Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 30 maart 2005 over legessystematiek IND.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Op 30 maart spraken wij met de minister over de problematiek van de leges. Daarbij ging het in het bijzonder om de vraag of er een hardheidsclausule moet komen in de nieuwe systematiek van de leges. In de nadere brief die de minister naar aanleiding van het overleg heeft gestuurd, stelt zij dat noch de Algemene wet bestuursrecht, noch de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 16 februari van dit jaar haar verplicht om zo'n hardheidsclausule in het stelsel op te nemen. Op zich heeft de minister daar gelijk in, maar de rechter heeft in die uitspraak juist bepaald dat de minister ook rekening moet houden met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. In een aantal individuele gevallen is het mogelijk dat hoge leges leiden tot strijd met artikel 8 van dat Europese verdrag. De minister vindt dat eigenlijk geen probleem, want als je problemen hebt met de hoogte van de leges, betaal je ze gewoon niet. Dan neemt de IND een beslissing en dan ga je maar in bezwaar. Dan moet de IND de hardheidsclausule waarover wij het hier hebben, vervolgens wel toepassen, want daar zou je dan een beroep op kunnen doen. Nog afgezien van het feit dat het op dit moment de bedoeling van de Vreemdelingenwet 2000 en het vreemdelingenrecht is dat je snelle beslissingen neemt en dat er geen ellenlange en op elkaar gestapelde procedures zijn, is het vreemd dat de minister dit advies in haar brief geeft. Ook een beslissing van de IND over een aanvraag moet immers door de IND getoetst worden aan artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Dat moet niet alleen bij een bezwaar- of beroepschrift. Ook bij de oorspronkelijke beslissing moet dus naar artikel 8 worden gekeken. Bovendien zou een vreemde situatie ontstaan. Iemand die een aanvraag doet en vervolgens geen leges betaalt, wordt immers niet-ontvankelijk verklaard. Die moet dan een bezwaarschrift indienen. De redenering is dat er geen leges is betaald omdat het bedrag niet opgebracht kan worden. Daarover zal vervolgens gesteggeld worden. En dan? Wie zonder succes bezwaar maakt en vervolgens in beroep gaat, is jaren verder. Het risico bestaat dat wie niet succesvol in beroep gaat, opnieuw een MVV moet aanvragen. Dat levert een aantal onnodige en gestapelde procedures op. Dat moet vermeden worden als het gaat om heldere en simpele procedures die snel tot een beslissing moeten leiden. Het is beter om in het stelsel van de leges meteen een hardheidsclausule op te nemen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de hoogte van de legestarieven voor vreemdelingen in individuele gevallen een schending van artikel 8 EVRM kan opleveren;

overwegende dat een hardheidsclausule in het legesstelsel dergelijke mogelijke schendingen kan voorkomen;

overwegende dat het opnemen van een hardheidsclausule kan helpen voorkomen dat de IND en de rechterlijke macht onnodig worden belast met bezwaar- en beroepsprocedures;

verzoekt de regering om in het legesstelsel een hardheidsclausule op te nemen, waar vreemdelingen, die vanwege uitzonderlijke omstandigheden niet in staat zijn om aan de legesverplichtingen te voldoen, zich op kunnen beroepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Wit, Dijsselbloem, Van der Staaij, Vos en Huizinga-Heringa.

Zij krijgt nr. 124(29800 VI).

De heer De Wit (SP):

In het algemeen overleg heb ik de minister gevraagd naar de voor in Nederland geboren kinderen van statushouders verschuldigde leges. De minister heeft daarop niet geantwoord in haar brief. Het antwoord in de brief had geen betrekking op mijn vraag. Ik doel op in Nederland kinderen geboren uit statushouders. Het is naar mijn idee onredelijk om die te belasten met hoge leges. De meeste mensen zijn hier naartoe gekomen omdat zij gevlucht zijn. Zij zitten in een inburgeringstraject en hebben nauwelijks inkomen. In een aantal gevallen wordt het bedrag overigens door het COA vergoed. Ik vind het volstrekt redelijk om in Nederland uit statushouders geboren kinderen vrij te stellen van de bedoelde leges. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor een in Nederland geboren kind van een (uitgenodigde) vluchteling of statushouder een reguliere verblijfsvergunning moet worden aangevraagd;

overwegende dat de leges voor een dergelijke verblijfsvergunning in het oude stelsel € 285 bedragen en in het nieuwe stelsel € 320;

overwegende dat deze bedragen met name voor (uitgenodigde) vluchtelingen of statushouders die in de centrale opvang verblijven en die moeten rondkomen van een gering leefgeld, niet op te brengen zijn;

verzoekt de regering om in Nederland geboren kinderen van (uitgenodigde) vluchtelingen of statushouders vrij te stellen van het betalen van leges voor het aanvragen van een reguliere verblijfsvergunning,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Wit, Dijsselbloem, Van der Staaij, Vos en Huizinga-Heringa.

Zij krijgt nr. 125(29800 VI).

De heer Visser (VVD):

De heer De Wit spreekt van kinderen van statushouders, mensen waarvan Nederland erkent dat die vluchteling zijn. Hij wil hun positie vergelijken met die van kinderen uit gezinshereniging. Ik vind het een sympathiek gebaar. Het is echter een goed gebruik om moties niet ongedekt te laten. Weet de heer De Wit om hoeveel gevallen het gaat? Wat zijn de financiële consequenties? Hoe worden die verwerkt?

De heer De Wit (SP):

Dat is mij niet bekend. Ik heb geen bedragen. Ik ken ook de aantallen niet. Men kan een schatting doen gebaseerd op de hoeveelheid mensen die een status in Nederland krijgen. Ik kan dat nu niet oplepelen. Het gaat mij om het beginsel dat mensen die bezig zijn met inburgering, die een gering inkomen genieten en die kinderen hebben die hier geboren zijn, van leges vrij worden gesteld.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb de eer mevrouw Vos te vervangen. Vorige week heeft de Kamer uitgebreid en indringend over de leges gesproken. Het weegt zwaar voor GroenLinks dat de kosten dermate hoog zijn dat in veel gevallen gezinshereniging en gezinsvorming praktisch onmogelijk worden. Het weegt ook zwaar voor GroenLinks dat dit zeker kan leiden tot strijd met Europese verdragen, met name het EVRM. Daarom dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op dit moment niet vast te stellen is welke kosten in concreto aan de beoordeling van verblijfsverzoeken zijn verbonden, maar dat de leges thans ook de kosten voor onder meer beleidsvorming en beleidsuitvoering omvatten;

overwegende dat bij de heffing van leges in vreemdelingenzaken voorop moet staan dat, analoog aan bijvoorbeeld de paspoortverstrekkingen, slechts de werkelijke aan de afgifte van verblijfsdocumenten verbonden kosten aan Azoughvreemdelingen mogen worden doorberekend;

overwegende dat in de meeste lidstaten van de Europese Unie veel lagere leges worden geheven in vreemdelingenzaken;

verzoekt de regering, slechts de werkelijke kosten die aan de daadwerkelijke kosten van verblijfsdocumenten zijn verbonden door te berekenen, waarbij de te betalen Nederlandse leges niet hoger zijn dan het gemiddelde van de in de rest van de Europese Unie gevraagde leges,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Azough, Vos en De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 126(29800 VI).

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Het moge duidelijk zijn waarom wij deze motie hebben ingediend. Wellicht zijn de werkelijke kosten hoger, maar daarbij worden kosten doorberekend aan de ontvangers die bijvoorbeeld bij paspoorten niet worden doorberekend. In onze ogen is dat niet terecht.

Wij hebben de motie van de heer De Wit medeondertekend, omdat ook het ontbreken van de hardheidsclausule zwaar weegt voor onze fractie.

De heer Van Fessem (CDA):

Voorzitter. In het Hoofdlijnenakkoord staat dat de IND een financiële taakstelling heeft. Die kan worden gerealiseerd door de tarieven kostendekkend te maken en door efficiency. Als wij de tarieven kostendekkend maken, gaat het ook om indirecte kosten. Ik weet niet of de vragen die ik daarover in het AO heb gesteld expliciet zijn beantwoord. In het rapport van de IND over de legessystematiek staat dat men daarover kan twijfelen en dat de systematiek misschien anders kan worden ingedeeld. Ik hoor graag een reactie van de minister hierop.

De tweede manier om de financiële taakstelling te realiseren is de efficiency. Ons blijven klachten bereiken over bijvoorbeeld vergunningen die stelselmatig te laat worden afgeleverd. De minister heeft in oktober gezegd dat zou worden onderzocht waarom het fout is gegaan bij de IND. Ik wil daaraan iets toevoegen door middel van een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat aan de IND financiële taakstellingen zijn opgelegd die mede worden gerealiseerd via (verhoging van) legesinkomsten;

overwegende dat onvoldoende inzicht bestaat in de mogelijkheid om zulke taakstellingen te realiseren via een efficiëntere werkwijze van de IND;

verzoekt de regering, te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om via efficiencyvergroting bij de IND te komen tot beperking van behandelkosten en daarmee van leges;

verzoekt de regering tevens, dit onderzoek expliciet deel te laten uitmaken van het IND-onderzoek door de Algemene Rekenkamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Fessem, Dijsselbloem, Van der Staaij, Visser en Lambrechts.

Zij krijgt nr. 127(29800 VI).

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben twee moties medeondertekend en ik zal ook twee moties indienen. De eerste motie betrof de hardheidsclausule. Wij vinden het bijzonder opmerkelijk dat de minister in een briefje, dat zij ons na het AO stuurde, een heel ingewikkelde omweg bepleit om de hardheidstoets toch te krijgen. Zij zegt dat mensen eerst een aanvraag moeten indienen; die zal standaard worden geweigerd en dan kan men bezwaar aantekenen. Dan pas zal er naar de hardheid worden gekeken. Laten wij dit nu niet doen, als wij de vreemdelingenketen niet willen belasten met allerlei extra procedures en onnodige beslissingen en beslistermijnen. Als wij vinden dat er ergens een hardheidstoets moet zijn – en de minister vindt dat blijkbaar gegeven het antwoord in haar brief – moeten wij dit via de kortst mogelijke weg regelen en niet de IND nog eens belasten met extra onnodige formele procedures waarin eerst een "kul-aanvraag" wordt ingediend die vervolgens standaard wordt afgewezen, enz. Dit is allemaal extra ballast die wij kunnen missen in de vreemdelingenketen. Daarom hebben wij de motie van de heer De Wit ondersteund.

De tweede motie heeft betrekking op de kinderen van statushouders. Ik heb over dit onderwerp gesproken in het algemeen overleg. De heer De Wit was zo vriendelijk om dit goed te formuleren in een motie. Ik ben hem daar dankbaar voor en ik heb die motie medeondertekend.

Ik kom nu op de kostendekkendheid en de efficiency bij de IND. De IND heeft een natuurlijk monopolie op het werk dat hij doet. De mensen die gebruik maken van de diensten van de IND kunnen niet naar een andere dienst gaan om daar om concurrerende tarieven te vragen. Er is veel inefficiency bij de IND en er zijn veel probleem, dat is alom bekend. De Algemene Rekenkamer doet hier nu een onderzoek naar. Wij vinden het principieel onjuist dat de tarieven extra hoog zijn door die inefficiency en organisatieproblemen. Er zijn verschillende mogelijkheden om hierin verandering te brengen. Ik heb de motie van de heer Van Fessem medeondertekend waarin wordt gevraagd om de Algemene Rekenkamer hier expliciet naar te laten kijken. Ik heb zelf nog twee moties geformuleerd die hier betrekking op hebben en die erop zijn gericht om die inefficiency uit de leges te halen. De eerste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de IND kostendekkende tarieven als uitgangspunt heeft voor de vaststelling van de hoogte van de leges;

overwegende dat de IND forse problemen heeft met de interne werkprocessen en de organisatorische inbedding daarvan en dat de minister de Algemene Rekenkamer Dijsselbloemheeft gevraagd een onderzoek hiernaar te doen;

van oordeel dat inefficiency binnen overheidsorganisaties niet mag worden afgewenteld op de "gebonden" klanten van deze overheidsorganisaties;

verzoekt de regering, aan de IND een specifieke efficiencytaakstelling op te leggen van 2% per jaar waarvan de voordelen worden omgeslagen in een gelijke jaarlijkse verlaging van de leges,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijsselbloem. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 128(29800 VI).

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Een tweede voorstel op dit punt ligt in lijn met een initiatiefwetsvoorstel dat mijn collega Wolfsen heeft ingediend over strafkortingen voor de trage overheid. Dit initiatief zal, als het op de steun van de Kamer kan rekenen, een bredere strekking en werking hebben dan alleen de vreemdelingenketen en de IND. Ik heb hetzelfde principe in de volgende motie vastgelegd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de IND kostendekkende tarieven als uitgangspunt heeft voor de vaststelling van de hoogte van de leges;

overwegende dat de IND forse problemen heeft met de interne werkprocessen en dientengevolge behandelings- en beslissingstermijnen niet zelden worden overschreden;

van oordeel dat de aan de IND "gebonden" klanten dientengevolge worden benadeeld;

verzoekt de regering, voor elke dag dat vastgestelde termijnen buiten de schuld van de aanvrager door de IND worden overschreden, € 25 korting op de te betalen leges te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijsselbloem. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 129(29800 VI).

De heer Dijsselbloem (PvdA):

De minister heeft vragen van collega Vos die op 11 april zijn ingezonden, reeds op 12 april beantwoord. Mijn complimenten daarvoor, want dit is waarschijnlijk een nieuw record. Tegelijkertijd geeft mij dit reden voor een klein zeurpuntje. Ik heb samen met mijn collega's De Vries en Albayrak in de vorm van schriftelijke vragen reeds op 23 februari hetzelfde punt aangesneden, namelijk het Associatieakkoord. De vraag was in hoeverre de legessystematiek afwijkt voor Turkse burgers die onder de voorwaarden van dit akkoord naar Nederland komen en of de leges lager moeten zijn. Wij kregen op 18 maart een "uitstelbriefje" en de zeswekentermijn is inmiddels verstreken, maar de vragen zijn nog steeds niet beantwoord. Wil de minister nu ingaan op die vragen over de betekenis van de uitspraak van de rechter in februari jongstleden aangezien de zeswekentermijn is verstreken?

Minister Verdonk:

Voorzitter. Ik wil direct ingaan op de motie van de heer De Wit, die is medeondertekend door de heren Dijsselbloem en Van der Staaij en de dames Vos en Huizinga-Heringa. In deze motie wordt de regering verzocht om in het legesstelsel een hardheidsclausule op te nemen waarop vreemdelingen die vanwege uitzonderlijke omstandigheden niet in staat zijn om aan de legesverplichtingen te voldoen, zich kunnen beroepen. Zoals ik tijdens het algemeen overleg van 30 maart en in mijn brief aan de Kamer van 31 maart jl. heb laten weten, zie ik geen aanleiding om in het nieuwe legeshuis een hardheidsclausule op te nemen. Een hardheidsclausule verhoudt zich ten principale niet met mijn opvatting dat iedere vreemdeling de verschuldigde leges kan en moet betalen. Bovendien verhoudt een hardheidsclausule zich niet met het uitgangspunt van kostendekkendheid van de legestarieven. Het opnemen van een hardheidsclausule betekent dat iedereen daarop in beginsel een beroep kan doen. Dit zal extra werk voor de IND betekenen, waardoor de behandelkosten toenemen en de legestarieven zullen stijgen.

Een belangrijke voorwaarde voor verblijf is dat de vreemdeling over voldoende middelen van bestaan beschikt. De vreemdeling is verantwoordelijk voor de kosten van levensonderhoud van hemzelf en van de gezinsleden die hij wil laten overkomen. Ik wil dan ook zo weinig mogelijk uitzonderingen maken op de legesverplichting. Nu heeft de rechtbank in Den Haag in haar uitspraak van 16 februari jl. bepaald dat het heffen van leges in bijzondere individuele gevallen een ontoelaatbare inbreuk kan vormen op artikel 8 EVRM inzake "family life". Ik wil daarom ontheffing van de legesverplichting overwegen in bijzondere individuele aan artikel 8 EVRM gerelateerde gevallen. Het kan dan slechts gaan om bijzondere individuele omstandigheden. Daarvan is slechts sprake als de vreemdeling in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming een gemotiveerd beroep doet op artikel 8 EVRM om de reden dat hij niet aan het middelenvereiste voldoet. Daarnaast zal de vreemdeling moeten aantonen dat hij de leges noch zelf, noch via een lening, noch met behulp van anderen kan betalen. Als bij een beroep op artikel 8 EVRM de vreemdeling niet aan het middelenvereiste voldoet, wordt bezien of de vreemdeling gedurende een redelijke termijn actief heeft geprobeerd om voldoende middelen van bestaan te verwerven.

Eenzelfde beoordeling zal ik toepassen ten aanzien van de legesverplichting. Als de vreemdeling heeft aangetoond alles in het werk te hebben gesteld om voldoende middelen te verwerven, wordt aangenomen dat hij een gegrond beroep op artikel 8 EVRM doet en dat hij de verschuldigde leges inderdaad niet kan opbrengen. Dit betekent dat de vreemdeling niet alleen wordt vrijgesteld van de legesverplichting, maar ook van het middelenvereiste. Bovengenoemde beoordeling zal zowel kunnen plaatsvinden bij de MVV-aanvraag als bij de aanvraag voor een verblijfsvergunning. Deze beoordeling kan dus zowel in eerste aanleg als in bezwaar aan de orde zijn. Ik zal een bepaling opnemen in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 die ontheffing in de genoemde bijzondere individuele gevallen mogelijk maakt. Met de minister van Buitenlandse Zaken zal ik contact opnemen over de aanpassing van de regelgeving van Buitenlandse Zaken op het gebied van de consulaire tarieven. Ik ontraad derhalve het aannemen van deze motie.

De heer De Wit (SP):

De minister formuleert nu na lange tijd in ieder geval weer iets nieuws. Het was prettig geweest als zij dat al eerder had gedaan, maar ik zal mijn zegeningen tellen. De minister begint met de opmerking dat zij niet wil dat iedereen een beroep doet op de hardheidsclausule. Haar brief aan de Kamer, waarin zij zegt dat men maar bezwaar moet indienen, is in feite hetzelfde. Zij stapelt alleen een aantal procedures op elkaar. Ervan uitgaande dat de IND dit op basis van de Algemene wet bestuursrecht kan afwegen, zouden wij alleen al uit efficiencyoverwegingen moeten overwegen om dit mogelijk te maken. Dat is niet ruimer dan wat de minister heeft voorgesteld in haar brief.

Minister Verdonk:

Daarover verschillen wij dus van mening. Volgens mij is het wél ruimer. Ik heb al aangegeven dat ik in het nieuwe legeshuis geen hardheidsclausule wil opnemen. Ik heb nu een kleine opening geboden en daarmee zullen wij heel terughoudend omgaan.

Voorzitter. De motie van de heer De Wit c.s. verzoekt de regering om in Nederland geboren kinderen van uitgenodigde vluchtelingen of statushouders vrij te stellen van het betalen van leges voor het aanvragen van een reguliere verblijfsvergunning. Het is bekend dat het uitgangspunt voor de nieuwe legessystematiek de behandelkosten zijn. Het geheel moet dus kostendekkend zijn. De behandelkosten van de aanvraag van in Nederland geboren kinderen van vluchtelingen rechtvaardigen niet, zo moet ik eerlijk zeggen, een tarief van € 803. Ik stel dan ook voor om voor in Nederland geboren kinderen een lager legestarief te introduceren. Dat tarief zal aansluiten bij het gezinstarief van € 182. Inderdaad is daarvoor niet meer zoveel onderzoek nodig. Dit tarief zal dus gelden voor alle in Nederland geboren kinderen, ongeacht de vraag of de ouders in het bezit zijn van een verblijfsvergunning asiel of een verblijfsvergunning regulier. Zoals gezegd, zijn de behandelkosten het uitgangspunt. Die zijn voor beide groepen gelijk.

Uit de cijfers over 2004 blijkt dat er ongeveer 3000 kinderen in Nederland zijn geboren uit ouders die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning. Een lager tarief voor deze groep betekent dat er lagere legesinkomsten zijn. De inkomsten die hierdoor worden mis gelopen, bedragen ongeveer 1,9 mln euro. Om deze derving van inkomsten te compenseren, is het nodig om alle tarieven met circa 3,4% te verhogen, zodat de legesinkomsten gelijk blijven. Ik zal de Kamer de nieuwe tarieven deze week schriftelijk doen toekomen. Ik kan nu alvast wat voorbeelden geven. De gezinshereniging is nu € 803 en gaat naar € 830. Het gezinstarief gaat van € 182 naar € 188 en de verkorte procedure MVV gaat van € 242 naar € 250.

Ik ontraad aanvaarding van deze motie, omdat ik niet van plan ben om mensen vrij te stellen van het betalen van leges. Ik denk dat ik met mijn voorstel de Kamer wel tegemoetkom.

In de motie-Azough c.s. wordt de regering verzocht om slechts de werkelijke kosten door te berekenen die aan de daadwerkelijke afgifte van verblijfsdocumenten zijn verbonden, waarbij de te betalen Nederlandse leges niet hoger zijn dan het gemiddelde in de rest van de Europese Unie gevraagde leges. Laat ik er nog een keer duidelijk over zijn, dat de werkelijke kosten ongeveer 40% meer bedragen dan ik nu voornemens ben via leges in rekening te brengen. In de kosten zijn dus niet de kosten van beleidsontwikkeling meegenomen en evenmin de kosten van beroep. Volgens mij is dat voldoende. Ik herhaal dat het uitgangspunt de kostendekkendheid is. Nu is er sprake van ongeveer 69% kostendekkendheid. Ik ontraad dan ook aanneming van deze motie.

De motie-Van Fessem c.s. wil ik eigenlijk uiteenrafelen. De motie verzoekt de regering, te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om via efficiencyvergroting bij de IND te komen tot beperking van de behandelkosten en daarmee van de leges. Dit is een deel van de motie. In het andere deel van de motie wordt de regering verzocht om dit onderzoek expliciet deel te laten uitmaken van het IND-onderzoek door de Algemene Rekenkamer. Dat onderzoek loopt al enige tijd en is in een ver gevorderd stadium. Eind juni zal het eindrapport er zijn. Naar aanleiding daarvan voeren wij overleg. Dan zouden wij kunnen bezien of verder onderzoek nog nodig is. Wij hebben ook gezegd dat het rapport een beeld moet geven hoe de IND er in de toekomst uit moet zien. Dat rapport kan ook aanleiding zijn om te kijken naar mogelijkheden die er nog zijn om de efficiency van de IND te verhogen. Ik vraag daarom, deze motie aan te houden.

De heer Van Fessem (CDA):

De minister vraagt dit nog te bekijken naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer dat eraan komt, maar dat duurt weer maanden. Ik zou daarom zeggen: fiets dit onderzoek er nu nog in en vraag of de Rekenkamer zich daarover kan uitspreken. Dan hebben wij hierover een uitspraak. Ik wil er toch een beetje haast achter zetten.

Minister Verdonk:

Ik ook, maar er is ook een oud Nederlands spreekwoord "haastige spoed is zelden goed". Het onderzoek loopt.

De heer Van Fessem (CDA):

Het is 12 april.

Minister Verdonk:

Op 23 juni wordt het eindrapport opgeleverd. Het eindrapport zal vertraging oplopen als deze vraagstelling daarvan deel zou moeten uitmaken. Het is nu al een heel krappe planning, die wij net halen. Het rapport verschijnt in de laatste week voor het zomerreces. Ik kan mij voorstellen dat wij daarover dan zo spoedig mogelijk spreken. Dat heeft niet mijn voorkeur in de laatste week voor het reces, maar het is niet anders, want wij willen ook dat er snel orde op zaken wordt gesteld. Ik wil ook graag dat de Kamer snel op de hoogte is van dit rapport. Ik verzoek toch, deze vraag aan te houden totdat het rapport er is en dan op grond van de bevindingen erin te bekijken hoe wij kunnen komen tot meer efficiencywinst bij de IND, als dat mogelijk is.

De heer Van Fessem (CDA):

Dat is deel twee van de motie. Wat zegt u over deel één? U hebt de motie zelf gesplitst.

Minister Verdonk:

Ik stel voor om het onderzoek te houden naar aanleiding van de uitkomsten van het ARK-onderzoek.

Ik kom bij de motie van de heer Dijsselbloem, waarin hij de regering verzoekt aan de IND een specifieke efficiencytaakstelling op te leggen van 2% per jaar, waarvan de voordelen worden omgeslagen in een gelijke, jaarlijkse verlaging van de leges. Wij hebben in het AO hierover ook al gesproken over de koppeling tussen de behandelkosten en de legestarieven en over de prikkel bij de IND om efficiënter te gaan werken. Ik wijs er graag nogmaals op dat het een voortdurend streven is, van de IND en van mijzelf, om de behandeling van aanvragen op een zo efficiënt mogelijke wijze te laten verlopen. De IND ontplooit nu al vele initiatieven die daaraan bijdragen, bij voorbeeld het toepassen van een verkorte procedure, zowel bij de MVV- als bij de VVR-aanvrage voor kennismigranten, alsook bij het inwilligen van asielaanvragen bij de AC's. Dan gaat het dus niet meer alleen om de negatieve maar ook om de positieve beslissing op een asielaanvraag.

Efficiencywinst is alleen al noodzakelijk vanwege de doorwerking van de door het kabinet opgelegde, meerjarige efficiencytaakstelling. Indien de diverse efficiencytaakstellingen die in de afgelopen jaren aan de IND zijn opgelegd bij elkaar worden geteld, is er per jaar circa 2,5% aan efficiencytaakstelling in de begroting verwerkt. Dat is meer dan bij een aantal andere uitvoeringsorganisaties, zoals bij de DJ en de Raad voor de Rechtspraak. Ik deel dus de vrees van de Kamer niet dat een prikkel zou ontbreken om de behandelkosten te verlagen. Ik ontraad daarom de aanneming van deze motie.

Ik kom bij de motie waarin de regering wordt verzocht om voor elke dag dat vastgestelde termijnen buiten schuld van de aanvrager door de IND worden overschreden € 25 korting op de te betalen leges te geven. Wij spreken over de kostendekkendheid van een systeem en van de leges. Wat zou het betekenen voor de leges als ik € 25 per dag door de IND moet laten betalen? Ik ben het helemaal eens met het uitgangspunt. Natuurlijk moeten termijnen zo min mogelijk worden overschreden. Het blijkt heel vaak nodig dat de termijn wordt overschreden om in het belang van de asielzoeker, of dat van degene die een reguliere verblijfsvergunning aanvraagt, meer onderzoek te kunnen doen.

Er wordt volop gewerkt aan efficiencyverbetering. Ik heb daar voorbeelden van genoemd. Wij hebben niet zonder reden het onderzoek van de Algemene Rekenkamer gevraagd om de IND op een aantal processen door te lichten. Op grond van de resultaten van het onderzoek zal ik, zoals toegezegd, graag het debat met de Kamer aangaan over de vraag waar bij de IND nog efficiencywinst kan worden geboekt. Ik ontraad het aannemen van deze motie.

Ik bied de heer Dijsselbloem mijn excuses aan. Wij hadden zijn vragen aangehouden omdat wij ons beraadden over de uitspraak van de Haagse rechtbank. Er was een uitdrukkelijk verzoek om de vragen van mevrouw Vos voor dit VAO te beantwoorden, hetgeen wij hebben gedaan. Ik zal ervoor zorgdragen dat zijn vragen nog deze week worden beantwoord.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven