Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2004 (29200 IV).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Leerdam, die zijn maidenspeech zal houden.

De heer Leerdam (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Un wowo ta mira batata, un otro ta mira foenchi, oftewel een oog ziet aardappel, een ander oog foenchi, de Antilliaanse polenta. Dit schreef de bekende Antilliaanse auteur Frank Martinus Arion. Het ene oog ziet Nederland, het andere oog Curaçao. Een mooiere beschrijving van een Koninkrijksburger kan ik mij niet voorstellen. Geboren en getogen op Curaçao en al jaren woonachtig in Nederland voel ik mij een Koninkrijksburger en kijk ik met die blik naar de samenwerking tussen Nederland, Aruba en de Antillen.

Van huis uit ben ik theaterregisseur. Het belangrijkste voor een regisseur is dat hij zijn acteurs en alle anderen die een bijdrage leveren aan een theaterproductie, respecteert. Alleen dan kunnen zij goede prestaties leveren. In de theaterwereld gaat het ook om passie en betrokkenheid. Dezelfde drie elementen: respect, passie en betrokkenheid, moeten in de Koninkrijksrelatie centraal staan.

Als ik als Koninkrijksburger naar de relatie tussen Antillen, Aruba en Nederland kijk, en meer in het bijzonder de relatie tussen Antillen en Nederland beschouw, lijkt het vaak of twee mensen met elkaar willen dansen, maar geen van beiden de ander ten dans durft te vragen. En als ze na veel aarzelingen besluiten samen een tango te dansen, gaat het dusdanig stroef dat de danspartners meer op elkaars tenen staan dan dat er gedanst wordt. Het wil niet echt swingen.

Wij van de Partij van de Arbeid vinden dat daarin verbetering aangebracht kan worden. Wij willen dat de partijen dichter bij elkaar komen en dat willen wij doen. Ik zou een gelukkig mens zijn als dat lukt. Ze hoeven niet meteen cheeck to cheeck te dansen, maar een warme tropische glimlach en relativerende wiegende heupen zijn op hun tijd niet weg.

Helaas moet ik constateren dat er in de huidige Koninkrijksrelaties geen evenwicht bestaat tussen de verschillende ambities en de belangen van de Koninkrijkspartners. Evenwicht ontbreekt in de afweging van belangen tussen de Koninkrijkspartners. Alleen met een evenwichtige afweging van zowel de Nederlandse als de Antilliaanse belangen zullen wij kunnen uitkomen op een hoger plan en stort de gehele samenwerkingsrelatie niet in elkaar. Wij moeten met elkaar zorgen dat dit lukt.

Het gaat erom dat vanuit de eigen verantwoordelijkheid van elk Koninkrijksdeel, het Koninkrijk bij elkaar blijft. Dat is mijn inspiratie en aspiratie als Koninkrijksburger. Er moet meer regie komen, meer samenspel, meer de handen in elkaar slaan in plaats van het isolement op te zoeken.

Mijn stelling is dat een goede samenwerkingsrelatie van Nederland met de Antillen en Aruba ook in het belang is van Nederland. Gaat het goed, dan zal Nederland met de Antillen en Aruba genieten van de vruchten van dit beleid; vruchten zoet als tropisch fruit. Bij een slecht beleid zal ook in Nederland de peperdure rekening gepresenteerd worden. De Antillen en Aruba zijn namelijk niet langer een ver-van-mijn-bedshow. Het beleid dat Nederland voert ten aanzien van de Antillen heeft direct repercussies voor de situatie hier en nu. Armoede op de Antillen betekent dat jongeren naar Nederland komen op de vlucht voor die armoede. Wijs beleid uit welbegrepen Nederlands en Koninkrijksbelang is er daarom op gericht, deze armoede te bestrijden en een betere toekomst te vinden.

Hoe gaat het nu met de passie, betrokkenheid en respect? Hoe staan wij er voor? Zitten wij op koers? Ik noem eerst een paar positieve punten. Met Aruba lijkt het goed te gaan. Bij het werkbezoek van de fractievoorzitters aan de Antillen stonden tal van problemen centraal. Er is een politiek momentum gecreëerd waardoor nu echt politieke knopen kunnen worden doorgehakt. Passie en betrokkenheid waren er zeker wel bij dit bezoek van de fractievoorzitters. Wederzijds respect was steeds het discussiepunt en is zeker voor verbetering vatbaar.

Wederzijdse irritaties zijn er te over. Toch zijn de problemen met elkaar verbonden. Zo verwijten de Antillen Nederland geen oog te hebben voor de armoede op de Antillen en verwijt Nederland de Antillen de ogen te sluiten voor de overlast veroorzakende Antilliaanse jongeren. Toch zijn deze twee thema's met elkaar verbonden. Dat krijg je als een oog aardappel ziet en het andere foenchi. De bolletjesslikkers en de immigratie van problematische Antilliaanse jongeren zijn namelijk ook een gevolg van de armoede. Die armoede heeft weer te maken met onvoldoende onderwijs en vorming en gebrek aan toekomstperspectief. Bolletjesslikkers en migratie zijn de tweede en de derde akte in een tragedie die armoede heet.

De belangrijkste aandachtspunten voor de fractie van de Partij van de Arbeid zijn rechtshandhaving, armoedebestrijding, onderwijs en cultuur, economische ontwikkeling, gezondheidszorg en good governance. De rolverdeling zal moeten zijn dat Nederland de samenwerkingsrelatie op deze terreinen richt en financiële middelen beschikbaar stelt aan de Antillen om op deze zes terreinen concrete doelstellingen te realiseren. Wij zullen samen aan de problemen werken, maar met zo groot mogelijke zelfstandigheid.

De rechtshandhaving op de Antillen en Aruba wordt bedreigd door goed georganiseerde drugssyndicaten die de samenleving in hun greep proberen te krijgen. Hierin ingrijpen is een gedeeld belang van de Koninkrijkspartners.

Opsluiting maakt deel uit van de rechtshandhavingsketen. Ik ben op werkbezoek geweest bij de noodgevangenis van de drugskoeriers in Zeist. Een van de opgesloten vrouwen vertelde mij dat zij vijf kinderen heeft. De oudste is twintig, de jongste zeven. Zij had haar kinderen gezegd dat zij voor vier dagen naar Nederland zou gaan. Nu zit zij zeven maanden opgesloten en zijn haar kinderen aan hun lot overgelaten. Zij zei dat als zij niet geconfronteerd was geweest met verstikkende armoede, zij deze stap nooit gewaagd had.

Het komt mij voor dat wij meer dan voorheen in onze relatie met de Antillen oog moeten hebben voor armoedebestrijding. Het is daarom te gek voor woorden dat in de samenwerkingsrelatie met de Antillen alleen aandacht is voor duurzame economische ontwikkelingsprogramma's, bestuurlijke ontwikkeling en onderwijs. Armoedebestrijding op korte termijn ontbreekt in dit rijtje.

Bij armoedebestrijding zou ik onderscheid willen maken tussen acties die op korte termijn resultaat opleveren en acties op langere termijn. Bij acties op korte termijn denk ik aan de bestrijding van de acute noden in achterstandswijken, dus het opknappen van krotten, het renoveren van scholen, de aanschaf van lesmateriaal en het voorzien in eten op school. Wij vragen de regering dan ook hoeveel delegaties uit Nederland bijvoorbeeld nog langs de Giovannischool moeten gaan, een basisschool op Seru Grandi (Fuik), voordat de kinderen daar niet meer met honger in hun magen naar school komen. Voor armoedebestrijding op langere termijn is het van cruciaal belang dat jongeren op zowel de Antillen als op Aruba goed onderwijs en cultuuronderricht genieten. Een deel van de problemen van de Antilliaanse jongeren vloeit voort uit het ontbreken van goed onderwijs en culturele vorming, waardoor zij niet trots zijn op hun eigen Antilliaanse identiteit. Jongeren moeten zowel op de Antillen als op Aruba een goed toekomstperspectief hebben. Ik wil graag een toelichting van de regering op het voorgenomen besluit om per 1 september 2004 de studiefinanciering voor studenten aan de universiteit op de Antillen en Aruba stop te zetten. Het vrijgekomen geld zal worden besteed aan andere onderwijssamenwerkingsprogramma's. Op welke wijze is de regering van plan dit te gaan doen?

Op Aruba gaat het economisch gezien schijnbaar goed, maar op de andere eilanden minder. Welke mogelijkheden heeft Nederland volgens de regering om de economische toekomstperspectieven te verbeteren van elk eiland, gebruikmakende van de economische sterktepunten?

Good governance begint met een integere overheid, maar ook met een overheid die zo min mogelijk bureaucratisch is. Er bestaat bureaucratie tussen de eilandgebieden en de landsregering, tussen Willemstad en de andere Antilliaanse eilanden, maar ook tussen Den Haag en Willemstad. Veel tijd en energie gaan verloren aan ambtelijke tredmolens. Naar onze mening zijn de problemen met het overzeese Koninkrijksdeel meer bestuurlijk dan staatkundig van aard. Het Statuut en de regels dienen oplossingen van de aanwezige problemen te faciliteren. De vorige week gemaakte opmerking van de minister van Buitenlandse Zaken in de Kamer dat het Statuut moet worden aangepast als de ultraperifere status wordt verwezenlijkt, heeft de nodige vraagtekens opgeroepen. Kan de regering hier nader op in gaan?

Ook in de samenwerkingsrelatie met de Antillen dient er bestuurlijke vernieuwing te ontstaan. Als ik spreek van bestuurlijke vernieuwing, bedoel ik dat naar mijn mening de samenwerkingsrelatie met de Antillianen analoog moeten zijn aan de systematiek van het Grootstedenbeleid. Dat betekent zo min mogelijk bureaucratie en zo veel mogelijk afspraken over te boeken resultaten. Dan mag van de fractie van de Partij van de Arbeid als tegenprestatie van de Antillen worden geëist dat de overheidsfinanciën ingrijpend worden gesaneerd. In lijn met het rapport-Tromp vinden wij dat de euro niet aan de bureaucratie dient te worden uitgegeven, maar direct aan de pan frances met kaas op de ontbijtborden van de kinderen. Gaarne een reactie van de regering op deze denkrichting.

De migratie van Antilliaanse jongeren is naar mijn mening een Koninkrijksaangelegenheid. Deze migratie is een gevolg van de oogverblindende rijkdom na schrijnende armoede op de Antillen, maar ook binnen ons eigen Koninkrijk. Huisvesting bij een familielid is vaak geen oplossing en leidt er reeds na enkele weken toe dat jongeren gaan zwerven en geen vaste verblijfplaats meer hebben. Eén sluitend opvangsysteem is er niet. In het kader van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting, beter bekend als het SEV-traject, komen er opvangplaatsen vrij voor Antilliaanse jongeren. Het zijn niet meer dan druppels op de gloeiende plaat. Graag horen wij van de minister wat er van de voorstellen van oud-minister Van Boxtel inzake opvang van Antilliaanse jongeren terecht is gekomen.

Tot slot vraag ik aan de regering wat er is gebeurd met het rapport "nèt loke falta" oftewel "ontbrekende schakels" dat onder leiding van Jacques Veeris is opgesteld. In het rapport wordt de problematiek van Antilliaanse jongeren in Nederland geanalyseerd. Juist dit rapport verdient aandacht. Het is een in de Antilliaanse samenleving breed gedragen analyse, ook door al die mensen uit de Antillen en Aruba die thuis zijn in de Nederlandse samenleving die de hiervoor geschetste problemen ook vreselijk aan het hart gaat en die niets liever willen dan een oplossing en de harde conclusies uit het rapport niet uit de weg gaan.

Voorzitter, dames en heren. Wij staan op de drempel van de viering van 50 jaar Statuut. 50 jaar Statuut is reden voor een feest. Laten wij met elkaar nogmaals proberen weer met elkaar in gesprek te raken, niet als muurbloempjes naar elkaar te kijken, maar op elkaar durven af te stappen en de ander ten dans te vragen. Als je op elkaars tenen trapt, zou het niet erg moeten zijn: wij zijn al meer dan 350 jaar samen. Wij hoeven niet meteen te schuifelen, in innige omhelzing te gaan dansen – schuren, zo zouden wij in het Caribisch gebied zeggen – want er mag ook los van elkaar gedanst worden. Wij hoeven niet de traditionele manier van dansen aan te houden waarbij alleen twee mensen met elkaar dansen. Wij kunnen ook met z'n drieën los van elkaar dansen, dus met de drie Koninkrijkspartners samen.

De PvdA zal er alles aan doen wat in haar vermogen ligt om de Koninkrijksbanden weer te laten swingen.

De voorzitter:

Staat u mij een heel kort persoonlijk woord toe, mijnheer Leerdam. U bent hier nu ongeveer acht maanden onze collega en er is vaak rondom u een ontspannen sfeer, een sfeer van veel lachen, veel humor en soms hilariteit. Vanavond hebt u die andere en misschien wel belangrijkste kant van u laten zien: u weet een ernstig probleem op een buitengewoon ernstige manier te benaderen en te onderstrepen. Dankzij u en de objectieve voorbereiding van onze reis met de fractievoorzitters naar de Antillen en Aruba ben ik beter dan daarvoor in staat geweest om u vanavond goed te begrijpen. En dat alles zonder enig oordeel te geven over de inhoud van uw betoog. Ik feliciteer u met uw maidenspeech.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Mevrouw Sterk (CDA):

Voorzitter. Ik begin deze swingende begrotingsbehandeling met een "bon bini". Dat is het eerste wat toeristen zien als zij het vliegveld van Hato afrijden na een lange vlucht naar hun vakantiebestemming. Steeds meer Nederlanders bezoeken de Nederlandse Antillen en Aruba voor een zonvakantie. De advertenties tonen aantrekkelijke plaatjes van prachtige stranden en een azuurblauwe zee. Wij hebben dat ook kunnen ervaren tijdens de reis van de vaste commissie naar de eilanden in maart 2003. Wat zijn het een pareltjes!

Ik sta hier echter niet om reclame te maken voor de eilanden binnen ons Koninkrijk, want de eilanden hebben helaas ook een minder zonnige kant, die de gemiddelde toerist niet ziet. Ik heb het nu over armoede, werkloosheid, drugscriminaliteit en een slechte toestand in het onderwijs, de gezondheidszorg en de overheidsfinanciën.

Zowel Nederland als de Nederlandse Antillen, en in iets mindere mate Aruba, staan voor de belangrijke opgave om in eigen land structurele hervormingen en bezuinigingsmaatregelen te treffen. Het gaat om pijnlijke maatregelen die nodig zijn voor herstel van de economie en van de overheidsfinanciën. Het uiteindelijke doel is perspectief op werk, inkomen, goed onderwijs en een goede gezondheidszorg. In mijn bijdrage zal ik eerst ingaan op de situatie op de Nederlandse Antillen en daarna nog kort op de situatie op Aruba.

Op de Nederlandse Antillen is de situatie op diverse terreinen al jaren zorgelijk. Uit de gesprekken en de toespraken tijdens de afgelopen contactlandbijeenkomst heb ik het goede gevoel overgehouden dat bij de parlementariërs aan zowel de Nederlandse als de Antilliaanse kant de wil bestaat om de problemen gezamenlijk aan te pakken. Daarbij vraagt vooral de armoede om een voortvarende aanpak. Het gekke is natuurlijk dat de Nederlandse Antillen eigenlijk niet arm zijn. De rijkdom is echter ongelijk verdeeld. Wat mijn fractie betreft moet de regering-Godett snel laten zien hoe zij dit verdelingsvraagstuk denkt aan te pakken, ten gunste van de mensen die nu in armoede leven. Het heeft mijn fractie hogelijk verbaasd dat de eerste actie van de kersverse regering een maatregel is om de eigen portemonnee te spekken. Hoewel dit natuurlijk in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de Antilliaanse regering is, is mijn fractie zeer bezorgd over dit signaal naar de Antilliaanse bevolking. De CDA-fractie spreekt de hoop uit – ik ben niet van enig cynisme gespeend – dat de tweede actie van de regering een actieprogramma zal zijn ter bestrijding van de armoede. Wat denkt de minister hier zelf van? Is de minister bereid deze kwestie te bespreken tijdens zijn eerstvolgende ontmoeting met premier Godett?

In dit kader is het treurig dat er sprake is van een onderbesteding van de samenwerkingsmiddelen. In 2002 is er maar liefst een bedrag van 25 mln euro teruggevloeid in de kas van de minister van Financiën. Wat is er waar van het verhaal dat van Nederlandse zijde ondersteuning is geboden bij de indiening van de programmavoorstellen, maar dat desondanks geen enkel voorstel door het ministerie is gehonoreerd? Zullen de ontbureaucratisering en deregulering die dit kabinet voorstaat, hun uitwerking hebben op de Koninkrijksrelaties? De minister wil eerst een gedegen, objectieve analyse van de armoedesituatie. Er wordt al jaren lang gesproken over een rol voor de Wereldbank hierbij. De Antillianen zeggen dat inschakeling van de Wereldbank niet nodig is, omdat er al genoeg rapporten liggen en er dus al genoeg bekend is. Hoe ziet de minister dit?

Een andere punt dat om een voortvarende aanpak vraagt, betreft het onderwijs en de jeugd. De jeugd heeft de toekomst, maar voor veel Antilliaanse jongeren ziet de toekomst er helaas niet goed uit. Tijdens de contactplanbijeenkomst is van Antilliaanse zijde gepleit voor met name investeringen in onderwijs en scholing. De CDA-fractie heeft bij de begrotingsbehandelingen in de afgelopen jaren telkens het belang van goed onderwijs benadrukt. Het vormt een belangrijke voorwaarde voor een perspectiefvolle toekomst van jongeren en daarnaast voor een goed investeringsklimaat. Laten wij ook niet vergeten dat een verbetering van het perspectief op de Nederlandse Antillen migratie naar Nederland kan helpen voorkomen. De voormalige minister Hirsch Ballin pleit ervoor om op Koninkrijksniveau meer samenhang te zoeken om goed onderwijs te waarborgen. Wat vindt de minister daarvan? Al jaren wordt er gesproken over de groep Antilliaanse jongeren die onvoldoende voorbereid naar Nederland komt. De incidenten die in de krant staan, laten zien dat de problematiek nijpend is. Er is al veel over gesproken, maar de resultaten zijn slecht. In 2001 gaf minister Van Boxtel al aan dat maatregelen als de voogdijregeling, de verplichte afstemming van gegevens en de in- en uitschrijving op de Antillen zijn mislukt. Vindt het de minister niet net als wij dat het tijd is voor een toelatingsregeling?

De heer Dittrich (D66):

U spreekt over een toelatingsregeling. Ik begrijp de zorg van de CDA-fractie, met name wanneer het gaat om Antilliaanse jongeren die hier geen goede plek vinden en op straat verzeild raken en in de criminaliteit terechtkomen. Hoe stelt u zich die toelatingsregeling voor? Er is immers al eerder over gesproken.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik refereer aan een nota uit 1998 over migratie van Antilliaanse jongeren. Het was ook toen al onderwerp van discussie. In die nota wordt een aantal voorstellen gedaan voor organisatie van een dergelijke regeling. Er kan worden gedacht aan een regeling die lijkt op de regeling die de Nederlandse Antillen hanteren voor Nederlanders die naar de Antillen willen, namelijk de Landsverordening Toelating en Uitzetting. Op grond van deze regeling wordt een aantal eisen gesteld aan Nederlanders die naar de Antillen willen. Er zou een soortgelijke regeling kunnen worden ontworpen die geldt voor, met name kansarme, Antilliaanse jongeren die naar Nederland willen. Wij willen de focus richten op het perspectief op de Nederlandse Antillen. Daar moet het gebeuren en daar moet worden voorzien in goed onderwijs. Daarom pleiten wij voor een toelatingsregeling.

De heer Dittrich (D66):

Kunt u iets meer van uw denkbeelden ontvouwen door aan te geven wat voor soort voorwaarden er moeten worden gehanteerd, wie deze voorwaarden moet stellen en hoe de controle hierop moet plaatsvinden?

Mevrouw Sterk (CDA):

Wij willen in eerste instantie een reactie van de minister op ons voorstel. Eisen zouden kunnen zijn dat mensen die hierheen komen perspectief op een baan hebben of ingeschreven staan bij een opleiding en dat zij passende huisvesting hebben. Dat zijn belangrijke voorwaarden voor mensen om hun weg te kunnen vinden in de Nederlandse samenleving. Aan dergelijke eisen denken wij bij een toelatingsregeling. Ik wil echter vooral weten wat de minister vindt. Hij zal dit voorstel immers moeten uitvoeren.

De heer Dittrich (D66):

U zegt steeds dat het een voorstel is. Daarom probeer ik te doorgronden wat het voorstel precies inhoudt. U zegt dat er moet worden gefocust op kansarme jongeren. Hoe beoordeelt u wie kansarm is?

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik heb niet gezegd dat er moet worden gefocust op kansarme jongeren. Ik heb alleen gezegd dat kansarme jongeren heel kwetsbaar zijn als zij naar Nederland komen zonder dat zij hier uiteindelijk een perspectief hebben. Iemand heeft hier perspectief als hij kans heeft op een baan, dus als er een werkgever is die hem in dienst wil nemen, of als hij een opleiding kan volgen en als hij huisvesting heeft. Dat maakt dat men zich staande kan houden in de Nederlandse samenleving.

De heer Dittrich (D66):

Is de CDA-fractie van mening dat mensen hier niet meer voor korte tijd op bezoek moeten kunnen komen? Mogen mensen die geen baan of huisvesting hebben hier niet meer komen?

Mevrouw Sterk (CDA):

Daarop zou ik graag een reactie van de minister hebben. Er zou als eis kunnen worden gesteld dat er een retourticket moet kunnen worden getoond en dat de persoon in kwestie kan aangeven waar hij verblijft.

De heer Nawijn (LPF):

Ik meen dat uw fractie voor het voorstel was om mensen van de Antillen een status toe te kennen die gelijk is aan de status van mensen uit de Europese Unie. Hoe verhoudt zich dat met elkaar in het licht van het vrije verkeer van personen?

Mevrouw Sterk (CDA):

Wij willen in eerste instantie een toelatingsregeling voor mensen die onderdeel zijn van het Koninkrijk. Wij hebben de discussie over de Europese Unie in het vooruitzicht. Volgend jaar zal een commissie zich gaan bezighouden met de toekomst van de Nederlandse Antillen en Aruba in het verband van het Koninkrijk ten opzichte van de Europese Unie. Daar zal deze discussie ook aan de orde komen. Die willen wij voorlopig even afwachten.

De heer Leerdam (PvdA):

De toelatingsregeling bestaat toch niet meer?

Mevrouw Sterk (CDA):

Formeel bestaat die toelatingsregeling nog wel. Er is gezegd door de Antillen dat mensen niet meer kunnen worden geweigerd op grond van deze regeling. Weet de minister hoe de LTU wordt vormgegeven? Wij vinden overigens dat er los hiervan een toelatingsregeling moet komen voor Antilliaanse jongeren die naar Nederland komen.

De heer Leerdam (PvdA):

Hoe ziet u dat verder?

Mevrouw Sterk (CDA):

Dat heb ik zojuist ook al aangegeven in antwoord op de interruptie van de heer Dittrich. Als mensen naar Nederland willen komen, moeten zij dus kunnen aangeven of zij perspectief hebben op een baan, op een opleiding en of zij huisvesting hebben. Zo niet, dan zullen zij geen toestemming krijgen om naar Nederland te komen.

