Vragen van het lid Van Velzen aan de staatssecretaris van Justitie over de situatie in de Bijlmerbajes en de brandbrief van het personeel.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Het personeel van de Bijlmerbajes trekt aan de noodbel. Gedetineerden en personeel protesteren tegen het plotselinge ingevoerde rigide regime. Deze protesten leiden volgens de vakbond en het personeel tot een onveilige werksituatie. Er heerst een opgefokte sfeer, er is meer verbaal geweld, dreiging met fysiek geweld en zelfs zeer ervaren penitentiaire inrichtingswerkers melden zich ziek. Het personeel dat overblijft, gaat met angst in de benen naar het werk. Het is een onacceptabele toestand en ik heb sterk de indruk dat dit wordt veroorzaakt door te weinig personeel op de werkvloer. Uit mijn gesprekken met de medewerkers blijkt dat zij het gevoel hebben dat de boel ieder moment kan escaleren, ze spreken over een levensgevaarlijke toestand. Dat is geen gezonde werkomgeving en ook geen gezonde omgeving om iemand klaar te stomen voor terugkeer in de samenleving. Ik vraag de staatssecretaris wat zij ervan vindt dat mensen die met een zware psychische stoornis te kampen hebben, al dan niet gecombineerd met een stevige verslaving, plots twee dagen in de week 23 uur per dag in hun cel moeten zitten! Wat vindt zij ervan dat er geen tijd meer om alle noodzakelijke veiligheidscontroles uit te voeren, zoals celinspecties?

Voorzitter. Dit is een rigide regime dat niet in het belang is van het personeel, niet in het belang is van de gedetineerden en zeker niet in het belang van de veiligheid van de maatschappij. Daar wordt dus geen mens beter van. Ik wil dat de staatssecretaris de veiligheid van het personeel en de gedetineerden garandeert. Dat moet zij niet doen door gedetineerden langdurig in te sluiten, want dan creëert zij een schijnveiligheid. Is de staatssecretaris bereid om meer personeel aan te stellen en de bezuinigingen die leiden tot dit asociale regime terug te draaien? Dat is namelijk in het belang van de veiligheid van de samenleving.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Wat mij betreft staan veilig werk en een veilig leefklimaat in de penitentiaire inrichtingen in Nederland voorop. Daarover heeft de Kamer met mij al een paar debatten gevoerd en ik vind het belangrijk dat wij dat vandaag nogmaals doen naar aanleiding van berichten in de media.

Anderhalf jaar geleden trad het kabinet aan. Toen lag het programma Detentie Behandeling volwassenen op maat voor. Dat was een grote top-downreorganisatie waartegen veel verzet was. Dat programma ging gepaard met grote bezuinigingen. Het vorige kabinet was in 2004 gestart met het doorvoeren van die bezuinigingen. Met de taakstelling op basis van dat programma ging ook dit kabinet aan de slag. Inmiddels is dat programma stopgezet. Daarmee is die reorganisatie van tafel. In plaats daarvan gingen wij in gesprek met het personeel van alle inrichtingen in Nederland om na te gaan hoe de broodnodige modernisering van het gevangeniswezen kon worden gepland en gerealiseerd. Mijn visie daarop is dat er niet alleen sprake moet zijn van een veilig behandel-, leef- en werkklimaat voor gedetineerden en het personeel. Het gevangeniswezen moet zich op twee zaken richten. Het moet een maximale inspanning leveren om de re-integratie van gedetineerden mogelijk te maken. Daarvoor is inzicht in een aantal aspecten nodig: de dagbesteding, de screening, de locatie waar de gedetineerden moeten worden ondergebracht, de lengte van de detentieperiode en de ontwikkeling van betrokkenen tijdens de detentie.

De bezuinigingen waarover ik heb gesproken, zijn geen doel op zich. Ondanks dat ik die taakstelling als uitgangspunt moet nemen, zijn die bezuinigingen voor mij op dit moment geen hindernis om de kansen die ik zie te benutten. Ik houd mij bezig met de modernisering van het gevangeniswezen vanuit het idee dat de detentie niet meer iets is wat op zichzelf staat, maar dat die een bijdrage levert aan de maatschappelijke veiligheid, ofwel de re-integratie. Dat wil niet zeggen dat de gevangenissen een sociale werkplaats zijn. Ik volg die werkwijze omdat ik er als verantwoordelijk staatssecretaris van overtuigd ben dat daarmee de maximale bijdrage wordt geleverd aan het terugdringen van recidive.

In 2004 zijn die plannen doorgevoerd. Dat geldt ook voor de bezuinigingen op basis waarvan het kabinet destijds heeft besloten het dagprogramma van alle gevangenissen in Nederland aan te passen. In de Bijlmerbajes – de werkelijke benaming is Penitentiaire Inrichting Over-Amstel – is dat pas per 1 juni jongstleden gebeurd. Daar is dus geen sprake van een verdere versobering. De afspraken zijn nagekomen: de doorvoering van een landelijke versobering. Dat is op veel plaatsen in Nederland al op een verantwoorde wijze gebeurd. Natuurlijk betreur ik het dat de huidige berichten erop wijzen dat bij medewerkers van de PIOA en gedetineerden onrust is ontstaan omdat het dagprogramma ook in Amsterdam is doorgevoerd. Zoals ik al zei, is dat op 1 juni gebeurd. Op 3 juni weigerde een aantal gedetineerden terug te gaan naar de cel. Het personeel heeft zich vervolgens teruggetrokken en het interne bijstandsteam is ingezet. Op 4 juni heeft zich een en ander in een ander paviljoen herhaald. Het interne bijstandsteam bestaat uit eigen medewerkers. Het is dus niet de ME en er wordt geen grof geweld gebruikt. Die medewerkers zijn erop getraind om in het geval van interne calamiteiten uit de dienst te worden gehaald en te assisteren bij het terugbrengen van gedetineerden naar hun cellen. Daarbij wordt, zoals gezegd, geen geweld gebruikt. Vervolgens is er een maatregel opgelegd. Voor sommige afdelingen gold die maatregel een dag en voor andere maximaal drie dagen. Het doel daarvan was de rust en de veiligheid in de inrichting terug te brengen. Gedurende de gelding van die maatregel, is er op de betreffende afdelingen geen dagprogramma geweest. Wel konden de gedetineerden luchten.

Ik heb ernaar gekeken. Ik ben mij bewust van de ernst van de berichten zoals deze naar buiten zijn gekomen, maar ik ben er op dit moment van overtuigd dat deze aanpak en de invoering van deze bijzondere maatregel op een zorgvuldige wijze is voorbereid. Zowel met het personeel als met de medezeggenschap en de vertegenwoordigers van gedetineerden is over deze invoering gesproken. Op 10 april is er een gezamenlijke brief van de medezeggenschap en het bestuur van de inrichting naar al het personeel gegaan die aankondigde dat het dagprogramma dat al landelijk geldt, nu ook in Amsterdam zou gaan gelden. Vervolgens is met de medezeggenschap afgesproken dat de eerste vier maanden na 1 juni bij wijze van pilot zouden worden gezien en dat er goed gekeken zou worden of er knelpunten zijn in de invoering van dat dagprogramma. Daar kunnen wij inmiddels denk ik wel van spreken. Dat gaat ook over de personeelsinzet. Na deze pilot worden de aanpassingen in het dagprogramma geëvalueerd en waar nodig gewijzigd. Daartoe vindt inmiddels dagelijks een knelpuntenoverleg plaats met vertegenwoordigers van zowel personeel als gedetineerden. Er is dagelijks overleg over de vraag of de situatie al dan niet tot onveiligheid leidt van gedetineerden of het personeel.

De voorzitter:

Gaat u afronden?

Staatssecretaris Albayrak:

Ja, zeker. Nog even ter volledigheid. De grootste veranderingen waar de bezwaren van de gedetineerden zich op hebben gericht, betroffen die binnen het huis van bewaring, het paviljoen Demersluis. Hier zijn namelijk de arbeidsuren weer ingevoerd. Voor beide paviljoenen waar onrust was, het Schouw en Demersluis, geldt dat het onderwijs is opgenomen in het nieuwe dagprogramma. De onvrede lijkt zich vooral te richten op het aantal recreatie-uren dat is teruggebracht, zijnde voor persoonlijke verzorging.

De voorzitter:

Dank u wel.

Staatssecretaris Albayrak:

Als ik nog één zin mag uitspreken. Het beeld lijkt dat mensen niet meer dagelijks mogen douchen en dat het ten koste gaat van die verzorging. Op dit moment is voorzien in twee keer per week douchen, met nadrukkelijk ook een mogelijkheid om elke dag te kunnen douchen in de vorm van het gebruik van recreatie-uren voor dat doel.

De voorzitter:

De afspraak is dat u maximaal vijf minuten heeft voor het antwoord. Anders denkt iedereen misschien "waarom geeft zij die mevrouw niet wat meer tijd?".

