Vragen van het lid Van der Staaij aan de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties over het massale protest van gemeentebestuurders tegen de "ramkoers" bij de invoering van de gekozen burgemeester.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijnheer de voorzitter. De kritiek op de kabinetsplannen inzake de gekozen burgemeester zwelt aan. Het regent kritische moties vanuit allerlei gemeenten. Vorige week is er nog een adres ingediend van meer dan 1700 gemeentebestuurders. Raadsleden, wethouders, griffiers, burgemeesters van allerlei politieke kleur, tot aan D66 toe, maken zich ernstig zorgen. Zij zeggen met klem: kabinet, ga alsjeblieft zo niet door, met een ramkoers maak je brokken.

De gemeentebestuurders weten waar zij over spreken. Zij zijn nog druk bezig om de wonden te likken van de dualiseringsoperatie die overhaast is ingevoerd. Zij willen dat de gemeenten nu niet weer worden belast met een zeer ingrijpende verandering; een verandering die bovendien volgens de oud-voorzitter van de staatscommissie Dualisering, prof. Elzinga, haaks op de uitgangspunten van de dualisering staat. De gemeentebestuurders vragen zich af waarom het zo'n Haags gebeuren is en waarom er zo weinig draagvlak in het lokale bestuur wordt gezocht. Waarom is het zoveel over hen, zonder hen? Waarom wordt het echte debat ontlopen? Waarom wordt er voor de burgemeester nu ineens een uitzondering gemaakt, terwijl voor andere bestuurders – ministers, commissarissen van de Koningin, wethouders – de benoeming wel regel blijft?

Dit zijn maar een paar van de vragen waar veel rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordigers, gemeenteraadsleden, mee zitten. De zorg overheerst dat het erdoor drukken van de gekozen burgemeester grote problemen zal geven: concurrerende kiezersmandaten, uitholling van de positie van de wethouders en ga zo maar door. Er staat veel op het spel. De SGP-fractie vindt dat deze signalen serieus moeten worden genomen. De gekozen burgemeester mag geen Haagse haastklus zijn.

In de eerste plaats is mijn kernvraag aan de minister wat hij doet met al die kritiek, met al die onvrede. Trekt hij zich die aan? Zo ja, waar blijk dat dan concreet uit?

In de tweede plaats vraag ik de minister of hij het, gelet op de grote onvrede en de fundamentele bedenkingen die worden opgeworpen tegen de kabinetsplannen, nog steeds verantwoord vindt om alles op alles te zetten om al in 2006 tot algehele invoering te komen. Wanneer worden de desbetreffende wetsvoorstellen ingediend? Hoe staat het eigenlijk met de uitvoering van de motie-Hamer/Spies waarin de minister gevraagd wordt om eerst verschillende invoeringsvarianten te presenteren?

In de derde plaats vraag ik de minister hoe het staat met de voornemens tot herziening van de Grondwet. In het debat eerder dit jaar gaf de minister aan dat het kabinet zich nader zou beraden op een herziening van de Grondwet op het punt van het raadsvoorzitterschap van de burgemeester. Is het kabinet daar al uit?

Minister De Graaf:

Voorzitter. De heer Van der Staaij heeft een aantal concrete vragen gesteld, maar ook een aantal opmerkingen gemaakt over kritiek die zou aanzwellen. Ik ben mij zeer wel bewust van het feit dat in een twintigtal gemeenteraden moties zijn aangenomen, ondersteund door zo'n twintig andere gemeenten. Ik heb ook kennisgenomen van het adres waarop de heer Van der Staaij doelde, ondertekend door 1700 mensen die op een of andere wijze bij het lokaal bestuur zijn betrokken. Op zichzelf is dat een behoorlijk getal, al is dat niet doorslaggevend voor de argumentatie. Ik neem het natuurlijk wel in ogenschouw. Het totale aantal raadsleden, statenleden, gemeentesecretarissen, griffiers, wethouders, burgemeesters en gedeputeerden dat is aangeschreven om het adres te ondertekenen, bedroeg meer dan 10.000. Ik wil hiermee niet het totaal van 1700 relativeren, maar wel duidelijk maken dat het lokale bestuur niet massaal het adres heeft ondertekend.

De heer Van der Staaij spreekt over een ramkoers, een term die overigens niet in het adres is opgenomen. Het zijn woorden van degene die hij ook aanhaalt, te weten prof. Elzinga. Regering en Kamer hebben over de hoofdlijnen twee of drie keer uitvoerig overlegd. Het kabinet is van mening dat de invoering van de gekozen burgemeester niet haaks staat op de dualisering. Ik vind daar ook geen overtuigende argumentatie voor, zeker niet als ik bedenk dat de staatscommissie Dualisering onder voorzitterschap van diezelfde prof. Elzinga zo'n zes modaliteiten voor de dualisering in haar eindrapport had opgenomen en in drie daarvan rechtstreekse verkiezing van de burgemeester bepleitte.

Ik maak bezwaar tegen de opmerking dat het zoeken naar draagvlak ontbreekt. Door mij, maar ook door collega Remkes is het afgelopen jaar zeer indringend met veel geledingen uit het lokaal bestuur gesproken. De wetsvoorstellen zijn in concept naar maar liefst tien organisaties, vertegenwoordigende en andere belangenorganisaties in het lokaal bestuur, voor advies verzonden. Dat advies nemen wij ook ter harte, hetgeen ook zal blijken uit de wetsvoorstellen die wij bij de Raad van State aanhangig zullen maken. Bovendien hebben wij voortdurend en vaak overleg met belangenorganisaties, zoals de Vereniging Nederlandse Gemeenten, het Nederlands Genootschap van Burgemeesters en ook met het georganiseerd overleg burgemeesters. Kortom, dat argument kan ik niet helemaal doorgronden.

De heer Van der Staaij heeft een paar concrete vragen gesteld, die ik graag beantwoord. Wat doet u met de kritiek? Die nemen wij ter harte en serieus, die wegen wij. Men zal dat kunnen terugzien in de wetsvoorstellen zodra zij door de regering bij de Kamer worden ingediend. De wetsvoorstellen komen deze of volgende week in de ministerraad. Daarna gaan zij voor advisering naar de Raad van State. Na ommekomst van het advies van de Raad van State en eventuele aanpassing van de wetsvoorstellen zullen zij worden ingediend bij de Kamer.

Ook zal de Kamer, zoals toegezegd, op zeer korte termijn een brief van mij ontvangen waarin ik inga op de motie-Hamer/Spies en op de verschillende invoeringsmodaliteiten. Ik wil niet op de inhoud van de brief vooruitlopen, omdat daarover een beslissing in het kabinet moet worden genomen. Ik kan de heer Van der Staaij toezeggen dat hij deze brief op zeer korte termijn tegemoet kan zien.

Ten slotte kom ik op de voorstellen voor herziening van de Grondwet. Ik heb aangegeven dat ik het kabinet daarover zal raadplegen. Ik kan melden dat ik goede verwachtingen heb dat het kabinet ermee instemt. In dezelfde brief als waar ik zojuist naar verwees, zal door het kabinet antwoord worden gegeven op de vraag of wij een parallelle grondwetsherziening aanhangig zullen maken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik ben blij dat hij erkent dat er sprake is van een massaal protest. Hij probeerde de aantallen toch wat te relativeren, had ik het idee, door te zeggen wie er allemaal hadden kunnen ondertekenen. Ik zal hier niet verder op ingaan, omdat hij zelf heeft gezegd dat het niet aangaat om het aantal te relativeren, maar dat het gaat om de kracht van de argumenten.

De minister zegt dat hij de signalen serieus neemt. Ik krijg toch het gevoel dat er een bordje hangt: niet spreken met de bestuurder tijdens de rit. Er wordt wel erg veel verwezen naar de conceptwetsvoorstellen die straks worden ingediend. Is de minister echt bereid om de inhoudelijke discussie aan te gaan? Kunnen wij uiteindelijk over uitwerkingsvarianten spreken, terwijl de principiële vraag uit de weg wordt gegaan die gemeentebestuurders opwerpen? Waarom is er een uitzonderingspositie voor de burgemeester en niet voor de wethouder, de commissaris van de Koningin en dergelijke? Ik vind het jammer, maar dat betekent wel een ondermijning van het draagvlak.

De minister zegt dat de conceptwetsvoorstellen binnenkort naar de Raad van State gaan. Dat begrijp ik eerlijk gezegd niet. In de Grondwet staat nog dat wij de benoemde burgemeester hebben. Dan krijgt de minister de wetsvoorstellen zo weer terug van de Raad van State, die zegt dat zij evident in strijd met de Grondwet zijn. Hij kan toch niet met wetsvoorstellen komen die evident in strijd met de Grondwet zijn? Dan moet toch eerst de grondwetsherziening over de deconstitutionalisering van de burgemeester in de Kamer worden behandeld. Deze is nog niet behandeld, maar doorgeschoven, mede op verzoek van de PvdA-fractie.

Mag ik de fractie van de Partij van de Arbeid, in de persoon van de heer Dubbelboer, hierover een vraag stellen? Als de minister het niet wil, kan de PvdA-fractie simpel helderheid verschaffen door te zeggen dat zij bij het debat eerder dit jaar de motie-Slob c.s. heeft gesteund, waarin werd gezegd dat er geen sprake kan zijn van invoering van een gekozen burgemeester, als de Grondwet niet wordt herzien, bijvoorbeeld op het punt van het raadsvoorzitterschap van de burgemeester. Dan is het antwoord toch simpel? Vanuit die gedachtelijn van de PvdA kan er geen sprake zijn van invoering per 2006. Ik vraag de PvdA-fractie om helderheid te geven voor al die ongeruste gemeentebestuurders.

Minister De Graaf:

Voorzitter. Ik treed niet in de orde van de Kamer, maar ik krijg wel de indruk dat de heer Van der Staaij vooruitloopt op de debatten die nog komen bij de normale, reguliere behandeling van de tweede lezing deconstitutionalisering en van de wetsvoorstellen, als zij eenmaal bij de Kamer zijn beland.

Hij spreekt nogmaals van massaal protest. Ik heb al gezegd dat ik het getal niet doorslaggevend vind. Massaal en massaal kunnen verschillende begrippen zijn. Het aantal mensen dat vragen heeft gesteld, is bovendien nog iets anders dan protest tegen de invoering van de gekozen burgemeester. Een van de vragen van het adres gaat over principiële argumenten. In de wetsvoorstellen die uiteindelijk bij de Kamer komen, wordt een uitvoerige, principieel onderbouwde argumentatie gegeven, waarvoor in de hoofdlijnennotitie een aanzet is gegeven. De heer Van der Staaij hoeft niet bang te zijn dat wij voorbijgaan aan de vragen die in het lokaal bestuur zijn opgeroepen.

Hij zegt: de bestuurder niet storen tijdens het rijden, maar hij mag mij te allen tijde storen. Dat geldt niet alleen voor de heer Van der Staaij en de Kamer, maar dat geldt ook voor het lokale bestuur. Ik ga elke discussie aan. Dat wil niet zeggen dat ik of het kabinet van opvatting zou moeten veranderen omdat mensen in het lokale bestuur een andere opvatting hebben, een ander soort gekozen burgemeester willen hebben, een door de raad gekozen burgemeester willen hebben of überhaupt geen gekozen burgemeester willen hebben. De richtingaanwijzers staan op dit punt alle kanten op in het lokale bestuur. Wij luisteren heel goed. De Kamer zal ook zien dat in de wetsvoorstellen die haar bereiken, op een aantal punten fundamentele verschillen zitten met de conceptwetsvoorstellen.

De heer Van der Staaij heeft voorts gevraagd naar de adviesaanvraag aan de Raad van State. Het is in het geheel niet inconstitutioneel om de Raad van State om advies te vragen over wetsvoorstellen die in behandeling kunnen worden genomen op het moment dat de Grondwet op een punt veranderd is. Sterker nog: dat is eerder gebeurd en voor zover ik weet verzetten noch de Raad van State noch de regering zich ertegen. Overigens is het een aangelegenheid van gemeen overleg, voor zover nodig, tussen regering en Raad van State.

De heer Dubbelboer (PvdA):

Mijnheer Van der Staaij, wij hebben eerder in het debat gezegd dat wij geen oude schoenen willen weggooien voordat wij nieuwe hebben. In dit geval is het wetsvoorstel met het advies van de Raad van State voor ons een belangrijk document om afwegingen te maken.

