Aan de orde is de behandeling van:

het Voorstel van wet van de leden Halsema en Van Gent tot wijziging van de Wet arbeid en zorg (Vaderverlof) (31071).

De voorzitter:

Ik heet beide initiatiefnemers, mevrouw Halsema en mevrouw Van Gent, hartelijk welkom achter de regeringstafel. Vanuit de Kamer wordt het altijd zeer gewaardeerd als leden van de Kamer een initiatiefwetsvoorstel indienen en verdedigen. Ik heet ook hartelijk welkom hun drie medewerkers, mevrouw Kohlman, mevrouw Streefkerk en de heer Raaijmakers.

Uiteraard is hier ook van harte welkom, maar hij is al meerdere malen welkom geheten in dit huis, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zijn in dit geval bijzondere rol als adviseur.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Ik dank beide initiatiefnemers voor de uitbreiding van de Wet arbeid en zorg met het kraamverlof. De fractie van de Partij van de Vrijheid is voor de uitbreiding van het kraamverlof voor vaders van twee dagen naar één werkweek. In de meeste argumenten die de indieners aanhalen zien wij niet zoveel. Dat geldt bijvoorbeeld voor het moeten doorbreken van stereotiepe denkbeelden, een betere kennismaking met de baby door de vader en de grote tevredenheid over de relatie tussen beide ouders. Het lijkt mij sterk dat anderhalve week extra verlof daaraan bijdraagt.

Wij vinden onze argumenten eerder op het praktische vlak. De komst van een baby zorgt voor een grote verandering bij de ouders en in het gezin, als er al kinderen zijn. Fysiek is het een grote belasting voor de moeder, gekoppeld aan de herstelperiode van enige weken. Beide ouders moeten zich instellen op de nieuwe baby die veel zorg nodig heeft. Daarenboven staat ook nog de kraamzorg onder druk. In plaats van de in het coalitieakkoord beloofde uitbreiding van het aantal uren van gemiddeld 44 naar 49, mogen ouders nu nog slechts hopen dat zij het wettelijk minimum aan kraamzorg van 24 uur kunnen krijgen. Dat is een hachelijke situatie, die niet zomaar door minister Klink is opgelost.

De grens voor de uitbreiding van het kraamverlof ligt bij ons op één week en niet op twee weken, zoals in het voorliggende initiatiefwetsvoorstel. Ik heb daarom een amendement ingediend. Wordt dit verworpen, dan zullen wij tegen de wetswijziging stemmen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het is goed om te horen dat de fractie van de Partij voor de Vrijheid het initiatiefwetsvoorstel steunt, zij het met het haar door zojuist gepresenteerde amendement. Begrijp ik het goed dat het ook voor de fractie van de Partij voor de Vrijheid geen argument kan zijn om het vaderverlof niet te laten doorgaan omwille van de kosten die wij bij de werkgevers neerleggen?

Mevrouw Agema (PVV):

Nee, dat is niet juist, want bij ons ligt de grens bij één week en bij u bij twee weken. Bij ons is er dus duidelijk een grens aan de loondoorbetalingsverplichting voor werkgevers. Wij vinden het acceptabel om die verplichting van twee naar vijf dagen te brengen, maar niet naar twee weken. Ons voorstel zal er ook toe bijdragen dat de kosten die het met zich brengt een twee derde lager zullen zijn dan bij voorstel van uw fractie.

Mevrouw Smilde (CDA):

In uw amendement rept u van één week. Die moet ook worden opgenomen in de eerste vier weken na de geboorte?

Mevrouw Agema (PVV):

Dat klopt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter. Ik wil om te beginnen niet verhelen dat hier een gelukkig man staat, een vader. Op weg naar dit debat moest ik denken aan die inmiddels beroemde woorden van de heer Barack Obama die bij gelegenheid van zijn eerste overwinning in de primaries voor de Democratische nominatie voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen luid en duidelijk tegen zijn gehoor zei: "They said this day would never come." Ik snap nu wat hij bedoelde.

Het is voor mij als woordvoerder van de GroenLinks-fractie een politiek significant feit dat vrouwen het opnemen voor de rechten van mannen. Het is ook zo vaak andersom geweest. Dat maakt dat de woorden die ooit zijn uitgesproken door Joke Kool-Smit, feministisch voorvechtster van het eerste uur, inderdaad waarheid worden: Dit is een land waar mannen willen wonen.

Het wetsvoorstel dat wij hier vanavond bespreken – hulde aan beide indieners dat zij het zo ver hebben gebracht en vergezeld van de heer Donner in vak-K hebben mogen plaatsnemen; ik wens de minister sterkte vanavond – past in een breder kader. De politiek is al jarenlang bezig om de Nederlandse verzorgingsstaat te moderniseren. Helaas leidt dat te vaak tot afslanking en vermindering van de overheidsverantwoordelijkheid. Mijn fractie zet in op vernieuwing en modernisering. Een modern gezinsbeleid zal in het hart van die vernieuwing moeten staan. Wij moeten ons blijven realiseren dat veel jonge, startende gezinnen in dit land kampen met bescheiden inkomens. Zij willen o zo graag dat vrouwen en mannen samen de zorg voor hun kinderen delen. De verzorgingsstaat en onze arbeidsmarkt, het geheel aan arrangementen, is daarop niet toegesneden. Dit wetsvoorstel is een stap in de goede richting. Het is broodnodig dat vaders de ruimte krijgen om meteen na de geboorte te zorgen voor hun nieuwe kind, samen met de moeder. De huidige praktijk dat het na de aangifte eigenlijk wordt overgelaten aan de moeder want de volgende dag wacht alweer de arbeid, past niet in de verzorgingsstaat die GroenLinks wenst. Een gelijke rol voor vaders en moeders. Voor de geboorte kunnen wij dat helaas niet realiseren; daar zit de natuur ons dwars. Laten wij het dan na de geboorte zo veel mogelijk regelen.

Het vaderverlof, de mogelijkheid om twee weken te kramen voor je nieuwe kind, is eigenlijk de mannelijke pendant van het zwangerschaps- en bevallingsverlof dat wij in Nederland al langer kennen. Vele andere landen zijn ons in Europa voorgegaan: Frankrijk, Engeland, Portugal, de Scandinavische landen, ja zelf België. Dat mogen wij niet op ons laten zitten. Vernieuwing van de verzorgingsstaat is nodig. Het kraamverlof voor mannen is een eerste stap daartoe.

Voor de GroenLinks-fractie is het van wezenlijk belang dat met dit wetsvoorstel de gelijke verantwoordelijkheid van mannen en vrouwen voor de opvoeding van kinderen wordt gemarkeerd. Er wordt met dit wetsvoorstel een nieuwe norm geïntroduceerd. Het is niet langer de moeder die alleen, uitsluitend of vooral opdraait voor de zorg van de kleine zoon of de kleine dochter. Het wordt steeds meer – dit wetsvoorstel markeert dat – ook een verantwoordelijkheid van vaders. Wij juichen dat zeer toe. Moderne gezinnen moeten de ruimte krijgen om zo veel mogelijk naar eigen inzicht de zorg te organiseren. De gebruikelijke norm die nu besloten ligt in onze wettelijke regelingen, dat vader gaat werken en moeder gaat zorgen, moeten wij doorbreken. Ik ben het dan ook bijzonder eens met de heer Rouvoet, onze minister voor Jeugd en Gezin, die onlangs zei: "Een voorbeeld als dat van accountantskantoor PricewaterhouseCoopers en de gemeente Nijmegen, waar vaders tien dagen vaderschapsverlof krijgen na de geboorte of adoptie van een kind, spreekt mij dan ook zeer aan." Ik vraag de minister van Sociale Zaken om in dit debat aan te geven hoezeer hij het met de heer Rouvoet eens is; ik ga ervan uit dat het kabinet met één mond spreekt. Dat soort politieke uitspraken van bewindslieden kan natuurlijk niet zonder consequentie blijven. Ik verwacht dan ook van het kabinet een positieve grondhouding ten aanzien van het wetsvoorstel dat door mevrouw Halsema en mevrouw Van Gent wordt verdedigd.

Hoezeer belangrijk het is dat vaders al vanaf de eerste dag hun verantwoordelijkheid kunnen nemen, moge blijken uit de vele interviews en enquêtes die de afgelopen jaren zijn gehouden over het belang van vaderschap. Het is wennen, met een nieuw kind in jouw armen. Het is wennen om die zorg 24 uur per dag te gaan leveren, samen met de moeder. Dat gewenningsproces, de nieuwheid van dat nieuwe leven moet voluit de kans krijgen. Vaders moeten het recht krijgen om te kramen. Ik kan dat volmondig uit eigen ervaring beamen.

Er is meer. Als ik de politieke geschiedenis van het kraamverlof voor vaders tot mij neem, barst het hier vanavond van de bondgenoten. Daar wil ik toch even bij stilstaan, want dat maakt ook dat ik eigenlijk in een tamelijk feestelijke stemming achter dit katheder sta. Ik wil dat toch graag met u delen.

Het was dacht ik in 1995 dat een motie van PvdA en D66 werd ingediend waarin stond dat het wettelijk kraamverlof voor vaders er moest komen. Die motie is aangenomen. Het was in 1999 dat het CDA een vergelijkbare motie indiende. Opnieuw uitbreiding van het wettelijk recht om te zorgen vlak na de bevalling voor vaders. Het is er nog steeds niet van gekomen. En eind vorig jaar, verscheen van de hand van de PvdA, van de huidige fractievoorzitter mevrouw Mariëtte Hamer, het Plan van de Man. Dat spreekt mij aan. Ook daarin werd expliciet benadrukt hoe belangrijk het is dat vaders vanaf het eerste moment ruimte krijgen om te zorgen voor de pasgeborene en mee kunnen doen in het huishouden in plaats van dat zij na de tweede dag alweer naar het werk moeten. Er zijn vanavond bondgenoten en ik hoop dus dat wij ook echt tot zaken kunnen komen. Ik zou die fracties ook echt willen oproepen om trouw te zijn aan hun politieke geschiedenis, en anders help ik ze daar een handje bij.

In de aanloop van dit debat vanavond is er van de zijde van werkgevers het nodige protest aangetekend. Een van de punten die mij toch tegenvalt in de reactie van werkgevers is dat de suggestie naar buiten is gebracht, en ook hier in de Kamer is geland, dat de werkgevers met de geraamde kosten van 165 mln. per jaar niet klaar zijn, maar dat het veel meer zou zijn. Het gaat om kosten van vervanging en productieverlies. Volgens mij is die 165 mln. dekkend voor de totale kosten. Het gaat namelijk om de vervanging indien je de vaders hun verlof gunt en iemand anders het werk laat doen dat op dat moment gedaan moet worden. Ik vraag de indieners dat in hun beantwoording expliciet mee te nemen en nog eens omstandig aan ons voor te houden.

Meer in het algemeen kan ik mij nog wel voorstellen dat werkgevers niet zitten te wachten op een lastenverzwaring. Zo kennen wij werkgevers ook wel weer. Zij zijn op dat punt de afgelopen decennia buitengewoon consistent. Maar dan moet mij in de richting van de minister van SZW toch een vraag van het hart. Als wij het goed gezien hebben in de plannen van dit kabinet met betrekking tot de lasten in de komende jaren, is het zo dat voor 2009 een lastenverzwaring voor gezinnen en een lastenverlichting voor bedrijven in de pen zit. Voor wat betreft het laatste gaat het dacht ik om een lastenverlichting van 500 mln. Ik zou sowieso richting het kabinet op andere momenten de opmerking willen maken dat hier het evenwicht een beetje zoek is, omdat het eigenlijk logisch is dat de lastenverdeling tussen bedrijven en burgers voor het jaar 2009 minimaal gelijk is. Mag ik het dan zo zien, minister van SZW, dat u dat eigenlijk ook wel een punt vindt dat daar nog eens naar gekeken moet worden en dat uitgerekend dit wetsvoorstel inzake kraamverlof u in staat stelt die geplande lastenverdeling in 2009 op heel mooie wijze te corrigeren? Dan slaan wij twee vliegen in één klap. U helpt ons en alle vaders van Nederland een stap verder en wij helpen u van een probleem af, namelijk een verhaal dat u moeilijk aan burgers en bedrijven kunt verkopen: de burgers moeten meer betalen en de bedrijven minder. Dat is modern gezinsbeleid en dat zal de minister voor Jeugd en Gezin ook zeer op prijs stellen. Hij moet in het najaar met een heel grote nota komen en zal dit punt daar graag in willen opnemen. Ik zou denken dat daar ruimte zit en nodig de minister graag uit om die ruimte vanavond in dit debat politiek te markeren.

Het beeld zou misschien kunnen postvatten dat werkgevers er helemaal geen zin an hebben. Dat is niet waar. Ik lees een passage voor uit een mail die wij in de aanloop van dit debat mochten ontvangen. Die mail is van een werkgever. "Heel veel succes met het verdedigen van het wetsvoorstel voor vaderschapsverlof. In de commentaren links en rechts lees ik dat een dergelijk voorstel voor kleine werkgevers onbetaalbaar zou zijn. Ik wil dat met kracht ontkennen. In het bedrijf van mij en mijn vrouw, TriMM interactieve media uit Enschede, is al sinds 1998 in de reglementen het volgende opgenomen. 1. Tenzij ernstige belangen van de werkgever zich daartegen verzetten, heeft de werknemer recht op buitengewoon verlof met behoud van salaris in de hierna te benoemen gevallen. Bij bevalling van zijn vrouwelijke relatiepartner acht keer de wekelijkse arbeidstijd, op te nemen in een door de werknemer gewenst aantal uren per week, in een door de werknemer bepaalde periode."

Vervolgens gaat de mail als volgt verder: dit werkt als een trein en is goed te financieren omdat juist het persoonlijk levensgeluk van de werknemer stijgt. Dan stijgt ook zijn productiviteit. Inmiddels hebben tientallen werknemers hiervan gebruikgemaakt en dat gaat helemaal goed. Kortom, een goed voorstel dat het verdient om te worden aangenomen. Ik wens jullie veel succes! Was getekend: Willem Jaap Zwart, ondernemer te Enschede.

