Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 71, pagina 4357-4362 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 71, pagina 4357-4362 |
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.
Vragen van het lid Crone aan de minister-president over het bericht dat ook in het overheidsbedrijf Gasunie een bonus is uitgekeerd van € 300.000 en dat de hoogste inkomens in de kabinetsvoorstellen 5% stijgen en lage inkomens en middeninkomens minder dan 0,8%.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter. Men zegt wel eens tegen mij dat ik oppositie voer vóór de regering, bijvoorbeeld voor wat minister Brinkhorst in de energiesector doet. Dat is waar. Ik voer vandaag ook oppositie vóór de minister-president. Hij heeft, na vele anderen, immers terecht aan de orde gesteld dat de beloningen, in dit geval in de energiesector, niet door de beugel kunnen. Ik zou dat willen verbreden: het gaat evenzeer om salarissen in andere delen van de publieke sector. Ik voer echter alleen oppositie voor een regering die niet alleen mooie praatjes heeft, maar die ook de daad bij het woord voegt. Ik vraag dus vooral aan de minister-president wat hij nu gaat regelen. Ik heb in de krant gelezen dat hij het heeft gehad over "naming and shaming". Dat is in goed Nederlands: de schandpaal. Dat is goed, maar niet voldoende.
Waar hebben wij het over? Allereerst is het natuurlijk logisch dat beloningen in overeenstemming moeten zijn met prestaties. Mensen hebben dus recht op een goed basissalaris. Wij vinden het ook acceptabel dat mensen een bonus krijgen als zij het goed doen, maar geldt in deze sector dan niet dat mensen een negatieve bonus ofwel een korting zouden moeten krijgen als het slecht gaat, bijvoorbeeld door administratieve chaos en bij verhuizingen?
De maatschappelijke betekenis is in dit soort sectoren bijzonder groot. In het algemeen zijn loonmatiging en een beheerste inkomensontwikkeling op dit moment natuurlijk noodzakelijk in dit land. Juist in de publieke sector – dat is een grote sector; volgens mij wordt 40% of 50% van ons nationale inkomen in de publieke of semi-publieke sector verdiend – geldt dat de regering mag worden aangesproken op haar verantwoordelijkheid, niet alleen voor een goede salarisontwikkeling, maar vooral ook voor een eerlijke politieke benadering en prioriteitsstelling. Waarom trekt de regering volgend jaar, dus in 2006, slechts 8 mln euro uit voor de verpleeghuizen – ik moet toegeven dat dat meer is dan acht ton – en 6 mln euro voor bestrijding van kindermishandeling en 7 mln euro voor de gezinsvoogdij? De mensen begrijpen natuurlijk niet dat de salarissen omhoog kunnen gaan. Nogmaals: het gaat mij niet alleen om de energiesector, want wij horen ook berichten uit woningcorporaties, ziekenhuizen, de gezondheidszorg en het onderwijs. Waarom dit onevenwichtige beleid? Wij doen dan ook met de minister-president een moreel appèl op de bedrijven zelf en op de betrokken managers om evenwicht te brengen tussen hun beloning, hun prestaties en ook de sector waarin zij werken. Dat is hun verantwoordelijkheid. Wij zijn het eens met het beroep dat de minister-president heeft gedaan op de lokale bestuurders en de publieke aandeelhouders. Dat zijn vaak gemeenten en provincies. Zij moeten hun bevoegdheden gebruiken om dit te voorkomen en terug te draaien. Daar houdt de overeenstemming echter op, want ik kom nu bij mijn drie vragen aan de minister-president.
De minister-president heeft ook gezegd dat hij iets gaat doen met de belastingen. Het kan goed zijn om te hoge inkomens te pakken via de belastingen. Wat is op dat punt zijn concrete voorstel?
Wat gaat de minister-president doen zodat de publieke aandeelhouders hun juridische bevoegdheden benutten? Zij kunnen immers nu al het management wegsturen en het jaarverslag afkeuren en daarmee ingrijpen. Zij hebben sinds 1 oktober nieuwe bevoegdheden. Wil de minister-president die bevoegdheden versterken?
Is de minister-president bereid om een publieke code tot stand te brengen, zodat er in de grote publieke sector een lijn komt in het beloningsbeleid, waardoor mensen zeggen: het is nu de zoveelste keer dat zij hierover praten in Den Haag, maar nu gebeurt er iets?
Minister Balkenende:
Voorzitter. Ik zeg de heer Crone graag dank voor de gelegenheid die hij biedt om bij dit belangrijke onderwerp stil te staan. Hij heeft ons gezegd dat er momenten zijn – het komt niet vaak voor – dat je oppositie kunt voeren vóór het beleid en vóór de minister-president. Hij heeft een paar opmerkingen gemaakt waarvan ik graag de betekenis wil onderlijnen. Hij noemt het belang van een moreel appèl aan de top om het goede voorbeeld te geven. Wie in deze tijd aan mensen een pas op de plaats vraagt op grond van de economische ontwikkeling, kan niet volstaan met zijn salaris te vergelijken met mensen in vergelijkbare beroepen. Die heeft ook een verantwoordelijkheid ten opzichte van de samenleving en de bedrijven of instellingen waar iemand werkt. De heer Crone onderlijnt dat moreel appèl. Dat doe ik ook.
De heer Crone zegt terecht dat wie spreekt over dit onderwerp, de daad bij het woord moet voegen. Precies om die reden heeft het kabinet al de nodige maatregelen genomen. Ik noem de code-Tabaksblat, die uitmondt in een versterking van de rol van de aandeelhouders. Dat hangt ook samen met wettelijke maatregelen. Bij de Kamer ligt een wetsvoorstel om ondernemingsraden een informatierecht te geven en te spreken over de beloningsverhoudingen. Dat is een belangrijk instrument. Bij de Kamer ligt tevens een wetsvoorstel om de transparantie van inkomens te vergroten, ook in de publieke sector. Dat zijn allemaal concrete stappen. Het kabinet voegt dus het woord bij de daad. Is dat genoeg? Ik ben bang van niet. Ik heb een- en andermaal, ook in de Kamer, gezegd dat het essentieel is dat de ontwikkelingen worden beteugeld.
De heer Crone wijst erop dat ik gisteravond heb gewezen op de mogelijkheden van de fiscaliteit. Afgelopen vrijdag is in de ministerraad afgesproken om een inventarisatie te maken van de mogelijkheden die ons ten dienste staan om de ontwikkeling in de hand te houden. Die bevat een breed scala aan onderwerpen, waarop ik niet vooruit zal lopen. Iedereen weet dat de fiscale mogelijkheden internationaal zijn begrensd. Wij zullen echter alle maatregelen in kaart brengen. Wij zijn daarvoor zeer gemotiveerd. Het kabinet zal er binnenkort over spreken.
Hoe kan de rol van de aandeelhouder worden versterkt? Vorige week heeft de partijvoorzitter van het CDA leden van raden en staten opgeroepen om hun verantwoordelijkheid waar te maken. Zij moeten over dit onderwerp spreken. Zij moeten hun stemrecht gebruiken. De partijvoorzitters van PvdA en VVD zeggen hetzelfde. Dat betekent een krachtig en breed gedragen politieke oproep aan aandeelhouders om gebruik te maken van de bestaande mogelijkheden. Ook het publieke debat en het debat in de Kamer vormen concrete aanknopingspunten om dit onderwerp scherp naar voren te brengen. Wij kunnen praten over beteugeling en over fiscale maatregelen. Het begin wordt echter gevormd door besluiten over beloningen, bonussen en opties. Het probleem moet dan ook bij de wortel aangepakt worden.
De heer Crone vraagt naar een publieke code. Het kabinet gaat in kaart brengen wat de lijn moet worden. Dat houdt tevens een gesprek in over de rol van de overheid als aandeelhouder. Welke adviezen geeft de overheid mee? Ik sluit niet uit dat wij tot een dergelijke code kunnen komen. Ik ben ervan overtuigd dat juist in de publieke sfeer concrete stappen gezet moeten worden bij de aanstelling van nieuwe functionarissen. Ik neem de suggestie van de heer Crone dus graag mee. Die past naadloos bij de voorgenomen inventarisatie.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn antwoord. Ik was er al bang voor. Hij herhaalt de voornemens van een onderzoek naar de fiscaliteit en een publieke code. De minister-president zegt dat anderen het moeten doen. Mevrouw Van Bijsterveldt heeft een oproep gedaan. Deze CDA-partijvoorzitter weet kennelijk niet dat er donderdagavond al in tien staten en raden moties zijn aangenomen. Als wij daarover gaan spreken, komen wij terecht in een "pot verwijt de ketel"-situatie. De minister-president moet niet anderen oproepen om iets te doen. Hij moet zijn eigen verantwoordelijkheid nemen. Die ligt bij de fiscaliteit. Ik vraag hem dan ook om hiermee niet te lang te wachten. Een en ander staat bovendien al in het regeerakkoord. Kunnen wij dat overzicht donderdag in de Kamer hebben zodat wij er een debat over kunnen voeren?
Over de publieke code wil ik niet horen dat de minister-president die meeneemt. Ik wil een toezegging. De ministers van Economische Zaken en Justitie moeten een richtlijn opstellen waarin staat welke rechten de lokale bestuurders nu reeds hebben. Die kunnen bijvoorbeeld aangeven het jaarverslag te zullen afkeuren bij een onveranderde situatie. Dat moet nu al gebeuren. De minister kan nu al een juridisch advies van de minister van Justitie rondzenden, dat men meer bevoegdheden heeft dan men denkt. Hij moet geen gratuite oproepen rondstrooien, maar actie ondernemen.
Minister Balkenende:
Mijnheer Crone begon zo aardig.
De heer Crone (PvdA):
Ik heb gezegd dat de minister de daad bij het woord moet voegen. Daar haakt hij af, ik niet.
Minister Balkenende:
Ik heb aangegeven dat er al concrete maatregelen zijn genomen. Ik heb de rol van de aandeelhouders genoemd, het aansluiten bij de code-Tabaksblat, het wetsvoorstel dat bij de Kamer ligt, het feit dat de ondernemingsraden een informatierecht krijgen om te spreken over de beloningsverhouding en het feit dat wij werken aan transparantie van de topinkomens. Dat raakt ook de publieke sfeer. Men kan niet zeggen dat er niets gebeurt, want wij zijn er druk mee bezig. Ik steek mijn nek uit als minister-president. Ik heb aangegeven dat ik vind dat zaken fout zijn en dat er foute voorbeelden worden gegeven. Ik zet mij hier met kracht voor in, omdat ik vind dat er onredelijke ontwikkelingen zijn. Afgelopen vrijdag is de inventarisatie in het kabinet aan de orde geweest.
De heer Crone (PvdA):
Dat stond twee jaar geleden al in het Hoofdlijnenakkoord. Daar is twee jaar lang niets aan gedaan en nu gebeurt dat opeens wel. Moest dat van mevrouw Van Bijsterveldt?
Minister Balkenende:
Waarom zijn de code-Tabaksblat en de rol van aandeelhoudersvergaderingen niet eerder aan de orde gesteld? Waarom is niet eerder gesproken over beloningsverhoudingen? Wij steken onze nek uit. Het kabinet neemt maatregelen.
De heer Crone (PvdA):
De minister mag trots zijn op wat hij heeft gedaan, maar ik wil weten waarom hij niet doet wat ik heb gevraagd. Waarom is niet eerder onderzoek gedaan naar de fiscaliteit? Waarom zegt hij nu niet, dat hij minister Donner zal vragen een brief op te stellen, zodat iedereen weet welke juridische bevoegdheden er nu al wettelijk zijn? Wij hebben dat in december al in de Kamer besproken met minister Brinkhorst. Die bevoegdheden zijn er. Als de minister zijn gezag inzet en ook dat van minister Donner, snappen de mensen wel dat zij die rechten en plichten werkelijk hebben. Hij moet een instructie sturen.
Minister Balkenende:
Wij komen nota bene met concrete maatregelen. Wij werken hard, in overleg met de Kamer, om met wetsvoorstellen te komen. Ik geef als minister-president een krachtig signaal af dat bepaalde zaken niet kunnen. Ik roep aandeelhouders op om gebruik te maken van hun rechten. Ik geef aan dat het kabinet de inventarisatie, die natuurlijk tot concrete stappen zal leiden, naar voren zal halen. Dan verwacht ik alleen steun van de heer Crone en niet dat hij dit een herhaling van zetten noemt. Het is geen herhaling van zetten. Er gebeurt op het ogenblik iets.
De heer Crone (PvdA):
Zolang ik niets zie, zijn er geen nieuwe zetten. Wij zijn niet aan het blindschaken. Ik wil de stukken van de minister op het bord hebben, niet dat wat er ooit nog komt. Als hij niet kan toezeggen dat er binnen een week een onderzoek is naar de fiscaliteit en als er geen toelichting van minister Donner wordt gestuurd aan de lokale bestuurders over de bevoegdheden die zij hebben, dan vind ik dat teleurstellend. Zo nieuw is het niet, het kost weinig inspanning en het versterkt de politieke kracht van de lokale democratie. Daarmee zou mevrouw Van Bijsterveldt het eens zijn.
Minister Balkenende:
De inventarisatie, die afgelopen vrijdag in het kabinet aan de orde is geweest, zal op korte termijn leiden tot bevindingen en besprekingen in de ministerraad. Ik zeg toe dat wij de Kamer zo snel mogelijk op de hoogte zullen stellen. Er zal een breed scala aan mogelijkheden zijn en wij gaan het debat daarover graag aan met de Kamer.
De heer Bakker (D66):
Voorzitter. De minister-president heeft gewezen op het initiatief van de partijvoorzitters van de VVD, het CDA en de PvdA. D66 is een stapje verder gegaan. Wij hebben onze partijvoorzitter, de heer Pechtold, afgevaardigd naar het kabinet om van daaruit toe te zien op snelle actie op dit punt. Ik sluit mij aan bij de mening van de heer Crone dat meer vaart geboden is. De minister-president wijst terecht op de rol van aandeelhouders. Het is van groot belang om die rol aan te geven. Gemeenten en provincies zijn nog niet gewend aan hun nieuwe rol ten opzichte van de energiebedrijven. Vroeger ontvingen zij de winsten op hun begroting, nu niet meer. Nu denken zij wellicht dat zij er verder geen invloed meer op hebben, maar dat is recht te zetten.
Veel instellingen, bijvoorbeeld woningbouwcorporaties en instellingen in het onderwijs en de gezondheidszorg, hebben geen aandeelhouders en worden gefinancierd uit premies en belastingen. Ook daar heeft de afgelopen jaren een enorme inkomensontwikkeling plaatsgevonden. Transparantie is één ding, maar voorkomen dat op die manier overmatig uit de ruif van belastingen en premies wordt gegeten is natuurlijk beter. Wat gaat het kabinet daaraan doen?
Minister Balkenende:
Ik stel het zeer op prijs dat de heer Bakker meer vaart geboden vindt. Ik beschouw dat als een ondersteuning van datgene waarmee wij bezig zijn. Hij legt precies de vinger op de zere plek, namelijk dat datgene wat er gebeurt tot irritatie leidt, dat het unfair is en dat er actie nodig is. In de inventarisatie zal aan de orde komen wat wij gaan doen in situaties waar geen aandeelhouders zijn. Het is moeilijk, aan verworven rechten te komen. Dat weet de heer Bakker ook. Als je praat over nieuwe aanstellingen of nieuwe benoemingen, kun je ook vragen wat er in die gevallen wordt gedaan en welke instructies er dan worden gegeven. Het afgelopen jaar hebben wij een wildgroei gezien, juist doordat er geen transparantie en openheid was. Die ontwikkeling heeft ertoe geleid dat instellingen zich op het standpunt stellen dat zij marktconform werken, niet omdat zij echte marktpartijen zijn, maar omdat zij zich richten op het loon dat in de marktsector wordt verdiend. Dit zijn onzuivere vergelijkingen en wij moeten dit op ons laten inwerken. Dit komt overigens ook aan de orde bij de commissie-Dijkstal. Wij moeten kijken wat redelijk is, want nu is die zaak te ver doorgeschoten.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn publieke steun voor het wetsvoorstel dat mijn overleden collega Ab Harrewijn in 2001 heeft ingediend. Die stelde destijds voor om werknemers een informatierecht te geven met betrekking tot topbeloningen. Dit is hard nodig want de code-Tabaksblat zegt helemaal niets over wat als een aanvaardbare topbeloning kan worden beschouwd.
Zeveneneenhalf jaar geleden zei de voorganger van de minister-president, premier Kok, dat er in Nederland sprake was van exhibitionistische zelfverrijking. Sindsdien is het alleen maar erger geworden in Nederland. Neemt deze premier de uitspraken van zijn voorganger over of gaat hij daaroverheen? Misschien kan hij een oordeel uitspreken over de situatie op dit moment.
Ik heb enige tijd geleden in de vorm van mondelinge vragen aan de minister van Financiën gevraagd naar de stand van zaken in het onderzoek naar de fiscale strafheffing, naar, zeg maar, de kleptocratentaks. De minister van Financiën meldde ons toen dat het kabinet hier onderzoek naar heeft gedaan en dat het er niet mee verder gaat. Dit was toen, al maanden geleden, de conclusie van de minister van Financiën. Nu lijkt het erop dat de minister-president verder gaat dan de minister van Financiën door weer een onderzoek aan te kondigen. Wij hebben hier geen behoefte aan onderzoek, maar aan daden. Wanneer komt er een wetsvoorstel waarin de kleptocratentaks wordt geregeld, want daar lijkt hij nu naar te verwijzen?
Minister Balkenende:
Ik doe nu geen uitspraak over de fiscale modaliteit, omdat wij daar nog over zullen discussiëren in het kabinet. Wij weten allemaal dat er bezwaren zijn op grond van internationale motieven. Aan de andere kant gaan wij dit debat met open vizier aan om te bezien welke fiscale mogelijkheden er zijn. Ik heb al toegezegd dat ik de Kamer zo snel mogelijk zal informeren over de uitkomsten van dat debat.
De heer Vendrik heeft de woorden van de heer Kok geciteerd toen die sprak over exhibitionistische zelfverrijking; hij heeft gevraagd of ik die woorden wil overnemen. Ik vind het niet sterk als een premier zich moet baseren op de formulering van zijn voorganger. Laat ik het in mijn woorden zeggen. Ik heb al gezegd dat er sprake is van een tekortschieten in morele verantwoordelijkheid. Ik vind dit een zware term, want als je spreekt over morele verantwoordelijkheid, appelleer je aan een gevoel van redelijkheid, van billijkheid en van integriteit. Als wij tegen iedereen zeggen dat een pas op de plaats nodig is, ook in de eigen onderneming, dan mag er niet later een vergelijking worden gemaakt met wat er elders wordt verdiend. Dan moet je zeggen: wat is redelijk in mijn onderneming en welke voorbeeldfunctie heb ik. Tekortschieten in morele verantwoordelijkheid is een forse term. Ik heb gisteravond nog eens gezegd dat je juist omdat je een voorbeeldfunctie hebt, moet voorkomen dat je alleen maar op elkaar let. Duidelijker kan ik het niet zeggen.
De heer Blok (VVD):
Voorzitter. De VVD-fractie steunt van harte de oproep aan aandeelhouders om op te treden tegen onredelijke loonstijgingen, zeker als de aandeelhouders 100% overheid zijn zoals bij de energiebedrijven. Ik heb wel twee vragen aan de minister-president.
In het Najaarsakkoord zijn afspraken gemaakt over loonstijgingen, ook aan de top. Er zijn in dit Najaarsakkoord echter ook andere afspraken gemaakt. Wat doet de minister-president nu in de terugkoppeling naar de partners van het Najaarsakkoord met deze loonstijgingen gerelateerd aan de andere afspraken? Zal de overheid daar ook streng aan de teugels trekken?
Mijn tweede vraag heeft betrekking op de rol van de minister-president als voorzitter van het Innovatieplatform. Hij spreekt over de mogelijkheid om fiscale maatregelen te nemen. Fiscale maatregelen hebben over het algemeen ook een uitwerking op buitenlandse – innoverende – bedrijven die overwegen in Nederland te investeren. Hoe zal hij zijn rol als voorzitter van het Innovatieplatform waarmaken in de discussie over de belastingen?
Minister Balkenende:
De heer Blok heeft gelijk als hij zegt dat er in het Najaarsakkoord over veel onderwerpen is gesproken. Een van die onderwerpen was de matiging van de topinkomens. Ik meen dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid al in de Kamer heeft gezegd dat hij het gesprek met de Stichting van de Arbeid zal aangaan over de vraag wat de betekenis is van de afspraken die toen zijn gemaakt. Ik kan daar niet op vooruitlopen, maar dit punt wordt ingebracht in het overleg met de stichting, juist omdat er afspraken zijn gemaakt. Je maakt geen afspraak om naderhand te zeggen, ach wij zien wel. Ik zal dit signaal overbrengen aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Voorzitter. De discussie over het Innovatieplatform is een ander verhaal, omdat het daarbij gaat om vragen zoals hoe wordt omgegaan met investeringen en wat het beleid inhoudt. Wij hebben laatst een uitgebreid algemeen overleg gehad, waarin toezeggingen zijn gedaan over hoe wij met verdere zaken omgaan. Dit punt vind ik eerlijk gezegd wat ver verwijderd van het vraagstuk van de topinkomens. Natuurlijk zal ik de contacten benutten die ik heb met mensen uit de top van het bedrijfsleven om deze Kamerbreed gedeelde zorg nog eens over te brengen. Een discussie over de inhoudelijke aspecten van het Innovatieplatform lijkt mij iets verder te gaan dan de scope van dit debat.
De voorzitter:
Daarmee ben ik het eens.
De heer Hessels (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn heldere uiteenzetting. Ik wil hem de volgende suggestie meegeven. Nu door de herstructurering van het gasgebouw ook de statuten moeten worden veranderd, moeten dergelijke zaken nadrukkelijk daarin worden meegenomen.
Mijn vraag is gericht aan de heer Crone van de PvdA-fractie. De CDA-fractie is natuurlijk heel tevreden dat de PvdA en de VVD zich zo snel bij de oproep van onze partijvoorzitter hebben aangesloten om iets te doen aan de topsalarissen in de energiesector. Waarom wil de heer Crone de communicatie met de statenfracties en de gemeenteraadsfracties via het kabinet laten verlopen? Kan de PvdA dat niet zelf? Zij heeft de beste ingangen bij degenen die de echte besluiten hebben genomen over deze bonussen, namelijk de voorzitters van de raden van commissarissen zoals de heer Alders van Gasunie en de heer Meijer van Nuon. Ik zou het zeer op prijs stellen als de Partij van de Arbeid haar invloed bij haar prominente partijleden aanwendt om echt iets te doen aan wat hier fout is gegaan.
De heer Crone (PvdA):
Ik ben werkelijk stomverbaasd. Het CDA zegt altijd geen Haagse partij, maar een lokale partij te zijn: wij doen het lokaal. De PvdA dacht: laten wij dat ook doen. Er zijn de laatste twee weken in acht staten- en gemeenteraden moties ingediend door lokale bestuurders van de Partij van de Arbeid. Ik was ook heel blij dat de moties overal zijn gesteund door de lokale bestuurders van het CDA en de VVD. De SP was medeondertekenaar, bijvoorbeeld in Limburg. Wij gaan hier toch niet kissebissen over de vraag wie de eerste was? Dat waren wij aantoonbaar! Wij gaan er toch samen voor zorgen dat dit gebeurt? Daarom vraag ik ondersteuning van de minister-president. Sinds 1 oktober jl. is de wet gewijzigd. Dan is het logisch dat nog niet iedereen weet wat daarvan de juridische consequenties zijn. Het lijkt mij dan logisch dat een minister-president een juridisch advies geeft. Het lijkt mij ook logisch dat het CDA de volgende keer aan zijn partijvoorzitter vraagt of de betrokken mensen het niet allang hebben gedaan. Dat hadden zij gedaan, want zij hebben allemaal de moties van de Partij van de Arbeid medeondertekend. Ik zal de moties zodadelijk aan de heer Hessels overhandigen; ik zal ze niet toevoegen aan de Handelingen.
De heer Marijnissen (SP):
Voorzitter. Wat is de staat van het land? Een op de tien huishoudens leeft in armoede. De publieke sector, de zorg en het onderwijs verkeren in deplorabele toestand. Er is een meerjarige nullijn afgesproken voor de meeste burgers. Wat zien wij gebeuren aan de top van het bedrijfsleven? De zakken worden gevuld.
Het is een misverstand dat de SP iets tegen ondernemers zou hebben. Wij hebben niets tegen ondernemers. Wij fulmineren echter wel tegen mensen die geen ondernemer zijn, maar zich wel zo noemen en zichzelf vervolgens immoreel verrijken zonder enige verantwoordelijkheid te nemen voor de consequenties van hun handelen.
Het draait om de vraag welke maatregelen wij uiteindelijk gaan nemen. Ik heb drie suggesties aan de minister-president. In de eerste plaats gaat het mij om fiscale maatregelen, die al door verschillende sprekers zijn genoemd. Wij ontkomen niet aan de introductie van een vierde belastingschijf om iets aan deze vorm van zelfverrijking te doen. In de tweede plaats doe ik een pleidooi, naadloos aansluitend bij de opmerking van de minister-president, voor een morele koppeling. In cao's kan worden afgesproken dat zij die aan de top staan en in dienst zijn van de onderneming, er percentueel niet méér op kunnen vooruitgaan dan de mensen op de werkvloer. Tot slot moeten wij allemaal, zowel in de bedrijven als in de politiek als waar dan ook, worden gemobiliseerd om onze mond open te doen. De minister-president kan hiervan bijvoorbeeld een groot punt maken bij het eerste het beste overleg met de sociale partners.
Minister Balkenende:
Voorzitter. De heer Marijnissen is heel duidelijk. Wij hebben hierover al vaker met elkaar gedebatteerd. Het heeft nu inderdaad ook te maken met morele aspecten. Dat raakt de staat van het land. Ik begrijp dus heel goed wat de heer Marijnissen bedoelt. Er komt dan ook een discussie over fiscale maatregelen.
De heer Marijnissen spreekt ook over een morele koppeling. In dat verband kom ik terug op wat de heer Blok zegt. Er is verleden jaar ook niet voor niets in het sociaal akkoord een bepaling over topinkomens opgenomen. Men kan er zeker van zijn dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik in ons overleg met de sociale partners en met de Stichting hierop terugkomen.
De heer Marijnissen heeft ook gezegd dat wij elkaar moeten mobiliseren en dat wij onze mond open moeten doen. Ik heb dat gisteravond geprobeerd.
De heer Van As (LPF):
Voorzitter. De LPF-fractie steunt van harte het voornemen van de premier. Ik beschouw dat als een soort voortschrijdend inzicht. Immers, in 2002 en 2003 hebben wij deze kwestie ook aan de orde gesteld, mede in verband met de NV Luchthaven Schiphol. Toen was de respons van de zijde van het kabinet niet zo bijzonder wat de aanpak betreft. De heer Crone heeft terecht gevraagd waarom het twee jaar geduurd heeft. Daar zal de minister-president wel een valide reden voor hebben. Toch dringen wij er bij hem met klem op aan om hiervoor met adequate maatregelen te komen.
De LPF wijst verhoging van de vierde schijf af. De heer Marijnissen suggereerde dit; wellicht zullen ook andere partijen dat idee steunen. Het is namelijk juist van belang dat mensen aan de top van het bedrijfsleven of anderszins een behoorlijk inkomen moeten kunnen verdienen. Er is echter ook een morele verantwoordelijkheid voor de semi-publieke sector. Er is al gezegd dat er grenzen zijn. Ook in dat opzicht verwachten wij maatregelen van de minister-president.
Hedenochtend las ik in de krant een vermeend citaat van de minister-president over Nuon. Hij zou hebben gezegd dat dit soort zaken aan de schandpaal moeten. Ik ben erg benieuwd naar zijn visie hierop.
Minister Balkenende:
Voorzitter. Ik beschouw de opmerkingen van de heer Van As als ondersteuning van de adequate maatregelen, zoals hij die noemde. Eerlijk gezegd ben ik blij dat ook door zijn fractie, evenals door de overige fracties, duidelijk wordt aangegeven dat wij het hier niet bij kunnen laten en dat er actie nodig is.
Ik geloof ook dat de heer Crone gelijk heeft als hij zegt dat wij elkaar hierbij geen vliegen moeten afvangen, maar dat wij moeten nagaan wat er gedaan moet worden. Op deze manier kunnen oppositie en regeringspartijen samenwerken. Dat is ook nodig.
Ik heb gesproken over naming and shaming. Sommigen hebben dat vertaald in "schandpaal". Die term heb ik niet gebruikt. Naming and shaming is wel een onderdeel van de inventarisatie van tal van maatregelen. Dit morele appèl werkt echter niet, als niet duidelijk is hoe de zaken zijn, dus als die niet open en transparant zijn. Alleen al het feit dat de dingen meer in de openbaarheid komen, betekent dat er grote winst is geboekt. Immers, de zaken worden bespreekbaar. In dat kader heb ik naming and shaming gesuggereerd.
De heer Douma (PvdA):
Voorzitter. De minister-president verwijst onder andere naar de code-Tabaksblat. Die betreft alleen beursgenoteerde vennootschappen. Hierbij gaat het echter om publieke bedrijven die helemaal niet onder die code vallen. Hierdoor wordt een deel van de onrust in de samenleving veroorzaakt.
Is de minister-president bereid, juist omdat het om publieke bedrijven gaat, ook die oproep aan lokale en provinciale bestuurders te doen, dus om in de aandeelhoudersvergadering een halt toe te roepen aan de hoge beloningen?
De minister-president zei het zojuist ook al: juist degenen die een voorbeeldfunctie vervullen, zouden in dit opzicht de nodige matiging in acht moeten nemen. Wordt met de stijging van de ministerssalarissen met 30% wel het juiste voorbeeld gegeven?
Minister Balkenende:
Voorzitter. De heer Douma heeft volstrekt gelijk met zijn analyse dat het niet alleen gaat en mag gaan om de beursgenoteerde ondernemingen, maar dat er ook tal van instellingen zijn waar evenzeer sprake is van forse inkomensontwikkelingen die niet te rechtvaardigen zijn. Precies om die reden heb ik gezegd dat er transparantie nodig is in de publieke en semi-publieke sector. Daar doelt de heer Douma ook op. Er moet meer bekend worden. Het kabinet zal zich natuurlijk beraden over de vervulling van zijn rol hierbij. Dit kan aan de orde gesteld worden bij nieuw aan te stellen functionarissen. Daar komen wij nog over te spreken.
De commissie-Dijkstal is bezig met de ministerssalarissen. Als er echter één groep is die het goede voorbeeld geeft, is dat het kabinet. U weet heel goed dat er een tijd is geweest dat topambtenaren de fictie hadden van 36 uur werken. Dat werd 40 uur. U weet dat drie kwart van de topambtenaren meer verdient dan een minister. Wij hebben gezegd: wij regelen het niet voor onszelf. Er is sprake van een grote achterstand. Als wij iets doen, doen wij dat voor een volgend kabinet. In 2002 hebben wij besloten dat wij niet over ons eigen salaris gaan praten. Als er nu één groep is die de afgelopen jaren altijd het voorbeeld van niet-verhogen heeft gegeven, zijn het de bewindslieden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-4357-4362.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.