Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 4 oktober 2006 over de evaluatie van de gang van zaken rond de moord op de heer Van Gogh.

De heer Koenders (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Het is bijna twee jaar geleden dat Theo van Gogh op brute wijze werd vermoord. Nog steeds is de toezegging van nota bene premier Balkenende om de Kamer te informeren over de evaluatie van de toedracht, inclusief de rol van de inlichtingendiensten die Mohammed B. nauwelijks in het vizier hadden, niet gestand gedaan. Het is ernstig, juridisch onbegrijpelijk en politiek onjuist dat dit kabinet tijdens zijn regeerperiode niet bereid is om de evaluatie toe te zenden en zich daar ook tegen verzet, zoals bleek in het algemeen overleg. Het is nu rechtens onaantastbaar komen vast te staan dat Mohammed B. de figuur was zoals hij beschreven is in de rechtszaak en dat hij niet werd geholpen bij de moord op Theo van Gogh. De knip is dus nu gemaakt, maar anders dan bij de moord op Pim Fortuyn of de Schiphol- en de Enschederamp lijkt het erop dat wordt aangestuurd op onnodig uitstel. Wij accepteren dit niet. Dit is een toezegging aan de fractie van de Partij van de Arbeid en andere leden van deze Kamer. Wij stellen dan ook de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het inmiddels twee jaar geleden is dat Theo van Gogh vermoord is en dat er grote overeenstemming bestaat over de noodzaak van een spoedige evaluatie van de gang van zaken voorafgaand aan deze moord;

overwegende dat de strafzaken tegen Mohammed B. zijn afgerond en dat nu juridisch en inhoudelijk volledig is vastgesteld welke belangrijke rol Mohammed B. heeft gespeeld;

verzoekt de regering, de Kamer per ommegaande de evaluatie toe te sturen waarbij maximale openheid wordt betracht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koenders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(29854).

Minister Hirsch Ballin:

Mijnheer de voorzitter. Het is goed om de motie van de heer Koenders nog even te lezen. Uit wat hij zo-even zei, had ik al de indruk gekregen dat er geen nieuwe argumenten van zijn kant zijn, na het uitgebreide algemeen overleg dat wij hebben gehad over dit onderwerp. De Kamer zal zich uiteraard over de motie uitspreken en ik zal aangeven hoe mijn collega en ik ertegenover staan, maar ik doe toch nog een laatste poging om de heer Koenders ervan te overtuigen dat aan zijn motie een misverstand ten grondslag ligt. Laat ik vooropstellen dat ik begrijp dat hij de wens heeft om aan de hand van de evaluatie te spreken over het onderwerp dat hij in de motie heeft omschreven. Hij gaat voorbij aan het feit dat het stadium van afronding van de rechtszaak nog niet is aangebroken. Er is namelijk hoger beroep ingesteld in zeven zaken betreffende leden van de Hofstadgroep. Ik heb dit ook in het algemeen overleg uiteengezet. De heer Koenders heeft toen de redenering gevolgd dat het proces tegen Mohammed B. is afgerond. Hij verbindt daaraan de conclusie dat daarmee rechtens vaststaat wat de rol van Mohammed B. is geweest.

De heer Koenders ziet dit verkeerd en ik hoop dat ik hem op dit punt kan overtuigen. Met de uitspraak in de strafzaak tegen Mohammed B. staat niet vast hoe de strafrechter zal moeten oordelen over de rol van de leden van de Hofstadgroep wier rechtszaken nu in hoger beroep aan de orde zijn. Er is ook niet zoiets als een kracht van gewijsde uit de strafzaak tegen Mohammed B. in die andere strafzaken.

De situatie is juridisch misschien wat gecompliceerd, maar feitelijk toch overzichtelijk. Het toegezegde moment om te spreken aan de hand van de toe te zenden evaluatie is nog niet aangebroken. Daarom kan ik – net als ik al deed blijken in het algemeen overleg – niet anders dan mede namens mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de aanneming van deze motie ontraden.

Minister Remkes:

Voorzitter. Van mijn kant nog een enkele toevoeging. Dit punt is tijdens het algemeen overleg ook al aan de orde geweest, maar de heer Koenders maakt wederom een interpretatiefout door te verwijzen naar de minister-president. De laatste heeft destijds toegezegd dat de verlangde evaluatie zou komen nadat de rechtszaak definitief is afgerond. De fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid is daarmee toen akkoord gegaan. Daarom kan ik niet anders dan concluderen dat nu een poging wordt gedaan om tijdens het spel de spelregels te veranderen.

Het zou mij ook een lief ding waard zijn als wij deze zaak tijdens deze kabinetsperiode hadden kunnen afronden. Ik wil echter de suggestie uit de wereld helpen dat er geen parlementaire verantwoording is afgelegd. Nog nooit is er zo gedetailleerd in de openbaarheid verantwoording afgelegd over wat er wel en niet is gebeurd. Dat is toen de heer Koenders ook niet ontgaan en ik wil voorkomen dat die suggestie boven de markt blijft zweven.

Het staat in rechte vast dat Mohammed B. de moord heeft gepleegd en dat hij daarbij niet is geholpen door anderen. De zaken die de heer Koenders noemt, zijn in dit kader echter niet relevant. Wat wel relevant is en wat nog niet in rechte vaststaat, is of de Hofstadgroep een criminele organisatie met terroristisch oogmerk is en wat precies de rol van Mohammed B. daarin was. Het antwoord op die vraag is uitermate relevant voor een antwoord op de vraag of de betrokken diensten hem voorafgaand aan de moord op Theo van Gogh op de juiste wijze hebben ingeschat of konden inschatten. Het hele feitencomplex wordt in hoger beroep opnieuw beoordeeld.

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter. Misschien mag ik nog een korte reactie geven op de opmerking van de minister van Binnenlandse Zaken over de verandering van de spelregels tijdens het spel. Ik zie dit niet als een spel, maar als een belangrijke toezegging die de minister-president destijds heeft gedaan. Hij heeft toegezegd dat er parlementaire verantwoording zou worden afgelegd voor de evaluatie en de rol van de diensten. Wij zijn nu bijna twee jaar verder en natuurlijk is er een verband met een rechtzaak. Het is waar dat wij dit hebben geaccepteerd. Ik wijs er echter nogmaals op dat als je goed kijkt naar de zaak en de uitspraak in deze zaak, de centrale rol van Mohammed B. daarin is vast komen te staan. Daar is verder ook geen beroep tegen aangetekend, ook niet door het Openbaar Ministerie. Dat is rechtens vast komen te staan. Natuurlijk is het plezierig voor dit kabinet om hoger beroep en daarna cassatie af te wachten. Misschien zegt iemand nog wel dat hij bevriend is met Mohammed B. Zo duren de jaren echter voort terwijl de Kamer, en de familie van Van Gogh, recht heeft op die evaluatie. Ik vraag de minister dus nogmaals, met klem, om die openheid gedurende zijn ambtstermijn te verschaffen, juist omdat het Openbaar Ministerie zelf duidelijk de knip heeft gemaakt.

Minister Remkes:

Ik herhaal dat het mij een lief ding waard was geweest als deze zaak in deze periode had kunnen worden afgerond. De juridische risico's zijn echter te groot. Wij hebben dat in het algemeen overleg al aangegeven. De heer Koenders gaat eraan voorbij dat de discussie gaat over de positie van Mohammed B. binnen de Hofstadgroep, niet over de deelname, en over de vraag of de AIVD destijds terecht prioriteit heeft gegeven aan de andere leden van de Hofstadgroep. Het gaat dus om de positie van Mohammed B. in relatie tot de andere leden van de Hofstadgroep. Daardoor ligt het punt ook in het vervolgtraject gevoelig. Ik wil niet spelen met woorden, maar de minister-president heeft destijds niet voor niets de toezegging verwoord in de termen waarvoor hij heeft gekozen.

De heer Koenders (PvdA):

Het valt wel op dat dit argument in andere zaken, zoals de moord op Pim Fortuyn, de Schipholramp en de vuurwerkramp, nooit een rol heeft gespeeld. Ik wijs er dus opnieuw op dat het politiek opvallend is dat de regering niet bereid is om die evaluatie naar de Kamer te sturen.

Minister Remkes:

Het onderzoek van de commissie-Van der Haak naar aanleiding van de moord op Pim Fortuyn had een totaal andere insteek. U kunt geen appels met peren vergelijken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de ingediende motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven