Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 71, pagina 4362-4364 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 71, pagina 4362-4364 |
Vragen van het lid Van der Vlies aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister van Justitie over het doorverwijzen door gynaecologen van vrouwen naar het buitenland voor een in Nederland verboden "late abortus".
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. De SGP-fractie heeft met klimmende verbazing, en uiteindelijk met verontwaardiging, kennisgenomen van de berichten van deze morgen, dat artsen in sommige gevallen buiten de regels van de abortuswet om gaan en ook doorverwijzen naar het buitenland. Tegen deze verregaande acties om de grenzen van de wet te verkennen of zelfs te overschrijden moet onzes inziens worden opgetreden. Rechtsbescherming van ongeboren menselijk leven is immers een van de cruciale kernwaarden van de samenleving. Daarom heb ik de volgende vragen.
Wat is het oordeel van de ministers over deze berichtgeving en wat daarin wordt gezegd?
Is er onderscheid tussen het tippen van de mogelijkheid om zich te wenden tot een arts in het buitenland, en het letterlijk doorverwijzen door artsen naar het buitenland?
Wat is de status van de second opinion? Mag een arts op basis van de Nederlandse wet- en regelgeving doorverwijzen naar het buitenland, terwijl het gaat om strafbare handelingen? Is hier sprake van uitlokking tot een misdrijf? Dat is een zware term, ik erken dat, maar ik verwijs naar artikel 82a, in combinatie met de artikelen 290 en 291 in ons Wetboek van Strafrecht.
Welke mogelijkheden zijn er om vanuit Nederland op te treden tegen een dergelijke ontduiking van de wet? Wordt er door het Openbaar Ministerie actief opgetreden tegen zowel de artsen als de vrouwen die deze late abortus laten plegen?
Zijn de bewindslieden bereid al het mogelijke te doen om een verder oprekken van de abortusnorm te voorkomen, ter bescherming van het ongeboren, waarschijnlijk gehandicapte leven?
Hebben de bewindslieden de bereidheid om navraag te doen en zo nodig nader onderzoek te laten instellen door de Inspectie en het OM?
Op 28 februari 2002 schreef toenmalig minister Borst over een voorgenomen AMvB inzake late zwangerschapsafbreking. Zij motiveerde toen waarom het onder dat kabinet niet meer haalbaar was om zo ver te komen. Daar zit nu een gat. Ik ken de agenda van de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap, maar hoe veel tijd gunnen wij ons eigenlijk nog om hierover helderheid te creëren?
Minister Hoogervorst:
Voorzitter. Ik dank de heer Van der Vlies voor zijn vragen. Het merendeel daarvan heeft betrekking op het terrein van collega Donner. Ik zal mij beperken tot een algemeen oordeel over wat ik heb gehoord.
In Nederland is abortus toegestaan totdat de foetus levensvatbaar is. Daarbij hanteren wij een grens van 24 weken. In het algemeen heeft men in het buitenland juist een strengere abortuswetgeving, in de zin dat het aantal weken tot wanneer kan worden geaborteerd meestal beperkter is, maar in een aantal landen maakt men juist weer een uitzondering voor levens waarbij sprake is van een ernstige handicap. Dan kan er wel worden overgegaan tot een abortus.
Daarvan lijkt men in deze zaak gebruik te maken. Naar aanleiding van het interview met de heer Schutte, voorzitter van de Neder landse gynaecologenvereniging, heb ik contact laten opnemen met de beroepsvereniging. Die is van oordeel dat de huidige Nederlandse wetgeving aan artsen voldoende ruimte biedt om zwangere vrouwen op een zorgvuldige manier te behandelen. Het doorsturen van een vrouw naar het buitenland is naar het oordeel van de beroepsvereniging absoluut geen richtlijn en evenmin een gebruikelijke handelwijze. In het interview is wel verwezen naar incidentele gebeurtenissen.
Ik hecht er overigens wel aan te zeggen dat ik het interview nogal rommelig vind. Omdat dit een zeer gevoelige kwestie is, heb ik er behoefte aan nader contact op te nemen met de beroepsvereniging om een diepgaand gesprek te voeren over de vraag wat hier aan de hand is en hoe vergaand deze praktijken zijn. Ik heb de indruk dat in dit geval geen sprake is van strafbare feiten, maar daarop kan minister Donner beter ingaan.
Minister Donner:
Voorzitter. Ik heb geen kennis genomen van de berichtgeving, maar ik ga af op het oordeel van minister Hoogervorst.
Datgene wat er gebeurt, is in België en in de andere landen waarnaar wordt doorverwezen niet strafbaar. Om die reden is dat in het kader van het vereiste van dubbele strafbaarheid doorgaans ook in Nederland niet het geval. In dit bijzondere geval is artikel 82a van het Wetboek van Strafrecht van toepassing, dat zich meer in het bijzonder richt op het eigenlijke feit. In dit geval wordt dat feit in België gepleegd. In Nederland wordt eventueel slechts door een arts doorverwezen.
Het is mogelijk dat dit in een bepaalde vorm tot medeplichtigheid leidt, maar in dit geval is er ook geen contact tussen de pleger en degene die de mededeling doet. Ik vermoed dus dat dit niet een strafbaar feit is in de zin van medepleging. Om antwoord te krijgen op de vraag of de vrouw die daaraan eventueel meewerkt strafbaar is, moet men beseffen dat ook in dit geval het vereiste van dubbele strafbaarheid van toepassing is. Dat houdt in dat datgene wat er gebeurt, in België niet strafbaar is en dat er mitsdien in Nederland evenmin sprake is van een strafbaar feit. Derhalve is de vraag of het OM in dit geval tot vervolging overgaat niet aan de orde.
De heer Van der Vlies (SGP):
Dat is een merkwaardige zaak. De normen van onze wet zijn bij ons bekend. Hetzelfde geldt voor de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht. De arts komt in dit geval tot de constatering dat het op grond van de Nederlandse wet- en regelgeving niet passend is aan dit verzoek te voldoen. Hij weet echter dat er een land is waar daaraan wel kan worden voldaan. Dan is er op zijn minst sprake van tippen en misschien zelfs wel van doorverwijzen. Verdraagt deze categorie zich met de Nederlandse normen? Mij dunkt dat dit niet de bedoeling is van onze wet en evenmin van onze wetsgeschiedenis. Wel ben ik voorstander van een second opinion door een Nederlandse arts met als eindverantwoordelijke de eerst aangesproken arts.
Het moet toch niet mogelijk zijn zonder meer door te verwijzen naar een land waar wel aan dat verzoek kan worden voldaan? Dat zou een diffuse mondiale werkelijkheid opleveren. Ik spreek minister Hoogervorst daarop aan en verzoek hem na te gaan wat er precies gebeurt. Dat heeft hij terecht toegezegd. De voorzitter van de betreffende vereniging is overigens niet de eerste de beste, nota bene vóórzitter, die dit in het Radio 1 Journaal wereldkundig heeft gemaakt. De beroepsvereniging kan wel zeggen dat het niet nodig is zich zorgen te maken, omdat de Nederlandse wetgeving voldoende ruimte biedt voor het maken van serieuze afwegingen. De voorzitter van deze beroepsvereniging geeft een ander signaal af aan de samenleving. Dat vraagt op zijn minst om een onderzoek. Ik vraag beide ministers hun mogelijkheden daartoe te benutten en uiteraard ook om de Kamer daarover te informeren.
Minister Donner:
Voorzitter. Het is hier niet aan de orde of iets aanvaardbaar is in de persoonlijke verhoudingen. Het gaat om de strafwet. De Nederlandse strafwet geldt alleen voor het Nederlands grondgebied. De Nederlandse wetgever kan niet beogen dat de werking van de Nederlandse strafwet de grenzen overschrijdt, behoudens ten aanzien van enkele universele delicten die in het Wetboek van Strafrecht worden genoemd.
Het feit dat het een arts is die de informatie geeft, is in wezen irrelevant. Iedereen kan de informatie geven dat de abortuswetgeving in een ander land anders is dan die in Nederland. Dat is niet per definitie doorverwijzen. Er is geen sprake van doorverwijzen in medische zin, maar van het geven van informatie. Evenmin is sprake van voortzetting van de behandeling, omdat het geen geldige behandeling is in Nederland. Er wordt informatie gegeven. Het feit dat dit door een arts gebeurt, is geen relevant gegeven.
De Nederlandse wetgever kan nooit beoogd hebben om een handeling door Belgische artsen in België, die daar niet strafbaar is, strafbaar te stellen onder de Nederlandse wetgeving. Er is derhalve geen sprake van strafbaarheid volgens Nederlandse wetgeving. Wij achten het strafbaar als het in Nederland zou gebeuren, maar kunnen het niet strafbaar achten als het in België gebeurt.
Discussies als deze worden ook bij Justitie en door het Openbaar Ministerie gevolgd. Als er aanleiding bestaat om tegen strafbare feiten op te treden, gebeurt dat ook. In deze situatie meen ik dat de juridische analyse moet zijn zoals ik u die net heb gegeven.
De heer Van der Vlies (SGP):
De informatievergaring is in ons land vrij. Hier gaat het er echter om dat een behandelend arts die voor zichzelf tegen een grens aanloopt, suggereert naar een ander land te gaan. Is dat tippen? Is dat informatie die je bij wijze van spreken net zo goed van een passant op straat kunt krijgen? Of is er toch meer aan de hand omdat het een behandelend arts betreft? Zelf denk ik het laatste.
Minister Donner:
Ik heb mijn eerste standpunt over deze materie gegeven. In de toegezegde brief zal er nader op worden ingegaan. Er is naar mijn mening geen sprake van een behandeling in de zin van de Nederlandse wetgeving. Men wordt immers niet behandeld in Nederland. Er is sprake van informatie. Het maakt geen verschil of die door een arts of door iemand anders wordt gegeven. Ook hierop zal collega Hoogervorst in de brief nader ingaan.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik verzoek de bewindslieden in de brief ook in te gaan op artikel 3 van de Wet afbreking zwangerschap waarin de contacten tussen arts en cliënt aan normen en zelfs vormvoorschriften worden gebonden.
De voorzitter:
Ik stel vast dat de minister zonder woorden "ja" zegt.
Minister Hoogervorst:
De heer Van der Vlies heeft gevraagd naar de evaluatie van de Wafz. Die zal in november 2005 plaatsvinden. Wellicht dat wij in de gelegenheid zijn om zaken zoals grenseffecten er nog in mee te nemen.
Mevrouw Van Heteren (PvdA):
De minister van Volksgezondheid zegt een brief toe waarin hij zal toelichten of het om incidenten gaat. Mijn fractie is zeer benieuwd naar de schaal waarop deze problematiek zich voordoet. De belangrijkste vraag lijkt mij echter, hoe het komt dat deze vrouwen zich pas in de zesde maand melden. Ik krijg ook graag een evaluatie van de minister wat de reden is dat deze vrouwen zich zo laat melden voor een second opinion en bij welke diagnoses dat gebeurt. Ik weet niet of de minister daarop een reactie wil geven, maar het zou ons buitengewoon interesseren.
Minister Hoogervorst:
Voorzitter. Ik wil die vraag meenemen in de brief die ik heb toegezegd of in de evaluatie van de wet in totaliteit.
