Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 18 oktober 2006 over het advies van de Raad van State over de Wet inburgering.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben een algemeen overleg gevoerd over de invoering van de Wet inburgering. Daarin is een aantal dingen blijven hangen, onder meer de reparatie van de wet. De minister heeft hier toezeggingen voor gedaan; zij zal met nadere wetgeving komen. Ik zal samen met de heer Van der Staaij een motie indienen om vooruitlopend op die wetgeving, de gemeenten alvast te wijzen op de mogelijkheden die de socialezekerheidswetgeving biedt om inburgeringsbehoeftigen in het kader van een re-integratie ook eventueel zo nodig te verplichten tot een taalcursus of er in ieder geval voor te zorgen dat het taalniveau wordt bijgespijkerd.

Ik zal verder een motie van mevrouw Sterk steunen waarin wordt voorgesteld om getalenteerde inburgeringsplichtigen, mensen die wat kunnen, dezelfde financiële ondersteuning te geven als anderen, maar dan zodanig dat zij op een hoger niveau kunnen insteken. Je moet mensen niet dwingen om eerst het vmbo-examen te halen als zij direct voor het vwo kunnen opgaan.

Tot slot zal ik zelf een motie indienen die betrekking heeft op de invoeringsdatum van de wet. Dit is een belangrijk punt voor de gemeenten die de ambities van deze wet voor ons moeten waarmaken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Dijsselbloem

overwegende dat na gedegen behandeling in de Tweede Kamer de Wet inburgering is aangenomen;

overwegende dat de behandeling in de Eerste Kamer nog gaande is;

overwegende dat pas onlangs de Tijdelijke regeling vrijwillige inburgering bekend is gemaakt;

overwegende dat de nieuwe wet inclusief de algemene maatregel van bestuur, de ministeriële regelingen en overgangsregelingen alsmede de Tijdelijke regeling vrijwillige inburgering een complex geheel van nieuwe wetgeving is dat zorgvuldige voorbereiding en invoering vraagt;

constaterende dat de regering wil vasthouden aan 1 januari 2007 als ingangsdatum;

verzoekt de regering, in overleg met de gemeenten te komen tot een ingangsdatum van de nieuwe Wet inburgering die een zorgvuldige invoering op lokaal niveau mogelijk maakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijsselbloem, Azough en Vergeer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 111(30308).

Mevrouw Sterk (CDA):

Voorzitter. Het CDA heeft zich gedurende de behandeling van de nieuwe Wet inburgering steeds ingespannen voor een zo hoog mogelijk taalniveau. Wij willen mensen die ambitie hebben, de ruimte bieden. Bovendien zullen wij de komende tijd alle arbeidskrachten nodig hebben die wij kunnen krijgen. Daarom zouden mensen zich eigenlijk moeten scholen tot aan het niveau van startkwalificatie. De wet biedt die mogelijkheid om meteen op te gaan voor dat niveau wel voor mensen die niet verplicht inburgeren, maar niet voor de mensen die moeten inburgeren. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het belangrijk is om een zo hoog mogelijk taalniveau te verwerven om een goede start te kunnen maken in de samenleving;

overwegende dat inburgeraars die dat kunnen, daartoe de mogelijkheid moeten krijgen;

constaterende dat het voor inburgeringsplichtigen niet mogelijk is om de stap naar een hoger taalniveau direct te maken;

verzoekt de regering, ook voor inburgeringsplichtigen de lening- en vergoedingsfaciliteiten in de WI open te stellen voor het staatsexamen NT2 I en II,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sterk, Dijsselbloem, Vergeer, Azough, Van der Staaij en Lambrechts.

Zij krijgt nr. 112(30308).

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn collega, mevrouw Azough, is op dit moment woordvoerder in een ander overleg. Ik dien daarom mede namens haar twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat arbeidsmarktgerichte inburgering de kansen van inburgeringsplichtigen op de arbeidsmarkt vergroot;

van mening dat de regeling Inburgering allochtone vrouwen een goede startpositie biedt, maar meer mogelijkheden biedt en dient te bieden dan het behalen van het reguliere inburgeringsexamen;

van mening dat zeker vrouwelijke inburgeringsplichtigen in staat moeten worden gesteld, deel te nemen aan geïntegreerde trajecten, ofwel trajecten waar NT2 en extra vaktaallessen en stagebegeleiding gekoppeld worden aan de beroepsopleiding;

van mening dat de Wet inburgering en de bijbehorende regeling onvoldoende duidelijkheid geven over de mogelijkheden voor deelname aan geïntegreerde trajecten en duale trajecten voor vrouwen die een aanbod krijgen via de regeling Inburgering allochtone vrouwen;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat er een garantie komt dat vrouwen die deelnemen aan de regeling Inburgering allochtone vrouwen en in staat zijn om deel te nemen aan geïntegreerde trajecten, ook daadwerkelijk deel kunnen nemen aan deze geïntegreerde trajecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karimi, Azough en Vergeer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 113(30308).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Karimi

overwegende dat een zo hoog mogelijk taalniveau van groot belang is op de arbeidsmarkt en in onze samenleving;

overwegende dat er breed draagvlak is om inburgeraars te faciliteren in het behalen van een zo hoog mogelijk taalniveau;

overwegende dat er vooralsnog weinig bekendheid gegeven wordt aan de mogelijkheden binnen de Wet inburgering om de lening- en vergoedingsfaciliteiten aan te wenden voor het behalen van andere examens dan het reguliere inburgeringsexamen;

verzoekt de regering, expliciet in de regeling op te nemen dat er de mogelijkheid is om gebruik te maken van de lening- en vergoedingsfaciliteiten binnen de Wet inburgering voor het behalen van staatsexamen NT2 I en II;

verzoekt de regering, te zorgen voor actieve voorlichting op toegankelijke en laagdrempelige wijze aan inburgeringsplichtigen over de mogelijkheid gebruik te maken van de lening- en vergoedingsfaciliteiten binnen de Wet inburgering voor staatsexamen NT2 I en II,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karimi, Azough, Vergeer en Dijsselbloem. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 114(30308).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. In de overleggen over inburgering is er heel wat tijd besteed en aandacht uitgegaan naar de vraag hoe bepaalde groepen oudkomers kunnen worden verplicht tot inburgering. Dat bleek juridisch heel lastig te liggen. De heer Dijsselbloem van de PvdA heeft de suggestie gedaan om dat via de socialezekerheidswetgeving te regelen. Hij is op dat punt krachtig bijgevallen door de heer Visser van de VVD en door mijn fractie. Over dat spoor heeft de minister gezegd, ook na het advies van de Raad van State, dat er mogelijkheden zijn. Zij wil die in de toekomst ook zeker meenemen. Mijn pleidooi, dat gesteund door de Dijsselbloem in een motie is vervat, is: wacht daar niet mee tot wij met nieuwe plannen worden geconfronteerd, maar gebruik voortvarend de bestaande mogelijkheden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het rechtens niet mogelijk is om specifieke groepen genaturaliseerde Nederlanders met achterstanden op het gebied van taalvaardigheid en kennis van de maatschappij te verplichten tot het volgen van een inburgeringscursus;

constaterende dat bestaande wetgeving inzake sociale verzekeringen en sociale voorzieningen de mogelijkheden biedt om uitkeringsgerechtigden op individuele basis te verplichten tot inburgering voorzover dat noodzakelijk is met het oog op hun re-integratie, maar dat niet is gebleken dat daarvan adequaat en consequent gebruik wordt gemaakt;

verzoekt de regering, te bevorderen dat de bevoegde uitvoeringsinstanties deze mogelijkheden maximaal benutten teneinde de genoemde achterstanden zo veel als mogelijk is te bestrijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij en Dijsselbloem. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 115(30308).

Mevrouw Vergeer (SP):

Voorzitter. De Tweede Kamer heeft voor de zomer bij de behandeling van de Wet inburgering aan de minister gevraagd om een aantal door de Kamer ingediende amendementen ter advisering aan de Raad Van State voor te leggen. De minister heeft dit ook gedaan, maar het was haar ontgaan dat het amendement op stuk nr. 77 daar ook bij hoorde. Nu het wetsvoorstel in de Eerste Kamer aan de orde komt, is dat een goede gelegenheid om alsnog aan de Raad van State te vragen om dit amendement mee te nemen in zijn advisering. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Tweede Kamer bij het wetgevingsoverleg op 21 juni 2006 over de Wet inburgering (30308) aan de regering heeft verzocht, het amendement op stuk nr. 77 van deze wet voor advies aan de Raad van State voor te leggen;

constaterende dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie aan dit verzoek geen gevolg heeft gegeven;

dringt er bij de regering op aan, het amendement op stuk nr. 77 met spoed aan de Raad van State ter advisering voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vergeer, Dijsselbloem, Azough en Lambrechts. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 116(30308).

Minister Verdonk:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor de moties over de Wet inburgering. Ik begin met de motie van de heer Dijsselbloem, mevrouw Azough en mevrouw Vergeer waarin de regering wordt verzocht in overleg met de gemeenten te komen tot een ingangsdatum van de nieuwe Wet inburgering die een zorgvuldige invoering op lokaal niveau mogelijk maakt. Ik heb hierover tijdens het AO al een aantal dingen gezegd. Allereerst heb ik gezegd dat de gemeenten voldoende beleidsvrijheid en ruimte hebben om op 1 januari 2007 te beginnen. Wij zijn al bijna twee jaar bezig met de gemeenten. Wij hebben een frontoffice inburgering ingesteld. De gemeenten worden op allerlei mogelijke manieren begeleid. Dat gebeurt ook nog steeds. Wij hebben een website geopend. Alles wat mogelijk was, hebben wij in goede samenspraak met de gemeenten gedaan. Ik ontraad daarom aanname van deze motie. De nieuwe Wet inburgering zal op 1 januari 2007 van start gaan.

In de motie-Sterk c.s. op stuk nr. 112 wordt de regering verzocht om ook voor inburgeringsplichtigen de lening- en vergoedingsfaciliteiten in de Wet inburgering open te stellen voor het staatsexamen NT2 I en NT2 II. Ik heb dit al eerder een goede gedachte genoemd en ik ben blij dat de Kamer deze zo breed ondersteunt. Ik heb in mijn brief van 27 juni geschreven dat ik voornemens was om de lening- en vergoedingsfaciliteiten open te stellen voor het behalen van examens op een hoger niveau dan vereist. Op dit moment ben ik dit al aan het realiseren in de regelgeving. De motie is dus een ondersteuning van het beleid.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik ben blij dat de minister deze motie als een ondersteuning van het beleid beschouwt. Voorzover ik weet staat echter in de vierde nota van wijziging dat alleen mensen die inburgeringsbehoeftig zijn deze faciliteiten kunnen gebruiken en inburgeringsplichtigen niet. Heb ik goed begrepen dat de minister ervoor gaat zorgen dat ook mensen die inburgeringsplichtig zijn, die via de gemeente een aanbod krijgen, direct naar het staatsexamen door kunnen gaan als zij daarvoor de capaciteiten hebben?

Minister Verdonk:

Wat ik net heb gezegd, betreft inburgeringsplichtigen. Ik ben bezig, zoals in de brief van 27 juni staat, om die vergoedingsfaciliteit open te stellen voor het behalen van een examen op een hoger niveau dan vereist. Dat ben ik aan het realiseren in de regelgeving.

In de motie-Karimi c.s. op stuk nr. 113 wordt gevraagd om een garantie dat vrouwen die deelnemen aan de Regeling inburgering allochtone vrouwen en die in staat zijn om deel te nemen aan geïntegreerde trajecten, daadwerkelijk kunnen deelnemen aan deze trajecten. Ik ondersteun de gedachte dat de deelname aan duale geïntegreerde trajecten moet worden vergroot. Wij weten allemaal dat deze trajecten het meeste resultaat hebben. Het is echter aan de gemeenten om invulling te geven aan de inburgeringsvoorzieningen. Dat geldt voor de Wet inburgering, maar ook voor de Regeling inburgering allochtone vrouwen. Volgens mij is het al mogelijk. Ik wil daar extra aandacht voor vragen bij de gemeenten. Ik ontraad het aannemen van deze motie omdat erin wordt gevraagd om een garantie dat vrouwen die deelnemen daar altijd toe in staat moeten zijn. Het is een verantwoordelijkheid van gemeenten. Ik ga aan gemeenten vragen om in de lijn van de motie uitvoering te geven aan deze regelingen. Ik vind de formulering in de motie echter te hard. Daarom ontraad ik het aannemen ervan.

In de motie-Karimi c.s. op stuk nr. 114 wordt de regering verzocht te zorgen voor actieve voorlichting op toegankelijke en laagdrempelige wijze aan inburgeringsplichtigen over de mogelijkheid om gebruik te maken van lening- en vergoedingsfaciliteiten binnen de WI. Dit punt is ook aan de orde geweest tijdens de behandeling van het wetsvoorstel. Wij zijn al begonnen met de actieve voorlichting, want dat bleek inderdaad nodig te zijn. In de communicatie wordt plaats ingeruimd om voorlichting te geven over deze aspecten van de wet. Ik beschouw de motie als ondersteuning van het beleid.

In de motie-Van der Staaij/Dijsselbloem op stuk nr. 115 wordt de regering verzocht om te bevorderen dat de bevoegde uitvoeringsinstanties de mogelijkheden benutten teneinde de genoemde achterstanden zo veel mogelijk te bestrijden. Ik ben het helemaal eens met de lijn van deze motie. Laten wij praktisch kijken wat wij kunnen doen. Ik zal hierover ook contact opnemen met de minister van SZW.

De motie-Vergeer c.s. op stuk nr. 116 gaat over het amendement op stuk nr. 77. Wij hebben daar al eerder met elkaar over gesproken. Ik blijf erbij dat het nu niet meer zinvol is om dit amendement voor advies aan de Raad van State te zenden. De uitkomst laat zich voorspellen. Een inburgeringsplicht die ook voor Nederlanders geldt, is in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Voorts heb ik geen enkele reden om aan te nemen dat de bestuurlijke boete in het wetsvoorstel geen passende sanctie zou zijn. Eerlijk gezegd, denk ik niet dat de Raad van State positief oordeelt over een inburgeringsplicht zonder de mogelijkheid om deze te handhaven, zoals wordt beoogd met het amendement. Ik ontraad de aanneming daarvan dus.

Mevrouw Vergeer (SP):

Ik kende dit standpunt van de minister al. Tijdens het laatste overleg heeft zij alleen gezegd dat haar was ontgaan dat dit amendement overeenkomstig de wens van de Kamer ook naar de Raad van State moest worden gestuurd. Daar gaat het nu om: het is de wens van de Kamer. Gezien het nog te doorlopen traject in de Eerste Kamer, is heel goed mogelijk dat de Raad van State ook hierover opnieuw advies uitbrengt. Wat is ertegen om dat te doen? Dan hebben wij ook een advies van de Raad van State. Als die het met u eens is, kan hij met enkele woorden volstaan door te melden: wij hebben hierop al geantwoord en hebben daar niets meer aan toe te voegen. Als dat niet zo is, is het winst voor de Eerste Kamer, want die weet er dan iets meer over.

Minister Verdonk:

Ik heb eerder al gezegd dat ik betreur hoe het is gegaan met dit amendement, maar de werkelijkheid heeft het achterhaald. Er ligt nu een advies van de Raad van State, dus de uitkomst laat zich voorspellen als wij het amendement er nog eens naartoe sturen. Zoals bekend geworden uit het laatste advies van de Raad van State, is een inburgeringsplicht die ook voor Nederlanders geldt, in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Het is dus niet meer zinvol om dit amendement naar de Raad van State te sturen.

Ik kom even terug op de motie van mevrouw Sterk. Voor alle duidelijkheid merk ik op dat het om inburgeringsplichtigen gaat, dus om zelfmelders. Het gaat niet om degenen die een aanbod krijgen. Daar ging onze spraakverwarring over.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven