzelfde antwoord als de minister van BZK tijdens dit overleg heeft gegeven. Toen heeft zij een algemeen kader neergezet en de argumenten aangedragen. Toen is ook gezegd dat, uiteraard als de Kamer dit wenst, een vervolgoverleg kan plaatsvinden per sector. Daarom vind ik het echt niet nodig om opnieuw in te gaan op de vraag waarop het antwoord allang is uiteengezet.

De voorzitter:

Mevrouw Kant heeft een afsluitende opmerking.

Mevrouw Kant (SP):

Afsluitend? Ik schiet op deze manier niet erg op. Ik vraag de minister-president waarom er niet gekozen is voor een keiharde norm voor alle genoemde sectoren van de publieke sector. Ik krijg helaas geen antwoord. Dat vind ik teleurstellend. Waarom is er niet één lijn getrokken en gaan wij zo'n norm voor de hele publieke sector niet gewoon regelen?

Minister Balkenende:

Een minister heeft de mogelijkheid om in een code een norm te stellen. Mevrouw Kant wil echter een norm die voor alle sectoren geldt. Wij hebben zojuist gezegd dat de werkelijkheid zo niet in elkaar zit. Er kunnen omstandigheden zijn die het noodzakelijk maken om het anders te doen. Dit is omstandig toegelicht door de minister van BZK. De Kamer zal hierover per sector met de verantwoordelijke bewindspersoon een nader gesprek moeten aangaan. Daarbij is het aan deze bewindspersoon om aan te geven of hij een norm stelt, of dat er een andere regeling kan worden getroffen. Dit is de essentie van onze voorstellen. Ik heb niets toe te voegen aan wat de minister van BZK hierover heeft gezegd.

De heer Rutte (VVD):

De minister-president heeft mij toegezegd om terug te komen op de kwestie van het tegengaan van integratie. Er zijn bijvoorbeeld salafistische imams die door Nederland reizen en actief integratie tegenwerken. Dit gaat verder dan het zaaien van haat, want dit gaat ook over het actief tegenwerken van integratie. Wij vinden het wenselijk om te komen tot wetgeving om dit te bestrijden.

Minister Balkenende:

De heer Rutte vindt dat de regering salafistische imams moet bestrijden die in Nederland een boodschap van haat prediken en integratie in de weg staan. Hij wil het liefst dat dit met wetgeving gebeurt. Ik heb vanmiddag al gezegd dat dit onderwerp aandacht behoeft, omdat het hierbij gaat om het aanzetten tot haat. Het kabinet vindt het onaanvaardbaar als imams de integratie van geloofsgenoten in de Nederlandse maatschappij in de weg staan of zelfs tegengaan. Wij zijn er daarom zeer op gebrand om radicaliserende en de integratie belemmerende ontwikkelingen tegen te gaan. Wij doen dit met een driesporenbeleid dat voorziet in een stevige aanpak van enerzijds het zaaien van haat en van anderzijds activiteiten die integratie tegengaan. Het eerste spoor betreft het versterken van de weerbaarheid tegen radicalisering, bijvoorbeeld door eerstelijnswerkers zoals jongerenwerkers, politieagenten en docenten te trainen om signalen van radicalisering vroegtijdig te herkennen en ermee aan de slag te gaan. Het tweede spoor bestaat uit de confrontatie als een imam over de schreef gaat met boodschappen die radicalisering of het tegengaan van integratie beogen. Hij wordt in een indringend gesprek hiermee geconfronteerd door het lokaal bestuur. Het derde spoor betreft de aanpak van degenen die het onverdraagzaam gedachtegoed uitdragen. Er wordt strafrechtelijk ingegrepen als er sprake is van strafbare feiten zoals het dreigen met, of het gebruik van geweld en het aanzetten tot haat en geweld. De strafrechter kan in bepaalde gevallen een ontzetting uit het beroep opleggen. Een wetsvoorstel waarmee wordt beoogd om de mogelijkheden van het opleggen van een ontzetting uit het beroep te verruimen, is bij de Kamer in behandeling. Zoals in de brief van de minister van BZK van 17 oktober 2007 aan de Kamer is gemeld, zijn ook vreemdelingenrechtelijke maatregelen mogelijk. Dit geldt uiteraard uitsluitend als het hierbij gaat om niet-Nederlanders. Voortgezet verblijf kan worden geweigerd wegens gevaar voor de openbare orde. Dit vraagstuk hangt met andere woorden samen met de vraag wat de juridische status is van de desbetreffende persoon. Voor mensen met de Nederlandse nationaliteit geldt een ander verhaal dan voor mensen met een andere nationaliteit. In het laatste geval liggen de zaken uiteraard veel gemakkelijker.

De heer Rutte (VVD):

Eerlijk gezegd ben ik in het donkere bos van alle nota's en overleggen even de weg kwijtgeraakt. Ik had een heel simpele vraag. Is de minister-president het met mij eens dat er wetgeving zou moeten komen die het mogelijk maakt om salafistische imams en anderen die integratie actief tegengaan te berechten en zo mogelijk het land uit te zetten? Ik bedoel dus minimaal berechten en zo mogelijk het land uitzetten. Ik praat niet over haat zaaien. Daarvoor is uiteraard al wetgeving die kan worden aangescherpt. Ik praat nu over het actief tegengaan van integratie.

Minister Balkenende:

Dat zeg ik u toch net! Ik zei al dat de strafrechter in bepaalde gevallen een ontzetting uit het beroep kan opleggen. Er kunnen maatregelen worden genomen als de uitlatingen daartoe aanleiding geven. Uitzetting hangt samen met de vraag of iemand Nederlander is, zoals ik al zei.

De heer Rutte (VVD):

Dat betekent dus dat de minister-president het blijkbaar niet met mij eens is dat er specifieke wetgeving nodig is om het actief tegengaan van integratie op zichzelf strafbaar te stellen. Dat is echt iets anders dan iemand uit het beroep zetten. De urgentie wordt blijkbaar verschillend gevoeld bij hem en bij mij. Maar goed, hij heeft de informatie ook pas net tot zich moeten nemen. Ik stel voor dat wij er op terugkomen.

Minister Balkenende:

Dit komt uiteraard terug, al was het alleen maar omdat er natuurlijk bepaalde voorstellen liggen. Er zijn zaken die verder kunnen worden besproken bij het betreffende begrotingshoofdstuk. Ik zeg wel dat wij rekening moeten houden met de vraag wat precies de juridische status is van iemand, de vraag of iemand Nederlander is of niet. Ik gaf de heer Rutte zojuist aan hoe die zaken liggen. Laten wij het er maar op houden dat hij zijn punten heeft gemaakt en dat de zaak terugkomt bij de begrotingsbehandeling.

De heer Rutte (VVD):

Ik heb één punt ter afsluiting. Ook iemand die een Nederlander is, wil ik kunnen berechten. Dat gaat verder dan allen maar uit het beroep zetten. Mijn fractie vindt dit belangrijk, het is een zwaarwegend punt voor de VVD-fractie. Wij overwegen zelf met initiatiefwetgeving te komen, maar het zou natuurlijk geweldig zijn als het kabinet met voorstellen komt. Wij zullen het nauwgezet volgen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik heb op twee vragen geen antwoord gekregen. De eerste is of dit kabinet inderdaad de kinderbijslag gaat korten van ouders die hun kinderen helemaal niet op willen voeden. Die kinderbijslag kan beter gebruikt worden voor een instantie die dat wel doet. De tweede vraag is of de politieagenten die de minister-president als taxichauffeur wil gaan inzetten de mogelijkheid krijgen een boete of andere sanctie aan ouders op te leggen.

Minister Balkenende:

Kunt u het punt van de politieagenten herhalen?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Krijgen de politieagenten die u gebruikt als taxichauffeurs, die kinderen naar huis moeten brengen, de mogelijkheid om ouders een boete of andere sanctie op te leggen als zij het kind voor de eerste, tweede of vijfde keer thuisbrengen?

Minister Balkenende:

Ik zal dit punt van de boetes nader laten bespreken met de minister van Justitie. Het lijkt mij het beste als wij bij de begrotingsbehandeling van het ministerie van Justitie terugkomen op dit specifieke punt. Hetzelfde geldt voor de andere vraag. Het lijkt mij beter als het op dat moment aan de orde komt.

De voorzitter:

De minister-president vervolgt nu, denk ik, zijn betoog met zijn oordeel over de moties.

Minister Balkenende:

Dat zijn er heel veel. Ik begin met de motie van de leden Kant en Halsema op stuk nr. 4. Deze motie betreft de situatie van de laagste inkomens, het koopkrachtverlies. De regering wordt verzocht het koopkrachtverlies voor deze groepen te repareren. De motie op stuk nr. 5 behandelt hetzelfde onderwerp. Ik zal ze in één keer behandelen. Vanochtend hebben wij uitgebreid over dit onderwerp gesproken. Voor het punt van de specifieke situatie van chronisch zieken en gehandicapten heb ik al verwezen naar de brief van de ministers Donner en Bos. Daarover zal nog nader worden gesproken. Tegen die achtergrond en tegen de achtergrond van het algemene debat, moet ik aanneming van deze twee moties ontraden, zoals ook voortvloeit uit de beantwoording in eerste termijn van de kant van het kabinet.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 6, van de leden Kant en Halsema. In deze motie wordt de regering verzocht om de nominale premie van de basisverzekering te verlagen tot € 400 en een aanvullend, inkomensafhankelijk werknemersdeel in te voeren. Het kabinet ontraadt aanneming van deze motie. Dit debat is vaker gevoerd. Wij zijn geen voorstander van de verandering van een systematiek die nog maar betrekkelijk kortgeleden is ingevoerd. Bovendien zou het voorstel ook nog te zeer de middengroepen raken. Tegen de achtergrond van deze argumenten ontraden wij aanneming van deze motie.