Mevrouw Van Heteren (PvdA):
Ik krijg die evaluatie dan het liefst in de brief. Als deze praktijk op enige schaal plaatsvindt, is het nodig om te weten of hiaten in het volksgezondheidsbeleid, bijvoorbeeld in de screeningpraktijk, mede debet zijn aan deze ontwikkeling.
Minister Hoogervorst:
Ik begrijp dat u dit zo snel mogelijk wilt weten. Ik zal zien wat het beste is.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie volgt de ontwikkelingen rond – sowieso – zwangerschapsafbreking, maar ook de late zwangerschapsafbreking met grote zorg. Ook de berichten van vanmorgen hebben mijn fractie met zorg vervuld. Zij wacht de berichten van de minister natuurlijk graag af.
Ik zoom nog even in op het punt dat collega Van der Vlies aanstipte en aanduidde als het gat dat er nog ligt in de regelgeving of in elk geval het beleid. Het laatste wat wij officieel van de regering hebben ontvangen, is inderdaad de brief van toenmalig minister Borst-Eilers waarin naar aanleiding van een rapport over late zwangerschapsafbreking werd aangegeven dat er twee categorieën denkbaar zijn. Dat zou betrokken worden – dat is het laatste bericht, als ik het mij goed herinner – bij het standpunt en eventueel bij centrale toetsingscommissies voor levensbeëindiging zonder verzoek. Het was toen voor ons al punt van grote aandacht en zorg. Daarna hebben wij er in officiële zin niets meer over gehoord.
Het standpunt van de werkgroep en van de minister heeft indertijd grote onrust bij de gehandicapten en hun organisaties veroorzaakt. Mijn zorg was hoe het precies zou verlopen en welk oordeel er werd uitgesproken. Ik krijg thans graag een ondubbelzinnige bevestiging van het kabinet dat er geen voornemens zijn om op het punt van de late zwangerschapsafbreking het huidige beleid te veranderen. Het standpunt van de ChristenUnie over wat ervoor moet gebeuren is bekend. Omdat het nog een beetje in de lucht hangt en voor de betrokken organisaties zou het goed zijn om het uit de lucht te halen.
Minister Hoogervorst:
Hier schiet mijn parate kennis enigszins tekort, omdat dit onderwerp normaal gesproken niet tot mijn portefeuille behoort. Het lijkt mij overigens wel een kwestie die beantwoord moet worden in de evaluatie en zeker niet hier op dit moment.
De voorzitter:
Ik ben vergeten te melden dat de vragen in eerste instantie waren gericht aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zij is echter afwezig, omdat zij de herdenking vandaag in Westerbork bijwoont.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik reken het de minister niet aan. Ik begrijp de portefeuilleverdeling. De evaluatie heeft echter betrekking op de Wet afbreking zwangerschap. Dit valt buiten de Wet afbreking zwangerschap. Misschien kan het worden meegenomen in de brief aan de Kamer, want het is wel een belangrijk punt voor mij.
Minister Hoogervorst:
Goed, dat zeg ik toe.
De heer Buijs (CDA):
Ik heb vanochtend ook van het interview gehoord. Met de minister ben ik van mening dat het een vrij rommelig interview was. Ik kon er in elk geval moeilijk een touw aan vastknopen. Vervolgens dreigt er een hele casuïstiek bovenop gebouwd te worden.
Ik wil eigenlijk nog maar een vraag aan de minister stellen, want ik ben al gerustgesteld door de antwoorden van de vereniging voor gynaecologen. Ik denk dat dat waardevol is. Wil de minister eens het waarheidsgehalte noemen en de feiten aanleveren, zo die er zijn, waarop deze casus mogelijk gestoeld is? Het kan ook zijn dat wij geregisseerd worden van buitenaf.
Minister Hoogervorst:
Ik denk dat de vereniging graag in de gelegenheid zal worden gesteld om het beeld dat rond het interview is gerezen, te preciseren. Ik beantwoord de vraag van de heer Buijs dus graag bevestigend.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-4362-4364.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.