Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 66, pagina 4187-4190 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 66, pagina 4187-4190 |
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.
Vragen van het lid Bos aan de minister van Economische Zaken over de problemen bij NedCar.
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. Een kleine twee maanden geleden was ik op bezoek bij de fabriek NedCar in Born. Dat is een fabriek waar de werknemers op dat moment al in tergende onzekerheid verkeerden over hun toekomst. Zij gingen daar buitengewoon beheerst mee om in hun relatie tot de werkgever en ook in hun relatie tot de politiek, maar de verzoeken die zij op dat moment deden waren niet minder dringend. Zij verzochten iedereen die mogelijkerwijs een rol kon spelen bij het behoud van werkgelegenheid bij die fabriek in die regio, die rol ook te spelen. Wij hebben dat in de weken daaropvolgend geprobeerd. Anderen die die rol konden spelen, hebben dat geprobeerd, maar gisteren viel toch voor duizend werknemers het doek. Duizend werknemers kregen te horen dat er voor hen niet langer een baan in deze fabriek is. Tweeduizend andere werknemers zullen een nog onbekende hoeveelheid tijd moeten doorbrengen in onzekerheid over wat er voor hen in het vat zit.
Eenieder die langs is geweest bij die fabriek en die de fabriek een beetje kent, weet dat het gaat om werknemers met een enorm hoog niveau aan technische opleiding en dat wij er trots op zouden moeten zijn als wij dat kunnen behouden en benutten. Iedereen weet ook dat het mensen zijn die al een verleden achter de rug hebben waarin zij tijd hebben ingeleverd, banen hebben ingeleverd en geld hebben ingeleverd om hun bijdrage te leveren aan het weer rendabel maken van de activiteiten. Toch is dat allemaal, in ieder geval tot op dit moment, niet genoeg gebleken.
Ik sta hier vanmiddag niet om het kabinet of de minister van Economische Zaken het onmogelijke te vragen en om als politiek te garanderen dat fabrieken niet dicht kunnen gaan of dat ontslagen niet mogen vallen. Zo is de verhouding niet tussen politiek en bedrijfsleven en zo hoort die ook niet te zijn. Dat ontslaat ons niet van de plicht om toch tot het uiterste te proberen wat wel binnen onze mogelijkheden ligt.
In dat licht is mijn eerste vraag aan de minister van Economische Zaken wat hij de afgelopen tijd binnen zijn mogelijkheden heeft gedaan om het belang van de werkgelegenheid bij NedCar in dit deel van Limburg onder de aandacht te brengen van iedereen die betrokken was bij de besluitvorming over de toekomst van deze fabriek, wat hij van plan is te doen om de belangen van de resterende tweeduizend werknemers onder de aandacht van die beslissers te brengen en of hij daarbij voor zichzelf een rol weggelegd ziet als makelaar tussen partijen, als gesprekspartner, als iemand die faciliteiten biedt, als iemand die initiatieven kan nemen.
Mijn tweede vraag aan de minister van Economische Zaken is iets breder en gaat niet alleen over het belang van deze duizend dan wel de andere tweeduizend mensen, betrokken bij NedCar. Het is een vraag die ik stel in het licht van het feit dat het hier in ieder geval op dit moment gaat om duizend mensen die hun baan kwijt dreigen te raken en onzeker zijn over wat dat in de nabije toekomst voor hen met zich brengt in een regio waarin de werkloosheid toch al hoger dan 10% is en – een regio waarin de maakindustrie al gedurende een langere periode onder grote druk staat, terwijl wij tegelijkertijd hier allen in de Kamer belijden hoe belangrijk de maakindustrie is – ook in termen van innovatiemogelijkheden, voor de economische toekomst van Nederland. De concrete vraag die ik op dat gebied heb aan de minister van Economische Zaken is of hij in de recente gebeurtenissen bij NedCar in Born aanleiding ziet om nieuwe initiatieven te nemen om de toekomst van de maakindustrie en de belangen van de mensen die nu op straat dreigen te komen, te behartigen daar waar faciliteiten mogelijk zijn, initiatieven mogelijk zijn, middelen voorhanden zijn.
Minister Brinkhorst:
Mijnheer de voorzitter. Ik constateer met de heer Bos dat het buitengewoon spijtig is wat gisteren werd aangekondigd: dat een duizend man werkgelegenheid bij NedCar zal verdwijnen. Het is in de eerste plaats uiteraard voor alle betrokkenen een buitengewoon pijnlijke zaak, maar het is in bredere zin van belang – ik sluit meteen aan bij de tweede vraag van de heer Bos – omdat het een belangrijk element in de maakindustrie is.
Ik denk dat wij eerlijk onder ogen moeten zien dat de situatie van NedCar inderdaad zonder meer zorgelijk is. Het is spijtig dat wij moeten constateren dat het overleg tussen de meest betrokken partijen geen uitsluitsel voor langere termijn heeft opgeleverd. De plannen voor herstructurering komen niet geheel onverwacht, zeker niet na het besluit van DaimlerChrysler van verleden week om te stoppen met de productie van de Smart ForFour. Het schrijnende is natuurlijk – de heer Bos verwijst daar ook impliciet naar – dat de goede kwaliteit en de flexibiliteit boven iedere twijfel zijn verheven. Juist de kwaliteit van NedCar is aanleiding geweest om sinds verleden jaar uitvoerig overleg te hebben met de meest betrokken partijen. De staatssecretaris en ik hebben met de top van Mitsubishi gesproken en zelf ben ik oktober verleden jaar onder andere ook daarvoor in Japan geweest. In die gesprekken hebben wij, uiteraard met behoud van de eigen verantwoordelijkheid van de bedrijven, gewezen op de kwaliteiten van NedCar en op het potentieel om ook in de toekomst op een efficiënte manier auto's te kunnen produceren voor de Europese markt. Heel spijtig heeft het echter ontbroken aan goed uitgewerkte plannen, waarom ik overigens ook heb gevraagd toen ik daar verleden jaar was, maar ook in december hebben wij daar nog contact over gehad, voor een structureel betere benutting van NedCar. Een solide business case met uitzicht op een langetermijnperspectief was en is nog steeds voorwaarde om een eventuele overheidsrol te bezien.
Voorzitter. Wij moeten dit natuurlijk ook in een breder verband zien. De situatie van NedCar staat niet op zichzelf. Mondiaal zit de auto-industrie in zwaar weer. U weet dat de afgelopen maanden massaontslagen zijn aangekondigd bij onder andere General Motors, Ford, Volkswagen en DaimlerChrysler. Het is dan ook van groot belang dat NedCar voorlopig de Colts blijft produceren. Ik heb begrepen en ook daar heb ik contact over dat betrokken partijen op 11 april verder praten, zowel over de invulling van de herstructurering als over de toekomstperspectieven.
Voorzitter. Dit kabinet heeft als eerste opnieuw aandacht gevraagd voor de industriepolitiek. In de Industriebrief die de staatssecretaris en ik twee jaar geleden hebben uitgebracht, hebben wij aandacht gevraagd voor vernieuwing van de maakindustrie, met mede als belangrijk element om niet uitsluitend van een diensteneconomie afhankelijk te zijn. Juist in het gebied waarover wij nu spreken – Zuidoost-Brabant en Limburg – is er het een en ander gebeurd op het terrein van innovatie. Limburg als geheel heeft weliswaar een iets hoger werkloosheidspercentage dan het landelijk gemiddelde, maar dat ligt vooral aan de situatie in Zuid-Limburg. Noord- en Midden-Limburg, waar ook Born ligt, doen het relatief beter en daar zit het werkloosheidspercentage op het landelijk gemiddelde. Wij hebben er ook aan bijgedragen dat Limburg minder afhankelijk is van de industriële economie. In dat gebied hebben wij inmiddels een moderne diensten- en kenniseconomie ontwikkeld met onder andere speerpunten op het gebied van de medische technologie, het bekende logistieke cluster rond Venlo en ook de snelgroeiende dienstverlening. Het Rijk ondersteunt de provincie met het stimuleren van deze speerpunten, bijvoorbeeld via Pieken in de Delta, onze nota naar aanleiding van onze Industriebrief. Daarnaast zal Limburg kunnen profiteren van de nieuwe Europese structuurfondsprogramma's
Voorzitter. Wat NedCar betreft, herhaal ik dat de verantwoordelijkheid in eerste instantie toch ligt bij Mitsubishi, bij het bedrijfsleven zelf. Als die komt met nieuwe projecten en duidelijke programma's is het mogelijk dat ook de overheid haar verantwoordelijkheid neemt.