Mevrouw Kant (SP):

Het is spijtig dat de minister-president toch weer meewerkt aan het laten voortbestaan van het misverstand. Het CPB heeft ons voorstel doorgerekend. De lagere en middeninkomens gaan er juist op vooruit. Dat de mensen met lagere inkomens er voordeel van hebben, lost ook het probleem van niet eerlijk delen op dat dit kabinet heeft. Het is jammer dat de minister-president meewerkt aan het misverstand dat in deze Kamer is opgeroepen. Tweeverdieners met een inkomen tot en met € 80.000 gaan erop vooruit. Boven dat inkomen gaan mensen heel langzaam een beetje meer betalen.

Minister Balkenende:

Ik heb mij laten vertellen dat het omslagpunt lager ligt, bij € 63.000. Dan praat je echt over mensen met...

Mevrouw Kant (SP):

Dan moet u zich niet dingen laten vertellen, maar gewoon lezen wat het CPB aangeeft!

Minister Balkenende:

Mijn informatie is dat dat het omslagpunt is, maar afgezien van deze technische discussie heb ik al aangegeven dat wij de zaak niet moeten veranderen, juist nu wij een nieuwe systematiek hebben. Dat zou de consistentie en de continuïteit geen goed doen.

In de motie op stuk nr. 7 wordt de regering verzocht, de doorwerkbonus niet door te laten gaan en dat geld te gebruiken voor verbetering van de koopkracht. Ik heb vandaag aangegeven dat de doorwerkbonus juist een belangrijk instrument is om langer werken te stimuleren. Het is nadrukkelijk een participatie-instrument; wij houden hieraan vast en daarom ontraden wij de Kamer, deze motie aan te nemen.

Mevrouw Kant stelt in haar motie op stuk nr. 8 dat het onderwijspersoneel op basisscholen te veel tijd kwijt is aan administratieve en organisatorische zaken, zodat zij de regering verzoekt, als streefdoel te formuleren dat in deze kabinetsperiode op de basisscholen ten minste één conciërge of ondersteunende kracht werkzaam is. Nu is er al geld vrijgemaakt voor het aanstellen van zevenhonderd conciërges en daarnaast proberen wij er een mouw aan te passen om nog negenhonderd aanvragen toe te wijzen. Nog verder gaan zou te bezwaarlijk zijn; wij hebben meer sympathie voor de motie van mevrouw Hamer op dit punt en tegen deze achtergrond ontraden wij de Kamer, motie op stuk nr. 8 aan te nemen.

Dan ben ik bij motie op stuk nr. 9 van de leden Kant en Rutte, waarin de regering wordt verzocht, het gemeentelijk WWB-deel te ontschotten en gemeenten de mogelijkheid te geven, de middelen ten behoeve van re-integratietrajecten voor jongeren eerder in te zetten ter preventie van schooluitval, bijvoorbeeld voor het oprichten van kleinschalige vak- en buurtscholen. Wij achten deze motie overbodig. De wens van mevrouw Kant en de heer Rutte is sympathiek, maar met de invoering van het participatiebudget per 1 januari 2009 vervalt de eis van inschrijving bij het CWI voor het inzetten van re-integratiegelden, en daarnaast kunnen gemeenten leerplicht, kwalificatieplicht en leerwerkaanbod inzetten. Het kabinet praat verder met gemeenten naar aanleiding van het initiatief van Rotterdam voor het preventief inzetten van het W-budget van de WWB. Tegen deze achtergrond vinden wij deze motie niet nodig.

De heer Rutte (VVD):

Het gaat precies over het inzetten van het W-deel van de WWB voor buurt- en vakscholen. Ik heb zelf onder uw leiding die wet mogen maken en heb die vervolgens in de Kamer mogen verdedigen. Wij hebben toen dat schot erin gezet omdat wij die gemeenten moesten opleiden in dat nieuwe denken. Dat is inmiddels goed gelukt. Ik acht het absoluut noodzakelijk dat het schot er nu uitgaat, want het zit in de weg; wij zijn nu een fase verder. Ik kan u verzekeren dat dit nu niet is geregeld. Het kabinet kan dit simpelweg regelen en hierin ook het initiatief nemen. Dan maakt u het mogelijk om dit in die buurtjes voor die zeer kwetsbare groep jongeren die nu niet naar normale scholen gaat, dus lokaal te organiseren.

Minister Balkenende:

Ik heb aangegeven hoe wij tegen deze zaak aankijken. Er wordt, bijvoorbeeld met de gemeente Rotterdam, gesproken over het preventief inzetten van het W-budget. Ik heb aangegeven wat gemeenten op het ogenblik kunnen, en wij zijn er niet van overtuigd dat wij deze motie nu nodig hebben, hoe sympathiek die misschien ook is. Wij denken dat er met de huidige instrumenten het nodige kan worden gedaan. Op dat punt zien wij het net een slag anders dan u.

Mevrouw Kant (SP):

U vindt het dus wel gewenst dat het kan, maar u ziet het anders. Maar de gemeenten zien het ook anders; die zien namelijk dat zij het budget daarvoor niet kunnen inzetten. Nog even heel concreet: het gaat er dus om, kinderen die nog wel op school zitten, maar die dreigen uit te vallen en die nog niet op zoek zijn naar arbeid, te begeleiden naar werk, om te voorkomen dat zij tussen wal en schip vallen. Dat is de essentie van waar dit om gaat en in de wet is nu geregeld dat dit niet mag.

Minister Balkenende:

Wij zijn nu juist druk bezig, te bekijken hoe wij deze thematiek kunnen aanpakken. Ik heb u zojuist drie argumenten genoemd. Wij zijn er druk mee bezig. Dan denk ik: laten wij nu de zaken waarvoor het kabinet zich inzet, tot een succes maken, zonder dat wij nu ineens deze systematiek zouden moeten volgen. Ik denk dat wij met wat het kabinet nu doet – het overleg met de gemeenten naar aanleiding van het initiatief van Rotterdam, wat gemeenten zelf kunnen – een behoorlijk antwoord kunnen geven op dit alles. Daarom lijkt het mij beter dat het kabinet deze motie niet overneemt.

Mevrouw Kant (SP):

Als het kabinet wil dat kan wat deze motie vraagt, dan is er volgens mij nog onduidelijkheid over de vraag of er wel of niet nieuwe mogelijkheden moeten komen die de wet nog niet biedt. Ik wil daarom voorstellen – ik kijk even naar de mede-indiener – dat het kabinet wat uitvoeriger reageert op de motie en ook te rade gaat bij de gemeenten om na te gaan wat nu de problemen zijn en dat de Kamer laat weten. Dan kunnen wij de motie aanhouden.

De heer Rutte (VVD):

Ik sluit mij hierbij aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Kant en de heer Rutte stel ik voor, hun motie (31700, nr. 9) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Balkenende:

Wij zullen ervoor zorgen dat de verlangde informatie de Kamer zal bereiken.

Dan ben ik toe aan de motie op stuk nr. 10, de motie van de Kamerleden Van Geel, Hamer en Slob. Met die motie gaat het om diverse zaken. Er staat: "verzoekt de regering, maximaal 165 mln. over een periode van drie jaar van deze incidentele opbrengsten uit staatsdeelnemingen ten goede te laten komen van respectievelijk:

  • - het oplossen van regionale infrastructurele knelpunten;

  • - het ophogen van het eenmalige budget van de Nota Ruimte ter bevordering van gebiedsontwikkeling en kwalitatief goede woningbouw en bedrijventerreinen;

  • - het uitwerken en voorbereiden van de voorstellen van de commissie-Veerman".

Deze motie lijkt uitvoerbaar en ook financieel sluitend te krijgen met de dekkingsvoorstellen die aan deze motie zijn toegevoegd. Ik zeg u toe dat de minister van Financiën hierop voor de algemene financiële beschouwingen nader zal terugkomen. Ik maak wel een opmerking over de post "inperking inhuur externen". Die komt bovenop de reeds bestaande reductiedoelstellingen. Dat betekent dat het van belang is dat de Kamer rekening houdt met het feit dat wij op deze manier minder mogelijkheden hebben om externen in te huren. Dat zou een rem kunnen betekenen op de vragen die de Kamer ons wil stellen. Ik zeg het alvast maar.

Wat de bedrijventerreinen betreft is het goed om te zeggen dat het hier niet alleen om de Nota Ruimte gaat; het gaat ook om bedrijventerreinen die feitelijk bij het domein van Economische Zaken horen. Voor het overige laat ik uiteraard het oordeel aan de Kamer, maar u merkt dat het kabinet een sympathieke houding aanneemt.

Dan kom ik toe aan de motie op stuk nr. 11 van de heer Rutte. Met die motie roept hij "de regering op om samen met andere landen die vergelijkbare beletsels ervaren te streven naar zodanige aanpassing van de betreffende verdragen dat deze beletsels worden weggenomen". Daarbij gaat het om zaken die te maken hebben met toelating en uitzetting van vreemdelingen. Allereerst merk ik op dat wij aanneming van deze motie ontraden. Het kabinet toetst uiteraard voorgestelde Europese regelgeving en voorgestelde wijzigingen steeds aan de doelstellingen van het Nederlandse immigratiebeleid. In het concrete geval van de Burgerschapsrichtlijn en het daarop betrekking hebbende Metockarrest zal het kabinet, zoals met eerdere antwoorden aangegeven, de merites van wijzigingsvoorstellen beoordelen. Een brede inventarisatie heeft gezien het bovenstaande geen toegevoegde waarde. Overigens zij benadrukt dat het kabinet internationale verdragen beschouwt als de pijlers van onze rechtsstaat. De Europese verdragen zijn geen beletsel voor een streng, rechtvaardig en effectief immigratiebeleid. Integendeel, voor ons beleid is de Europese samenwerking van groot belang. Wij steunen dan ook het binnenkort vast te stellen migratie- en asielpact, dat door de Franse regering is voorgesteld. Reeds met het Haagse Programma heeft de regering daarop ingezet. Deze argumenten hanteren wij voor het ontraden van aanneming van deze motie.

De heer Rutte (VVD):

Kunt u garanderen, mijnheer de premier, dat de bepalingen van het Nederlandse het beleid – 120% van het wettelijk minimumloon, 21 jaar en inburgeren in het buitenland – gewoon blijven gelden?

Minister Balkenende:

Dat is het doel dat in onze regelgeving ligt besloten.

De heer Rutte (VVD):

Onze regelgeving, maar de Europese uitspraak gaat daar tegenin. Daarom pleit ik ervoor dat u met uw collega's aan tafel gaat zitten om tijdig in Europa een kopgroep te vormen die ervoor zorgt dat die regelgeving ons niet in de weg zit.

Minister Balkenende:

Het gaat nu even om de inhoud van deze motie. Ik heb de argumenten die een rol spelen, aangegeven. Uiteraard zullen wij de voorstellen van andere landen – dit soort vragen spelen natuurlijk elders ook – op hun eigen merites beoordelen. Voor een effectief terugkeerbeleid is het gezamenlijk optrekken enorm belangrijk. Het recente Metockarrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap spoort met het Nederlandse beleid dat door de vroegere minister voor vreemdelingenzaken is uitgezet. Ik heb hiermee een aantal argumenten gegeven waarom wij niet op deze manier moeten handelen.

Dan kom ik toe aan de motie van de heer Rutte op stuk nr. 12. Die motie betreft de bijdrage aan de AOW. Met de motie wordt de regering verzocht om af te zien van het voornemen om ouderen extra te belasten. Wij hebben het hierover vandaag uitgebreid gehad. Ik heb aangegeven dat het gaat om de uitvoering van het coalitieakkoord. Aan de argumentatie die ik eerder naar voren heb gebracht, heb ik niets toe te voegen. Wij denken hier anders over en ik ontraad aanneming van deze motie.

De motie van de leden Rutte, Van der Vlies en Verdonk "spreekt uit van mening te zijn dat op deze misdrijven consequent moet worden gereageerd met toepassing van (super)snelrecht in de zin dat de daders na aanhouding pas weer op vrije voeten komen na het uitzitten van hun straf". Dit is een belangrijk onderwerp. Ik heb gemerkt hoe hierover in de Kamer wordt gedacht. Wij beschouwen hetgeen hier staat als ondersteuning van het beleid. Ik heb aangegeven dat de minister van Justitie voor de behandeling van de begroting met een brief komt, waarmee hij hierop nader zal ingaan. Dat is het moment om hierover nader te spreken. Aan datgene wat ik in dit debat eerder heb gezegd, heb ik niets toe te voegen. Wij hebben gesproken over een zaak die terug zal komen tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Justitie.

Ik kom op de motie-Rutte op stuk nr. 14 waarin hij de regering verzoekt om met spoed met een wetsvoorstel te komen met als doel onmogelijk te maken dat een taakstraf wordt opgelegd in geval van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven. Het kabinet ontraadt de Kamer om die motie aan te nemen. De requireerrichtlijn van het OM die reeds is uitgevaardigd, beoogt hetzelfde effect. Wetgeving is wat ons betreft nu een stap te ver.

Ik ga in op de motie-Hamer/Slob/Van Geel op stuk nr. 15 waarin de regering wordt verzocht om iets uit te werken ten aanzien van het beroepsonderwijs. Daarover hebben wij eerder gesproken. Het kabinet zal deze motie welwillend bezien. Ik heb al gezegd dat de minister van Financiën de Kamer tijdig voor de Algemene Financiële Beschouwingen zal informeren. Wij laten het uiteraard aan de Kamer over om haar oordeel over deze motie uit te spreken. Onze toon over deze motie is in ieder geval positief.

Ik kom op de motie-Wilders op stuk nr. 16 waarin hij het vertrouwen in het kabinet opzegt. Wij ontraden de Kamer om die motie aan te nemen.

De motie-Slob c.s. op stuk nr. 17 heeft betrekking op zaken die te maken hebben met OCW en het mbo. De minister van Financiën zal zich daarover beraden. Dit onderwerp komt terug bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Wij laten het aan de Kamer over om haar oordeel over deze motie uit te spreken.

Met de motie-Halsema/Kant op stuk nr. 18 wordt de regering verzocht om te garanderen dat de mensen met de laagste inkomens in 2009 niet meer kwijt zijn aan kinderopvang. Daarover hebben wij eerder een debat gevoerd, namelijk op 25 juni jongstleden. Toen is gesproken over de ouderbijdragentabel. Daarin zijn de ouderbijdragen voor 2009 vastgesteld. Dat is gebeurd met steun van de Kamer. Tegen die achtergrond ontraden wij de Kamer om die motie aan te nemen.

In de motie-Halsema op stuk nr. 19 wordt de regering verzocht om een fiscale regeling te ontwerpen waardoor woningeigenaren en woningcorporaties een euro van de overheid bijgepast zien bij elke euro die zij in energiebesparing van een woning steken. Er is al een regeling om goedkoper geld te lenen voor het duurzamer maken van woningen. Die regeling is per 1 juli 2008 aangepast. Tegen die achtergrond ontraden wij de Kamer om deze motie aan te nemen.

Ik kom op de motie-Halsema op stuk nr. 20. Daarin wordt de regering verzocht om de doelstelling van 25% aan de top ook van toepassing te verklaren voor de functie van secretaris-generaal. Ook het kabinet is voorstander van meer vrouwen aan de top. Mevrouw Halsema weet wat daarover is afgesproken in het beleidsprogramma, namelijk de doelstelling die inhoudt 25% meer vrouwen bij de ABD in 2011. Het kabinet vindt het niet nodig om deze doelstelling louter tot secretaris-generaals te specificeren. De intentie van mevrouw Halsema is helder en ons streven is daarop gericht. Ik denk dat wij ons nu moeten richten op datgene wat in ons beleidsprogramma is afgesproken. Dat is een belangrijke stap naar de ABD. Wij ontraden de Kamer daarom, deze motie aan te nemen.

Ik kom op de motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 21 waarin de regering wordt verzocht om voor de begrotingsbehandeling van de ministeries van EZ en OCW een aanvalsplan inzake de KIA op te stellen. In reactie op datgene wat de heer Pechtold heeft gezegd, heb ik aangegeven dat wij zullen ingaan op de zaken die vandaag aan de orde zijn geweest. De ministers van EZ en OCW zullen daarin het voortouw nemen. Uiteraard ben ik er zelf ook bij betrokken. Het woord "aanvalsplan"... Dat lijkt mij eerlijk gezegd iets wat aan de orde kan komen op het moment dat de begroting wordt besproken. Ik geef de heer Pechtold in overweging om hiermee te wachten totdat de brief van de bewindslieden er is. Om nu al de claims te etaleren, lijkt mij eerlijk gezegd te vroeg. Ik weet niet precies wat de consequenties zouden kunnen zijn van dit onderwerp. Ik heb de heer Pechtold een brief van het kabinet toegezegd die recht doet aan het debat van vandaag. Daarom heb ik aan deze motie geen behoefte.

De heer Pechtold (D66):

Als het woord "aanvalsplan" tot wat verwarring leidt, ben ik graag bereid om de toezegging tot een brief te accepteren. Als die brief dan maar een lijn behelst waarlangs wij tijdens de begrotingsbehandelingen kunnen discussiëren. Ik zou dus graag weten waar wij al met de KIA bezig zijn. Ik wacht daar even op, opdat wij weten hoe wij een en ander vervolgens in procedure kunnen zetten en welke keuzes de regering daarin maakt. Ik kijk de ministers nu aan. Als dat de bedoeling is van de brief, trek ik mijn motie na overleg met de mede-indieners graag in.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Het lijkt mij dat wij het als volgt moeten doen. Ik heb vandaag aangegeven wat voor type brief de Kamer kan verwachten. Dat is een brief die in het verlengde ligt van het debat van vandaag. Het is bekend dat het bij de KIA gaat om privaat-publiek, om de kortere en langere termijn. Wij zullen ingaan op de zaken die daarbij aan de orde zijn. De heer Pechtold heeft het in zijn motie over een aanvalsplan en hij wil dat het kabinet een bijdrage levert aan het initiatief van het Innovatieplatform. Wat betekent dat concreet? Ik vind dat wij eerst het debat met elkaar moeten aangaan. Daarom heb ik in dit stadium geen behoefte aan deze motie.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Pechtold stel ik voor, zijn motie (31700, nr. 21) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Dan kom ik bij de motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 22. Daarin staat: spreekt als haar mening uit, dat er op korte termijn een politiek akkoord dient te komen om de financiering van een substantiële verhoging van de onderwijskwaliteit in Nederland voor de komende 10 jaar zeker te stellen. Het is een ongedekte motie. Bovendien heeft het kabinet al het nodige gedaan binnen de bestaande mogelijkheden, bijvoorbeeld met 1 mld. extra investering in het kader van het Actieplan LeerKracht. Daarmee wordt het nodige gedaan aan de intensivering ten aanzien van onderwijsgelden. Wij ontraden aanvaarding van deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 23. Daarin wordt de regering verzocht, een evenwichtig beleid te voeren ten aanzien van een- en meerpersoonshuishoudens, een methodiek te ontwikkelen die hierop toetst en hierover te rapporteren voor het nieuwe jaar. Ik heb eerder in dit debat tegen de heer Pechtold gezegd dat ik goed heb geluisterd naar wat hij te zeggen had over de positie van alleenstaanden. Ik heb ook aangegeven dat wij hier nader op zullen ingaan. Ik heb met de minister van SZW afgesproken dat hij voor informatie zal zorgen voor de begrotingsbehandeling van SZW. Daarbij kunnen deze elementen worden meegenomen. Tegen die achtergrond ontraad ik aanvaarding van deze motie, maar ik zeg wel toe dat de minister van SZW op de thematiek van de alleenstaanden nader zal terugkomen.

De heer Pechtold (D66):

Waarom kan de premier nu niet gewoon zeggen dat hij de motie overneemt? Er staat werkelijk geen woord in wat hij niet zou kunnen accepteren. Het gaat erom of hij begrippen rondom alleenstaanden zo kan vatten dat wij daar in de toekomst mee kunnen rekenen en mee kunnen werken. Wij vragen geen geld, wij vragen geen beleid, wij vragen alleen aandacht voor de positie van alleenstaanden. Omarm nu eens een keer een motie van de oppositie!

Minister Balkenende:

Voorzitter. Moet u nagaan hoe het is geformuleerd: verzoekt de regering een evenwichtig beleid te voeren ten aanzien van een- en meerpersoonshuishoudens, een methodiek te ontwikkelen die hierop toetst en hierover te rapporteren voor het nieuwe jaar. De heer Pechtold weet ook dat er gewoon ruimte zit in het beleid. Laten wij nu gewoon de brief tegemoet zien die de minister van SZW zal sturen. Hij kent de opvattingen die de heer Pechtold vandaag in het debat naar voren heeft gebracht, hij kent ook de inhoud van deze motie. Ik geef de heer Pechtold in overweging om de zaak aan te houden tot de begrotingsbehandeling van SZW. Als hij dat niet wil, kan ik toezeggen dat de minister van SZW dit mogelijk bij zijn brief zal betrekken, maar verder dan dat kan ik nu niet gaan. Er wordt namelijk een beleidsuitspraak gevraagd. Laten wij eerst maar eens de brief afwachten.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik trek de motie natuurlijk in na deze ruimhartige toezegging, maar ik stel wel vast dat de minister-president over een verzameling moties van de coalitie, terwijl hij nauwelijks wist waar die over gingen, zei dat hij het oordeel verder aan de Kamer overlaat en dat hij zich hier tot aan de tanden toe bewapend heeft om deze motie tegen te houden. Maar dank voor de ruime omarming.

Minister Balkenende:

Nou ja, als de naam Pechtold erbij staat, ben ik altijd wel alert. Zo is het wel.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Pechtold c.s. (31700, nr. 23) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Balkenende:

De motie op stuk nr. 24 gaat over een wereld effect rapportage. Het gaat om relevante zaken, maar wij vinden dit instrument disproportioneel. Wanneer er relevante zaken aan de orde zijn, behoort dat te worden meegenomen, maar ik zou niet de keuze willen maken om dat standaard te doen. Dat vind ik te ver gaan, dat vind ik disproportioneel. Uiteraard komt deze thematiek wel in de nodige andere zaken naar voren.

