Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend in het debat over de vrouwenalliantie, te weten:

- de motie-Bussemaker c.s. over de structurele instellingssubsidie voor de Vrouwen Alliantie (27061, nr. 27).

(Zie vergadering van 15 juni 2004.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. De fractie van D66 heeft zich bij twee achtereenvolgende debatten ingezet voor het voortbestaan van de Vrouwenalliantie, omdat die groep een groot aantal basisorganisaties overkoepelt. Tijdens het laatste debat daarover heeft minister De Geus aangegeven vooraf een deel van de projectsubsidies die hij beschikbaar heeft opzij te willen zetten voor enkele met name genoemde organisaties, waaronder de Vrouwenalliantie. Die benadering binnen de algemene benadering dat institutionele subsidies worden vervangen door projectsubsidies vindt mijn fractie dermate redelijk dat de bedreiging voor het voortbestaan van de Vrouwenalliantie reëel gesproken van de baan is. Daarom hebben wij geen behoefte aan de motie van mevrouw Bussemaker. Mijn fractie zal dan ook tegenstemmen.

In stemming komt de motie-Bussemaker c.s. (27061, nr. 27).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, de Groep Lazrak en de LPF voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Naar boven