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden waarin ik eigenlijk toch wel wat teleurgesteld ben. Ik zal niet doorgaan op de vraag of deze minister en dit kabinet het afgelopen jaar genoeg inspanningen hebben geleverd om waar mogelijk te voorkomen wat nu is gebeurd; gedane zaken nemen immers ook geen keer, maar ik wil wel over de toekomst praten. Veel meer dan mooie woorden over het belang van de maakindustrie en met name in die regio, heeft de heer Brinkhorst niet, terwijl er wat ons betreft toch wel degelijke enkele zeer concrete mogelijkheden zijn waaraan aandacht zou kunnen worden gegeven. Ik hoor dan ook graag een reactie van de minister op twee suggesties van mijn fractie.
In Limburg is de zogenaamde Versnellingsagenda opgesteld, een coherente set plannen om de economische structuur van Limburg op een verantwoorde manier te versterken. Die plannen liggen er. Ze zijn ook kwalitatief goed bevonden. Is het in het licht van de dreigende ontslagen niet verstandig om deze agenda in een hoger tempo uit te voeren dan thans gepland is?
Wij staan aan de vooravond van de verdeling van de enorme hoeveelheid geld die in het FES beschikbaar is. Dat geld is bedoeld om de economische structuur van Nederland te versterken en het innovatiegehalte van de Nederlandse economie te verhogen. Omdat de werknemers een buitengewoon hoogwaardige technische opleiding hebben en maakindustrie ook voor deze regio van belang is, vraag ik de minister om met het oog op de recente gebeurtenissen in Limburg bij de verdeling van de FES-gelden extra aandacht te besteden aan de mogelijkheden die de regio met dit geld kunnen worden geboden.
Minister Brinkhorst:
Ik heb al gesproken over Pieken in de Delta. Bij dit plan is Limburg nauw betrokken. Verder zijn wij in gesprek met Limburg om de sterke punten van deze provincie inhoudelijk te verdiepen. Dat leidt tot alternatieve werkgelegenheid. Maakindustrie is ook voor Limburg heel belangrijk, maar het probleem bij NedCar strekt zich niet uit tot de hele autocomponentenindustrie. De autocomponentenindustrie is in Nederland en in het bijzonder in Limburg sterk ontwikkeld. De gebeurtenissen bij NedCar zijn wel aanleiding om hierop een extra accent te leggen. Daarbij kan wellicht aangesloten worden bij onze aandacht voor clustering in de sleutelgebieden.
Juist dit kabinet heeft veel aandacht aan structuurversterking besteed. Zo is in het Paasakkoord sterk ingezet op het versterken van krachtige ontwikkelingen in Nederland in plaats van op het opvullen van zwaktes. Het is echter niet in de eerste plaats een geldkwestie. Het ontbreken van helder uitgewerkte investeringsplannen voor NedCar is het probleem. Daarvoor is in eerste instantie eigenaar Mitsubishi verantwoordelijk. Daardoor is ook het probleem met DaimlerChrysler ontstaan. Als die heldere plannen er eenmaal zijn en er ontstaan toch nog problemen, zal de overheid haar verantwoordelijkheid nemen.
De heer Bos (PvdA):
Ik vroeg de minister niet de investeringen van NedCar op te krikken of het sluiten van die fabriek tegen elke prijs te voorkomen. Ik vroeg u om bij de verdeling van de FES-gelden met het oog op de problemen bij NedCar meer aandacht te besteden aan de versterking van de economische structuur van de regio. Ik vraag u dat, omdat u aan de vooravond staat van de verdeling van die gelden.
Minister Brinkhorst:
Het is niet juist om naar aanleiding van de recente gebeurtenissen een incidentenpolitiek te gaan voeren. Wat wij wel moeten doen, is de kennisinnovatiestructuur van Midden-Limburg versterken. Vooral de automotive-industrie die in dat gebied is gevestigd, kan daarvan profiteren. De investeringsplannen van Mitsubishi zelf moeten nu prioriteit krijgen. Wij dringen daar ook op aan. In het licht van die plannen zullen eventueel maatregelen moeten worden genomen. De omgekeerde weg zou het verkeerde signaal voor de regio zijn.
De heer Verhagen (CDA):
Ik ben blij dat de minister bereid is om te bezien welke rol de overheid kan spelen bij eventuele concrete investeringsplannen of initiatieven voor NedCar. Het zou immers dramatisch zijn als de kennis en werkgelegenheid van NedCar verloren gaan. Limburg heeft verder al een lange geschiedenis van verlies van werkgelegenheid. NedCar was daarop een antwoord. Is de minister bereid om los van eventuele initiatieven die Mitsubishi zelf kan nemen, op korte termijn in overleg te treden met de provincie over mogelijkheden voor de automotive-industrie en investeringen in kennis en technologie? Op welke wijze kunnen er in verband met innovatie, technologie en vervangende werkgelegenheid initiatieven genomen worden die wél gesteund kunnen worden door middel van het Fonds Economische Structuurversterking? Dit is geen oude industriepolitiek om bedrijven overeind te houden die geen toekomstwaarde meer hebben. Het gaat erom dat samen met de provincie Limburg wordt bezien welke initiatieven er genomen kunnen worden, opdat ook vervangende werkgelegenheid in de toekomst zeker gesteld kan worden, juist gelet op de globaliserende ontwikkelingen waar wij nu mee geconfronteerd worden.
Minister Brinkhorst:
Voorzitter. Ik ben het zonder meer met de heer Verhagen eens dat een sterk verlies van werkgelegenheid in een op zichzelf hoog ontwikkelde sector dramatisch en slecht zou zijn. Ik ben verheugd over zijn opmerking dat wij niet naar een oude industriepolitiek moeten gaan.
Juist tegen die achtergrond heeft de Industriebrief geprobeerd om nieuwe sectoren te benoemen die op basis van kracht werken. Dit is niet zozeer picking the winners, maar backing the winners. Daarom heb ik ook de logistiek en de automotive genoemd.
Ik ben graag bereid om met de provincie Limburg in overleg te treden. Dat verzoek heeft die provincie ook gedaan. Dat moet overigens wel gebeuren binnen de randvoorwaarden waar ik zojuist over gesproken heb.
De heer De Wit (SP):
Voorzitter. Allereerst wil ik de minister wijzen op de oorsprong van dit bedrijf. Die is de sluiting van de mijnen in met name de westelijke en oostelijke mijnstreek van Limburg en de compensatie voor de verloren werkgelegenheid.
Erkent de minister dat de regering een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor de regio waar wij nu over spreken en dat zij moet zorgen voor het in stand houden van de werkgelegenheid? Daarop volgt de volgende vraag. Anders dan ik nu proef in de opstelling en de woorden van de minister, meen ik dat urgentie op dit moment aan de orde is. Is het niet zo dat wij van het kabinet moeten en mogen verwachten dat het nu stappen onderneemt in de richting van én Mitsubishi én NedCar, samen met LIOF en de provincie, om actief te zoeken naar vervangende werkgelegenheid en nieuwe initiatieven die ervoor kunnen zorgen dat de werkgelegenheid overeind blijft? Daarmee moet bij wijze van spreken niet tot morgen gewacht worden.
Vervolgens is de vraag of de industriepolitiek, toegespitst op deze situatie van het teloorgaan van de werkgelegenheid, wel voldoende aanknopingspunten biedt. Wordt het dus niet tijd dat u de Industriebrief nog eens goed bekijkt, zodat er daadwerkelijk een industriepolitiek wordt gevoerd?
Ten slotte is mijn vraag...
De voorzitter:
Het moet bij deze vragen blijven. U hebt uw tijd al overschreden. Het woord is aan de minister.
Minister Brinkhorst:
Voorzitter. Ik wil duidelijk stellen dat niemand mij hoeft te overtuigen van de urgentie van de problematiek. Wij moeten echter wel helder weten waar de verantwoordelijkheden liggen en hoe die ontstaan zijn.
In het verleden heeft deze regio natuurlijk een bijzondere positie verkregen. Overigens was dit niet de enige regio in het land. Gelukkig leven wij niet meer in de jaren zestig en zeventig. Gelukkig zijn er veel structuren versterkt. Tegen die achtergrond vraagt de regering aandacht voor alle gebieden waar problemen ontstaan. De verantwoordelijkheid blijft echter in eerste instantie liggen bij degenen die de investeringen hebben gedaan.
Ik heb al gewezen op de contacten die wij hierover met Mitsubishi hebben gehad. Wanneer de overheid publieke uitspraken zou doen, zou dit tegelijkertijd een zorg van het betrokken investeringsbedrijf wegnemen. Ik hoop dat de Kamer er begrip voor heeft dat ik in deze fase niet over alle elementen van de contacten volledige openheid kan geven. In algemene zin kan men ervan overtuigd zijn dat wij er zeer sterk op aandringen dat Mitsubishi zijn verantwoordelijkheid neemt.
De tweede vraag gaat over het nemen van initiatieven. In antwoord op de vragen van de heren Bos en Verhagen heb ik al gezegd dat wij zeker ook in overleg zullen zijn met de provincie Limburg. Ik heb daarover ook al contact gehad met de vertegenwoordigers van Limburg.
Ik meen dat in de Industriebrief precies de betekenis is verwoord van een moderne industriepolitiek, namelijk randvoorwaardelijke elementen, het bevorderen van innovatie, het clusteren en de zorg dat sterkten versterkt worden. Dat betekent dat dit ook in brede zin voor de werkgelegenheid gebeurt. De werkgelegenheid in dit gedeelte van Limburg ligt ongeveer op het niveau van de rest van Nederland. Het is volstrekt duidelijk dat dit geen argument mag zijn om achterover te leunen. Het betekent wel dat er grenzen zijn aan hetgeen wij specifiek kunnen doen. Zoals ik al heb gezegd, hoop ik dat dit element in de komende tijd in het overleg met Limburg aan de orde zal komen.
De voorzitter:
Hoewel ik het beschikbare uur moet verdelen over de vier vragenstellers, zal ik de vier leden die nu bij de interruptiemicrofoons staan, toestaan een korte aanvullende vraag te stellen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Met het verlies van banen bij NedCar voltrekt zich een sociaal drama, in de eerste plaats voor de betrokken werknemers en in tweede instantie voor de werkgelegenheid in de regio. Het is natuurlijk allereerst de verantwoordelijkheid van het bedrijf om een goed sociaal plan op te stellen, maar er is ook sprake van regeringsverantwoordelijkheid. Ik ondersteun de suggestie van Wouter Bos om te bekijken of wij via het Fonds Economische Structuurversterking gelden kunnen investeren in de versterking van de werkgelegenheid in Limburg. Ik wil er nog een vraag aan toevoegen. Dankzij de nota Pieken in de Delta weten wij dat de mogelijkheid bestaat om Europese subsidies te richten op kwetsbare regio's om daar de werkgelegenheid en de economie te versterken. Bestaat er voor de minister aanleiding om daarop extra aan te dringen en er zo voor te zorgen dat Europese subsidies met name in een kwetsbare regio als Limburg terecht komen?
Minister Brinkhorst:
De problematiek van de Europese structuurfondsen is mij bekend. Er bestaan heel heldere en objectieve criteria voor. Gelden uit het Europees structuurfonds komen ook op dit ogenblik zeer zeker in het Limburgse terecht. Het pleiten voor extra middelen betekent dat er naast de nationale middelen sprake moet zijn van een additionele waarde. Die komt echter pas op langere termijn aan de orde. Ik zie daarom meer in het kortetermijnoverleg, waarover ik al sprak. Zoals gezegd, is het eerste probleem niet dat van het geld. Er moet vooral voor worden gezorgd dat structuren worden versterkt om het mogelijk te maken dat zo snel mogelijk vervangende werkgelegenheid wordt geschapen.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Daarover gaat nu precies mijn vraag. Als meer dan duizend mensen hun baan verliezen, heeft dat niet alleen grote betekenis voor henzelf en hun gezinnen, maar voor iedereen die er op enige manieren van afhankelijk is. Ik meen dat de regering toch ook een verantwoordelijkheid heeft tegenover deze mensen met hun specifieke talenten en capaciteiten. Zij mogen niet in het bekende zwarte gat van de sociale hulp en dergelijke zaken terechtkomen. Wat kan de regering eraan doen om ervoor te zorgen dat deze mensen concreet aan een nieuwe baan worden geholpen?
Minister Brinkhorst:
Het spreekt vanzelf dat het verlies van werkgelegenheid voor betrokkenen nooit minder dan een drama is. Dat is evident. Ik meen dat je in het geval van NedCar globaal twee categorieën moet onderscheiden. De eerste categorie bestaat uit degenen die in staat zijn om aan te sluiten bij de werkgelegenheid waarin zijn al werkzaam zijn. Vandaar dat ik met name de automotive-industrie heb genoemd. Daar liggen mogelijkheden. CWI's kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Ik heb daarover al contact gehad met mijn college van Sociale Zaken. Daarnaast zijn er degenen die deze mogelijkheden niet hebben. Voor hen moet je in eerste instantie aan omscholingsstructuren denken. Je spreekt dan over de mogelijkheid om ervoor te zorgen dat voor betrokkenen een nieuw perspectief ontstaat. Beide wegen zullen moeten worden onderzocht. Ik zou op dit moment niet willen vooruitlopen op het overleg dat nog plaatsvindt. Zoals gezegd, hoop ik dat op 11 april meer zal kunnen worden gezegd over de concrete plannen die Mitsubishi voor de langere termijn heeft.
Mevrouw Smeets (PvdA):
Ik wil eerst iets rechtzetten. Born ligt in Zuid-Limburg, niet in Midden-Limburg. De werkloosheid is hier het hoogst van heel Nederland. Het is jammer dat de minister de verantwoording telkens bij Mitsubishi legt. Ik heb een aantal vragenstellers horen zeggen dat zij het probleem veel breder in de regio zien. Ik vraag de minister concreet om een brief waarin hij duidelijk aangeeft welke kansen en mogelijkheden hij ziet om het tij te keren. Dat is dus veel breder dan alleen Mitsubishi. Ik verzoek om daarin ook het gegeven van de ligging in de Euregio van Sittard en Geleen mee te nemen. Wellicht dat dit extra perspectief biedt voor de betrokken mensen.
Minister Brinkhorst:
Ik wil daarop graag ingaan. Het gebied waarover wij spreken heeft zeker niet alleen negatieve aspecten. Wij moeten ervoor zorgen dat wij elkaar niet de put in praten. Zoals ik al heb gezegd, is de globale werkgelegenheidssituatie in dit gebied niet slechter dan het gemiddelde van Nederland. Born mag dan net in Zuid-Limburg liggen, het ligt toch wel tegen Midden-Limburg aan. Er zijn andere sterkteclusters. Ik zeg die brief echter graag toe om aan te duiden waar de kracht en de zwakte ligt. Mede in overleg met de provincie Limburg kunnen wij daaraan nader inhoud geven.
Mevrouw Smeets (PvdA):
Misschien mag ik de minister uitnodigen om eens een rondrit met mij te maken. Dan kan ik hem precies zeggen waar de grenzen liggen.
Minister Brinkhorst:
Ik ben jarenlang vertegenwoordiger van mijn partij in Zuid-Limburg geweest. Ik weet precies waar Born ligt.
De heer Van Beek (VVD):
Wij leven natuurlijk vooral mee met de mensen die op dit moment in de problemen zijn. Het is goed dat de minister nog eens heeft aangegeven hoe de verantwoordelijkheden verdeeld zijn. Natuurlijk ligt de eerste prioriteit bij het bedrijf zelf. Als het gaat om wat de minister zelf kan doen, sluit ik mij aan bij de laatste vragensteller. Ik wil een betere analyse van de mogelijkheden en de problemen juist in dit gebied. Is het alleen een probleem van de automotive-industrie of is het een breder probleem en heeft het te maken met de totale maakindustrie? Ik wil een goed onderzoek naar de mogelijkheden van de maakindustrie. Dan kunnen de woorden van de minister worden ingevuld. Het geld is er als de structuur versterkt moet worden, maar wij moeten wel weten wat wij moeten versterken.
Minister Brinkhorst:
Ik heb al een toezegging gedaan. Ik zal die graag nader invullen. De brief zal een kracht-zwaktescenario voor het gebied bevatten. Daarbij zal ik niet alleen naar de automotive-industrie kijken, maar het breder bezien. Ik heb al de logistiek, de medisch-technologische dimensie en de diensteneconomie genoemd. Zo kan men een beeld vormen welke mogelijkheden er zijn tegen de achtergrond van het dreigende verlies van werkgelegenheid.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20052006-4187-4190.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.