In de motie op stuk nr. 25 van mevrouw Thieme, de heer Pechtold en mevrouw Halsema wordt de regering verzocht een substantieel interdepartementaal budget vrij te maken voor de ontwikkeling van alternatieve dierproeven. Ik heb de volgende suggestie aan mevrouw Thieme. Het is een zaak die ook het kabinet bezighoudt. Ik weet dat bijvoorbeeld de minister van VWS zich ook met deze thematiek bezighoudt. Het lijkt mij goed dat ik de minister van VWS vraag, mede namens andere bewindslieden, de Kamer een brief te doen toekomen voor de behandeling van het eerste relevante begrotingshoofdstuk dat in dit kader aan de orde is. Dan zal op dit onderwerp nader worden ingegaan. Ik vraag mevrouw Thieme om deze motie aan te houden totdat de brief van de minister gereed is.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wordt dan bekeken in hoeverre het mogelijk is om een interdepartementaal budget vrij te maken?

Minister Balkenende:

Ik ga even niet in op de precieze instrumenten. Het signaal heb ik goed begrepen. Ik weet dat diverse departementen hiermee bezig zijn. Ik heb daarover onder anderen met de minister van VWS contact gehad. Ik zeg toe dat de Kamer een brief van de minister van VWS zal ontvangen vóór de eerste begrotingsbespreking waarin dit onderwerp aan de orde kan komen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Dan wil ik deze motie aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Thieme stel ik voor, haar motie (31700, nr. 25) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Balkenende:

Voorzitter. In de motie-Van der Vlies op stuk nr. 26 wordt de regering verzocht te bevorderen dat aansprekende en concrete voorbeelden van lik-op-stukbeleid met de burgers duidelijk worden gecommuniceerd. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer, maar zij sluit wel heel nauw aan bij hetgeen het kabinet bezighoudt. Wij vinden dit sympathiek en wachten het oordeel van de Kamer af.

De moties op stukken nrs. 27 en 28 hebben op vergelijkbare onderwerpen betrekking en gaan over de totale kosten van het generaal pardon. Ik heb eerder aangegeven dat de bewindslieden van Justitie informatie kunnen geven voor de begrotingsbehandeling, maar moties kunnen worden ingediend en dan moeten wij afwachten of de Kamer daar behoefte aan heeft. Het lijkt mij het beste om het maar zo te doen. Wij wachten het oordeel van de Kamer af.

Hiermee heb ik de moties behandeld die door de Kamer in tweede termijn naar voren zijn gebracht. Dat brengt mij bij het eind van mijn inbreng in tweede termijn.

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben gisteren en vandaag intensief gedebatteerd over de koers die Nederland nog weerbaarder maakt. Ik wil de leden van de Kamer die vandaag het woord hebben gevoerd, dankzeggen voor hun bijdrage. Daaruit spreekt, bij alle verschillen van opvatting – dat hoort bij een democratie – een grote betrokkenheid bij de toekomst van ons land. Een betrokkenheid die het kabinet nog sterker motiveert om samen met u met volle inzet te werken aan houvast en dynamiek. Oud-premier Piet de Jong zei ooit: "Weet u dat er twee soorten mensen zijn? Zij die denken dat de wereld ophoudt aan het strand en zij die zich realiseren dat de wereld begint aan het strand". Ons land ontleent zijn kracht aan die blik over de duinen, aan het besef dat wij onderdeel zijn van een groter geheel, aan de wetenschap dat wij weliswaar van elkaar kunnen verschillen, maar dat wij alleen samen sterk kunnen staan als de storm opsteekt, aan de zekerheid dat wij elkaar nodig hebben en dat niemand gediskwalificeerd wordt louter op basis van zijn geloof of herkomst. Dat is het Nederland waaraan wij verder bouwen. Stevig, vastberaden, respectvol en met een open blik. In dat teken staat onze begroting: Nederland is weerbaar. Dat versterken wij in het zicht van de internationale turbulentie.

(geroffel op de bankjes)

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister-president voor zijn antwoorden in tweede termijn.

Wij gaan de vergadering een halfuur schorsen. Dan kunt u het journaal even zien, mevrouw Halsema. Misschien komt u er wel in voor.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Weet u, zelfs dat wil ik wel even laten schieten voor de gelegenheid. Een halfuur! De coalitie wist voor het debat al hoe zij ging stemmen. Wij kunnen toch gewoon over tien minuten gaan stemmen?

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, wij gaan een halfuur schorsen.

De vergadering wordt van 21.45 uur tot 22.15 uur geschorst.

Naar boven