De heer De Wit (SP):

Is de minister het met mij eens dat je voorzichtig moet zijn met een wissel als er geen draagvlak voor is? De minister erkent dat er wat met het draagvlak aan de hand is. Buiten de door de heer Van der Staaij genoemde organisaties zou ik nog het Nederlands genootschap van burgemeesters, de Vereniging van griffiers, een aantal wethouders en de Raad voor het openbaar bestuur kunnen noemen. Al deze organisaties hebben tijdens een hoorzitting in de Kamer kritiek geuit op het plan van de minister voor de gekozen burgemeester. In het stuk van de heer Elzinga, dat door 1700 bestuurders is ondertekend, komen ook alternatieven aan de orde. Dit zijn niet alleen de alternatieven die de heer Van der Staaij heeft genoemd, maar er wordt ook uitdrukkelijk verwezen naar de mogelijkheid om de burgemeester door de gemeenteraad te laten kiezen. Is de minister bereid om aandacht te besteden aan die mogelijkheid? De afweging is door deze minister nog nooit gemaakt.

Minister De Graaf:

Dat laatste is natuurlijk niet waar en dat weet de heer De Wit ook. Die afweging is wél gemaakt. Overigens staat in het adres aan regering en Staten-Generaal geen pleidooi voor een door de raad gekozen en benoemde burgemeester, zoals de heer De Wit abusievelijk meent. Ik denk dat die vraag daarom verder geen beantwoording behoeft.

Inderdaad moet je voorzichtig zijn met wissels. Het gaat niet zozeer om draagvlak, maar het gaat er vooral om of het goede wissels zijn. Dat kan in de verschillende takken van sport weleens anders uitvallen. Ik pleit voor goede wissels en daar heb ik ook goede argumenten voor.

De heer De Wit (SP):

In de Kamer bent u nog nooit ingegaan op de argumenten voor een door de raad gekozen burgemeester. U hebt het alleen afgewezen. Wilt u daar alsnog naar kijken en de Kamer alsnog duidelijkheid verschaffen over uw standpunt en waarom dit alternatief niet aanvaardbaar is voor u als minister?

Minister De Graaf:

Volgens mij is de heer De Wit het enige Kamerlid in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat kennelijk niet heeft gehoord wat het argument is tegen een door de raad benoemde burgemeester. Het doet namelijk afbreuk aan het dualisme dat wij hebben ingezet. Het maakt dat bestuur en gemeenteraad als controlerend orgaan weer geheel in elkaar verweven zijn. Dat zeg ik vandaag niet voor de eerste keer, maar dat heb ik telkenmale gezegd. Het is een andere kwestie dat de heer De Wit het niet met mij eens is, maar hij kan mij niet verwijten dat ik er niet op in ga.

De heer Slob (ChristenUnie):

De fractie van de ChristenUnie neemt de kritiek en de bezwaren serieus die vanuit het lokale bestuur met kracht naar ons toe komen. Wij vinden dat die kritiek ook in dit huis, waar wij de debatten over de gekozen burgemeester moeten voeren, serieus moet worden genomen. Is de kritiek die met zoveel kracht naar ons toekomt, geen reden voor de minister om eerst de evaluatie van de dualisering te laten plaatsvinden om pas daarna te besluiten hoe wij verder gaan met de gekozen burgemeester? Zou dat niet de geëigende weg zijn die recht doet aan de kritiek die uit het land naar ons toekomt?

De heer Van der Ham (D66):

Er is ook een "adres" verschenen van een aantal D66-burgemeesters. Ik neem aan dat u ook die opbouwende en constructieve bijdrages meeneemt in het uiteindelijke wetsvoorstel.

Minister De Graaf:

Ik heb wel gehoord dat een aantal D66-burgemeesters een manifest heeft opgesteld, maar ik heb het nog niet gezien. Als u het hebt, ontvang ik het graag. Ik hoorde overigens dat het een ondersteuning van het regeringsbeleid is.

De heer Van der Ham (D66):

Er stonden ook een aantal aanvullingen en wat kritiek in. Ik neem aan dat u daar constructief naar kijkt.

Minister De Graaf:

Er zal vanzelfsprekend constructief worden gereageerd, ongeacht de politieke herkomst van de stukken.

Naar boven