Staatssecretaris Albayrak:

Waren die al voorbij?

De voorzitter:

U zat er ruim overheen.

Het woord is aan mevrouw Van Velzen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

De staatssecretaris heeft een vlot verhaal om nog eens toe te lichten wat het beleid is. Dat weten wij. Misschien is er wel iets heel erg mis met het beleid, want er wordt bezuinigd. Dat betekent dat gedetineerden een heel rigide regime hebben, dat kwetsbare mensen en mensen met psychische stoornissen langdurig worden ingesloten. De staatssecretaris kan het wel neerzetten als een incident, maar dat is het niet. Ik zou haar graag mee willen nemen naar de werkvloer. Mensen geven aan dat de situatie levensgevaarlijk wordt. Mensen zijn bang dat de situatie verder escaleert. De staatssecretaris heeft simpelweg geen antwoord. Ik vraag haar nogmaals of zij bereid is om die bezuinigingen te staken. Is zij bereid om ervoor te zorgen dat er voldoende personeel op de werkvloer is? Is zij bereid om ervoor te zorgen dat de gedetineerden een programma aangeboden krijgen waarmee zij worden klaargestoomd om terug te keren in de samenleving? De situatie die nu ontstaat, creëert een schijnveiligheid. Gedetineerden worden langdurig ingesloten en de situatie escaleert alleen maar verder. De staatssecretaris zegt dat zij dit betreurt, maar zij doet niets. Ik vraag haar of zij die pilot niet gewoon kan stop zetten, want nu is wel duidelijk dat dit niet werkt. Als er al bezuinigd zou moeten worden, doe dat dan niet in het detentiewezen.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb gezegd dat wat in Amsterdam is gebeurd, op een zorgvuldige wijze is voorbereid met personeel en gedetineerden. Ik heb met u geconstateerd dat vervolgens de daadwerkelijke invoering daarvan tot onrust heeft geleid. Vervolgens is daar adequaat op gereageerd door van dag tot dag met personeel en gedetineerden in dat knelpuntenoverleg te kijken of er redenen zijn voor zorg. Dat gaat dus vandaag de dag nog steeds op dagelijkse basis door. Als u vraagt of ik deze pilot niet kan stopzetten, dan hebt u niet goed geluisterd. Het hele land zit al op dit niveau van het dagprogramma. Amsterdam is daar traag in geweest door de complicaties van die locatie, die voor een belangrijk deel ook bij u bekend zijn. Nu gaat ook Amsterdam het dagprogramma invoeren dat sinds 2004 al landelijke geldt. Maar daar knip ik het graag even op, want dat was de bezuiniging van het vorige kabinet die heeft geleid tot dit niveau van het dagprogramma. Alles wat ik in het programma Modernisering gevangeniswezen doe, is geheel in lijn met wat ook u wenst, namelijk dat de detentietijd maximaal wordt gebruikt om recidive terug te dringen door aan gedragsverandering te werken. Dit gebeurt juist voor mensen met een psychische stoornis door bijvoorbeeld 700 zorgplaatsen in het gevangeniswezen te creëren voor deze specifieke groepen. Er wordt ook gewerkt aan re-integratie in de samenleving door de aansluiting op gemeentelijke instanties die de nazorg moeten leveren, maximaal voor elkaar te krijgen.

De heer De Roon (PVV):

Ik vind het redelijk bizar dat gevangenen die het niet eens zijn met het regime waaraan zij zijn onderworpen, gaan dreigen met een opstand. Dat is een situatie waarvoor natuurlijk nooit mag worden gezwicht. Niet de gedetineerden moeten het voor het zeggen hebben in de gevangenis, maar de leiding. Een feit is natuurlijk wel dat gevangenen hebben gedreigd en dat de bewakers nu voor hun veiligheid en hun gezondheid vrezen. Ik verwacht in deze situatie van u dat u zich voor 200% achter de bewakers opstelt, dat u ervoor zorgt dat hun veiligheid is gegarandeerd en dat u aan de gevangenen laat zien dat u dit soort gedrag en deze dreigementen absoluut niet pikt. Ik verwacht dus dat u tijdelijk meer bewakers naar de Bijlmerbajes stuurt. Als u deze niet heeft, moet u desnoods maar een beroep doen op het Korps Mariniers, om ervoor te zorgen dat gevangenen weer weten waaraan zij toe zijn en wie het voor het zeggen heeft.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik zie op dit moment geen enkele reden voor de escalatie waarop u doelt. Ik heb al gezegd dat er adequaat is gereageerd op de ontstane situatie en dat het dagelijks overleg met gedetineerden en personeel op dit moment betekent dat de situatie redelijk onder controle is. De dagbesteding en het dagprogramma van gedetineerden zijn ver boven het wettelijk minimum; laat daarover geen misverstand bestaan. Er is een periode van gewenning vereist, waarschijnlijk ook in Amsterdam, om mensen te doen wennen aan de nieuwe omstandigheden van de detentie. Maar de voorstellen die u doet om in deze situatie met het Korps Mariniers de veiligheid van het personeel te garanderen, vind ik ver buiten alle proporties.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Als het doel van detentie vooral het bewerkstelligen en verbeteren van re-integratie is, vraag ik mij af wat er nu gaande is in de Bijlmerbajes. Als wij naar dit incident kijken, dan valt mij op dat er opnieuw een kloof bestaat tussen wat de staatssecretaris naar voren brengt en de signalen uit de Bijlmerbajes, met name die van het personeel. Kunt u daarop een toelichting geven? Het is toch wel opmerkelijk dat, als er zoveel overleg is geweest tussen uw ministerie en de Bijlmerbajes, met het personeel en de medezeggenschapsraad, er toch zoveel signalen zijn van zorgen, angsten en onveiligheid.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik denk dat de signalen die wij hebben gekregen vooral ook duiden op de verregaande beperkingen, dat wil zeggen veel insluiting, die zijn opgelegd meteen na de onrust op die twee paviljoens, waar maximale rust en veiligheid moesten worden teruggebracht. Dat heeft een tot drie dagen geduurd. In de huidige situatie gelden de vrijheden die zijn opgenomen in het landelijk dagprogramma, ook voor de gedetineerden in de Bijlmerbajes. Onder die vrijheden vallen ook het douchen en het recreëren.

De modernisering van het gevangeniswezen en de aansluiting op re-integratie en nazorg, waarover ik heb gesproken, zijn processen die tijd in beslag zullen nemen. Dit geldt zeker voor het vinden van aansluiting bij gemeentelijke voorzieningen, zoals bed, bad, brood en een identiteitsbewijs. Ik probeer met de grootste spoed de plannen en de visie met de Kamer te bespreken en te laten zien dat de instrumenten worden ingevoerd en dat zij effectief zijn. Ik houd geen mooi verhaal in de trant van: nu maken wij plannen en morgen zal het allemaal beter zijn. Ik weet dat het taaie processen zijn, maar de visie is duidelijk en de aanpak is dat ook. Wij zullen daarover nog op vele momenten met elkaar spreken.

De heer De Wit (SP):

Wij praten vandaag over de Bijlmerbajes. Eind 2004 is het sobere regime ingevoerd. Vanaf dat moment zijn er zowel bij de gedetineerden als bij de bewakers heel veel bezwaren gerezen tegen dat systeem. Dit heeft te maken met het feit dat de gedetineerden vanaf vier uur worden opgesloten achter de deur, tot 's morgens acht uur. Er is minder tijd voor recreatie, minder tijd en ruimte voor arbeid en minder tijd voor onderwijs. Dit programma beoogt de recidive tegen te gaan en de veiligheid van de samenleving te bevorderen, maar de maatregel werkt averechts. De staatssecretaris heeft het voor de tweede keer over modernisering van het gevangeniswezen, maar ik wil van haar weten of het niet verstandig zou zijn om het sobere regime gewoon af te schaffen en vooral de nadruk te leggen op onderwijs, arbeid, recreatie en het werken aan het perspectief van een zinvolle terugkeer in de maatschappij.

Staatssecretaris Albayrak:

Natuurlijk is een sober regime geen doel op zich. De taakstelling en de bezuinigingen zijn voor mij geen doel op zich. Dat kun je niet alleen maar doen om geld binnen te halen. Dat besluit van het vorige kabinet is een feit, maar de manier waarop wij dat hebben opgepakt met het personeel, de ondernemingsraden, de medezeggenschap, leidt tot een heel andere invulling van de programma's die er lagen bij het aantreden van dit kabinet. Die bezuinigingen zijn dus geen doel op zich, maar ik vind wel dat zij een kans bieden om vanuit waar wij nu staan en met alle plannen die wij nu hebben, een doelgericht, efficiënt en toekomstgericht gevangeniswezen voor elkaar te krijgen. Dat is in uw belang en dat is in mijn belang. Ik ben ervan overtuigd dat dit met een snelle uitvoering van de plannen die nu op tafel liggen – er is op dit moment draagvlak voor om dat gefaseerd te doen – ook gaat lukken.

De heer Jager (CDA):

Ik heb een vraag op een ander terrein. Wij hebben vrij recentelijk gesproken over de brandveiligheid en tegelijkertijd ook over de celcapaciteit en het feit dat er nog wel wat capaciteit overblijft als wij kijken naar de prognoses. In hoeverre zou het met het oog op de fysieke veiligheid waar het in dit geval over gaat, zinvol zijn om te bezien of er middelen beschikbaar zijn binnen de brandveiligheidsmaatregelen die in grote omvang genomen worden? In welke verhoudingen staan die tot de fysieke veiligheid? Ook dat punt is natuurlijk wel erg belangrijk.

Staatssecretaris Albayrak:

Begrijp ik het goed dat u nu deze situatie wat uit elkaar wilt halen, omdat er elders capaciteit beschikbaar is? Ik zie u knikken. De capaciteitsoverschotten zijn vaak regionaal bepaald en ook de beschikbaarheid van personeel is daarin belangrijk. De druk op een penitentiaire inrichting in Amsterdam kan niet verkleind worden door daar gedetineerden weg te halen en die à la minute ergens anders te plaatsen. Op het moment dat de situatie zo onhoudbaar wordt dat je met man en macht noodmaatregelen moet treffen, sluit ik niet uit dat je dat in uitzonderlijke gevallen ook doet, maar die situatie is nu in Amsterdam niet aan de orde.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik heb twee vragen aan de staatssecretaris. Ten eerste begrijp ik dat er nogal wat veranderd is in het beleid dat het vorige kabinet had uitgezet. Ik vraag mij af of de toenmalige minister van Justitie, die dit beleid heeft uitgezet – ik heb het over de minister in 2004 – zich nog steeds kan vinden in het huidige beleid. Ten tweede citeer ik de staatssecretaris en wil ik graag een toelichting hebben op dat citaat. Het ging daarnet over de bijstandseenheid, de eigen mensen die gebruikt worden in een gevangenis, in een penitentiaire inrichting, om ervoor te zorgen dat een crisissituatie wordt opgelost. De staatssecretaris zei net: het was dus geen ME en geen grof geweld. Graag een toelichting daarop.

Staatssecretaris Albayrak:

De eerste vraag is makkelijk te beantwoorden. Als ik mijn plannen voor een modern gevangeniswezen introduceer, dan doe ik dat niet namens de staatssecretaris van Justitie, maar namens het kabinet. Het interne bijstandsteam waar ik het over had, is inderdaad een bijstandsteam van interne, eigen medewerkers, die op dat moment elders aan het werk zijn, op andere afdelingen, maar die opgeleid zijn om in het geval van calamiteiten bijstand te verlenen aan een afdeling waar iets aan de hand is.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik wil graag antwoord op mijn vraag over het citaat.

De voorzitter:

U krijgt antwoord op uw vraag.

Staatssecretaris Albayrak:

In de PI Over-Amstel zijn deze mensen van hun afdelingen gehaald om als intern bijstandsteam ervoor te zorgen dat de gedetineerden die weigerden, terug te gaan naar hun cellen, dat alsnog zouden gaan doen. Dat is het interne bijstandsteam dat wij hebben ingezet. Wij hebben geen middelen van buitenaf en geen nationale middelen hoeven inzetten om daar de rust en de veiligheid te doen terugkeren.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord...

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik geef een citaat van de staatssecretaris en ik vraag haar om daarop te reageren! Haar citaat was: geen ME, dus geen grof geweld, en ik wil graag een toelichting van de staatssecretaris daarop.

De voorzitter:

Die gaf zij toch net? Zij zei: geen nationale eenheden, maar een eenheid van binnen de instelling.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Daar gaat het niet om. Het gaat om dit citaat. Geen ME, dus geen grof geweld. Op dat citaat zou ik graag een toelichting willen. En interne bijstandseenheden, daar weet ik alles van.

Staatssecretaris Albayrak:

Als u weet wat een interne bijstandseenheid is, dan weet u ook dat dit geen nationale mobiele eenheid is die van buiten wordt ingevlogen om de rust en veiligheid te doen terugkeren. Dat is wat ik heb gezegd. Dat lijkt mij een helder verhaal.

Naar boven