Volgens mij zijn er veel meer werkgevers die allang in hun eigen bedrijf een modern gezinsbeleid kans geven en zien dat moderne werknemers, mannen en vrouwen, tijd nodig hebben om te zorgen voor hun kinderen. In het bijzonder geldt dit voor mannen op het moment dat hun eerste kind geboren wordt. Deze mail is een hartverwarmende steunverklaring voor dit wetsvoorstel en ik wilde de Kamer dit niet onthouden. Er zijn heel veel ondernemers die dit wetsvoorstel steunen. Ik ben daar buitengewoon blij om. Zoals ik al zei, hier staat een heel gelukkige man.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het was werkelijk ontroerend om van de GroenLinks-fractie iets over het gezinsbeleid te vernemen. Dat smaakt naar meer. Er zijn diverse momenten waarop dat ook zou kunnen. Het woord modern hoeft er van mij niet per se bij. Maar goed, dat terzijde. De heer Vendrik heeft drie keer gezegd: dit is een goede eerste stap. En ik zat te wachten op de vierde keer, omdat ik dacht: dit gaat hij nog uitwerken. Welke andere stappen hebt u nog in petto?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het flauwe antwoord zou zijn: lees ons verkiezingsprogramma. Ik kan het weten, want ik was zelf voorzitter van de commissie die het voor mijn partij geschreven heeft en als zodanig is het ook geaccordeerd op ons partijcongres. Maar laat ik er één ding uitpikken: heel veel andere landen in Europa zijn ons al ver voorbijgestreefd wat betreft betaald ouderschapsverlof. Dat is in Nederland niet geregeld, wel bij de overheid, maar op heel veel andere plekken niet. Er ligt geen dekkende sociale regeling voor mannen die inderdaad een tijd voor de kinderen zouden willen zorgen. Er zijn vele landen in Europa te noemen die ook op dat punt allang de bakens hebben verzet. Dat is een voorbeeld van wat volgens mij vitaal is voor het ondersteunen van jonge, moderne gezinnen die arbeid en zorg op een fatsoenlijke manier willen combineren.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik vraag geen limitatieve opsomming, maar ik was wel geïnteresseerd in wat er verder nog gaat komen tegen het licht van de aan dit wetsvoorstel ten grondslag liggende opvattingen. Overigens kleven hieraan sympathieke trekken, want ik zie nu dat mijn opmerking op voorhand al als "voorgesorteerd" wordt beschouwd, maar zo bedoel ik het helemaal niet. Het gaat ook om een stukje lastenverdeling tussen werknemers en werkgevers. Dit wetsvoorstel gaat daarmee één kant op. Daar kun je zo je gedachten over hebben; ik zal er straks nog iets over zeggen. Maar vandaar mijn nieuwsgierigheid naar de volgende stappen, tegen het licht van hoe dat dan zal uitpakken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Volgens mij zou betaald ouderschapsverlof een zegen zijn voor dit land, omdat moderne gezinnen kampen met gebrek aan tijd om arbeid en zorg op een fatsoenlijke manier te combineren. Voor een deel doe je dat via kinderopvang. Wij kennen de plannen van het kabinet op dat punt; die doen ons huiveren. Ik zou de keuzemogelijkheden voor jonge ouders willen vergroten. Zij kunnen dan kiezen voor een model waarin zij gebruik maken van kinderopvang of gastouderopvang, maar daarnaast bestaat de mogelijkheid om een periode uit het werk te stappen en even de volle tijd te nemen voor het gezin. Ooit is daarvoor door het kabinet-Balkenende II de levensloopregeling bedacht, maar drie jaar later moeten wij helaas constateren dat de levensloopregeling precies op dit punt een grote mislukking is. Wij vreesden dat destijds al; de gedachte vonden wij sympathiek, maar de levensloopregeling is uitgelopen op een prepensioenregeling voor de wat rijkere oudere mannen in dit land. Het zij ze gegund, maar daarvoor was de regeling niet bedoeld. Deze regeling is zeker geen antwoord voor de jonge gezinnen, die nog geen tijd hebben gehad om te sparen, maar die wel aan alle kanten tijd tekort komen. Dat moet volgens ons een keer worden aangepakt, in het kader van het door ons gewenste moderne gezinsbeleid. Het woord modern, mijnheer Van der Vlies, is voor mij cruciaal.

Mevrouw Smilde (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie heeft heel veel waardering voor het initiatiefwetsvoorstel van de collega's Van Gent en Halsema. Ook de doelstelling van het voorstel spreekt ons aan: het versterken van de binding tussen de vader en zijn pasgeboren kind, en steun voor de pas bevallen moeder die zal bijdragen tot haar snelle herstel en vooral tot een goede start van het gezin. Wij onderschrijven het belang van de binding tussen vader en kind. Een vader die op zondag het vlees komt snijden, valt ook bij ons niet in goede aarde. Natuurlijk spreekt ons dit aan. Als gezinspartij zijn wij natuurlijk altijd erop gericht om deze zaken goed te kunnen regelen. Dat neemt niet weg dat wij kritisch en zorgvuldig willen zijn in de manier waarop wij onze gezinspolitiek gestalte geven. Willen wij breed draagvlak in de hele samenleving hebben voor een goede en verantwoorde ondersteuning van ouders bij het grootbrengen van hun kinderen, dan moeten wij zorgvuldig zijn. Zowel financieel alsook praktisch op de werkvloer vraagt de combinatie van arbeid en zorg veel van collega's en van de solidariteit van de samenleving. Dat is belangrijk, omdat wij allemaal belang hebben bij toekomstige generaties, maar het vereist wel maatwerk. Je moet de solidariteit, en niet alleen de financiële, niet onnodig oprekken.

Wij hebben twee belangrijke bezwaren tegen het initiatiefwetsvoorstel. Ik gaf al aan dat het idee ons erg aanspreekt. Ook delen wij het gevoel van de indieners dat er nu eindelijk eens een flinke "schwung" gegeven moet worden aan daadwerkelijk vader en moeder zijn, in plaats van de hardnekkige cultuur dat het toch veelal de moeder is die het verlof opneemt voor de kinderen. De indieners beogen die cultuuromslag een handje te helpen, maar waarom dan zo'n weinig flexibele regeling? Het vaderverlof mag niet minder zijn dan twee weken. Een voorstel van de Raad van State dienaangaande wijzen de indieners met klem van de hand, waarschijnlijk vanuit het vertrekpunt dat het vaderverlof bedoeld is om de band tussen vader en kind te versterken. Waarom dat echter beslist twee weken moet zijn, wordt niet uitgelegd. Graag een toelichting. En waarom moeten die twee weken meteen volgen op de bevalling? Een vader die niet aanwezig is bij de bevalling, maar bijvoorbeeld zes weken nadien thuiskomt, zal toch ook nog een band moeten opbouwen? Neem bijvoorbeeld een militair die is uitgestuurd op vredesmissie naar Uruzgan. Hij komt zeven weken na de bevalling thuis. Voor hem dan geen vaderverlof?

Er zijn allerlei verlofregelingen, veelal voor verschillende situaties, en dat maakt ons heel kritisch ten opzichte van weer een verlof. Nu weet ik wel dat er een kraamverlof van twee dagen bestaat en de indieners breiden dit uit naar maximaal tweemaal de arbeidsduur per week. Dat is echter volgens ons meer dan een uitbreiding van pakweg twee naar tien dagen. Je zou het huidige kraamverlof een soort bijzonder calamiteitenverlof kunnen noemen, terwijl de beoogde uitbreiding van de indieners toch meer thuishoort in de categorie ouderschapsverlof. Daar ligt een belangrijke vraag in het licht van de uitgangspunten van het CDA die ik eerder schetste. Per 1 januari wordt het ouderschapsverlof uitgebreid volgens het regeerakkoord van 13 naar 26 weken. Het ouderschapsverlof is veel flexibeler dan het voorgestelde vaderverlof. De vader kan ook nog, als hij een levenslooptegoed heeft, een extra ouderschapskorting krijgen. De CDA-fractie zou dan willen voorstellen om daar een extra schepje bovenop te doen: wanneer de jonge vader binnen drie maanden na de geboorte ouderschapsverlof opneemt, krijgt hij voor maximaal tien dagen extra ouderschapskorting. Graag een reactie van de indieners, maar ook van de minister op dit voorstel.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik memoreerde zojuist al dat de CDA-fractie in het jaar 1999 per motie een voorstel heeft gedaan om het kraamverlof uit te breiden. Staat de huidige CDA-fractie nog steeds achter dat plan van de toenmalige CDA-fractie?

Mevrouw Smilde (CDA):

1999 zat ik nog niet in de Kamer, dus ik weet niet precies wat de strekking van die motie is. Uit de woorden die u zojuist hebt gehoord, kunt u afleiden dat wij sympathiek tegenover het idee staan. Wij stellen voor, het ouderschapsverlof te verlengen van 13 naar 26 weken en wij stellen zelfs voor, daar via de levensloopregeling nog een extra schepje bovenop te doen. Ik weet niet of de CDA-fractie in die motie al precies heeft uitgewerkt hoe het allemaal zou moeten, maar dit is de lijn die wij hebben vastgelegd en die ook in ons verkiezingsprogramma staat.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan zou het waardevol zijn als mevrouw Smilde voor haar tweede termijn nog eens naar die motie zou willen kijken. Dat was namelijk de reden waarom ik net dacht: wij hebben toch een goede bondgenoot in het CDA, want in die motie staat expliciet dat het kraamverlof uitgebreid moet worden. En dat is precies wat het wetsvoorstel behelst.

Nu nog even de alternatieven. Laten wij daar even over doorpraten. Jonge gezinnen hebben over het algemeen niet veel geld. Zij starten op de arbeidsmarkt en kampen met een bijna ontoegankelijke woningmarkt. Het is peperduur om een klein huisje voor je startende gezin te krijgen. Jonge gezinnen sparen dus niet. Zij hebben echt geen geld voor een levensloopregeling, want al het geld gaat in het huis zitten, in de startende carrière en in het komende gezin. Hoe kan het CDA hier dan zeggen dat het verbeteren van de levensloopfaciliteit een optie is, terwijl de crux is dat je er eerst voor moet sparen voordat je er gebruik van kunt maken? Wat zegt u tegen al die jonge vaders die die mogelijkheid niet hebben, maar wel heel graag gebruik zouden willen maken van meer ruimte om in de begintijd voor het jonge kind te zorgen?

Mevrouw Smilde (CDA):

Zoals ik zei, is dat een kwestie van keuzes maken. Je maakt een keuze voor je eigen gezin, je maakt de keuze om voor de levensloopregeling te sparen. Het is een kwestie van keuzes maken. Wat u over jonge gezinnen zegt, klopt helemaal, al geldt het niet voor alle jonge gezinnen, maar het gaat ook om de wijze waarop je het financiert. Het CDA is altijd consistent geweest: verlofregelingen worden zowel financieel als op andere manieren op de werkvloer via onderhandelingen getroffen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat mevrouw Smilde haar betoog vervolgt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil nog even een ander punt dat mevrouw Smilde noemde, aanstippen. Dit maakt het debat iets volwaardiger. Ik neem de CDA-fractie in dit debat buitengewoon serieus. Gunt u mij nog een interruptie.

De voorzitter:

Eén interruptie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik snap de gedachte van mevrouw Smilde aan ouderschapsverlof wel, maar ook op dat vlak hebben jonge gezinnen geen keuze. Betaald ouderschapsverlof is in dit land namelijk schaars. Er zijn maar een paar werkgevers die daar echt voluit de ruimte voor willen bieden. De regel is dat er wel recht op ouderschapsverlof bestaat, maar dat is onbetaald. Nu kom ik terug bij de jonge gezinnen: starten, huis, beginnende carrière op de arbeidsmarkt. Zij hebben niet veel geld. Zij hebben dus ook niet de keuze om te sparen. Evenmin hebben zij de keuze om tegen hun werkgever te zeggen: weet je wat, ik neem onbetaald ouderschapsverlof en financier zelf die paar weken wel.

De voorzitter:

Dit is dezelfde vraag, mijnheer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ook hierover vraag ik of mevrouw Smilde zeker weet dat dit echt een volwaardig alternatief is voor jonge gezinnen die starten met het leven. Biedt dit hun werkelijk meer ruimte?

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik kan daarop antwoorden. Ik kom zo meteen nog even op het cao-verhaal terug. U zegt zeer terecht dat ouderschapsverlof niet wordt betaald. Dat is zo. Er zijn echter ook werkgevers die onder andere het vaderschapsverlof hebben geregeld. Onze eigen CDA-fractie heeft ook vaderverlof geregeld voor haar werknemers. Ik kom daar zo meteen even op terug. Tussen vaderschapsverlof en onbetaald verlof zit nog een hele mikmak aan mogelijkheden in het arbeidsvoorwaardenoverleg. Daar kom ik zo meteen even op terug als u dat goed vindt.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Vindt de CDA-fractie het belangrijk om ouders en in dit geval vaders de tijd te geven om, zodra het kind is geboren, te wennen aan de nieuwe situatie?

Mevrouw Smilde (CDA):

Ja, dat zei ik al.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Merkwaardig is dat uw collega Visser-van Doorn dat in 2001 ook vond en pleitte voor een uitbreiding van het kraamverlof tot een week. Daar bent u nu blijkbaar van teruggekomen.

Mevrouw Smilde (CDA):

Nee, dat is een kwestie van invulling. Per 1 januari 2009 wordt het ouderschapsverlof uitgebreid van dertien naar zesentwintig weken. Dat was in 2001 zeker niet het geval. Ik heb gezegd dat dit volgens mijn fractie heel goed daarvoor zou kunnen worden aangewend. Dat is flexibel. Ik heb zelfs aangegeven dat mijn fractie daar extra schepjes bovenop kan doen via de ouderschapskorting.

De voorzitter:

Was u klaar met uw antwoord?

Mevrouw Smilde (CDA):

Voor deze interruptie wel ja.

De voorzitter:

Nog eenmaal, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Kunt u mij dan vertellen wie u denkt dat precies gebruik gaat maken van dat onbetaalde ouderschapsverlof? Het grote probleem met het ouderschapsverlof is dat het alleen maar is weggelegd voor mensen met een hoger inkomen. Het merendeel van de vaders kan dus niet eens sparen voor ouderschapsverlof, laat staan dat zij dat ook nog eens in korte tijd bij elkaar zouden kunnen sprokkelen om tijd door te brengen met hun pasgeboren kind en hun vrouw, die nog met hechtingen in bed ligt.

Mevrouw Smilde (CDA):

Bij verschillende werkgevers is het ouderschapsverlof geregeld in het arbeidsvoorwaardenbeleid. Bovendien heb ik nog wat vraagtekens bij wat er over de cao is gezegd. Daar kom ik zo meteen op. Misschien wordt het hierdoor voor u duidelijk waar wij onze vraagtekens plaatsen.

Vandaag bespreken wij opnieuw een type verlof, terwijl er al vele vormen van verlof bestaan. Kan dit niet gestroomlijnd worden? De commissie-Bakker adviseert ook om meer flexibiliteit aan te brengen in de verlofregelingen. Daarnaast is in het regeerakkoord opgenomen dat er nadere voorstellen komen met betrekking tot de levensloopregeling. Wij zouden graag vooral het oordeel van de minister over deze suggestie willen horen. Wij spreken over alweer een verlof. Misschien is het zo langzamerhand tijd om daaraan wat te doen. Toen ik het woordvoerderschap over dit dossier kreeg, heb ik een boekje gekocht van 90 pagina's. Bij pagina 60 was ik ongeveer afgehaakt door de enorme verscheidenheid aan verlofregelingen. Misschien zou het goed zijn als wij daar eens naar kijken.

Wij zien ook een bezwaar in de financiering van het vaderverlof. De rekening wordt eenzijdig bij de werkgevers gelegd. Waarom wordt het vaderverlof niet in de cao geregeld? De fractie van de ChristenUnie heeft daarover vragen gesteld. De initiatiefnemers hebben daarop echter niet geantwoord. Zij geven allemaal getallen, maar vertellen niet waarom de financiering niet geregeld is. Zij concluderen op basis van de getallen alleen dat er wel een wettelijk geregeld verlof moet komen.

De CDA-fractie meent dat wij zo weinig mogelijk wettelijk moeten regelen. De flexibele relatie tussen werkgevers en werknemers moet zijn gang kunnen gaan. Waarom worden er weinig of geen afspraken in de cao's gemaakt? Hoe komt dat? Vindt men dit niet belangrijk genoeg of denkt men dat dit door de overheid wel wordt geregeld, zodat de ruimte ergens anders voor gebruikt kan worden? Deze vraag is heel belangrijk, omdat het een uitgangspunt is voor de cao. Waarom zou een wettelijke regeling opeens kunnen rekenen op draagvlak bij partijen, terwijl dit bij de cao niet het geval is geweest? Wanneer de vraag wordt gesteld aan vaders die niet binnen vier weken hun vaderverlof hebben kunnen opnemen, zeggen de indieners dat je dit met werkgevers en vakbond moet regelen. Dat is dus niet gelukt. Wat moeten wij daar dan mee doen?

De indieners geven aan dat de kosten voor de werkgevers relatief meevallen binnen het geheel van de totale loonkosten. Dat is het macroniveau. Op microniveau kan het voor de werkgevers wel degelijk een probleem zijn, zowel financieel als organisatorisch. In een organisatie of een klein bedrijf is het financieel lastig, en organisatorisch soms problematisch als een medewerker opeens twee weken afwezig is.

In de nota naar aanleiding van het verslag staat dat als werkgevers ervoor kiezen om geen vervanging toe te passen, er een productieverlies zal zijn van 7 miljoen uren. Er wordt bovendien verondersteld dat alleen op korte termijn productieverlies zal worden geleden, omdat op langere termijn werkgevers ervoor zullen kiezen vervanging in te huren. Kunt u toelichten hoe werkgevers op zo korte termijn vervanging kunnen realiseren voor een eveneens heel korte termijn, namelijk twee weken? Is de arbeidsmarkt zo flexibel dat dit mogelijk is? Waarop is deze veronderstelling gebaseerd? Wij zien dus veel praktische problemen, ook op de werkvloer, als binnen de vier weken de twee weken moeten worden opgenomen. Dus wordt het broodnodige draagvlak aangetast.

Laat ik onderstrepen dat het een sympathiek voorstel is. Wij delen de aandacht. Wij hebben echter bezwaar tegen de uitwerking waarvoor de indieners kiezen. Zij beogen een cultuuromslag. Daarvoor hebben wij veel sympathie. Dit kun je echter niet via de wet regelen. Daarom vragen wij de indieners om ons nogmaals uit te leggen waarom een wettelijk vaderverlof, gefinancierd door alleen de werkgevers, opgenomen binnen die vier weken, de enige mogelijkheid is om een betere binding te krijgen tussen een jonge vader en zijn kind.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik daag de CDA-fractie, in de persoon van mevrouw Smilde, op mijn beurt uit om ons uit te leggen waarom het CDA de afgelopen jaren meerdere keren heeft gepleit voor uitbreiding van het wettelijk recht op kramen, op kosten van de werkgever, en dat dit nu ineens niet meer het geval is. Neemt u mij niet kwalijk, mevrouw Smilde, maar daarin zit een inconsistentie. Als u die moties nu niet tot uw beschikking hebt, daag ik u uit om in tweede termijn uw antwoord te geven. Ziet de CDA-fractie met mij het grote belang in dat werkgevers hebben bij werknemers die zich er inderdaad van verzekerd weten dat op het moment dat het ertoe doet, zij de ruimte krijgen om hun privékeuzen te kunnen maken? Op het moment dat er een kind komt, is er dan ruimte om daaraan aandacht te besteden? Dat is ook een belang van werkgevers. Zullen wij dat ondersteunen?

Mevrouw Smilde (CDA):

Ja, en daarom...

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zullen wij dat ook regelen?

Mevrouw Smilde (CDA):

Nee.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zullen wij dat ook regelen, zodat het een helder recht wordt voor de werknemers en zodat wij een nieuwe norm voor modern werkgeverschap introduceren? Wij zijn de bondgenoten van de bedrijven die het al doen; ik noemde zojuist het voorbeeld van vier tot acht weken kraamverlof – dat komt zelfs voor – maar daar hebben wij het nog niet eens over. Wij steunen die staande praktijken van de goede werkgevers.

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, wat is uw vraag?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Er zijn echter ook werkgevers in dit land die weigeren mee te doen aan het modern werkgeverschap. Voor hen is dit wetsvoorstel bedoeld. Wat is daar nu op tegen?

Mevrouw Smilde (CDA):

Daar is dit op tegen dat wij dan vanuit de overheid regelen wat in wezen in samenspraak tussen werkgevers en werknemers voor elkaar moet worden gebracht. Dat kan gebeuren via cao-onderhandelingen.

Mijnheer Vendrik, u krijgt van mij echt geen ander antwoord.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter, dan moet mevrouw Smilde...

De voorzitter:

Ik verzoek u niet door elkaar te praten. Mijnheer Vendrik, laat u eerst mevrouw Smilde uitspreken.

Mevrouw Smilde (CDA):

De heer Vendrik heeft er helemaal gelijk in dat de werkgever er belang bij heeft dat dit geregeld wordt. De werknemer heeft er ook belang bij. De Nederlandse samenleving heeft er belang bij dat de combinatie van arbeid en zorg goed geregeld wordt. Dan vraag ik waarom dat dan niet aan de cao-onderhandelingstafel wordt geregeld. De CDA-fractie is ervan overtuigd dat dat beter is in plaats van dat wij als overheid iets opleggen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Volgens mij zitten wij daar al jaren op te wachten. Het lukt echter niet voldoende. Dat zou dus voor de overheid een reden moeten zijn om daar een norm te stellen door middel van wetgeving.

Uw redenering volgend merk ik echter ook op dat wij het huidige kraamverlof van twee dagen net zo goed kunnen afschaffen. Dat regelen ze toch in onderling overleg? De huidige loondoorbetaling bij ziekte – dat is een wettelijke verplichting – kunnen wij ook afschaffen. Dat regelen ze toch in onderling overleg?

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, wat is uw vraag?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw Smilde, ik houd u voor dat het punt is dat op cruciale momenten wanneer moderne rechten van werknemers aan de cao-onderhandelingstafel almaar niet voldoende geregeld worden noch dekkend zijn voor zo veel mogelijk mensen in het land, de overheid een taak heeft. Wij wachten nu al heel lang op dat kraamverlof. Mede dankzij de CDA-fractie zijn er moties aangenomen. Het is echter nog steeds niet geregeld en wij mogen vandaag de dag nog steeds concluderen dat er geen positie van de overheid is. Hoe is dat nu mogelijk? Hoe lang moeten wij er nog op wachten dat het geregeld wordt?

Mevrouw Smilde (CDA):

Voorzitter. Een korte reactie. In de eerste plaats heb ik in mijn inbreng al aangegeven die twee dagen als een soort van bijzonder calamiteitenverlof te beschouwen. Je kunt het opvatten zoals je wilt, maar daarvoor is ruimte en dat is geregeld. In de tweede plaats wijs ik erop dat wanneer de cao-partijen het idee krijgen dat de overheid het wel regelt, zij de beschikbare ruimte besteden voor andere zaken.

Voorzitter. Mag ik een voorbeeld geven? Twee tot drie jaar geleden, toen de Wet op de kinderopvang tot stand kwam, hebben wij de vraag of de werkgevers het gingen regelen eerst aan de cao-partijen overgelaten. Op het moment dat duidelijk werd dat er een behoorlijke Kamermeerderheid was om een wettelijke werkgeversbijdrage via de Kamer te regelen, gebeurde het gewoon niet meer bij de cao-partijen. Dat gaat hier nu kennelijk weer zo.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is nu precies het punt!

Mevrouw Smilde (CDA):

En dus...

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het kabinet-Balkenende II heeft de kinderopvang destijds aan de cao-partijen overgelaten. Toen kwam de financiering niet rond.

Mevrouw Smilde (CDA):

Nee!

De heer Vendrik (GroenLinks):

Toen zei zelfs dat kabinet: nou gaan wij ingrijpen.

Mevrouw Smilde (CDA):

Toen kwam de financiering niet rond, omdat het duidelijk was dat het eventueel hier vanuit de Kamer geregeld kon worden. Ik heb de FNV de afgelopen maanden alleen maar horen zeggen dat het regelen van kraamverlof niet lukt. Waarom? Omdat dit initiatiefwetsvoorstel in de lucht hangt.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit is toch echt een verdraaiing van de feiten. Zoals de heer Vendrik aangeeft, zitten de indieners van dit initiatiefwetsvoorstel vandaag niet voor niets in vak K. Dit voorstel ligt er niet voor niets. Het gebeurt dus niet. Het gebeurt al jaren niet. Uit de huidige cao's blijkt dat maar een aantal bedrijven het geregeld heeft. Dat is dus mager.

Tevens zegt u dat het CDA een gezinspartij is, die het belang onderschrijft dat vaders ook tijd kunnen doorbrengen met hun kinderen.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, wat is uw vraag?

Mevrouw Karabulut (SP):

Wij zien dat het niet gebeurt. Wat is nu eigenlijk het alternatief van de CDA-fractie? In feite zegt mevrouw Smilde: zoek het maar uit. Heel veel ouders die het niet kunnen betalen en die het ook niet voor elkaar krijgen bij hun werkgever, hebben gewoon het nakijken.

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik sta op het standpunt dat als partijen echt iets willen regelen aan de cao-onderhandelingstafel, zij dat ook gaan regelen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat gebeurt niet!

Mevrouw Smilde (CDA):

Dan verschillen wij met elkaar van mening over de reden waarom dat niet gebeurt.

Wij zijn een gezinspartij. Wij weten echter dat wij, wanneer wij verlofregelingen willen, op draagvlak moeten kunnen rekenen bij werkgevers, maar ook bij de collega's op de werkvloer. Dat kan alleen maar als je het niet van bovenaf oplegt, maar partijen er zelf uit laat komen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Wij hebben ook niet voor niets bij wet vakantiedagen geregeld en heel veel andere zaken. Dit punt wordt al jarenlang achterwege gelaten. Wij kunnen hier met elkaar die norm stellen. Dat sluit ook mooi aan bij uw andere doelen, namelijk dat meer vrouwen moeten gaan werken, dat wij meer moeten mantelzorgen en dat wij meer vrijwilligerswerk moeten doen. Het moet uit de lengte of uit de breedte komen. Die voorwaarden moeten wij dan creëren, anders bent u niet eerlijk bezig.

Mevrouw Smilde (CDA):

Wij zijn heel selectief in wat wij van overheidswege regelen en wat wij overlaten aan partijen in het veld. Dat is bij het CDA nog nooit anders geweest.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Mijnheer de voorzitter. Allereerst wil ik de leden Halsema en Van Gent complimenteren met het initiatiefwetsvoorstel dat wij vandaag behandelen. Ik waardeer hun inspanningen om de combinatie van arbeid en zorg te verbeteren; iets waar mijn fractie zich zoals u weet ook al lang voor inzet.

Het initiatiefvoorstel sluit aan bij een trend die al langer zichtbaar is in de samenleving, namelijk de toenemende aandacht voor de rol van vaders in de opvoeding. Tegenwoordig is het populair om pappadagen te hebben. Zelfs de spelers van het Nederlands elftal willen winst en verlies voor de camera delen met hun gezin. Dat is een ontwikkeling die de ChristenUnie zeer positief vindt. In een gezin zijn beide ouders eerst verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging van kinderen. Een stabiel gezinsleven is van groot belang voor een goede ontwikkeling van kinderen. Opvoeden is een verantwoordelijke taak waarin ouders elkaar aanvullen. Het is dan ook belangrijk dat moeder en vader daar voldoende tijd voor vrij kunnen maken. De initiatiefnemers van het wetsvoorstel menen dat die tijd onder andere gecreëerd kan worden door het zogenaamde vaderverlof.

Hoe sympathiek het voorstel ook is, mijn fractie ziet toch wel enkele bezwaren. Bij het opnemen van verlof moet er een balans zijn tussen de verantwoordelijkheid van de werkgever, de werknemer en de overheid. In de praktijk lijkt de balans ten aanzien van vaderverlof al aanwezig. Aanstaande vaders sparen zelfs vrije dagen om die rondom de bevalling te kunnen inzetten. Werkgevers houden hier rekening mee en geven de vaders vrijaf. In sommige cao's wordt het vaderverlof zelfs al officieel geregeld. Gelet op de toenemende krapte op de arbeidsmarkt kan dit soort verlofregelingen de aantrekkelijkheid van de bedrijven bovendien vergroten. Kortom, het is ook in het belang van werkgevers om hierover in cao-verband goede afspraken te maken.

Tegelijkertijd moet er nog een zekere cultuuromslag plaatsvinden bij de combinatie van arbeid en zorgtaken. De vraag is echter of deze cultuuromslag gerealiseerd kan worden met dit wetsvoorstel. Mijn fractie betwijfelt dat, vooral omdat de financiële gevolgen voor het vaderverlof volledig bij de werkgever komen te liggen. Deze moet tien dagen verlof doorbetalen aan nieuwbakken vaders. Voor met name het mkb is dat geen kleinigheid. Vaak willen mkb'ers best tegemoetkomen aan redelijke verlofverzoeken. Door een doorbetalingsplicht op te leggen, bestaat de kans dat het draagvlak bij werkgevers voor verlofregelingen afneemt. Daar is een werknemer uiteindelijk niet mee gediend. De indieners stellen echter dat de wettelijke regeling in het belang is van werkgevers. Kunnen zij dit nader toelichten? Ik zie dit namelijk nog niet.

De indieners zeggen verder dat Nederland onderaan bungelt wat betreft verlofregelingen. Hierbij wordt een Europese vergelijking gemaakt van vaderverlof- en ouderschapsverlofregelingen. Ik vind dit eigenlijk een snelle conclusie. Met de fractie van GroenLinks ben ik van mening dat er nog wel een en ander te verbeteren valt. Om te stellen dat Nederland het slechtste jongetje van de klas is, gaat mij te ver. Om een compleet beeld te krijgen zou je naar het totale complex van verlof-, vakantiedagen, atv- en zorgdagen moeten kijken en niet alleen naar deze twee regelingen. Bovendien wordt er al het een en ander gedaan om de verlofmaatregelen te verbeteren. Deze kabinetsperiode zal het ouderschapsverlof uitgebreid worden van 13 naar 26 weken. Dat is wat ons betreft een prima zaak. Dit schept mogelijkheden om het ouderschapsverlof te flexibiliseren, zodat ook in de kraamtijd een bepaald aantal dagen opgenomen kan worden. Nu is de regeling nog betrekkelijk rigide. Daar kan best wat aan veranderd worden. Geef vaders bijvoorbeeld de mogelijkheid om maximaal 10 dagen van hun ouderschapsverlof te reserveren voor de kraamtijd. Het restant aan verlof kunnen zij dan eventueel later opnemen. Om dat financieel ook draaglijk te maken, kun je de inhouding op het loon uitsmeren over maximaal een jaar, bijvoorbeeld door één verlofdag per maand in te houden. Neem niet de bepaling op dat ouders minimaal een jaar in dienst moeten zijn voordat zij recht krijgen op ouderschapsverlof. Met andere woorden: flexibiliseer de ouderschapsverlofregeling.

In het najaar komt de minister voor Jeugd en Gezin met zijn Gezinsnota. Wat mijn fractie betreft wordt met deze notie ook bekeken hoe de regeling voor ouderschapsverlof verfijnd kan worden. Hierbij zou het punt van de flexibilisering en de financiële stimulansen moeten worden betrokken.

Voorzitter. Ik rond af. De indieners hebben de discussie over de vraag hoe vaders meer gefaciliteerd kunnen worden om arbeid en zorg te combineren op gang gebracht. Dat waardeert mijn fractie zeer, maar nogmaals: wij zijn er nog niet van overtuigd dat dit voorstel de enige juiste manier aangeeft. Blijft staan dat er nog genoeg te doen is op het gebied van arbeid en zorg. Laten wij daar de komende tijd de aandacht op blijven richten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Moet ik uw woorden zo verstaan dat u alvorens tot een oordeel te kunnen komen, de beantwoording van de initiatiefnemers afwacht?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik heb inderdaad een aantal vragen gesteld en ik wil de antwoorden daarop afwachten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

In 1999 hebben de politieke voorgangers van de ChristenUnie, het GPV en de RPF, hun steun gegeven aan een CDA-motie waarmee werd gevraagd om uitbreiding van het wettelijke kraamverlof, gefinancierd door bedrijven. De fracties van het GPV en de RPF vonden die uitbreiding dus nodig. Vindt u dat de ChristenUnie die vandaag de dag eigenlijk ook moet steunen?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Wij steunen het idee dat vaders ook zorg dragen voor de opvoeding van hun kinderen, maar u hebt het over een motie die in 1999 is ingediend, dus negen jaar geleden. In die negen jaar is er heel wat gebeurd. Wij zien echter een tendens: werkgevers stellen zich wat opener op. Zij willen de werknemers meer mogelijkheden bieden. Daarnaast heb ik gezegd dat de krappe arbeidsmarkt met zich meebrengt dat de werkgevers met secondaire arbeidsvoorwaarden mensen moeten prikkelen, zodat zij goede werknemers aan zich kunnen binden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Deze opmerking maakt mij in die zin nieuwsgierig dat ik graag van u wil horen wat er sinds 1999 allemaal is veranderd. Toen gaven uw politieke voorlopers namelijk voluit steun aan een voorstel voor uitbreiding van de wettelijke termijn voor vaderverlof. Nu blijft uw steun daarvoor onduidelijk. Ik hoop dat u die politieke geschiedenis nog eens tot u wilt nemen. Zegt u nu eigenlijk niet: wij wachten gewoon op wat de werkgevers doen?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Met mijn antwoord verval ik in herhaling. In de afgelopen negen jaar is er veel veranderd. Wij hebben binnenkort te maken met krapte op de arbeidsmarkt. Inderdaad, ik laat actie even over aan de werkgevers. Ik heb er alle vertrouwen dat alles goed komt. Daarnaast heb ik de mogelijkheid aangegeven om na te gaan wat aan de hand van de bestaande ouderschapsverlofregeling kan worden gedaan.

Mevrouw Karabulut (SP):

U noemt als mogelijk alternatief het werken met de bestaande ouderschapsverlofregeling, maar wie biedt die eigenlijk mogelijkheden? Gebruik van die regeling is weggelegd voor een handjevol mensen, namelijk voor de mensen die dat kunnen betalen. Of pleit u voor betaald ouderschapsverlof?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Nee, daar pleit ik niet voor. Ik heb aangegeven dat de hele ouderschapsregeling geflexibiliseerd moet worden. Er moeten mogelijkheden aangeboden worden voor jonge, startende vaders om hun ouderschapsverlof op te nemen. In de komende gezinsnota moet minister Rouvoet aangeven wat hij daarin gaat veranderen en welke fiscale stimulansen hij wil opnemen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Weest u nu eens concreet. De huidige koppeling aan de levensloopregeling werkt voor geen meter. Slechts 5% van heel werkend Nederland maakt er gebruik van. Een heel klein deel gebruikt het voor ouderschapsverlof. Dat is dus niet de route. Over een betaalde ouderschapsregeling hoor ik u ook niet. Daarmee lijkt de ChristenUnie het niet zo belangrijk te vinden om ouders de ruimte en de tijd te geven om te wennen aan de nieuwe situatie, om te genieten van het nieuwe kind.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Dat zijn uw woorden en niet de mijne. U koppelt het nu aan de levensloopregeling, maar ik ben in afwachting van de gezinsnota van minister Rouvoet. Daarin zullen wij zien op welke manier hij de ouderschapsregeling verder wil flexibiliseren. De fiscale stimulansen kunnen daarin worden meegenomen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Wilt u het ontkoppelen van de levensloopregeling?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik wacht de gezinsnota af.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Ik complimenteer de indieners met het initiëren van dit sympathieke wetsvoorstel. Als lid van een overzichtelijke fractie weet ik hoeveel druk een initiatiefwet op een kleine organisatie legt. Ik heb veel waardering voor fracties die desondanks hun nek uitsteken.

Over de inhoud van het voorstel wil ik meteen maar helder zijn: D66 kan niet instemmen met een voorstel voor vaderschapsverlof waarin de rekening eenzijdig bij de werkgever wordt gelegd. D66 heeft altijd gepleit voor een vorm van vaderschapsverlof. Niet omdat mannen daarmee ineens alle zorgtaken met hun partner delen – daar is meer voor nodig – maar omdat ouders zo samen een band met hun kindje kunnen smeden. Voor mij is niet duidelijk of het initiatief bedoeld is om mannen te emanciperen of om beide ouders de kans te bieden om bij de geboorte van hun kindje een band op te bouwen.

Het is waar dat weinig mannen een evenredig aandeel in de zorgtaken op zich nemen. Hoewel ouderschapsverlof voor iedereen geldt, zijn het voor het overgrote merendeel vrouwen die het ook daadwerkelijk opnemen. De vraag die rijst is of het middel van twee weken verlof wel effectief is voor het doel: het emanciperen van de man. Ik denk niet dat twee weken vrij na de bevalling de mannen zodanig emancipeert, dat zij daarna op een natuurlijke manier hun verantwoordelijkheid nemen in zorgtaken. Daarmee creëer je juist een schijnoplossing. Mannen die niet willen zorgen, zullen dat ook niet snel doen, ondanks het feit dat zij wel vrije dagen accepteren. Bovendien haal je met door de werkgever gefinancierde vrije dagen juist de verantwoordelijkheid bij ouders weg.

Als het initiatief bedoeld is voor het opbouwen van een band met het kindje, dan wijs ik op het volgende. Ouders kunnen gebruikmaken van ouderschapsverlof. Vaders doen dat niet vaak, moeders wel. Dan zouden mannen toch ook gebruik kunnen maken van ouderschapsverlof? Dan kun je toch ook een band smeden?

Het probleem is de afdwingbaarheid. In mijn vorige functie heb ik veel ouders daarover gesproken. Werkgevers zeiden vaak: het komt ons nu niet goed uit, vader, graag op een ander moment. Die afdwingbaarheid moet bereikt worden, en daar heb ik een amendement voor voorbereid. D66 is er voorstander van om de partner waar nodig te stimuleren en te faciliteren. Met een amendement kunnen wij regelen dat de partner van de moeder na de bevalling bovenop de huidige twee dagen verlof, twee weken ouderschapsverlof kan opnemen en dit recht ook bij de werkgever kan afdwingen. Daarmee doen wij recht aan de noodzaak vaders meer te betrekken bij zorgtaken maar doen wij tegelijkertijd een appel op het verantwoordelijkheidsgevoel van de vaders. Bovendien is het kostenplaatje van de werkgever dan ook beperkt want dan hoeft hij alleen nog maar rekening te houden met het feit dat de werknemer twee weken weg is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik meende in de woorden van mevrouw Koşer Kaya te horen dat zij weinig vertrouwen heeft in mannen; dat is jammer. Dat ligt in onze fractie heel anders.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb veel vertrouwen in u.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is mooi. Het leek er even op dat het voor D66 een belangrijk argument was dat het voor werkgevers soms niet uitkomt dat er zomaar een kind geboren wordt en dat die vader met verlof gaat. Ik begrijp nu dat dit geen probleem is. Want met uw amendement geeft u vaders ook een afdwingbaar recht richting de werkgever dat als er een kind wordt geboren de vader mag gaan zorgen.

Ik wil het nog even hebben over die jonge gezinnen die niet zo veel geld hebben, en dat is meestal staande praktijk. Het ouderschapsverlof is onbetaald. Is nu niet het grote probleem dat wij jonge vaders eigenlijk blij maken met een dode mus? Zij mogen immers wel zorgen voor hun kind maar dan moeten zij meteen salaris inleveren.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Moeders maken ook gebruik van het ouderschapsverlof. Dat is ook onbetaald. Zij nemen die verantwoordelijkheid wel. Waarom zouden mannen dat dan niet kunnen?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Die opmerking opent een heel ander debat over emancipatie. Nederland bungelt namelijk op dat punt ook een beetje onderaan in Europa. De mannen verdienen hier helaas nog vaak het hoofdinkomen. Wanneer zij ouderschapsverlof nemen dan crashen de financiën van het betreffende huishouden. Vrouwen werken helaas nog zo vaak in deeltijdarbeid – dat is helaas nog vaak de norm – dus voor hen is het financieel veel gemakkelijker om ouderschapsverlof op te nemen als het niet betaald wordt. Dat laat zich wel verklaren. Ik zou toch wensen dat een emancipatiepartij zoals D66 die praktijk ook niet goed vindt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik wil met alle liefde met u debatten voeren over langer doorwerken, over emancipatie en over mannen zodanig betrekken bij dat emancipatieproces dat zij ook hun deel van de zorgtaken op zich nemen. Met de twee weken die in dit voorstel worden genoemd is dat probleem echter niet opgelost. De crux zit hem erin dat wanneer een kindje wordt geboren en een man verlof vraagt, de werkgever vaak zegt dat het hem op dit moment niet goed uitkomt. Als oppositiepartij kunnen wij er ook voor kiezen om heel sympathiek met u mee te gaan, maar wij vinden de financiering heel belangrijk, juist omdat de kinderopvang en het persoonsgebonden budget naar onze mening betaalbaar moeten blijven. Ook daar is geld voor nodig.

Op het moment dat de financiering te eenzijdig ergens wordt neergelegd, in dit geval bij de werkgever, dan zal u mij niet snel aan uw zijde vinden.

De voorzitter:

Dan geef ik nu mevrouw Karabulut de gelegenheid om te interrumperen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter, ik ben misschien een van de weinigen aan de interruptiemicrofoon, maar ik neem het debat serieus en ook de positie van D66. Gunt u mij dus enige ruimte...

De voorzitter:

Wij behoeven hier niet de discussie te voeren of u wel of niet iemand serieus neemt. Ik denk dat iedereen elkaar hier serieus neemt. Ik geef u nu voor de laatste keer het woord.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zeker, daar zijn wij het over eens.

Als het gaat om de bedragen voor kinderopvang betreft het hier een heel bescheiden lastenverzwaring. Als dit wetsvoorstel kracht van wet krijgt, past die lastenverzwaring wel in een lastenbeeld dat fors in de plus zit voor werkgevers in 2009. 0,5 mld. aan lastenverlichting komt er sowieso aan van dit kabinet. Daar halen wij een klein stukje van af ter financiering van dit wetsvoorstel. Dan is dat probleem toch geregeld?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Nogmaals, dan blijft staan dat het eenzijdig bij de werkgevers is neergelegd.

Mevrouw Karabulut (SP):

Zou D66 er wel mee kunnen leven als wij het collectief financieren?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Nee, dat is ook een eenzijdige financiering. Het betekent dus ook dat 2,5 miljoen alleenstaanden meebetalen. Dan moeten wij ook all the way die solidariteit met elkaar bespreken. Dat wil ik wel met u, maar dan moet u dat ook met mij aandurven.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is juist wat ik u vraag. Ik vind uw amendement nogal gratuit. Wat verandert er nu feitelijk? U gaat voorbij aan het feit dat verlofregelingen wel betaalbaar moeten zijn. Dat geldt ook voor het kraamverlof. D66 staat vooraan als het gaat om emancipatie. Het eerlijker verdelen van zorgtaken is dan ook belangrijk, maar dat begint natuurlijk bij de geboorte van het kind. Als u zegt dat wij dat niet met elkaar gaan regelen en zeker niet gaan betalen, dan neem ik u niet al te serieus meer. Misschien wilt u dat niet weten, maar het is wel zo dat alleen hoger opgeleiden, met een dikke portemonnee, zich ouderschapsverlof kunnen permitteren. Het overgrote deel van de jonge gezinnen kunnen dat helemaal niet betalen. Die mannen en vrouwen willen wel, maar het is nu eenmaal zo dat de vrouwen, die minder verdienen, dat ouderschapsverlof maar moeten opnemen. Ik neem u niet serieus als u zegt dat u zou willen dat meer mannen ouderschapsverlof opnemen. Dan moet u de daad bij het woord voegen en ervoor zorgen dat dit ook kan.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik kan dit betoog totaal niet volgen. De crux is dat heel veel vaders geen verlof kunnen opnemen wanneer er een kindje is geboren. Dat regel ik met mijn amendement. Daar gaat het om. U wilt alles betalen, maar dan moet u zorgen dat het betaald kan worden en dat er daarna wat overblijft voor andere belangrijke zaken.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Halsema en mevrouw Van Gent, leden en collega's van GroenLinks, hebben het voorliggende wetsvoorstel met veel toewijding en energie opgesteld en sindsdien uitgelegd en in de schriftelijke ronde verdedigd. Daarvoor alleen al willen wij onze waardering uitspreken. Zoals wel vaker het geval is, heeft de SGP-fractie op bepaalde thema's andere invalshoeken dan de fractie waar zij uit voortkomen, om het maar ingetogen te zeggen. Zo ook bij dit wetsvoorstel. Voor alles, het is een diepe vreugde, een kindje te mogen krijgen. Dat geldt zeker voor de moeder die het baren mag, maar ook voor de vader. Ouder te worden is reden tot grote dankbaarheid. Ik zeg zonder aarzelen: een geschenk uit de hemel.

Als het goed is, is er natuurlijk een band van liefde en een innerlijke drang om te zorgen, zelfs als er persoonlijke offers voor nodig zijn. Mijn fractie ziet wel het belang in van een sterke onderlinge band tussen vader en kind. Die band gun ik betrokkenen in alle voorkomende gevallen en wens ik allen toe. Het zou heel goed zijn voor hen, voor hun omgeving en voor de samenleving. Idealiter komt dit allemaal spontaan tot stand. Onze kernvraag is waarom dit door de overheid mede georganiseerd of mogelijk gemaakt moet worden. Is dat überhaupt te organiseren door te faciliteren? Als je dat doet, waar komen de lasten van een en ander dan terecht? Eerlijk gezegd worden de kosten van het voorgestelde wettelijk vaderverlof van twee weken eenzijdig op de werkgevers afgewenteld.

Ook heeft mijn fractie moeite met de achterliggende gedachte van dit wetsvoorstel, dat de sociale normen en rolpatronen sowieso veranderd moeten worden. Collega Vendrik, verwant aan dezelfde fractie, zei zojuist ook dat het hem gaat om een modern gezinsbeleid. Het woord "modern" is voor hem cruciaal. Zo kennen wij elkaar, dat is een understatement, maar het standpunt van de SGP kenden de initiatiefnemers ook al. Zij weten dat de SGP-fractie als een van de weinige partijen in dit parlement gaat voor het normale of zo men wil traditionele gezin. Ja, u moet op elk woord letten!

Mijn fractie wil de initiatiefnemers nogmaals vragen naar de noodzaak om te komen tot een uitbreiding van het wettelijk vaderverlof. Onze wetgeving bevat immers regelingen waarvan kersverse vaders gebruik kunnen maken om de moeder net na de bevalling te ondersteunen en de band met het kind te versterken. Allereerst hebben vaders recht op twee dagen kraamverlof en kunnen zij via de levensloopregeling sparen voor betaald verlof. Ik erken dat voor dat laatste geldt: als zij daarin participeren. Wij weten dat er hierbij nog een wereld te winnen valt, een heleboel te regelen en te verbeteren. Ook mijn fractie heeft die opvatting. Daarnaast kunnen zij ouderschapsverlof opnemen. Het kabinet heeft al voorstellen ontwikkeld om dat per 1 januari aanstaande uit te breiden. Als het nodig is, dan kunnen ook nog kortdurend zorgverlof, bijzonder verlof en ander kortverzuimverlof opgenomen worden. Dat zijn de wettelijke mogelijkheden.

Daarnaast bestaan er nog bovenwettelijke mogelijkheden om verlof op te nemen. Ook mijn fractie kan zich goed voorstellen dat vaders na de geboorte van een nieuw kind meer tijd willen besteden aan de nieuwe gezinssituatie dan wettelijk is geregeld. Als je dat echter mogelijk wilt maken, dan gaat het ook om een stukje belang vanuit het perspectief van de werknemer. In dat geval is onze vraag of dat dan niet doorgesleuteld moet worden in de lastentoedeling. Als het een vader veel waard is om bij zijn kind en de moeder te zijn – dat is terecht en ik kan mij daar goed iets bij voorstellen – dan zal het hem toch ook niet zwaar vallen om vakantiedagen of adv-dagen daarvoor in te zetten? De praktijk wijst uit dat veel werknemers dat ook doen en daarover met de werkgever tot goede onderlinge afspraken komen. Gemiddeld nemen vaders zo'n tien vakantiedagen op na de geboorte van een kind, zo wordt ons gemeld. Een uitbreiding van het verlof naar tien dagen reikt in de praktijk dus niet verder.

De SGP-fractie voelt er om die reden veel meer voor om de verantwoordelijkheid voor het regelen van verlof te laten op de plaats waar zij hoort, namelijk bij de werkgevers en de werknemers. Dat gaat op dit moment al behoorlijk en waar het stagneert, moet er aandacht aan worden besteed. Ik dien daarvoor straks een voorstel in. Soms wordt verlof geregeld in de cao of in de arbeidsvoorwaardenregelingen, maar vaak ook in goed overleg tussen individuele werkgevers en werknemers. Ook bieden steeds meer werkgevers uit zichzelf al tien of zelfs meer dagen vaderverlof aan als goede secundaire arbeidsvoorwaarde. Collega Vendrik geleidde een concreet voorbeeld daarvan door aan de Kamer. Zien de initiatiefnemers iets in het stimuleren van zulke initiatieven, bijvoorbeeld door het voor werkgevers fiscaal aantrekkelijker te maken om het vaderverlof op vrijwillige basis uit te breiden?

De initiatiefnemers stellen dat een uitbreiding van het vaderverlof noodzakelijk is om de weigerachtigen onder de ondernemers alsnog te dwingen om hun werknemers vrij te geven. Kunnen de indieners inzicht geven in het relatieve aantal ondernemers dat hun werknemers geen verlofdagen toestaat na de geboorte van een kind? Als werkgevers hun personeel geen vrije dagen willen geven, zien de initiatiefnemers dan iets in een wettelijke regeling waarbij het recht wordt vastgelegd voor werknemers om openstaande vakantiedagen op te nemen na de geboorte van een kind? Dat lost allereerst het probleem op dat werknemers door onwillige werkgevers geen toestemming krijgen om vrij te nemen en bovendien wordt daarmee niet de volledige kostenpost bij het bedrijfsleven neergelegd, maar worden de kosten gedeeld.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik kan de heer Van der Vlies uit eigen ervaring meedelen dat je als startende vader die vakantiedagen hard nodig hebt voor het oorspronkelijk beoogde doel. Dat kun je in zo'n periode heel goed gebruiken. Het lijkt mij lastig om dat meteen als een vervanging voor het wetsvoorstel te beschouwen.

Mijn vraag is een andere. De heer Van der Vlies heeft een buitengewoon lange staat van dienst. Niemand van ons kan hem dat nazeggen. De kans is dus vrij groot dat hijzelf in 1999 in persoon voor de motie van het CDA heeft gestemd waarin het wettelijk recht op kraamverlof moest worden uitgebreid van twee naar vijf dagen. De SGP-fractie was voor. Hoe past die steun – en ik dicht de heer Van der Vlies een grote mate van consistentie toe, die ook niemand hem kan nazeggen – in een normaal gezinsbeleid?

De heer Van der Vlies (SGP):

Inderdaad was ik er in 1999 bij en het zal zo zijn geweest dat ook mijn hand omhoog is gegaan, want de fractie heeft voorgestemd en wij stemmen nooit verdeeld.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik trek dan de conclusie – en vraag de heer Van der Vlies daarop te reageren – dat een uitbreiding van het wettelijk recht op kraamverlof voor vaders ook past in een normaal en traditioneel gezinsbeleid. Ik vraag dan waar de expliciete steun van de SGP-fractie voor het wetsvoorstel blijft in dit debat.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik ga de conclusie nog trekken, dus blijf nog even nieuwsgierig. Dat is een beetje flauw, maar 1999 is gedateerd. U herinnert zich ongetwijfeld met mij, want u loopt hier ook al een poosje rond, wat er daarna allemaal aan discussies is gevoerd en dat de levensloopregeling met alle andere verlofvormen die er waren in een geïntegreerd kader terecht zouden gaan komen. Dat is nog niet zoals mijn fractie wenst. Dat erken ik. Maar dergelijke behoeften zijn wel neergeslagen in ouderschaps- en andere verlofregelingen, die er overigens intussen zijn gekomen. Ik herinner mij uit diverse debatten dat u een ijzersterk geheugen hebt. Op dat punt verslaat u mij kilometers, dus pin mij niet vast op data en jaartallen, want die heb ik eerlijk gezegd niet paraat, maar u weet met mij dat die discussie uit die tijd dateert.

De voorzitter:

Nog één korte vraag, mijnheer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik was niet van plan om met data, rugnummers en namen te komen, maar als de heer Van der Vlies hier de levensloopregeling ten tonele voert, vraag ik hem om een reactie op het punt dat ik eerder heb gemaakt in de richting van andere fracties. Jonge gezinnen, startend op de arbeidsmarkt met nauwelijks kans op de woningmarkt, kleine inkomens en hoge lasten hebben echt geen kans om vooraf te storten in de levenslooppot opdat zij dit soort vormen van verlof eigener beweging kunnen financieren. Daarmee is de levensloop als route voor de jonge gezinnen eigenlijk een dood spoor en moeten wij dus iets anders regelen. Is de heer Van der Vlies dat met mij eens?

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik ben best bereid te zeggen dat u daar een punt hebt. Dat heb ik zojuist ook in een tussenzin gezegd. Ik mag aannemen dat dit niet onopgemerkt is gebleven, want ik heb mij gericht tot mevrouw Karabulut, maar u bent zo integraal in het debat aanwezig dat ik dacht dat ik het niet per se nog apart aan u hoefde te adresseren. U hebt daar dus wel een punt, maar ik refereer aan de discussie waarin u ook majeur aanwezig was en waarin wij de levensloopregeling toen wij ermee begonnen als een soort van carrier van, een verzamelplaats voor alle mogelijke flexibiliteiten binnen kaders van rechtsposities, cao-afspraken enzovoorts zagen voor mensen om gedurende hun levensloop zich de door hen noodzakelijk geachte vrijheden te veroorloven. Daar is het inderdaad niet van gekomen op de manier waarop wij dat hadden gewenst. Dat erken ik.

Mevrouw Agema (PVV):

Mijnheer Van der Vlies, u bent een gerespecteerd Kamerlid en u bent ook het langstzittende Kamerlid. U weet net zo goed als ik dat wij hier in de Kamer gezegend zijn met negentien weken reces; negentien weken waarin wij andere dingen kunnen doen: politieke zaken of privé zaken. Wij kunnen het zelf invullen. Maar hoe zit dat met de werknemers? De gewone werknemer heeft 25 vakantiedagen per jaar. Hij is vaak verplicht om er drie op te nemen in de bouwvakantie en nog eens één tijdens de kerst. Beseft u voldoende dat er dan heel weinig speelruimte overblijft om ook nog eens vakantiedagen op te nemen op het moment dat er een kind wordt geboren?

De heer Van der Vlies (SGP):

Wij hebben een lange recesperiode. Dat is overigens geen vakantieperiode; het is geen vrije tijd. Dit moeten wij dan ook niet naar buiten uitstralen; dat is een vertekening van de werkelijkheid. U moest eens weten hoe onze agenda's eruitzien, en dat geldt ongetwijfeld ook voor die van u. Wij zijn gebonden aan roosterweken. Dat geldt voor het onderwijs maar ook voor de Kamer. Het een hangt met het ander samen. Onze kinderen hebben schoolvakantie en dan behoren de ouders, voor zover parlementariërs dat zijn, beschikbaar te zijn om die vrije tijd te delen; daar komt het gewoon vandaan. Daarnaast is er de vakantiespreiding en daar staat een "paraplu" overheen. Dat is de achtergrond van onze recesperioden. Die liggen vast. Ik constateer dat er in die tijd regelmatig zwangerschappen tot bevallingen kwamen onder de "vergaderwekentijd". Ook parlementariërs kunnen dus tegen die consequentie aan lopen. Als je bouwvakker bent, ligt inderdaad een groot deel van je vakantiedagen per jaar vast. Ik kom echter ook jongeren tegen die tijd aan het sparen zijn voor bepaalde zaken en die moeten opmaken. Zo somber als u het voorstelt, is het dus ook weer niet, maar de marges kunnen inderdaad smal zijn.

Mevrouw Agema (PVV):

Tijdens het reces voeren Kamerleden inderdaad veel andere taken uit. Zij kunnen tijdens het reces echter wel thuiswerken, en zo tijd met hun gezin doorbrengen en bij hun pas bevallen partner zijn. Dat geldt niet voor de gewone werknemer, voor de gewone man en vrouw. Ik wil u dat toch meegeven: houd er rekening mee dat gewone mensen met een gewone baan heel erg moeten passen en meten met hun vrije dagen en bij een bevalling gewoonweg in de knel komen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik wil er nog één kanttekening bij plaatsen, zonder dat ik de gedachte heb daarmee uw vraag bevredigend te beantwoorden. Ook onze kinderen zijn geboren in een tijd dat ik op een andere plek in de samenleving mijn verantwoordelijkheden droeg. In die dag van 24 uur zaten naast mijn werktijden nog wel 16 uren waarin ik met wat moeite en wat extra organiseren thuis kon zijn. Dat is natuurlijk ook een kant van de zaak.

Mijn conclusie. Ik heb inderdaad vrij veel kritiek. De eerste hoofdvraag: waarom eigenlijk een wettelijke regeling? De tweede hoofdvraag: waarom worden de lasten zo verdeeld? Ik heb twee suggesties gedaan, waaronder "uitwijken". Ik zal goed luisteren naar de verdediging en de voorstellen die anderen mogelijkerwijs nog doen; ik heb er al een langs horen komen. Op basis daarvan zal ik mijn definitieve oordeel bepalen. Netter kan het toch niet worden gezegd, laten wij eerlijk zijn.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ook ik wil graag mijn waardering uitspreken voor de indieners van het wetsvoorstel vaderverlof. Het is niet niks om een wetsvoorstel te maken.

Met dit wetsvoorstel willen de indieners vaders de mogelijkheid bieden om aan een nieuwe situatie te wennen; dat waarderen wij zeer. Zij schrijven terecht dat het krijgen van een kind een ingrijpende en emotionele ervaring is voor moeders en vaders. Zij vinden het belangrijk dat vaders vanaf het prille begin betrokken zijn bij hun kinderen. Nieuwe ouders hebben tijd nodig om vertrouwd te raken met hun baby en de nieuwe gezinssituatie. Met het wetsvoorstel willen de indieners het recht op vaderverlof wettelijk regelen. Zij willen dat vaders twee weken met betaald verlof kunnen gaan om de kraamperiode mee te maken. Deze gedachte delen wij. Zorg en arbeid is voor ons altijd een belangrijk onderwerp geweest. Mijn vroegere collega Jet Bussemaker heeft zich in haar vorige leven als Kamerlid hiervoor sterk gemaakt. En Mariëtte Hamer heeft namens de fractie onlangs een plan, het Plan van de Man, gepresenteerd waarin zij het kabinet vraagt de verlenging van het vaderschapsverlof te onderzoeken en met voorstellen te komen hoe dit kan worden gerealiseerd.

Dat vaders meer betrokken worden bij de verzorging van het kind staat niet ter discussie en ik denk dat er hier ook geen fractie te vinden is die dat een slecht idee vindt. Althans, tot nu toe staat iedereen daar qua gedachten achter. Met alleen roepen dat het belangrijk is dat vaders betrokken worden bij de verzorging van hun kind, zijn wij er echter nog niet. Het gaat er ook om dat dit gerealiseerd kan worden en hoe dat gerealiseerd kan worden. Dat is precies waar ons probleem zit. De indieners vinden het vanzelfsprekend dat vaders recht hebben op tien betaalde verlofdagen, maar over hoe deze betaald worden, zijn wij het eigenlijk niet helemaal eens. Zij vinden dat de werkgevers dat moeten betalen. Ik vind dat de indieners eigenlijk weinig pogingen doen om te kijken of er wellicht andere mogelijkheden zijn om de betrokkenheid van vaders bij de verzorging van hun kind te bewerkstelligen.

Uitbreiding van het recht op verlof dient zorgvuldig te worden onderbouwd, zowel inhoudelijk als financieel. Ik moet helaas constateren dat de indieners eenzijdig de rekening bij één partij leggen, zonder een gedegen onderbouwing. Met name voor kleine ondernemers vormt dit voorstel een probleem. Ook hierop geven de indieners van het wetsvoorstel geen duidelijk antwoord. Wij hebben ook bij onze schriftelijke inbreng specifiek gevraagd naar de effecten van de afwezigheid van jonge vaders op de bedrijfsvoering van werkgevers. Wij vroegen ook specifiek naar de lasten voor het midden- en kleinbedrijf. Wij maken ons ook grote zorgen over het feit dat werknemers straks misschien gaan selecteren en potentiële vaders gaan weigeren.

Voorzitter. Ik zie twee mensen bij de interruptiemicrofoon staan.

De voorzitter:

Dat heb ik ook gezien, maar ik dacht dat u even het kopje met betrekking tot de financiering wilde afmaken. Dan kunnen de vragen ook iets gerichter worden gesteld.

Mevrouw Arib (PvdA):

Het financiële deel heb ik eigenlijk al gehad.

Mevrouw Agema (PVV):

Wij zijn het natuurlijk met de PvdA-fractie eens dat de hele rekening voor twee weken niet bij de werkgever neergelegd moet worden. Wij hebben het voorstel gedaan om uitbreiding van twee naar vijf dagen mogelijk te maken of van twee naar een week. Ik ben zo benieuwd naar uw bijdrage in het verslag, want daar lees ik dat de PvdA-fractie voorstelt om te komen tot twee weken vaderverlof, waarvan vijf dagen doorbetaald en vijf dagen ander verlof, bijvoorbeeld vakantiedagen of ouderschapsverlof. Nu ben ik natuurlijk heel erg benieuwd naar dat eerste deel. Staat u daar nog steeds achter?

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik heb gehoord van uw amendement. Zoals u wellicht hebt gezien, hebben wij geen enkel amendement ingediend. Wij hebben ook geen moties klaar liggen. Onze houding is dat wij de vragen die naar onze mening onvoldoende zijn beantwoord, aan de indieners willen voorleggen. Wij willen ons graag laten overtuigen. Wij zijn het er wel over eens dat uitbreiding van kraamverlof belangrijk is, maar het moet niet eenzijdig bij de werkgever worden neergelegd. Je moet echt naar een oplossing zoeken.

De voorzitter:

Nog één maal, mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):

Dat klinkt goed, want mijn vraag was natuurlijk of u nog steeds achter het eerste deel van het voorstel staat om het kraamverlof uit te breiden van twee naar vijf dagen.

Mevrouw Arib (PvdA):

In het Plan van de Man staat het volgende over het verlengen van het vaderschapsverlof. Zeker in de eerste dagen/weken na een bevalling moeten vaders een band kunnen opbouwen met hun kind. Juist de fysieke aanwezigheid en verzorging in de beginperiode legt de basis voor de wens van vaders om meer betrokken te zijn bij de verzorging van het kind. Hierdoor ontstaat een meer gelijkwaardige band tussen beide ouders en hun kind en daar zullen zij alle drie de vruchten van plukken. Dat is dus eigenlijk dezelfde gedachtegang als in het wetsvoorstel, maar wij hebben niet gezegd "wij willen het op die manier betaald hebben". Wij hebben het kabinet gevraagd om met een voorstel te komen hoe het vaderschapsverlof gerealiseerd kan worden. Helaas heeft het kabinet dat nog niet gedaan. Maar wij hebben niet gezegd dat het alleen door de werkgevers, alleen uit de collectieve middelen of alleen door de overheid bekostigd moet worden. Het kabinet moet met een voorstel komen.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Nog een kleine toevoeging. Ik vind u eigenlijk wel heel erg duidelijk. U schrijft heel erg duidelijk dat u naar een mogelijkheid zoekt voor het opnemen van twee weken verlof bestaande uit vijf dagen betaald vaderverlof plus vijf dagen ander verlof, zoals vakantiedagen of ouderschapsverlof. Mijn vraag is, heel concreet, of u daar nog steeds achter staat.

Mevrouw Arib (PvdA):

Achter die gedachte staan wij zeker, maar het probleem is de financiering.

Mevrouw Agema (PVV):

De financiering komt, in ieder geval voor het eerste deel, uit een loondoorbetalingsverplichting voor vijf dagen in plaats van twee dagen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan zijn wij het daarover helemaal eens met elkaar: de PvdA-fractie wil minimaal vijf dagen vaderschapsverlof, betaald door de werkgever. Daarover hebben wij geen verschil van mening. Ik snap dat de fractie van de PvdA de rekening van twee weken niet helemaal bij de werkgever wil leggen. De vraag of de lasten bij de werkgever mogen worden gelegd, hangt natuurlijk ook af van wat er in het totaalplaatje gebeurt, van wat dit kabinet voor de komende jaren in petto heeft. Misschien mogen wij ook nog terugkijken naar hoe vaak gezinnen hogere lasten kregen toebedeeld van de politiek, en bedrijven lastenverlichting. U weet dat ook nog uit de vorige periode. Is dat voor u ook nog een overweging om te kijken wie die rekening moet betalen?

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik heb in de nota naar aanleiding van het verslag gezien dat er eigenlijk verschillende opties zijn. Volgens mij oppert de VVD-fractie de optie om een deel te betalen uit het werkloosheidsfonds. Er is ook een suggestie om het fiscaal aantrekkelijk te maken. Nogmaals, ik heb het gevoel dat een aantal vragen niet goed is beantwoord in de nota naar aanleiding van het verslag. Afhankelijk van de vraag hoe de initiatiefnemers straks die vragen zullen beantwoorden, gaan wij kijken of wij voor die vijf, of voor die tien zullen gaan, of helemaal niet. Dat is afhankelijk van de vraag of de dekking die zal worden gevonden, ons overtuigt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan heel concreet: naar ons beste inzicht – ik wijs op het Centraal Economisch Plan 2008 – is het kabinet voornemens om in 2009 de lasten voor alle bedrijven in Nederland met 500 mln. te verlagen. Dat is een kabinetsvoornemen. Zou het dan niet logisch zijn om te zeggen: in dat licht is het heel denkbaar om deze bescheiden lastenverzwaring uit hoofde van dit wetsvoorstel daarnaast te zetten? Per saldo gaan de lasten voor bedrijven in 2009 dan nog steeds naar beneden, zij het wat minder dan het kabinet voornemens is. Wat is daartegen?

Mevrouw Arib (PvdA):

Daar kan ik echt geen enkel oordeel over geven op dit moment, omdat ik dat niet precies weet. Daar kan ik u dus ook echt geen antwoord op geven. Het enige wat ik nu op dit moment kan zeggen, is dat wij een open grondhouding hebben. Het is iets waarvoor ook wij hebben gestreden, en waarvoor ook andere collega's met allerlei moties en wetsvoorstellen zich sterk hebben gemaakt. Wij steunen de gedachte dus, maar wij hebben gewoon onze bedenkingen bij de financiering. Als de indieners straks allerlei opties naar voren brengen, is het belangrijk om te beoordelen of wij ons daarin kunnen vinden. Als dat niet zo is, is het inderdaad de vraag of wij een en ander zouden steunen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Evenals de SP pleit de Partij van de Arbeid in haar verkiezingsprogramma voor betaald ouderschapsverlof. U pleit ook voor uitbreiding van het kraamverlof en onderschrijft de doelstelling en de gedachte van dit prachtige initiatief, namelijk tien dagen kraamverlof. Dan komen wij een stapje verder. U zegt: vijf dagen betaald door de werkgever vind ik prima. Dan kunt u ook de vraag beantwoorden wat wij dan doen met de andere vijf dagen, zeker omdat u daarover al eerder hebt nagedacht.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik ben ingegaan op het wetsvoorstel. Op een gegeven moment kwam mevrouw Agema met vijf dagen. Dat vond ik iets te snel tegenover de indieners. Ik wilde eerst de indieners de kans geven om de tien dagen te verdedigen en om te proberen daarvoor een breed draagvlak te krijgen, alvorens met allerlei alternatieven te komen. Ik heb voor dat laatste dus niet gekozen. Ik wacht de antwoorden van de indieners af en op basis daarvan kan ik pas een conclusie trekken. Ik heb het niet van tevoren met de heer Van der Vlies afgestemd, maar wij hebben een beetje dezelfde houding.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat beschouw ik als winst, want ik vind vijf dagen inderdaad ook te weinig; wij moeten die tien dagen regelen. U geeft aan dat uw probleem bij de wijze van financiering zit. Misschien kunt u toch ook voor de indieners iets concreter aangeven wat u dan wel in gedachten hebt.

Mevrouw Arib (PvdA):

Er worden nu allerlei conclusies getrokken over vijf dagen en tien dagen, maar ik wil eerst weten wat de indieners zelf voor antwoorden hebben. Zij zijn immers degenen die het wetsvoorstel hebben ingediend.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u nu uw betoog vervolgt. Dan komt die vraag later weer terug.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ja, maar er worden conclusies getrokken als zou de PvdA-fractie voor vijf dagen zijn en dat er straks ingezet wordt op tien dagen. Ik wil echt eerst horen wat de indieners zelf voor onderbouwing hebben en hoe zij dat vaderverlof denken te financieren. Daar hebben zij tot donderdag de tijd voor en wij ook.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Ik was alleen maar blij met de winst dat ook tien dagen dus gewoon nog een optie is en dat wij daar samen voor gaan strijden.

De voorzitter:

Mevrouw Arib vervolgt haar betoog en rondt af.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ook dat is afhankelijk van hoe de initiatiefnemers hun wetsvoorstel inhoudelijk en financieel onderbouwen.

Wij maken ons grote zorgen over het mkb. Wij hebben de initiatiefnemers gevraagd hoe hun plannen in de praktijk voor kleine bedrijven zullen uitpakken. Daar hebben zij helaas geen afdoende antwoord op gegeven. Een zorg is ook dat werkgevers straks gaan selecteren en potentiële vaders weigeren. De indieners erkennen dat het opnemen van vaderverlof door werknemers in het mkb gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering in bedrijven en instellingen. Vervolgens wordt dat probleem echter gebagatelliseerd en zeggen de indieners dat dit eigenlijk voor alle vormen van verlof geldt. Dat is voor ons geen antwoord. Wij willen graag weten wat de effecten zijn voor het mkb en wij willen ook weten wat de financiële gevolgen daarvan zijn. Dat moet onderbouwd worden.

Uit de nota naar aanleiding van het verslag blijkt dat naast de ChristenUnie ook wij zorgen hebben over de risicoselectie. De indieners zeggen dat hier geen sprake van kan zijn en dat werkgevers geen risicoselectie zullen toepassen. Waar baseren zij dat op? Aan de ChristenUnie is het antwoord gegeven dat werkgevers die potentiële vaders gaan weigeren dus meer vrouwen in dienst zullen nemen. Dat is niet alleen geen antwoord, het geeft ook aan dat andere fracties niet serieus worden genomen. Wij delen de zorg over risicoselectie en wij hebben eveneens vragen daarover. Graag hoor ik daar een antwoord op.

Voorzitter. Ik ben geen woordvoerder Sociale Zaken, ik doe vooral Volksgezondheid, maar bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel werd ik een beetje duizelig van het aantal regelingen dat er bestaat. Zwangerschaps- en bevallingsverlof, kraamverlof, adoptieverlof, ouderschapsverlof, calamiteitenverlof en ander kortverzuimverlof, kortdurend zorgverlof, langdurend zorgverlof, vakantieverlof en laatst kwam ik ook nog voedingsverlof tegen. En dan heb ik het nog niet eens over de vraag hoe de financiering van al die soorten verlof is geregeld.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Grofweg gezegd kan mevrouw Arib er met een gerust hart vanuit gaan, dat hoe groter het verlof is, hoe kleiner de kans dat het betaald wordt. Dat is vrij simpel. Zij zegt tegen de indieners dat haar zorgen over het mkb niet afdoende beantwoord zijn. De indieners hebben daar wel degelijk antwoord op gegeven: de gemiddelde mkb'er heeft zeven personeelsleden, gemiddeld een keer in de vijf jaar komt het voor en dat leidt dus tot een jaarlast van € 200 à € 250. Waar ontbreekt dan de precieze beantwoording van de indieners?

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik heb een paar winkeliers zelf gevraagd hoe zij zo'n vaderverlof vinden. Ik moet u eerlijk zeggen dat een aantal winkeliers met twee personeelsleden daar heel veel moeite mee heeft. U had een mail van een werkgever die het voorstel van vaderverlof van harte steunt, maar ik had vandaag een mailtje van een kleine zelfstandige die dacht dat wij vandaag al zouden stemmen over de invoering daarvan. Hij deed een dringend beroep op de PvdA-fractie om daar vooral niet voor te stemmen. Hij deed eveneens een dringend beroep op ons om vooral aan de kleine bedrijven te denken. Niet alle bedrijven hebben dus maar zeven medewerkers. Dat is het gemiddelde. Er zijn echt heel veel winkeliers, onder wie veel vrouwen, die echt last van dit wetsvoorstel hebben. Ik zou zo'n probleem niet willen afdoen met "het valt allemaal wel mee". In het hele wetsvoorstel en de nota naar aanleiding van het verslag las ik steeds dat het allemaal wel meeviel en dat er ook andere verloven zijn, bijvoorbeeld voor als mensen ziek zijn, maar het is gewoon een probleem. Daar moet serieus naar worden gekeken. Er moet ook serieus antwoord op worden gegeven. Het mag niet worden gebagatelliseerd.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u uw betoog vervolgt.

Mevrouw Arib (PvdA):

Er lopen op dit moment naar aanleiding van al die verlofdagen en soorten verlof verschillende trajecten die betrekking hebben op arbeid en zorg. Er moet een definitieve vorm voor de levensloopregeling worden gevonden. Dat hangt ook samen met het vaderverlof. Er loopt op dit moment ook een onderzoek in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de bestaande verlofvormen en naar de mate waarin mensen deze verlofvormen nodig hebben om te werken. De onderzoeksresultaten zijn in het najaar beschikbaar. Daarnaast heeft de Raad voor Werk en Inkomen voorgesteld om onderzoek te doen naar verlofarrangementen in plaats van of aanvullend op de huidige formele verlofregelingen. Als het onderzoek doorgang vindt, zullen de resultaten in mei 2009 beschikbaar zijn. De evaluatie van de Wet arbeid en zorg vindt volgend jaar plaats. Het lijkt mij prima dat er voorstellen worden gedaan, maar hoe verhoudt het wetsvoorstel inzake vaderverlof zich tot al die lopende trajecten die wellicht hetzelfde doel nastreven?

Ik begrijp dat de commissie-Bakker ook een suggestie heeft gedaan voor meer flexibilisering van verlofregelingen. Zij stelt dat het verstandig is om te verkennen wat de mogelijkheden zijn en welke aanpassingen nodig zijn in het wettelijke stelsel van verlofregelingen. Ik krijg dus graag een reactie van de initiatiefnemers op hoe het wetsvoorstel dat zij indienen, zich tot al die ontwikkelingen die gaande zijn, verhoudt. Ik behandel dit wetsvoorstel graag in een breder perspectief dan geïsoleerd, zoals wij nu doen.

Ik maak nog een opmerking. In het wetsvoorstel worden allerlei uitspraken gedaan. Natuurlijk onderschrijven wij de gedachtegang, zoals ik in het begin heb gezegd. Dit staat namelijk ook in het Plan van de Man, ons verkiezingsprogramma enzovoorts, maar er worden toch allerlei uitspraken gedaan waarvan ik vind dat er voorzichtig mee omgesprongen moet worden. Er wordt bijvoorbeeld gezegd dat uit onderzoek blijkt dat kinderen van een zorgzame vader zich snel ontwikkelen en beter presteren op school. Hoe beter de omgang van een vader met zijn kinderen is, hoe beter zijn relatie met de moeder is. Ik vraag mij af welke wetenschappelijke onderzoeken hieraan ten grondslag liggen. Het gaat echt om kraamverlof, dus ik vind het erg kort door de bocht.

Ik heb mij ook een beetje verbaasd over het normatieve dat uitgaat van dit wetsvoorstel: vaders die tien dagen kraamverlof opnemen, zijn goede vaders en vaders die dat niet doen, zijn kennelijk minder goed. Ik vind dat zwangerschap en kraamverlof aparte emotionele belevingen zijn. Iedereen beleeft die op zijn manier. Er is geen norm voor hoe het hoort, waarbij mensen die daarvan afwijken, niet meetellen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Ik dacht dat wij een klein beetje duidelijkheid hadden over waar de Partij van de Arbeid naartoe wilde gaan, want zij wilde zich graag door de initiatiefnemers laten overtuigen van het feit dat het geen onacceptabele lasten voor het kleinbedrijf meebracht. Het laatste deel van het betoog van mevrouw Arib volg ik helemaal niet meer. Zegt zij onder verwijzing naar allerlei onderzoeken en "mits"-en en "maar"-en dat de PvdA wat zij in haar eigen verkiezingsprogramma heeft opgenomen, namelijk dat er betere, betaalde ouderschapsverlofregelingen en uitbreiding van het kraamverlof moeten komen, gewoon heeft losgelaten?

Mevrouw Arib (PvdA):

Nee, dat heb ik absoluut niet gezegd, maar ik vind het wel belangrijk dat dit wetsvoorstel in het licht van allerlei regelingen die al bestaan, wordt bekeken. Met het oog op de vele soorten verlof en de opeenstapeling van allerlei regelingen die er zijn, vraag ik het kabinet hoe die zich tot elkaar verhouden.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Misschien had mevrouw Arib zich wat beter moeten laten informeren, bijvoorbeeld door mevrouw Hamer. Zij had haar kunnen vertellen dat al die verlofregelingen te weinig toegankelijk zijn.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik heb ook gelezen dat dit niet altijd werkt en dat het niet altijd toegankelijk is. Ik heb ook gehoord wat u bij interruptie hebt gezegd. Ik heb ook dingen gelezen over bepaalde hoog opgeleide groepen. Dat is juist een reden om heel goed naar te kijken naar welke regelingen wel werken en welke niet. Dit moeten wij in samenhang met elkaar bekijken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik snap het niet helemaal. Volgens mij heeft de Partij van de Arbeid zelf alle regelingen doorgevlooid, de samenhang erin proberen te vinden en een keuze gemaakt. Alle moties waarover ik het zojuist had, heeft de PvdA-fractie gesteund of mede ingediend. De PvdA heeft een verkiezingsprogramma opgesteld en recentelijk, een half jaar geleden, heeft zij het Plan van de Man gepresenteerd. Daarin staat dat het verlof geregeld moet worden. Tegen die achtergrond snap ik het niet dat u zoveel beren op de weg ziet en nu niet gewoon uw steun uitspreekt.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik zeg niets anders. Ik zeg alleen dat er heel veel regelingen zijn. Die waren nodig en zijn nog nodig. Als het allang geregeld was, had je deze regelingen niet hoeven bedenken. Maar als ik nu alles naast elkaar zet, wil ik er een samenhang in zien. Daar moet je gewoon op een goede manier naar kijken. Wat niet goed werkt, moet je niet uitvoeren. Je moet voor elkaar zien te krijgen wat goed werkt, wat draagvlak heeft en wat de gedachte die wij met elkaar delen kan bewerkstelligen.

De voorzitter:

Er zijn nu drie keer dezelfde vragen gesteld. U mag nog één keer heel kort een vraag stellen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik houd vol dat de Partij van de Arbeid zelf al die keuze heeft gemaakt. Dat houd ik mevrouw Arib voor. Het is vreemd dat de PvdA-fractie een half jaar geleden een keuze heeft gemaakt uit het bestaande verlofregime en als politieke opvatting uitdroeg dat het verlofregime voor vaders versterkt moet worden, terwijl mevrouw Arib nu zegt dat zij dit nog eens even wil bekijken. De keuze heeft de PvdA al gemaakt, waardoor mevrouw Arib de ruimte heeft om voluit haar steun uit te spreken.

Wat is het mevrouw Arib waard dat een van haar en onze belangrijke bondgenoten, de FNV voluit voor is? Het CNV is ook voluit voor. Zij dragen de politiek en de Partij van de Arbeid op het voorstel uit te voeren. Wat zegt mevrouw Arib tegen de vrienden van de vakbeweging?

Mevrouw Arib (PvdA):

Voor alle duidelijkheid: ik ben er trots op dat de PvdA heel veel voor elkaar heeft kunnen krijgen. Dat gold voor de vorige en voor deze periode. Wij moeten dus niet de conclusie trekken dat alle regelingen waar de PvdA voor was nu anders worden beoordeeld. Dat zeg ik absoluut niet. Die regelingen waren en zijn nodig.

Van alle regelingen komt een evaluatie. Er komt een evaluatie van de Wet arbeid en zorg. Sociale Zaken komt met een onderzoek. Commissie-Bakker doet advies. Ik vind alleen dat wij moeten voorkomen dat wij de dingen geïsoleerd zien. Wij moeten ze in samenhang met elkaar zien. Dat is eigenlijk meer een taak voor het kabinet. Misschien kan de aanwezige minister daarop een antwoord geven.

De voorzitter:

Ik ga niet verder in dit debat, mevrouw Karabulut. U hebt nu vier keer dezelfde vraag gesteld.

Mevrouw Karabulut (SP):

Mevrouw Arib kan toch wel duidelijker antwoord geven?

De voorzitter:

Dat kan zij.

Mevrouw Karabulut (SP):

Zij kan toch zeggen of zij de duizenden werknemers en de vakbond steunt?

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Zij kan toch zeggen of zij dit initiatief steunt? Ik volg het echt niet meer.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut. Kunt u misschien de afgesproken omgangsvormen in dit huis in praktijk brengen?

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Ook ik wil beginnen met complimenten aan de indieners. Meer dan in spoeddebatjes en overlegjes ligt de macht van het parlement in wetgeving. De mooiste vorm van wetgeving is natuurlijk de wetgeving die wij zelf maken. Ook het achterliggende vraagstuk, het combineren van arbeid en zorg, gaat de VVD aan het hart, mij ook in het bijzonder. Ik heb de oppas beloofd dat ik rond tien uur thuis zou zijn. Dat lukt vanavond alweer niet. De VVD heeft zich steeds zeer hard ingezet voor goede kinderopvang en buitenschoolse opvang. Wij constateren dat er nog steeds grote problemen zijn.

Desondanks zullen wij deze wet niet steunen, omdat wij vinden dat deze wet gebaseerd is op twee aannames waarmee wij het duidelijk niet eens zijn. De eerste aanname is dat meer regels de oplossing zijn voor de problemen in dit land. Een grote hoeveelheid regels zijn in Nederland allang een probleem op zichzelf. Zij vormen allereerst een probleem voor de ondernemer – velen hier hebben hem al genoemd – en dan met name de kleine ondernemer. Ik verwijs onder meer naar het recente onderzoek van MKB-Nederland dat expliciet aangeeft dat veel kleine ondernemers geen mensen willen of durven aannemen vanwege de enorme hoeveelheid regelgeving die daarbij komt kijken.

Die hoeveelheid regelgeving is niet alleen een probleem voor ondernemers, maar ook voor de non-profitsector. Eigenlijk alle fracties hier spreken elkaar regelmatig na wanneer zij vragen om minder bureaucratie in de non-profitsector. Enkele maanden geleden was ik ter gelegenheid van de Dag van de Leraar op een school in Delfshaven; ik denk dat de meesten hier toen een school bezochten. Ik vroeg het schoolhoofd – hij werkte daar ongeveer 30 jaar – wat hij in die jaren nu had zien veranderen in Delfshaven. Daarbij verwachtte ik dat hij mij allerlei dingen ging vertellen over de taal of de rol van de ouders. Maar eigenlijk was zijn belangrijkste punt dat hij zo ontzettend veel meer tijd kwijt was aan al het regelwerk rond de medewerkers. Dat was zijn grote punt en ik vond het heel herkenbaar.

Bij het lezen van dit wetsvoorstel en de toelichting daarop bekroop mij dan ook de vraag of de indieners zelf gesproken hebben met kleine ondernemers. Er wordt wel veel verwezen naar onderzoeken, maar ik vraag mij echt af of zij met die ondernemers hebben gesproken. Ik herinner mij dat de PvdA een tijdje geleden – misschien bestaat deze nog steeds – een Rode Rotary had. Misschien is er ook een groene rotary of een vereniging van groene kappers of lassers. Is hun voorgelegd hoe dit werkt? Ik heb het verhaal gehoord van die ene ondernemer in Enschede; ik weet niet of hij ook een salaris betaalt. Is dit initiatiefwetsvoorstel nu echt voorgelegd aan een clubje kleine ondernemers?

De VVD-fractie deelt dus niet de eerste expliciete aanname dat nog meer regels problemen oplossen. De tweede expliciete aanname wordt ook niet door mijn fractie gedeeld. Deze aanname behelst dat ouders op dit moment massaal de verkeerde keuzes maken, bewust of omdat zij niet in staat zijn andere keuzes te maken. Het wil er bij mij niet in dat bij een gemiddelde van 30 doorbetaalde vakantiedagen – er zijn sectoren waar wat minder is maar er zijn ook sectoren waar het veel meer is – ouders en in het bijzonder vaders, waar dit wetsvoorstel zich op richt, niet in staat zouden zijn om zelf te beslissen of zij tien dagen vrij willen nemen om bij een nieuwgeboren kind te zijn. Iedereen die wel eens te maken heeft gehad met leiding geven, weet dat het een groot probleem is dat aan het eind van het jaar vakantiedagen over zijn. Het wil er bij mij echt niet in dat je binnen die gemiddeld 30 dagen betaalde vakantiedagen geen dagen zou kunnen vrijmaken voor een kind.

De andere aanname is dat die ouders massaal de verkeerde keuze maken door niet twee weken, met name de eerste twee weken na de geboorte, bij dat kind te zijn. Dat kan echter een heel logische keuze zijn, waarmee wij ons als wetgever helemaal niet hoeven te bemoeien. Ik herinner mij bijvoorbeeld dat zo'n huis de eerste twee weken helemaal gevuld is met moeders, schoonmoeders en kraamhulpen en dat ik nu niet direct de aanvechting had om daar op dat moment rond te gaan lopen. Men kan dus ook heel bewust de afweging maken om op een ander moment thuis te blijven, bijvoorbeeld als de moeder weer gaat werken of als het kind niet de hele nacht slaapt; ik herinner mij uit de eerste weken nog zoiets als 's nachts niet slapen en overdag wel. Kortom, het is niet allemaal domheid of onwil; het kan gewoon een heel bewuste keuze zijn. De insteek dat ouders niet kunnen of willen kiezen voor een andere invulling van die eerste weken na de geboorte, draagt te veel een stempel van "the nanny state", zoals de Engelsen dat zo mooi noemen, met zich. In dit geval is dat wel een toepasselijke benaming: de Staat als kinderjuf. Dat is de reden waarom de VVD-fractie dit initiatiefwetsvoorstel niet zal steunen, niet omdat wij het probleem niet zien – wij willen graag betere kinderopvang en betere buitenschoolse opvang – maar omdat wij niet geloven in meer regels en dat ouders niet zelf kunnen en willen beslissen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Kunt u mij aanwijzen – u sprak over "the nanny state" – waar de vrijheid van mensen om hun eigen keuzes te maken met dit initiatiefwetsvoorstel wordt ingeperkt?

De heer Blok (VVD):

Ik heb aangegeven dat de indieners de aanname maken dat mensen nu niet in vrijheid een keuze kunnen maken binnen dat gemiddeld aantal van 30 doorbetaalde vrije dagen en dat zij niet zelf in vrijheid kunnen beslissen op welk moment zij die vrije dagen willen opnemen. De kern van mijn betoog is dat die vrijheid er al is.

Mevrouw Karabulut (SP):

Mijnheer de voorzitter. Laat ik beginnen met mijn complimenten uit te spreken aan de indieners van het voorstel. Ik hoop dat wij deze bevalling tot een goed einde kunnen brengen, maar daar hebben wij inderdaad de steun van meer collega's voor nodig. Vaderverlof, het feitelijk uitbreiden van het huidige kraamverlof, is ook voor mijn fractie een welkome en belangrijke uitbreiding van al bestaande verlofregelingen. Het is belangrijk omdat wij allen willen dat vrouwen emanciperen, dat vrouwen en mannen zorg en werk beter verdelen, dat wij meer gaan werken, dat wij meer gaan zorgen en dat er meer vrijwilligerswerk wordt verricht. Dan moeten wij ook de randvoorwaarden om dat mogelijk te maken, regelen.

Met de uitbreiding wordt een hiaat gevuld en wordt weer een stapje gezet naar de ideale situatie van toegankelijke verlofregelingen voor iedereen. Voor de duidelijkheid, als men het nog niet doorhad: wat de SP betreft zijn wij er niet met alleen het regelen van het vaderverlof. Ik wil hier nogmaals benadrukken dat de SP een groot voorstander is van het verruimen van de huidige verlofregelingen, zoals een betaald ouderschapsverlof en een waakverlof.

De uitbreiding van het kraamverlof van twee naar tien dagen is een mooi begin. Klein, maar fijn. Klein omdat het niet direct de hele wereld op z'n kop zet, het is haalbaar. En fijn omdat het in een grote behoefte voorziet. De SP deelt dan ook de mening van de indieners dat het goed is dat er een wettelijk recht komt, zodat werknemers het verlof niet hoeven uit te onderhandelen met hun werkgever. In de praktijk blijkt ook dat werknemers veel behoefte hebben aan extra vrij dagen na de geboorte van een kind. In het overgrote deel van de cao's is geen uitbreiding van het nu al bestaande kraamverlof opgenomen. De tijd is dus rijp voor een wettelijke regeling.

Nu blijkt – anderen hebben dat ook al aangehaald – dat vaders, veelal vaders, vakantiedagen opnemen na de geboorte van hun kind. Vakantiedagen worden door Van Dale ook wel betiteld als vrije tijd waarin men niet hoeft te werken. Kraamverlof is nadrukkelijk iets anders dan vrije tijd, het is nadrukkelijk iets anders dan vakantie. Vakantiedagen zijn dan ook niet bedoeld om na de geboorte van je kind er te zijn, voor moeder en kind te zorgen en te wennen aan de nieuwe situatie. Ouderschapsverlof ziet mijn fractie als verlof dat vooral is bedoeld voor opgroeiende kinderen, terwijl kraamverlof verlof is wegens de bevalling. Dat is een wezenlijk verschil. Daarom vindt mijn fractie het niet meer dan logisch dat de indieners kiezen voor uitbreiding van het wettelijk kraamverlof in plaats van hiervoor het ouderschapsverlof te gebruiken, nog los van de bezwaren die daaraan kleven. Kraamverlof is geen calamiteit en al helemaal geen vakantie.

Een vraagje tussendoor. Hebben de indieners overwogen om het voorstel anders te noemen? Als er al iets is van een stereotype dan is dat wel het woord "vaderverlof". Uiteraard zal het voornamelijk gaan om mannen, maar niet alleen om mannen. Stel je voor dat je als lesbisch stel een kind krijgt en dat de vrouwelijke partner nota bene vaderverlof moet aanvragen. Over stereotypen gesproken! Bovendien lijkt vaderverlof een beetje op pappadag. Dat is misschien een heel modern woord, maar voor mij is het synoniem aan een ouder die slechts één keer in de week de zorg voor zijn kind op zich neemt en daar nog trots op is ook. De indieners hadden het ook bij de oude naam kunnen laten, te weten: kraamverlof, of iets in de trant van geboorteverlof, babyverlof of zo. Maar goed, what's in a name? Ik geef het maar even mee.

De fractie van GroenLinks noemt een hele rij doelen waartoe dit voorstel uiteindelijk zal leiden. De SP deelt de analyse dat een uitgebreider kraamverlof een bijdrage kan leveren aan het vergroten van het zorgaandeel van mannen. Het kan een klein steentje bijdragen aan de cultuurverandering dat vrouwen alleen maar zorgen en dat mannen zorgen voor brood op de plank – ik kijk ook speciaal de minister even aan – zeker ook bij werkgevers. Voor de SP is het belangrijk dat partners de eerste dagen na de geboorte samen met hun kind kunnen zijn en samen de zorg kunnen dragen. Bovendien, vrouwen baren wel, maar kinderen maken en krijgen doe je toch echt samen. Het lijkt mij niet verkeerd dat je er zeker in het prille begin ook samen voor staat. Verder dient de uitbreiding van het wettelijke kraamverlof vooral een praktisch doel: iedereen de mogelijkheid bieden om na de geboorte van een kind een fatsoenlijke tijd samen met partner en kind door te brengen, om samen de eerste zorg te kunnen delen en om te kunnen genieten van een dergelijke unieke en bijzondere gebeurtenis. Dat geluk moeten wij elkaar toch gunnen en daarom moeten wij zorgen voor een fatsoenlijke regeling. Voor kinderen op latere leeftijd zijn er regelingen, maar de regeling voor verlof bij geboorte is niet meer van deze tijd. Het overgrote deel van de vaders wil ook graag na afloop van de huidige termijn voor kraamverlof extra dagen opnemen. Gelukkig maar! Wij zouden vaders dan ook geen strobreed in de weg moeten leggen. Zoiets met een cao regelen lijkt in de praktijk niet te werken, daarom: een wettelijk recht en ervoor zorgen dat iedere drempel wordt weggehaald. Als het kraamverlof verder een bijdrage levert aan het doorbreken van stereotype denkbeelden, aan een voorspoedig herstel van de moeder en als het de ouderschapscultuur bevordert en ook nog eens ontgroening tegengaat, kan ik maar één conclusie trekken en dat is: doen dat vaderverlof van twee weken.

In de richting van mevrouw Van Gent zeg ik nog wel dat ik bij lezing van dit prachtige voorstel heb moeten denken aan het vurige pleidooi van GroenLinks om meer vrouwen aan het werk te krijgen. Daarbij had men het zelfs over jagen. Wat dat betreft ben ik blij dat GroenLinks de vaders vaak de mogelijkheid wil bieden om langer bij hun pasgeboren kind te zijn zonder tegelijkertijd de termijn van het verlof voor de vrouw te verlagen.

Ik wil kort nog een aantal vragen stellen. Al eerder is de positie van de werkgevers en met name die met een klein bedrijf gememoreerd. Ik kan mij voorstellen dat in een kleine winkel, bijvoorbeeld in een slagerij, het lastig is als er van de zeven medewerkers er één tien dagen weg is. Met een klein personeelsbestand is het misschien ook moeilijk om mensen te vervangen. Voor twee weken neem je niet snel iemand aan. Vakantie voor werknemers bij een klein bedrijf is ook lastig, maar dat probleem wordt in de praktijk opgelost. Verzoek om kraamverlof zie je natuurlijk al een tijdje aankomen, dus valt er best iets te regelen. Ik vind dan ook dat de werknemers bij een klein bedrijf recht hebben op uitgebreid kraamverlof, maar misschien is een oplossing te bedenken in de sfeer van de periode waarvoor dat verlof kan worden opgenomen, bijvoorbeeld in plaats van 4 weken 6 weken. Graag krijg ik hierop een reactie.

Klopt het dat werknemers feitelijk verplicht worden om twee weken vaderverlof op te nemen? Dat lijkt mij niet de goede manier, maar voor alle zekerheid vraag ik om een reactie hierop. Mijn laatste vraag is kort en helder: wanneer kan dit voorstel in werking treden? Wat ons betreft: hoe eerder hoe beter.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de eerste termijn van de kant van de Kamer. De initiatiefnemers zullen aanstaande donderdag antwoorden op de gestelde vragen. Ik dank de medewerkers voor de ondersteuning op dit late uur.

Sluiting 22.42 uur

Naar boven