Vragen van het lid Van der Staaij aan de minister van Justitie over de berichtgeving dat de beoogde oprichting van de speciale interventie-eenheid die moet optreden bij acuut terroristisch gevaar wegens geldgebrek dreigt te stranden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijnheer de voorzitter. De strijd tegen het terrorisme vraagt alertheid en daadkracht. Dat is de vorige week nog eens krachtig onderstreept door een AIVD-rapport over het dreigende gevaar van aanslagen in Nederland. Er lopen helaas heel wat Mohammed B's rond. Daarom moeten wij ervan kunnen uitgaan dat met man en macht wordt gewerkt, ook door het kabinet, om afgesproken maatregelen om terrorisme aan te pakken daadwerkelijk en voortvarend uit te voeren. Dat past ook helemaal bij de stevige taal van minister van Financiën Zalm, die eerder aangaf dat het geld voor terrorismebestrijding er gewoonweg moet komen. En terecht, want terrorismebestrijding mag niet stuklopen op een ordinaire centenkwestie. Elk eurodubbeltje nog eens twee keer omkeren is dan geen deugd meer, maar gewoonweg onverantwoord.

In dit licht hebben wij eerlijk gezegd onze ogen uitgekeken toen uitgerekend vorige week in het nieuws kwam dat de oprichting van de dienst speciale interventies wegens geldgebrek dreigt te stranden. Er zou in elk geval een flinke vertraging zijn ontstaan, omdat het kabinet de 10 mln. die nodig is om adequaat op te treden, niet tijdig kan ophoesten. Dat kan toch niet waar zijn? Wij hebben het toch over een prominente maatregel in de strijd tegen terrorisme? Wij hebben het hier toch over een speciale antiterreureenheid van politieagenten en militaire samen, die zo hard nodig werd geacht? Wij hebben het hier toch over de lessen van het Laakkwartier, het enorme belang om een topteam te kunnen inzetten voor het inrekenen van een terrorist met gevaarlijk wapentuig in de rugzak? Daarom stel ik de volgende drie vragen.

  • 1. Hoe kan het dat deze startproblemen zijn ontstaan? Is het louter een kwestie van geldgebrek of zit er meer achter? Hoeveel geld is precies nodig en hoeveel is gehonoreerd?

  • 2. Wat zijn de consequenties en de risico's van de ontstane vertragingen voor de terrorismebestrijding? Er is toch niet voor niets gezegd, ook in de kabinetsbrief van een jaar geleden, dat wij echt snel werk moeten maken van de overkoepelende dienst voor de speciale eenheden?

  • 3. Wat doet het kabinet om de verloren tijd zo snel mogelijk in te halen en om de oprichting van de eenheid, liever vandaag dan morgen, door te zetten? Is het kabinet bereid om het geld dat daarvoor nodig is, zo snel mogelijk op tafel te leggen? Dat moet zeker in het licht van de meevallers die zich aftekenen, geen punt zijn.

Samenvattend, mijn drie centrale vragen zijn: wat ging er mis, hoe erg is dat en wat gaat het kabinet eraan doen?

Minister Donner:

Voorzitter. Ook ik was enigszins verrast en wreef mijn ogen uit bij de berichtgeving in de kranten. Dat deel ik met de heer Van der Staaij, zij het van de andere zijde. Inderdaad heb ik op 3 juni vorig jaar, mede namens mijn collega's van BZK en Defensie, de Kamer ingelicht over de oprichting van de speciale Dienst speciale interventies. Dat heeft niet gewacht op het verdere verloop omdat in het afgelopen jaar de Bijzondere Bijstandseenheid Snelle Interventie-eenheid, die vooruitloopt op deze omvorming, al operationeel bezig is geweest bij de verschillende gelegenheden dat moest worden opgetreden.

Hier gaat het om de afronding van het proces. Ik heb de Kamer daarover in december jongstleden geïnformeerd in het voortgangsrapport. Daarin heb ik ook aangegeven dat onder andere de regelgeving gecompliceerder is gebleken dan aanvankelijk de bedoeling was en dat daardoor een vertraging van een halfjaar is ontstaan. Ook uit de vergelijking van de brief met de berichtgeving had de heer Van der Staaij moeten blijken dat het hier om iets anders gaat dan waarover de brief van 3 juni ging. Daarin is duidelijk aangegeven dat sprake was van 3 mln. Het gaat nu om 10 mln. en dat is bovenop de 3 mln. die er al is.

Uiteraard levert dat vragen over de financiering op. In het afgelopen jaar is ook bij de uitvoering van de plannen op een aantal punten geconstateerd, ook door degenen die erbij betrokken zijn, dat verbetering mogelijk is. Dat heeft men berekend en kennelijk heeft de Algemeen Christelijke Politiebond op een gegeven moment gemeend dat geld zeker te moeten stellen. Dat is onderwerp van discussie bij de Voorjaarsnota en is daarin uiteraard onderdeel van de discussie over wat werkelijk nodig is.

De heer Van der Staaij (SGP):

Wat de minister heeft gezegd, is voor een deel geruststellend, namelijk dat het team al kan worden ingezet en dat dat ook is gebeurd. In zoverre klinkt het alsof er nog niet veel aan de hand is. Anderzijds, daarover hoeven wij geen woordenspel te spelen, stel ik vast dat het team formeel nog niet van start is gegaan en dat nu kennelijk wordt gewerkt met een ongedekte cheque. De minister kan wel zeggen dat de politiebonden hun geld zeker wilden stellen, maar is dat raar? Er is kennelijk wel door de betrokkenen in de projectorganisatie, waarbij Justitie en Defensie toch ook aan tafel zitten, gezegd dat meer nodig is dan die 3 mln. Is dat bedrag van 10 mln. nu reëel of niet? Wat vindt de minister daarvan als degene die ook verantwoordelijk is voor terrorismebestrijding? Als dat bedrag reëel is en als dat door Defensie, Justitie en BZK is gezegd, moeten wij ervan kunnen uitgaan dat het geld er zo snel mogelijk komt. Dat het niet gisteren kan worden overgemaakt, is oké, maar waarom is er niet de politieke duidelijkheid die nodig is om met die belangrijke dienst een vliegende start te maken?

Ik stel vast dat dit gedoe rond dit geld een negatieve uitwerking heeft en dat de betrokken diensten niet weten of hun huishoudboekje aan het eind van het jaar kloppend kan zijn. Daarom stel ik nogmaals mijn centrale vraag. Is die 10 mln. nu reëel of niet en zo ja, kan er dan zo snel mogelijk politieke duidelijkheid komen en kan de minister toezeggen dat het geld dat nodig is er komt?

Minister Donner:

De heer Van der Staaij heeft geconstateerd dat het gedoe rond het geld een negatieve uitwerking heeft. Ja, dat geldt voor diegenen die voor een aantal punten een rekening op tafel hebben gelegd. De heer Van der Staaij weet dat het proces binnen een kabinet inhoudt dat aan de ene kant een aantal elementen en ministers pleiten voor een bepaalde dienst, die meer inhoudt dan waarover ik de Kamer op 3 juni vorig jaar heb bericht. Het normale proces houdt in dat de minister van Financiën daartegenover de vraag stelt of dat geld nodig is. De heer Van der Staaij moet mij niet vóór dat moment om een standpunt vragen over een punt waarover het kabinet nog geen standpunt heeft ingenomen. Het standpunt en het bedrag in de brief van 3 juni zijn er. Daaraan wordt gewerkt.

Al in december heb ik aangegeven dat het team inderdaad nog niet van start is gegaan vanwege een aantal andere complicaties, dat is opgetreden. Dit nieuws heb ik toen al gegeven. Nu gaat het inderdaad om de vraag of op basis van de brief van 3 juni jongstleden een aantal punten moet worden verbeterd. Inderdaad meen ik dat dit van belang kan zijn, maar het kabinet heeft daarover nog geen standpunt geformuleerd. Daarom kan ik op dat punt slechts een persoonlijke mening geven. De Kamer heeft meermalen aangegeven daaraan geen belang te hechten.

De heer Van der Staaij (SGP):

Wij hebben wel begrepen dat de nieuwe Dienst Speciale Interventies begin 2006 operationeel zou zijn. Dit staat ook in de brief van december jongstleden. Hebben de ministers van Justitie, Binnenlandse Zaken en Defensie in de projectorganisatie gezegd dat het reëel is dat dit extra geld kost? Wij moeten ervan uit kunnen gaan dat dit geld er zo snel mogelijk komt, als dit zo is.

Minister Donner:

Ik heb gezegd dat er operationeel wordt gewerkt. De heer Van der Staaij vraagt mij het geheim van de ministerraad te onthullen, als hij vraagt of er door de ministers van Justitie, Defensie en Binnenlandse Zaken een standpunt is ingenomen. Dat is niet de bedoeling.

De heer Van Fessem (CDA):

Ik kom terug op de derde voortgangsrapportage over terrorismebestrijding, de brief van 5 december jongstleden Daarin wordt inderdaad gesproken over de projectorganisatie waarin een aantal departementen samenwerken onder leiding van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. De minister heeft gesproken over een brief van juni en deze brief is van december. Inmiddels is het april 2006 en horen wij dat men er kennelijk nog niet uit is gekomen. Is de minister van mening dat het zo lang moet duren dat er bij de Voorjaarsnota nog moet worden gesteggeld over de inzet van gelden, waar eerder is gezegd dat geld nooit een probleem mag zijn?

Minister Donner:

Dat is een vorm van spreken. De begrotingsregels moeten veranderen als deze Kamer van mening zou zijn dat er één punt is waarbij het geld moet worden uitgegeven, wat er ook wordt geclaimd. Wij hebben een begrotingsprocedure geregeld. De bedragen zoals die in de brief van 3 juni jongstleden zijn opgegeven, zijn verwerkt in de meerjarencijfers die zijn aanvaard in de Kamer. Er is een geordende procedure via de Voorjaarsnota en vervolgens via de vertaling daarvan in de begroting van dat jaar, als er meer geld nodig is. En het gaat hier over meer geld. Dat is de financiële kant. Het is niet zo dat men voor welk onderwerp dan ook rekeningen bij het kabinet kan indienen, die vervolgens worden betaald. Daarvoor is een beoordeling nodig.

Het andere punt betreft de brief van december. Daarin staat dat het proces op een aantal punten meer tijd vergt dan aanvankelijk de bedoeling was, onder andere op het punt van de regelgeving en op het punt van de ordening van de besluitvorming. Dit is bij uitstek geen kwestie die primair geld kost, maar dat is een kwestie van inrichting, ook van hoe de mandaten in elkaar moeten zitten en volgens welke criteria deze moeten functioneren. Dit proces vergt meer tijd, omdat het gecompliceerder is dan verwacht. Dit is ook gebleken bij het oefenen, dat nu al gebeurt, met de nieuwe procedures. Ik heb over de operationele kant van de zaak gezegd dat de snelle interventie-eenheid vorig jaar al ettelijke keren is opgetreden.

De heer Straub (PvdA):

Ik blijf het bijzonder vinden dat in juni een kabinetsbesluit wordt genomen dat er een interventie-eenheid komt en men dan niet alle financiële consequenties in beeld heeft. Uit de berichtgeving van de ACP begrijp ik dat het echt om de financiën gaat, omdat het niet meer zou behoren te gaan om nut en noodzaak van deze eenheid. Nu ik deze antwoorden hoor, vraag ik mij af of er een strijd is tussen de verschillende ministeries. Gaat straks alles naar het ministerie van Defensie en krijgen wij er steeds minder grip op? Ik vind dit echt een risico dat ons boven het hoofd hangt.

Minister Donner:

Het antwoord op die vraag is nee.

Naar boven