Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de fracties van VVD, CDA en D66 stel ik voor, de stemmingen over wetsvoorstel 28220 (Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het gebruik van internationale jaarrekeningstandaarden) (punt 4 van de agenda) wederom uit te stellen.

Ook stel ik voor om aanstaande donderdag, na de lunch, te stemmen over het wetsvoorstel wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling en enkele andere wetten ter uitvoering van richtlijn nr. 2000/43/EG en richtlijn nr. 2000/78/EG (EG-implementatiewet Awgb) (28770) en over het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de bevordering van de opwekking van duurzame elektriciteit (28782).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Herben.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. De zaak Mabel Wisse Smit heeft de afgelopen week voor veel beroering gezorgd. Het is goed dat de minister-president de door ons gestelde vragen zorgvuldig wil beantwoorden en daartoe aanvullend onderzoek heeft toegezegd. Wij denken dat drie weken voldoende moet zijn. Inmiddels is daarvan reeds een week verstreken. Om geen tijd verloren te laten gaan, verzoeken wij de minister-president, in zijn brief tevens in te gaan op de wat cryptische opmerking van minister Remkes, die een onderzoek door derden niet uitsloot. Is de AIVD soms niet goed genoeg? Het antwoord van de minister-president dient duidelijk te maken op welke wijze en door wie het aanvullend onderzoek is uitgevoerd. Verder verzoeken wij de minister-president, in te gaan op onze vraag of het passend is dat mevrouw Wisse Smit bij huwelijk in de adelstand wordt verheven. Ten overvloede wijs ik erop dat dit geen automatisme is, zoals blijkt uit het huwelijk van prinses Margriet met Pieter van Vollenhoven.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Als er nog een aantal extra vragen worden gesteld aan de regering, hecht mijn fractie aan een nadere toelichting van de minister-president op de ministeriële verantwoordelijkheid. Wij hebben begrepen dat de minister-president ervan uitgaat dat deze pas ingaat op het moment dat de toestemmingswet wordt ingediend. Wij gingen ervan uit dat er op het moment dat het kabinet een huwelijksdatum bekend maakt, al sprake is van ministeriële verantwoordelijkheid. Wij krijgen graag een nadere toelichting op welk moment de ministeriële verantwoordelijkheid ingaat.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik wil een kanttekening maken over de gevolgen die volgens de heer Herben samenhangen met een eventuele toestemmingswet. Mijn fractie heeft er geen behoefte aan om vooruit te lopen op het al of niet verheffen in de adelstand.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb vorige week al gezegd dat het mij lijkt dat alle kwesties die tot nu toe zijn opgeworpen, thuishoren in de toestemmingswet die al of niet aan de Kamer wordt aangeboden. Ik houd het daarbij. Ik heb dit vorige week met meer redenen omkleed.

De heer Herben (LPF):

Ik sluit mij aan bij de vraag van mevrouw Vos. De minister-president heeft bij de behandeling van de begroting van Algemene Zaken gezegd dat alle vragen over het koningshuis en aanvullende onderzoeken onder zijn ministeriële verantwoordelijkheid vallen. Volgens mij is die vraag dus al beantwoord. Het kan geen kwaad om deze voor alle zekerheid te herhalen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Buijs.

De heer Buijs (CDA):

Allereerst excuses voor het feit dat ik zojuist niet op mijn plek was, maar dat had te maken met het binnenkomen van een brief die een rechtstreekse relatie heeft met mijn verzoek. De leden van de vaste commissie voor VROM wensten een VAO aan te vragen over een Nimby-procedure ter zake van Onderbanken, waarover zojuist een brief van de minister is binnengekomen. Deze zullen wij morgen in de commissie bespreken en daarna kom ik mogelijk op mijn verzoek terug.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Crone.

De heer Crone (PvdA):

Ook mijn excuses dat ik iets vertraagd was, maar ik wil graag heropening vragen van het debat over de algemene financiële beschouwingen. Er is een brief binnengekomen van het kabinet over de medicijnknaak, maar daardoor zijn wij nog niet helemaal overtuigd. De brief is wel kort en krachtig, maar de argumentatie en onderbouwing zijn niet zo goed. Wij willen daar graag met de minister van Financiën over spreken. Omdat hij vandaag in Luxemburg is, vinden wij het ook goed als dat morgen of overmorgen gebeurt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik steun het verzoek van de heer Crone zeer. Ik zou het op prijs stellen als de "medicijnman" van dit kabinet, de heer Hoogervorst, bij dat debat aanwezig kon zijn.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb daar geen bezwaar tegen. Hoofdzaak is dat de minister van Financiën aanwezig is.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek van de heer Crone, aangevuld door de heer Vendrik, te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Bij de heropening van de algemene financiële beschouwingen zal de spreektijd van de fracties in acht worden genomen. De heropening zal plaatsvinden op een nader te bepalen moment, waarschijnlijk morgen aan het einde van de dag. Dit betekent tevens dat vandaag niet over de desbetreffende moties zal worden gestemd.

Het woord is aan de heer Van Dam.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Vanmorgen ontvingen wij een brief van minister Donner over het wetsvoorstel tot aanpassing van het Burgerlijk Wetboek en andere wetten in verband met de implementatierichtlijn elektronische handel. In de brief worden dusdanige woorden gebezigd dat ik daarover nader met de minister van gedachten wil wisselen. Ik vraag daarom heropening van het debat.

De voorzitter:

Ik stel voor aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dit betekent wel dat de stemmingen over dit onderwerp van de agenda van vandaag worden afgevoerd.

Naar boven