De heer Leerdam (PvdA):

Ik ben het erg met de heer Dittrich eens, als hij zegt dat mensen die voor een langere vakantie naar Nederland willen komen, dan dus eerst een test ingevolge de toelatingsregeling moeten ondergaan. Kunt u dit uitleggen?

Mevrouw Sterk (CDA):

Wij hebben het over permanente vestiging. Mensen die hier op vakantie komen, kunnen bij wijze van spreken een retourticket laten zien. Wij kunnen ook gewoon op vakantie naar de Nederlandse Antillen, ondanks de LTU-regeling.

De heer Leerdam (PvdA):

Zij kunnen echter via België en Duitsland, alsook via allerlei andere kanalen Nederland binnenkomen. Hoe ziet mevrouw Sterk dit dan? Moeten wij muren bouwen, zoals in Israël?

Mevrouw Sterk (CDA):

Dat is wel een heel scherpe voorstelling van zaken. Als mensen eventueel op een andere manier Nederland binnen kunnen komen, wil dat niet zeggen dat hier geen maatregelen moeten worden genomen. Nogmaals, het gaat ons om het perspectief van de jongeren. Dat moet op de Nederlandse Antillen zijn. Daar moet de nadruk op liggen en daarin moeten wij investeren. Wij hebben er niets aan als jongeren onvoldoende voorbereid naar Nederland komen. Ik ben gisteren in de wijk Spangen geweest en ik zag daar Antilliaanse jongeren op straat lopen. Ik kan u verzekeren dat dat geen goede plek is voor hen. Ik herhaal dat het ons om die jongeren gaat; zij moeten een perspectief hebben op de Nederlandse Antillen. Het helpt dan niet, als zij Nederland heel gemakkelijk binnen komen en vervolgens tussen wal en schip raken. Daarom pleiten wij voor een toelatingsregeling. Hierop vernemen wij graag de reactie van de minister. Hoe denkt hij een dergelijke maatregel te kunnen uitvoeren?

Voorzitter. Belangrijk voor het economisch herstel is de sanering van de overheidsfinanciën. Wij hebben vernomen dat de Antilliaanse regering het verzoek heeft gedaan om haar schulden aan Nederland kwijt te schelden, als zij erin slaagt om de begroting in 2008 op orde te hebben. Wat heeft het overleg tussen de Nederlandse en de Antilliaanse regering over deze aangelegenheden opgeleverd?

Wat de bestuurlijke en financiële verhoudingen betreft, onderschrijft de CDA-fractie het streven van de minister naar een meer directe relatie tussen Nederland en de afzonderlijke eilanden. Het Solidariteitsfonds en het Ontwikkelingsfonds zijn belangrijke middelen ter verbetering van die verhoudingen. De werkgroep Financiële bestuurlijke verhoudingen, die de adviezen van de commissie-Havermans moet uitwerken, moet nog worden ingesteld. Nog steeds is onduidelijk of de Antilliaanse regering medewerking zal verlenen aan de werkgroep. Wat betekent dit concreet voor de mogelijkheden of onmogelijkheden om de werkgroep in te stellen, samen met de afzonderlijke eilanden en zonder de landelijke medewerking? Van onder meer Antilliaanse zijde wordt de suggestie gedaan om ook te komen tot directere relaties tussen vakministers. Hoe kijkt de minister hier tegenaan?

In de Amigo lazen wij dat de minister in het tripartiete overleg is overeengekomen dat fraudebestrijding wordt weggehaald bij de RST. Klopt dat? Wat is de reden van het verzoek van, zoals wij hebben vernomen, van Antilliaanse zijde? Welke onderwerpen zijn nog meer besproken? Wat is er besloten? Is het eventueel overbrengen van delen van de rechtshandhaving naar het niveau van het Koninkrijk ook besproken en zo ja, wat was de uitkomst daarvan?

De financiële situatie van Aruba is zorgelijk. Er is sprake van een oplopend begrotingstekort. Het is dan ook belangrijk ter zake voortvarend actie te ondernemen. Anders zitten wij over een aantal jaren misschien met dezelfde problemen als op dit moment met de Antillen. Wat denkt de minister daaraan te doen in de vorm van ondersteuning?

De minister hanteert als motto: betrokkenheid en duidelijkheid. Ik voeg daaraan toe: met voortvarendheid en daadkracht, in gezamenlijkheid. Immers, alle landen delen uiteindelijk hetzelfde doel. Un futuro par turhend, een goede toekomst voor allen.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter. Namens de VVD-fractie wens ik collega Leerdam van de fractie van de PvdA van harte geluk met zijn maidenspeech. Ik wil hem twee strofen meegeven van Paul van Vliet.

  • "Ik ben zo vaak opnieuw begonnen

  • waarvan ik dacht: nu ben ik los van toen,

  • nu heb ik het verleden overwonnen,

  • van vandaag af ga ik alles anders doen.

  • Maar in vandaag ligt een deel van het verleden

  • en dat samen neem je weer naar morgen mee

  • en uit de dingen die wij gisteren deden,

  • ontstaat uiteindelijk ieder nieuw idee."

"De kunst van het loslaten" is de titel van een boek waarin wordt beschreven hoe het star vasthouden aan het verleden ontwikkelingen van een persoon kunnen remmen. Dat moet aangepakt worden. De kunst van het loslaten heeft ook te maken met jongleren. Je moet de ballen durven loslaten om vervolgens een evenwicht in beweging te kunnen krijgen. Beide opmerkingen slaan wat mij betreft op de verhouding tussen Nederland en de Nederlandse Antillen en Aruba. Op de achtergrond spelen ook in Nederland wellicht nog de wat traumatische ervaringen met Suriname tijdens en na de onafhankelijkheid.

Hoe gaan wij in het Koninkrijk verder en gaan wij wel als Koninkrijk verder? Dat is de grote vraag. Op dit moment heb ik echter niet de behoefte om die discussie aan te gaan. Volgend jaar bestaat het Statuut 50 jaar, het is al genoemd. Ik vind dat wij nu naar de werkelijke problemen moeten gaan kijken. Als wij nu een discussie aangaan over het Statuut, zou dat wel eens kunnen betekenen dat de werkelijke problemen op de achtergrond komen. Wij moeten eerst die problemen en vraagstukken op een zodanig niveau moeten brengen dat wij kunnen zeggen: als wij dat en dat doen, kan men op eigen benen staan. Die problemen liggen op de terreinen van armoede, werkloosheid, onderwijs, rechtshandhaving, drugs- en criminaliteitsbestrijding, Antilliaanse jongeren en schulden.

Soms heb ik bij de debatten over de Antillen en Aruba het idee alsof wij hier in de Tweede Kamer deze eilanden controleren. Dat zou bijna hetzelfde zijn als wanneer wij hier een begroting zouden bespreken van de gemeente Groningen met 170.000 inwoners en de Groningers zouden vertellen hoe zij het moeten doen!

Wij zijn van mening dat de Antillen en Aruba zelf verantwoordelijk zijn en die verantwoordelijkheid zelf moeten dragen. Dat neemt echter niet weg dat bij die verantwoordelijkheid ook het afleggen van verantwoording hoort, net zoals een Nederlandse gemeente dat moet doen over gelden die via het Gemeentefonds worden toegekend.

De heer Leerdam (PvdA):

U maakt een vergelijking met Groningen, mijnheer Rijpstra, maar ik neem aan dat u wel weet dat het zes aparte eilanden zijn met allemaal een eigen vliegveld, een eigen ziekenhuis, etc.

De heer Rijpstra (VVD):

Ja, dat weet ik wel, mijnheer Leerdam.

Is het mogelijk om de verhouding met de Antillen zodanig te veranderen dat wij eens afkunnen van het gehakketak en hier en aan de overkant van de oceaan de problemen nu eens echt gaan aanpakken? Ik wil geen rapporten meer, ik wil geen consultants meer en geen grote brede werkgroepen die lang vergaderen over vraagstukken die al in kaart gebracht zijn. De uitvoering moet ter hand genomen worden. De VVD-fractie steunt de minister in zijn visie en het daarop gebaseerde beleid waarin de uitvoering centraal staat.

Het Solidariteitsfonds, de commissie-Tromp, de commissie-Havermans, het Ontwikkelingsfonds; welk tijdpad geven wij aan de zeer belangrijke rapporten die er liggen? Die moeten onverkort worden uitgevoerd. Wij zouden graag wat meer horen over de schuldsanering, ook van de kleine eilanden. Uit de begroting blijkt dat er een aantal jaren sprake is geweest van onderuitputting. Wat gaan wij met dat geld doen? Ik vind het doodzonde als het teruggaat naar de minister van Financiën.

Verhoudt het IMF-traject zich wel met de rapporten van de commissie-Tromp, de commissie-Havermans en het Ontwikkelingsfonds? Er wordt gesproken over het inschakelen van de Wereldbank bij de armoedebestrijding. Wij steunen dat, maar de bestrijding van werkloosheid en armoede zal ook moeten gebeuren door het intensiveren van scholing en opleidingen met stages en kleinschalige werkgelegenheidsprojecten.

Een ander punt betreft de drugsbestrijding. De Antillen zijn niet gelukkig met de bodyscanners, maar de VVD wil er toch graag aan vasthouden. Als je op een vliegveld bolletjesslikkers aantreft, wat doe je dan met hen? Waar worden zij opgevangen? Of worden zij weer teruggestuurd met de drugs in zich? Er was vanuit de Antillen ook kritiek op Nederland in verband met de containercontrole in de haven van Rotterdam. Worden daar wel voldoende containers gecontroleerd of komen er via die weg toch een heleboel drugs Nederland binnen?

De rechtshandhaving, de politie en de criminaliteitsbestrijding moeten onomstreden zijn. Wat ons betreft, moet dat een Koninkrijksaangelegenheid blijven. Burgers moeten kunnen vertrouwen op de politie en de rechterlijke macht.

Wij hebben de problematiek van de Antilliaanse jongeren al een aantal keren besproken. Wij zijn benieuwd naar de reactie van de minister voor Integratie in verband met de uitvoering van de motie van het toenmalige lid van de Kamer de heer De Graaf en ondergetekende over een voogdijregeling. Ik ga er daarbij van uit dat deze minister hierover van gedachten zal wisselen met de minister voor Integratie. Wij hebben toen ook gesproken over een verplichte inburgeringscursus voor de jeugd op de Antillen. Waarom lukt het Aruba wel om hun jeugd op een goede manier te begeleiden en te kijken waar zij zich in Nederland bevinden? Daar hebben zij blijkbaar wel een systeem voor. Het zijn speerpunten van beleid en het zullen ook speerpunten op de eilanden moeten zijn. Dat bereik je niet door allerlei bestuurslagen te consulteren, maar wel door een veel directere relatie tussen de eilanden en Nederland aan te gaan. Het moet echter geen bureaucratische relatie worden met talloze regels en formulieren. De eilanden zullen zelf verantwoordelijkheid moeten dragen, waarbij het logisch is dat een klein eiland andere verantwoordelijkheden aankan dan een groter eiland. Ik zie goede mogelijkheden om in die een-op-eenrelatie door te gaan naar relaties tussen Nederlandse gemeenten of ngo's en de eilanden. Er zijn voorbeelden genoeg van. Als je die relatie structureler maakt, kan er snel en efficiënt worden gewerkt op zeer veel terreinen: onderwijs, volksgezondheid, welzijn en de economische ontwikkelingen. Hoe snel kunnen wij samen in het Koninkrijk deze gewenste ontwikkeling realiseren? Wie zal die ontwikkeling leiden? Of moeten wij naar een soort groot project Antillen-Nederland? Het staat of valt met de duidelijkheid wat wij gaan aanpakken en hoe, wiens verantwoordelijkheid het is en waar de controle ligt. De VVD vindt dat er van onderop moet worden gewerkt. Bepalend is wat de eilanden afzonderlijk kunnen. Wat is er boven de eilanden nodig en wat is van het Koninkrijk? Dat zal gestructureerd en duidelijk moeten worden aangepakt. Als het beleid slaagt, dan kunnen wij spreken over het loslaten zonder dat dit leidt tot ontbinding.

Wij zijn zo vaak opnieuw begonnen; daarmee begon ik mijn betoog richting collega Leerdam. Wij zien het beleid dat nu wordt geformuleerd ook als een kans, misschien wel de allerlaatste kans, om die zelfstandigheid te kunnen bereiken. De VVD wil er op dit moment aan meewerken.

De heer Nawijn (LPF):

Voorzitter. Namens mijn fractie prijs ik deze minister als het gaat om zijn aanpak, vooral die ten aanzien van de gekozen burgemeester. Met bewondering heb ik naar deze minister gekeken, zeker toen hij zich vorige week in het hol van de leeuw begaf en daar uitlegde dat de burgemeesters in 2006 een ander baantje zouden moeten zoeken, of zich herkiesbaar moesten stellen. Op zichzelf vind ik dat een prijzenswaardige, kordate aanpak.

Ik zou willen dat we van deze minister hetzelfde zagen ten aanzien van de Antillen. In de laatste brief van de minister staat dat hij er keihard aan werkt om de verhouding met de Antillen en Aruba te verbeteren. Hij is bezig met het ontwikkelingsfonds, een goede zaak, hij wil eilandbestuurders maatwerk leveren, eveneens een goede zaak, maar wij missen een duidelijk plan, à la wat wij nu zien met de gekozen burgemeester. Bij de contactplanbijeenkomsten vorige week viel mij de complete chaos op wat de opvattingen betreft over wat er precies moet gaan gebeuren, van Nederlandse kant, van de kant van de Antillen en Aruba en van de kant van de diverse eilanden. Iedereen heeft wel een mening over hoe het zou moeten, maar men is het niet met elkaar eens. Wat moet er dan gaan gebeuren?

De situatie is nijpend. Er zijn armoede en honger. De financieel-economische situatie is out of control. De schulden lopen verder op, en worden zelfs onhoudbaar, aldus de brief van de minister. De werkloosheid stijgt, de overheden kunnen hun taak niet meer naar behoren vervullen, en het peil van onderwijs en gezondheidszorg loopt verder achteruit. De rechtshandhaving is beneden het aanvaardbare niveau gedaald. Dat is nogal wat, dat zijn nogal wat punten die wij nu moeten constateren. En wat zien wij daardoor? Helaas een stijging van de criminaliteit en van de drugshandel. De Antillen zijn daar vatbaar voor, en het bedreigt ook de Antillen. Immers, de Antillen zijn voor een groot deel afhankelijk van toerisme, en juist dat moet het niet hebben van criminaliteit en drugshandel. Het toerisme is juist één van de belangrijke bronnen voor de Antillen en Aruba, en wij moeten zorgen dat de toeristen zonder gevaar over straat kunnen gaan en naar die eilanden toe kunnen gaan.

Het is overigens niet alleen een probleem op de Antillen, maar ook hier. Wij hebben hier het probleem met de Antilliaanse jongeren. Zoals bekend, hebben we sinds kort geen negen gemeenten met problemen op dat punt, maar achttien, en inmiddels zijn het er al meer. Hoe ver moet dat doorgaan? Wij moeten daar wat aan gaan doen! Wij hebben de problemen met de bolletjesslikkers. Vorige week was ik in een ziekenhuis in Rotterdam, waar bolletjesslikkers werden opgevangen die erin waren geslaagd door de controle op Schiphol te komen, maar zich in een ziekenhuis meldden om de bolletjes verwijderd te krijgen. Wat is waar van het verhaal dat deze ziekenhuizen dat dan niet mogen melden aan de politie? Wellicht is dat een vraag aan minister Donner of minister Remkes, maar het is toch een vreemd verhaal wat ik vorige week hoorde. Graag een reactie daarop.

Hoever gaan wij door? Wij willen een aantal dingen bij de minister bepleiten. De rechtshandhaving en de financiën moeten een Koninkrijksaangelegenheid zijn. Dan kun je de zaak in ieder geval op orde krijgen. Wat de minister wil, namelijk rechtstreeks zaken doen met de eilanden, is heel goed. De vorige keer heb ik in een algemeen overleg al eens gepleit voor Koninkrijksnoodrecht, om ondertoezichtstelling van de Antillen mogelijk te maken. Volgens het Statuut kan dat, hoewel dat inderdaad een heel zwaar middel is. Maar als je opsomt wat er op de Antillen aan de hand is, lijkt de tijd daarvoor nu wel gerechtvaardigd.

De heer Leerdam (PvdA):

Wat bedoelt u precies met Koninkrijksnoodrecht?

De heer Nawijn (LPF):

Je hebt staatsnoodrecht, dat staat in de Grondwet. Zo heb je ook het Koninkrijksnoodrecht. In artikel 43 wordt gesproken van de mogelijkheid van het nemen van een Koninkrijksnoodmaatregel indien de taken niet goed vervuld worden. Ik meen dat dit langzamerhand aan de orde is.

De heer Leerdam (PvdA):

Is dat een voorbeeld?

De heer Nawijn (LPF):

De Koninkrijksregering zou inderdaad een dergelijke maatregel kunnen treffen op bijvoorbeeld het gebied van de rechtshandhaving.

Voorzitter. Als we als Nederland rechtstreeks zaken kunnen doen met de eilanden, komt de vraag aan de orde of een landsregering nog wel nodig is omdat die juist heel vertragend werkt in de bestuurlijke verhoudingen.

Ik pleit overigens niet voor het verbreken van een band met de Antillen en Aruba. Mijns inziens moet er juist een nauwe band zijn, maar er moet wel sprake zijn van een win-winsituatie voor beide partijen en die is er op dit moment voor geen van beide. Het is dan ook nodig dat daar wat aan gedaan wordt.

Daarnaast is het van belang dat de grenscontrole meer als een Koninkrijksaangelegenheid wordt beschouwd in de strijd tegen criminaliteit en drugs. Er is haast, haast en nog eens haast geboden, zo zeg ik tegen de minister. Ik zou hem dan ook willen vragen om zo snel mogelijk met een stevig plan te komen, waarin de doelstellingen en een tijdspad zijn aangegeven. Laat ze maar schrikken, wellicht in deze Kamer maar ook op de Antillen. Minister, toon lef, want een integrale aanpak is echt noodzakelijk. Op chaos, waartoe alle problemen op de Antillen te herleiden zijn, is nog nooit iets gebouwd. De huidige situatie is dat niemand binnen de organisatie meer weet wie waarvoor verantwoordelijk is. Die chaos moet dus weggenomen worden. Er moet gezorgd worden voor duidelijke verhoudingen in de bestuurlijke organisatie op de Antillen.

De heer Leerdam (PvdA):

Wat bedoelt u precies met chaos op de Antillen?

De heer Nawijn (LPF):

Ik heb het over chaos op het bestuurlijk-organisatorische vlak. Dat betreft de wijze waarop de eilanden worden aangestuurd en waarbij de landsregering tussen de eilandbesturen in zit, zodat plannen niet verder komen door de bureaucratie die er heerst op de Antillen.

De heer Leerdam (PvdA):

Doelt u dan op bureaucratie alleen tussen de eilanden of op bureaucratie tussen de eilanden en Nederland? Of bedoelt u te zeggen dat de chaos ook in Nederland heeft toegeslagen?

De heer Nawijn (LPF):

Er is wel een zekere bureaucratie in de verhouding tussen Nederland en de Nederlandse Antillen. Het is niet duidelijk wie waarover gaat.

De heer Leerdam (PvdA):

U zegt dus dat er ook in Nederland chaos is.

De heer Nawijn (LPF):

Op dit punt wel, bureaucratische chaos.

De heer Leerdam (PvdA):

Los van de bureaucratie, zou ik u dan toch willen vragen om specifiek te benoemen wat die chaos inhoudt.

De heer Nawijn (LPF):

U heeft zelf ook gezeten bij de contactplanbijeenkomsten en daarbij heeft u ook gesproken met parlementariërs uit de Antillen. Bijvoorbeeld het plan dat de eilandbestuurders van Sint Maarten hebben ingediend, lijkt op zichzelf heel prima en zou ook snel uitgevoerd moeten kunnen worden, maar juist door de bureaucratie komt daar allemaal niets van terecht. In de Kamer zijn al vele rapporten ter zake besproken, maar die hebben uiteindelijk tot niets geleid. En dat is geen goede zaak. Er moet concreet gehandeld worden. Duidelijk moet worden wie waarvoor verantwoordelijk is. Van belang is dat de eilandbestuurders daarbij zelf een belangrijke rol spelen, want zij weten precies wat goed is voor hun bevolking. En daar moet Nederland ze in stimuleren. Dat is mijn pleidooi.

De heer Leerdam (PvdA):

Tot nu toe hebben we te maken met een landsregering. De centrale regering zetelt in Willemstad. In Nederland is er de minister van Koninkrijksrelaties. Op de eilanden zijn de eilandbesturen. Ik zou willen dat de heer Nawijn precies uitlegt wat hij bedoelt met zijn opmerking dat Sint Maarten chaos veroorzaakt.

De heer Nawijn (LPF):

Dat zeg ik niet. Ik zeg dat er chaos is wat betreft de bestuurlijke verhoudingen onderling. De bestuurders op de eilanden kunnen niet datgene realiseren wat ze graag zouden willen realiseren, omdat het vastloopt bij de landsregering of in de verhoudingen met Nederland. Het loopt bureaucratisch allemaal dwars door elkaar heen. Dat bedoel ik met chaos. Ik zeg niet dat de eilandbestuurders chaotisch besturen. Dat zal u mij niet horen zeggen.

De heer Nawijn (LPF):

De heer Leerdam zal het met mij eens zijn dat de bestuurlijke verhoudingen duidelijk en transparant moeten zijn. In de verhouding tot de Antillen is die transparantie er niet. Wij moeten daar doorheen breken, want er moet meer duidelijkheid worden verschaft. Ik vraag deze minister om met een plan, eventueel met revolutionaire stellingen, te komen, want het is niet vijf voor twaalf, maar twaalf uur. Ik roep deze minister op om zo spoedig mogelijk aan te geven wat hij de komende tijd wil doen, met name in de sfeer van de bestuurlijke organisatie.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Ik feliciteer de heer Leerdam van harte met zijn maidenspeech. Het was een swingende maidenspeech die naar een hoogtepunt leidde, namelijk een dans voor drie. Toen wij als fractievoorzitters op de Antillen waren, hoorden wij steeds over een pas de deux, maar hij heeft er een eigen draai aangegeven door er een pas de trois van te maken. Het verhaal van de heer Leerdam vond ik overigens goed.

In mijn bijdrage sta ik als eerste stil bij de rechtshandhaving, want een goed functionerende rechtshandhavingsketen en een deugdelijk bestuur zijn voorwaarden voor een democratische rechtstaat. In de begroting schrijft de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties dat hij zich inspant om 1) de rechtshandhavingsinstituties in staat te stellen, hun taken voldoende uit te voeren, 2) het Recherchesamenwerkingsteam en de kustwacht in stand te houden en 3) samenwerking tussen de opsporingsdiensten van de drie landen te bevorderen. Over alle drie de aspecten stel ik een aantal vragen.

Hoe vindt de minister dat de rechtshandhavingsinstituties functioneren? Hoe staat hij tegenover geluiden vanuit de Antilliaanse regering om het openbaar ministerie en de zittende magistratuur te "Antillianiseren"? Die gedachte lijkt zich uit te breiden nu de Antilliaanse ministerraad vorig week heeft besloten, Nederlanders te weren uit overheidsfuncties. D66 vindt dat een kwalijke ontwikkeling. Als Nederlanders meer kwaliteiten hebben voor een bepaalde functie, vinden wij dat zij bij een sollicitatie een eerlijke kans moeten krijgen. Uiteraard moeten talentvolle Antillianen gestimuleerd worden om op vacatures te reageren. Maar een beleid van Antillianisering heeft ook raciale trekken, want ik vergeet de woorden van Anthony Godett niet, toen wij in Curaçao waren en hij zei: Nederland stuurt witte mensen om zwarte mensen achter de tralies te krijgen. Ik hoop dan ook dat de minister in zijn bijdrage krachtig afstand neemt van deze gedachte van Antillianisering.

De heer Rijpstra (VVD):

Ik steun het betoog van de heer Dittrich, maar ik voeg er een vraag aan toe. Als er op Aruba een baan wordt aangeboden, kent men een toelatingsregeling voor Nederlanders. Als zij iemand op het eiland kunnen vinden die voldoet aan de criteria, dan gaat hij voor. De Nederlander, die tot het Koninkrijk behoort, mag dan geweigerd worden. Kan dit vraagstuk in de beantwoording worden meegenomen?

De heer Dittrich (D66):

Ik begrijp dat u vergeten was, de vraag te stellen, maar ik ben ook benieuwd naar het antwoord van de minister.

Vorige week bleek dat door Nederland uitgezonden leden van het Recherchesamenwerkingsteam hun onkostenvergoeding kwijt zouden raken. Een deel van de 80 rechercheurs dreigde het bijltje erbij neer te gooien. Wat is de stand van zaken? Wat is de reactie van de minister? Welke gevolgen heeft dit voor het werk van het Recherchesamenwerkingsteam? Kloppen overigens de berichten dat dit team zich niet meer met fraudeonderzoeken bezig mag houden? Zo ja, waarom is dat zo?

Zoals wij allemaal weten, beschikt de kustwacht over Orions, de ogen en oren van de drugsbestrijders in de lucht. Wij hebben hier al over gesproken bij de algemene politieke beschouwingen. Ik hoor graag wanneer de regering besluit dat die Orions niet wegbezuinigd worden, of worden vervangen door een volwaardig alternatief. Wat is het tijdpad?

In de begrotingsstukken staat dat de samenwerking tussen de opsporingsdiensten van de drie landen bevorderd moet worden. De samenwerking met politie en opsporingsdiensten in Colombia en Venezuela moet ook bevorderd worden. Wat is de stand van zaken?

De fractie van D66 maakt zich zorgen over de slagkracht van de Antilliaanse regering, omdat wij nog geen beleid hebben gezien om de armoede aan te pakken, maar wel dat de dagvergoeding wordt verhoogd, zoals mevrouw Sterk ook heeft gezegd. In de Amigoe van vorige week valt te lezen dat premier Mirna Godett de relatie met Nederland heel slecht noemt, omdat zij meende dat minister De Graaf tegen de minister van Financiën de opmerking had gemaakt: wie betaalt, bepaalt. Hoe ziet de Nederlandse regering de samenwerking met de Antilliaanse regering? Gaan de werkzaamheden op het niveau van de werkgroepen, die ontzettend belangrijk zijn, gewoon door, ondanks dit soort schermutselingen en dit verbale geweld van de Antilliaanse regering?

Het onderwerp natuur en milieu is in de begroting terug te vinden in het ontwikkelingsprogramma, maar verder wordt er weinig aandacht aan besteed. Op de Antillen zijn de afgelopen dertig jaar veel beschermde natuurgebieden ingesteld die worden beheerd door non-gouvernementele organisaties. Zij kregen hun inkomsten van de eilandoverheden en van het Wereldnatuurfonds en hebben ook hun eigen inkomsten uit bijvoorbeeld duikheffingen en toegangsgelden.

Als gevolg van de dramatische terugloop van het toerisme vanwege 11 september staan enkele natuurorganisaties, zoals Nature Foundation op Sint Maarten en Stenapa op Sint Eustatius, op de rand van faillissement. Er wordt op allerlei manieren gekeken naar structurele oplossingen, bijvoorbeeld door de Postcodeloterij, maar er moet acuut een oplossing worden gevonden om de organisaties op Sint Maarten en Sint Eustatius in leven te houden, totdat een duurzame basisfinanciering is gerealiseerd. Ons is voorgerekend dat het gaat om een bedrag van ongeveer € 400.000 in de komende twee jaar. Is de minister bereid, noodhulp te verstrekken uit de samenwerkingsgelden van het ministerie of ziet hij een andere oplossing voor dit acute probleem? Als er niets gebeurt, gaat dat ten koste van de natuurgebieden. Dat zou onherstelbare schade zijn, ook voor de generaties die na ons komen.

De heer Rijpstra (VVD):

De VVD-fractie deelt deze zorg. Dat betekent dat u het antwoord van de minister afwacht.

De heer Dittrich (D66):

Uiteraard. Ik stel een vraag aan de minister om het antwoord te horen.

De heer Rijpstra (VVD):

Zeer zeker. Is dat antwoord bepalend voor wat u gaat doen en of u eventueel met een voorstel komt?

De heer Dittrich (D66):

Wat een bijzondere vraag van u. Ik verwacht een goed antwoord van de minister. Ik weet dat er een Kamermeerderheid is in deze richting, gelet op de uitspraken van de fractievoorzitters op de Antillen. Uiteraard wacht ik het antwoord af. Dat horen wij morgen.

Wij hebben twee of drie weken geleden een algemeen overleg gehad met de minister over Antilliaanse jongeren. Op schriftelijke vragen is geantwoord dat het tripartiete overleg over de voogdijregeling op 24 september zou worden gehouden, waarin de motie-De Graaf/Rijpstra zou worden besproken. Wat is er uit die bespreking gekomen? Onze inzet is in elk geval dat Antilliaanse jongeren die in Nederland absoluut geen kans hebben, ook niet naar Nederland komen. Maar dat roept wel de vraag op wat wij daaraan kunnen doen. Allereerst zal getracht moeten worden, de situatie op de Antillen te verbeteren, zodat de jongeren aldaar perspectief krijgen. Deze minister gaat over andere zaken dan minister Verdonk bij de integratie. Ik vraag minister De Graaf dan ook welke mogelijkheden hij ziet, bij de komst van Antilliaanse jongeren naar Nederland zodanige maatregelen te nemen dat problemen kunnen worden voorkomen en dat op de eilanden hulp kan worden geboden. Welke mogelijkheden heeft hij daarvoor binnen zijn portefeuille?

Tot slot wil ik nog iets zeggen over het homohuwelijk. Ik begrijp dat Aruba en de Antillen de Nederlandse huwelijkswetgeving niet erkennen. Dat houdt in dat Nederlandse homoparen die in Nederland getrouwd zijn en naar Aruba of de Antillen verhuizen aldaar opnieuw in het huwelijk kunnen treden. In Nederland is dat bigamie, omdat men dan twee keer is getrouwd. Op Curaçao is dat weer niet het geval, hoewel beide landen deel uitmaken van een koninkrijk. Dat is een uiterst merkwaardige en ongelukkige situatie. Kan met de Antillen en Aruba niet worden afgesproken dat in Nederland gesloten huwelijken aldaar worden erkend, zonder dat men de eigen wetgeving behoeft open te stellen?

De voorzitter:

Volgens de sprekerslijst zou het woord zijn aan mevrouw Van Gent die zich zou laten vervangen door mevrouw Vos. Mevrouw Vos is onderweg hierheen. Ik zal daarom nu het woord geven aan de heer Van der Staaij. Is mevrouw Vos dan nog niet gearriveerd, dan schors ik de vergadering even om op haar te wachten, ook omdat het nog vrij vroeg is. Zij zal er waarschijnlijk binnen vijf à tien minuten zijn.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Het is al heel wat jaren geleden dat mijn fractie heeft kunnen deelnemen aan de behandeling van de begroting voor Koninkrijksrelaties. In het licht van actuele discussies en aan de vooravond van het zilveren jubileum van het Statuut pak ik in een korte bijdrage graag de draad weer op.

De berichtgeving over de staatkundige, financiële en op bepaalde onderdelen ook morele situatie op de Antillen stemt bepaald niet gerust. De schuldenlast groeit dit landsdeel en de verschillende eilanden steeds meer boven het hoofd, terwijl een adequate aanpak nog niet binnen handbereik lijkt te zijn. Ook met de armoedebestrijding en de rechtshandhaving is het vooralsnog somber gesteld. Voor Aruba ligt financiële onafhankelijkheid gelukkig binnen bereik.

In zijn brief van 4 september heeft de minister aangegeven hoe de regering zich wil opstellen ten opzichte van de andere delen van het Koninkrijk. De SGP-fractie steunt de beleidslijn van de regering inzake de bestuurlijke structuur, te weten cruciale bevoegdheden op Koninkrijksniveau, minimale bevoegdheden op landsniveau en maximale bevoegdheden op het niveau van de eilanden. In de tussentijd moeten de bestaande problemen krachtig worden aangepakt.

Hoger toezicht dient ook naar de mening van de SGP-fractie pas aan de orde te komen als alle andere middelen voor verbetering zijn uitgeput. De instelling van een werkgroep is een goede zaak, maar hoe kan worden voorkomen dat hierin traagheid niet weer toeslaat?

De rechtshandhaving heeft voor de SGP-fractie hoge prioriteit. Zonder een krachtig en consequent optreden zal een verbetering van de situatie op de Antillen immers op alle fronten te wensen overlaten. Wanneer ziet de minister op dit punt cruciale bevoegdheden voor het Koninkrijksniveau weggelegd?

Een punt dat ik in dit kader noem, is de kwestie van de continuïteit in het functioneren van het recherchesamenwerkingsteam van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba. Onlangs is daarover een brandbrief verzonden. Ik hoor graag de reactie van de minister daarop.

Verontrustend is de aanhoudende uitstroom van jongeren. Heeft de minister hierover recente cijfers? Het is van groot belang dat jongeren op de Antillen worden uitgedaagd voor een toekomst ook in hun geboortegebied. Vertraging van de projecten in het kader van het urgentieprogramma jeugd en jongeren is zorgelijk. Terecht worden heldere randvoorwaarden gesteld. Wat echter te doen als het Antilliaanse beleid op dat punt te wensen over laat? Ziet de minister een ontwikkeling ten goede?

Vanuit de verbondenheid in het Koninkrijk heeft de regering ten aanzien van de Antillen een faciliterende, maar ook een prikkelende rol die zal moeten leiden tot meer zelfstandigheid. Het perspectief moet zijn dat de Antillen de problemen zelf kunnen oplossen. Het nieuwe Nederlandse kabinet heeft ten aanzien van dit dossier in eerste instantie zijn nek op een niet mis te verstane wijze uitgestoken. Daarvoor verdient ook de minister lof. De SGP-fractie zal hem in het vervolgtraject op een positiefkritische wijze volgen.

De inbreng van de Kamer begon vanavond met de enthousiaste maidenspeech van de heer Leerdam. Ik complimenteer hem daar graag mee. De Caribische sfeer die hij met zijn bijdrage wist op te roepen, is gaandeweg de inbreng wat vervluchtigd, maar misschien mag ik proberen in stijl af te sluiten met een welgemeend "masha danki".

De voorzitter:

Ik wens u toe dat op het moment dat u vijftig jaar getrouwd zult zijn, hetgeen ik u ook toewens, uw vrouw tegen u zegt dat zij het gevoel heeft dat het een zilveren huwelijk is. Het Statuut bestaat 50 jaar en u had het over een zilveren viering.

Ik stel voor, te wachten op mevrouw Vos. Ik ben ervan overtuigd dat zij er binnen tien minuten is. Ik vind het collegiaal om te wachten. Ik had dit niet voorgesteld als het 23.00 uur was.

Aldus wordt besloten.

De vergadering wordt van 20.50 uur tot 21.00 uur geschorst.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank u, mijn collega's en de minister voor het feit dat u hebt willen wachten. Dat waardeer ik zeer.

Er is vanavond ongetwijfeld veel gezegd over de grote problemen op de Antillen. Ook mijn fractie maakt zich ernstig zorgen over de armoede, de enorme financieel-economische crisis en de spanningen tussen de eilanden onderling. Het gevoel van urgentie is zeer groot bij mijn fractie. Ik proef dat dit zelfde gevoel bij de minister leeft. Wij spreken voor hem dan ook onze waardering uit.

Wat is de reactie van de regering op het bericht dat de nieuwe Antilliaanse regering het financiële saneringsplan van de heer Tromp wil uitvoeren, maar dat zij wil dat de Nederlandse regering een gebaar maakt door de schulden van de Antillen kwijt te schelden, als zij erin slaagt om haar begroting in 2008 op orde te hebben? Welke stap zet de Nederlandse regering? Wordt het een pas-de-deux? Komt de Nederlandse regering over de brug als de Antillianen laten zien dat zij hun financiële crisis aanpakken? Wacht zij daar niet jaren mee, maar maakt zij nu al duidelijk dat Nederland bijvoorbeeld ten aanzien van de sociale voorzieningen en de sociale ellende echt een aantal dingen wil doen? Ik hoor dit graag.

Tot mijn ongenoegen las ik in een van de antwoorden op de vragen de volgende zin: de Nederlands-Antilliaanse regering heeft in de afgelopen jaren zeer weinig politieke daadkracht getoond om de maatregelen te nemen die nodig waren. Eerlijk gezegd vind ik dat de Antilliaanse regering meer had kunnen en moeten doen, maar dat deze uitspraak geen recht doet aan alle inspanningen die zijn geleverd. Er zijn forse bezuinigingen doorgevoerd en 30% van de ambtenaren is de laan uit gestuurd.

Mijn volgende vraag betreft de besteding van ontwikkelingsgelden. In 2002 is 25 mln euro teruggevloeid in de Nederlandse staatskas. Uit antwoorden op vragen blijkt dat dit lag aan het gebrek aan goede projecten. Toch blijft de vraag hoe het politiek te verantwoorden is dat dit geld is teruggevloeid in de Nederlandse staatskas, terwijl daar zo'n gigantische nood is. Ik hoor graag een politieke beoordeling hiervan door de minister. Het gebeurt dit jaar toch niet weer? Het geld blijft toch beschikbaar voor de Antillen? Steunt de Nederlandse regering het idee uit het contactplan om het geld te besteden aan het saneren van de schulden van de minder draagkrachtige eilanden?

Mijn derde punt betreft de staatkundige structuur. Ik hoor graag hoe het staat met de initiatieven van het kabinet. Hoe staat het met de commissie en krijgen ook echt alle eilanden een plek in de discussie die gevoerd gaat worden? Dat is van belang nu er zoveel spanning zit in de relatie tussen de landsregering op Curaçao en de overige eilanden. Hoe denkt de minister over het voorstel dat vanuit de Contactplangroep is gekomen?

De rechtshandhaving baart zorgen. De vraag van mijn fractie is wat de regering wil. Moet het inderdaad een Koninkrijksaangelegenheid worden? Wij voelen daar eigenlijk niet veel voor. Is het niet beter om een meer gelijkwaardige samenleving hierin te zoeken en vanuit Nederland de nodige ondersteuning te bieden, bijvoorbeeld waar het gaat om capaciteit van de financiële recherche? Hoe beoordeelt de minister de situatie in de Rotterdamse haven en de zorg die daarover vanuit de Antillen is uitgesproken? Wordt er in Rotterdam wel genoeg gedaan om partijen drugs tegen te houden? Of laat men dat toch maar een beetje lopen, met het oog op de economische schade die dit mogelijk voor Nederland oplevert?

Ten slotte wil ik het punt van het onderwijs aanroeren. Veel onderwijsprojecten lopen achter in de uitvoering, terwijl die projecten juist van groot belang zijn om al die jongeren die vaak geen perspectief hebben, toch een opleiding te geven. Wat gaat Nederland doen om ervoor te zorgen dat er echt vaart wordt gemaakt met de onderwijsprojecten en dat snel via de weg van het onderwijs het nodige perspectief wordt geboden aan jonge mensen op de Antillen?

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

De minister zal donderdagochtend antwoorden, aan het begin van de vergadering.

Sluiting 21.15 uur

Naar boven