Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Arib aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat veel fysiotherapiepraktijken failliet zijn gegaan als gevolg van de bezuinigingen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Vandaag stond in De Telegraaf dat iedere week drie fysiotherapiepraktijken failliet gaan en dat de vraag naar fysiotherapie met 15% is afgenomen. Dat betekent dat 300.000 mensen niet langer een beroep doen op de fysiotherapeut. Vooral fysiotherapeuten in de achterstandswijken sluiten hun deuren.

Ik neem aan dat die 300.000 mensen die niet langer gebruikmaken van fysiotherapie dat niet doen omdat ze zich opeens lekker fit voelen. Ze doen dat, omdat ze het sinds 1 januari, de ingangsdatum van deze bezuiniging, domweg niet meer kunnen betalen. Realiseert de minister zich eigenlijk wel dat zijn beleid consequenties heeft voor patiënten en zorgverleners?

Voor patiënten betekent het dat ze langer moeten rondlopen met klachten die in veel gevallen door ontbreken van therapie zullen verergeren. In hoeverre wordt hierdoor gekort op preventie? In hoeverre is er sprake van verschuiving van kosten? Heeft de minister enig zicht op het verband tussen het afgenomen gebruik van fysiotherapie en het toegenomen gebruik van medicatie en curatieve zorg?

Veel mensen kunnen dankzij regelmatige fysiotherapie langer blijven meedraaien in het arbeidsproces. Wat kost deze extra zorg? Wat kost ons eigenlijk die uitval? Welke koopkrachteffecten heeft deze maatregel voor chronisch zieken die aangewezen zijn op fysiotherapie?

Bij de behandeling van de begroting van VWS voor 2004 zei de minister dat hij verwachtte dat de totale kosten voor herverzekering van fysiotherapie ongeveer € 55 à € 58 per jaar zouden bedragen en dat dit effect was meegenomen in het koopkrachtbeeld. Vindt de minister dat nog steeds, ook wanneer hij het overzicht van de premies van aanvullende verzekeringen hierbij betrekt? Die aanvullende verzekering kost namelijk € 22,90 per maand in plaats van € 55 per jaar, zoals de minister vorig jaar beweerde.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Wie De Telegraaf van vanochtend opensloeg, had gemakkelijk de indruk kunnen krijgen dat er een enorme golf van faillissementen door de Nederlandse fysiotherapiewereld gaat. Wie de cijfers goed had gelezen, had uit die cijfers echter kunnen afleiden dat er per maand 3 fysiotherapeuten hun deuren sluiten. Als dit cijfer van de heer Eenhoorn, de voorzitter van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie, juist is, betekent dat er 36 fysiotherapeuten per jaar failliet gaan. Er zijn in Nederland echter ongeveer 7000 fysiotherapeuten werkzaam. Het aantal fysiotherapeuten vermindert dus met 0,5% per jaar. Dat kan toch nauwelijks schokkend worden genoemd. Ik denk dat menige bedrijfstak op dit moment zijn handjes dicht zou knijpen met dit resultaat. Overigens begrijp ik natuurlijk heel goed dat het voor fysiotherapeuten die hun praktijk moeten sluiten, geen plezier is. Je moet het echter wel in perspectief durven plaatsen.

Wij hebben inderdaad waargenomen dat op de korte termijn het gebruik van fysiotherapie met ongeveer 14% is gedaald. Wat hiervan de oorzaak is, is mij niet geheel duidelijk, maar aan de aanvullende verzekering kan het niet echt liggen. In een brief heb ik naar aanleiding van informatie die wij van Zorgverzekeraars Nederland hebben ontvangen, geschreven dat er zeer ruime mogelijkheden zijn geweest voor het afsluiten van een aanvullende verzekering. 99% van de mensen die al aanvullend waren verzekerd, heeft dat ook gedaan. Een aantal mensen heeft er klaarblijkelijk bewust voor gekozen om dat niet te doen. Er zijn natuurlijk wel kosten aan verbonden, maar die waren wel te overzien.

In dat licht is het niet verrassend dat wat meer eigen financiële verantwoordelijkheid tot een daling van het volume van fysiotherapie leidt. Dat ziet men ook in bijvoorbeeld Duitsland, waar men meer financiële prikkels heeft geïntroduceerd via eigen betalingen. Dat heeft geleid tot een daling van de medische consumptie van 10 tot 15%. Dat is dus allemaal niet erg verwonderlijk. Ik heb geen aanwijzingen dat die eigen financiële verantwoordelijkheid zou leiden tot meer medicijngebruik of toevlucht tot andere vormen van medische consumptie. Het is ook nog te vroeg om dat soort verschuivingseffecten te kunnen toepassen. Dat houd ik natuurlijk in de gaten.

Mevrouw Arib (PvdA):

Waar baseert de minister zijn opvattingen op? De uitspraken van de voorzitter van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie zijn gebaseerd op praktijkervaringen en op de signalen die hij opvangt vanuit het veld. Het valt mij op dat de minister allerlei uitspraken doet op basis van eigen waarnemingen en niet op basis van gedegen onderzoek. Kan de minister meer argumenten geven en niet alleen op zijn indruk afgaan dat het minder schokkend is. Het is niet het eerste signaal dat wij krijgen over fysiotherapie. Wij hebben ook brieven van burgers ontvangen die dagelijks worden geconfronteerd met deze problemen. De minister weet ook dat bij de begrotingsbehandeling veel fracties, waaronder de mijne, enorm bezwaar hebben gemaakt tegen het vergoeden van maximaal negen behandelingen fysiotherapie. Dat is zeker voor chronisch zieken geen makkelijke maatregel. Wat gaat de minister hieraan doen?

Ik heb ook geen antwoord gekregen op een van mijn vragen. De minister heeft steeds volgehouden dat de maatregelen, met name de bezuinigingen op fysiotherapie, geen effect hebben op het koopkrachtbeeld. Hij was ook van mening dat de aanvullende verzekering ongeveer € 55 per jaar zou kosten. Uit overzichten van de zorgverzekeraars blijkt dat mensen toch ongeveer € 30 per maand kwijt zijn aan aanvullende verzekeringen. Het gaat natuurlijk niet alleen om fysiotherapie. Mensen worden dagelijks geconfronteerd met de cumulatie van een aantal maatregelen.

Minister Hoogervorst:

Wat betreft het aantal faillissementen baseer ik mij niet op eigen waarnemingen. Ik gebruik de cijfers die het genootschap zelf in de krant van vanmorgen openbaar heeft gemaakt. Er wordt gesproken over drie faillissementen per maand. Dat zijn er ongeveer 36 per jaar.

Mevrouw Arib (PvdA):

Er maken 300.000 mensen minder gebruik van fysiotherapie.

Minister Hoogervorst:

Die 36 is ongeveer 0,5%. Dat wordt ervaren als een enorme schokgolf. Dat is het misschien ook wel voor de zorgwereld waar het begrip faillissement betrekkelijk onbekend is. Als het echter wordt vergeleken met faillissementsgolven zoals die op dit moment door het bedrijfsleven heengaan, is het zeer beperkt. Dat geldt zeker omdat de fysiotherapeuten zelf erkennen dat er op dit moment eigenlijk een overaanbod van fysiotherapeuten is in ons land. Ik vind dat geen shockerend getal.

Wij hebben uitgebreid gesproken over de koopkrachteffecten. Wij hebben deze maatregelen in 2003 al verwerkt in de koopkrachtplaatjes voor 2004. Er hebben zich verder geen bijzondere zaken voorgedaan.

Mevrouw Arib (PvdA):

Die vergelijking met het bedrijfsleven gaat in dit geval absoluut niet op. Als fysiotherapie immers niet meer beschikbaar is, zeker in achterstandswijken, hebben mensen daar direct last van. Dat merken ze ook aan hun gezondheid. Volgens mij is dat een groot goed voor mensen. Daarop moet je zuinig zijn. Ik vind dus dat het niet te vergelijken is.

De minister heeft het steeds over faillissementen, maar het gaat erom dat sinds 1 januari jongstleden 300.000 mensen minder gebruik maken van fysiotherapie. Dat is niet niks.

Minister Hoogervorst:

Ik weet niet of het tot die 300.000 gelimiteerd is. Ik kan mij zo voorstellen dat in sommige gevallen de verzekeraars soberder pakketten aan aanvullende verzekeringen hebben aangeboden. Het kan best zijn dat het over een groter aantal mensen is verspreid. Bovendien had ik wel verwacht dat een aantal fysiotherapeuten failliet zou gaan.

Mevrouw Arib (PvdA):

Was dat ook de bedoeling?

Minister Hoogervorst:

Dat was niet de bedoeling. Ik had het wel verwacht, omdat de algemene opinie is dat er te veel fysiotherapeuten in Nederland zijn. Als je fysiotherapie minder verzekert, kun je verwachten dat een aantal fysiotherapeuten failliet gaat. Het is alleen niet erg waarschijnlijk dat er een aanbodsprobleem is. Er blijven namelijk 7000 fysiotherapeuten over.

Mevrouw Kant (SP):

De pijn zit natuurlijk bij de mensen die niet aanvullend verzekerd zijn omdat zij dat niet kunnen betalen. Zij kunnen de fysiotherapeut niet betalen. Daar zit de pijn. Het bezoek aan de fysiotherapeut is met 50% afgenomen. Die 50% omvat natuurlijk een aantal van deze mensen. Dat is onacceptabel. U zegt dat die mensen zich wel aanvullend kunnen verzekeren, maar voor een deel van die mensen geldt dit niet, zeker niet voor de mensen die voor 1 januari jongstleden al niet aanvullend verzekerd waren. Zij hebben zich veelal niet kunnen bijverzekeren of hebben het geld niet om zich bij te verzekeren. Het Azivo heeft gezegd dat van de uitkeringsgerechtigden maar liefst 23% niet aanvullend verzekerd is. Deze mensen kunnen de fysiotherapeut niet uit eigen zak betalen. Hebt u inzicht in de omvang van deze groep? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?

Minister Hoogervorst:

Genoeg verzekeraars hebben nieuwe patiënten zonder risicoselectie de mogelijkheid geboden tot het afsluiten van aanvullende verzekeringen. Natuurlijk telt elk dubbeltje, vooral als je een niet zo hoog inkomen hebt. Het zijn echter geen extreem hoge bedragen. Bovendien hebben wij de gemeenten extra ruimte gegeven om de mensen die het niet kunnen betalen een helpende hand toe te steken.

Mevrouw Kant (SP):

Dat is geen antwoord op mijn vraag of u bereid bent om inzicht te verwerven in het aantal mensen dat zich om financiële redenen niet heeft kunnen bijverzekeren en in het aantal mensen dat dus om financiële redenen niet naar de fysiotherapeut gaat. Dat moet u als minister toch willen weten?

Minister Hoogervorst:

Al mijn maatregelen worden op een gegeven moment geëvalueerd. Wij zullen dat aspect ook bestuderen.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Voorzitter. De minister zegt nogal luchtig dat hij niet zo onder de indruk is, omdat hij wel had verwacht dat mensen zouden afzeggen. Dat was toch niet het doel van zijn maatregel? Het doel daarvan was toch dat er werd bezuinigd en dat mensen hun eigen verantwoordelijkheid gingen nemen? Als blijkt dat er mensen zijn die zo weinig verdienen dat zij dit niet meer kunnen betalen, moet de minister dit toch erg vinden en daartegen maatregelen nemen? Dat is toch een onbedoeld verkeerd neveneffect?

Minister Hoogervorst:

Dat was inderdaad niet mijn doel op zichzelf. Mijn doel was dat mensen meer eigen verantwoordelijkheid namen bij het afsluiten van zorgverzekeringen. Het verbaast mij niet dat meer eigen verantwoordelijkheid leidt tot minder medische consumptie. Dat is uiteindelijk natuurlijk wel het doel van de operatie.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Nu blijkt dat vooral mensen in achterstandswijken het niet kunnen betalen. Dat moet u toch schokkend vinden? U moet er toch iets tegen willen doen? Het was toch niet de bedoeling?

Minister Hoogervorst:

Dat is ook de reden waarom wij de gemeenten meer armslag hebben gegeven om mensen in achterstandswijken die aanvullende verzekeringen willen afsluiten, een helpende hand toe te steken.

Mevrouw Schippers (VVD):

Voorzitter. Deze maatregel is genomen in het kader van de begroting. De VVD-fractie heeft bij de behandeling daarvan een motie ingediend met de opmerking dat synchroon hieraan patiënten en fysiotherapeuten nieuwe perspectieven moeten krijgen door de tarieven vrij te geven, zodat ruimte voor nieuw aanbod, innovatie en nieuw elan aan ondernemersschap wordt gegeven. Hoe staat het met de uitvoering van die motie?

Minister Hoogervorst:

Deze of volgende week wordt er waarschijnlijk gestemd over de WTG-Expres. Die stelt mij in de gelegenheid om experimenten met tarieven uit te voeren. Ik kan u meedelen dat vanaf 1 januari aanstaande een experiment met vrije tarieven voor de fysiotherapie wordt uitgevoerd. De motie wordt dus per 1 januari 2005 uitgevoerd.

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. In algemene zin ben ik het volledig met de minister eens dat je niet alleen maar op grond van krantenknipsels conclusies moet trekken. Dat gebeurt nu in mijn ogen te snel. Ik kan ook berekenen dat 3x12 36 is. Los daarvan vind ik dat dit een signaal is dat wij niet mogen negeren. Wij krijgen ook signalen van fysiotherapeuten die weliswaar niet failliet gaan, maar die toch een probleem krijgen. Met name de oudere fysiotherapeuten dreigen – ik zeg het heel voorzichtig – massaal af te haken. Ik vind dit merkwaardig, juist omdat er een brede dekking van de aanvullende verzekering is ontstaan; de minister noemde dit zojuist. Ik vind het dan ook wat kort door bocht om net als mevrouw Kant de conclusie te trekken dat het bij die 23% alleen om de minima zou gaan. Nee, daartoe behoren ook mensen die dit risico wel willen nemen. Kortom, er zijn vele onduidelijkheden en daarom vraag ik de minister, aan het CTG te vragen om te onderzoeken of er aanwijzingen zijn dat er problemen zullen ontstaan. Dit hoeft niet lang te duren, het kan wat mij betreft steekproefsgewijze.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Ik heb al bevestigd dat de productie van fysiotherapeuten aan het krimpen is. Wij zijn de cijfers dus al aan het bekijken, maar het is onduidelijk of dit structureel is of dat het een tijdelijke inzinking is. Het is nog de vraag wat men volgend jaar zal doen; als men geconfronteerd wordt met bepaalde gevolgen, gaat men zich misschien wel bijverzekeren, dus wij moeten dit wel even tijd geven. Maar ik ben bereid om de gevolgen van deze maatregel te bekijken.

De voorzitter:

Ik geef mevrouw Kant nog even het woord, maar alleen om aan te geven waarom zij naar haar mening verkeerd geciteerd is.

Mevrouw Kant (SP):

Dank, voorzitter. Het was geen abuis in krantenkoppen, Azivo heeft zelf onderzocht in hoeverre de mensen zich hebben bijverzekerd. Uit dat onderzoek is gebleken dat van de uitkeringsgerechtigden 23% geen aanvullende verzekering heeft.

Naar boven