Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 17 maart 2004 over spam.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Verschillende onderzoeken wijzen uit dat ouders te weinig weten welke bedreigingen er voor hun kinderen zijn op internet. Uit die onderzoeken blijkt ook dat ouders behoefte hebben aan goede informatie daarover. Het begeleiden van kinderen op internet is in de eerste plaats een taak van de ouders; daar ligt de verantwoordelijkheid. Ouders moeten dan wel weten waarin zij hun kinderen moeten begeleiden. Laat ik een vergelijking trekken. Je kunt een kind pas beschermen tegen het verkeer in de straat als je weet dat er verkeer door je straat gaat en wat voor verkeer dat is. De campagne Surf op Safe van het ministerie van Economische Zaken verstrekt goede informatie, maar zij is onbekend bij de ouders. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat internet naast een educatieve rol ook gevaren voor kinderen kent;

overwegende dat steeds meer kinderen geconfronteerd worden met onwenselijke praktijken op het internet, niet in de laatste plaats door onwetendheid van de kinderen;

van mening dat ouders en/of verzorgers de eerst verantwoordelijken zijn voor het begeleiden van het kind op internet;

overwegende dat ouders hun kind pas goed kunnen begeleiden indien zij op de hoogte zijn van de gevaren van internet en zij op de hoogte zijn waar zij de benodigde informatie kunnen inwinnen;

constaterende dat ouders op dit moment aangeven behoefte te hebben aan meer informatie;

verzoekt de regering, de Surf op Safe-campagne uit te breiden met middelen die zoveel mogelijk ouders bereiken, daarbij Postbus 51 in de overwegingen mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gerkens, Van Dam, Vendrik en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50(26643).

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. In het algemeen overleg van een week of twee geleden hebben wij weer eens gesproken over spam. Ik heb toen weer naar voren gebracht dat Nederland de grootste spam-verspreider van Europa is en de nummer vijf van de wereld. Zoals het hoort, huilde de minister krokodillentranen met mij mee, maar helaas gebruikt hij amper zijn mogelijkheden om er echt iets aan te doen. Goede spam-bestrijding bestaat uit drie elementen: preventie bij de gebruikers, blokkades door providers en regels en handhaving door de overheid. Mijn fractie steunt de motie-Gerkens c.s. om te starten met een intensievere publiekscampagne in het kader van preventie, niet alleen over spam maar over alle risico's waartegen vooral kinderen kunnen aanlopen op internet. Wij hebben al vaker gepleit voor strengere regels. De minister wil daar niet aan, net zo min als de VVD-fractie. Gelukkig heeft de CDA-fractie in het algemeen overleg haar verbazing geuit over het onderscheid tussen een spam-verbod voor consumenten en een spam-verbod voor bedrijven. Samen met de heer Atsma heb ik hierover een motie voorbereid.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ongevraagde communicatie met commerciële of ideële/charitatieve doelstellingen (spam) de samenleving miljoenen euro's per jaar kost en tot veel ergernis leidt bij de ontvangers;

constaterende dat de implementatie van het Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector zal leiden tot de invoer van een opt in-regime voor het gebruik van elektronische berichten, waardoor ontvangers van spam beter zullen worden beschermd;

constaterende dat het opt in-regime zal gelden voor natuurlijke personen en dat voor bedrijven een opt out-regime zal gelden, waardoor naar bedrijven nog steeds spam zal kunnen worden gestuurd;

overwegende dat dit onderscheid tussen bedrijven en natuurlijke personen verwarrend en onduidelijk is;

overwegende dat ook bedrijven veel hinder ondervinden van spam;

verzoekt de regering, initiatieven te nemen waardoor ook voor bedrijven ten aanzien van spam het opt in-regime zal gelden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam en Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51(26643).

De heer Van Dam (PvdA):

In het algemeen overleg heb ik reeds aangegeven dat ik twijfels heb over de handhaving. Volgens de minister hoef ik die niet te hebben: het komt allemaal goed. Daaraan zal ik hem houden. Als over een halfjaar blijkt dat het op deze manier niet werkt, doordat er geen meldpunt is en de OPTA zijn taken niet aankan – zoals ik heb voorspeld – heeft de minister uiteraard een probleem met mij. In dat geval moet hij zich niet verschuilen achter de onafhankelijkheid van de OPTA. Ik houd de minister verantwoordelijk voor de handhaving van deze nieuwe strengere regels. Nederland moet op het gebied van verspreiding van spam bij voorkeur niet de nummer 1 maar de nummer 15 van Europa zijn.

De heer Blok (VVD):

Welke initiatieven verwacht de heer Van Dam? De discussie hierover is al gevoerd bij de wetsbehandeling.

De heer Van Dam (PvdA):

Een meerderheid van de Kamer is op dit moment blijkbaar niet tevreden over de praktijk zoals die in de wet is vastgelegd. Daarmee kan ik alleen maar blij zijn, want ik heb nog steeds hetzelfde standpunt als bij de bespreking van het wetsvoorstel.

De heer Blok (VVD):

Ik vroeg naar initiatieven en niet naar de verhoudingen in de Kamer.

De heer Van Dam (PvdA):

Mocht er een mogelijkheid zijn om er zonder wetswijziging uit te komen, dan ben ik daar uiteraard blij mee. Mocht dat niet zo zijn, dan zal een wetswijziging noodzakelijk zijn.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Ik ben er zeer erkentelijk voor dat de Kamer mij in de gelegenheid stelt om een publiek debat te wijden aan een onderwerp waarover onlangs al een uitvoerig algemeen overleg is geweest. Ik ga meteen in op de twee moties en laat de "krokodillentranen" voor rekening van de heer Van Dam.

Er is geen twijfel over mogelijk dat er volstrekte overeenstemming over bestaat dat spam een zeer ongewenste zaak is en dat al het mogelijke moet worden gedaan om dit tegen te gaan. In het algemeen overleg heb ik uitvoerig gereageerd op de handhaving en de internationale dimensie. Verder heb ik een initiatief gemeld over de discussie rond de providers; daarmee zullen wij rond de tafel gaan zitten. Aan dit initiatief wordt hard gewerkt.

Op zichzelf sta ik sympathiek tegenover de strekking van de motie van mevrouw Gerkens. Naar mijn mening worden de desbetreffende doelgroepen echter ook goed benaderd via de reeds bestaande campagne Surf op Safe. Ik wil een aantal voorbeelden geven van de uitingen in dat verband. In de eerste plaats de radiospotjes die vanaf 2003 veelvuldig waren te horen bij de commerciële omroepen. In de tweede plaats is er de cursus Mijn kind en internet, die wordt aangeboden via openbare bibliotheken. In de derde plaats zijn er ongeveer 40.000 – u hoort het goed – informatiepakketten uitgedeeld aan bezoekers van een computerbeurs in november 2003. In de vierde plaats zijn er in februari posterwedstrijden geweest voor basisscholieren. In de vijfde plaats verschijnen er regelmatig allerlei artikelen, in zowel algemene als op het onderwijs gerichte media. Verder wordt met diverse partijen – dit is een belangrijk punt – gewerkt aan nieuwe uitingen, waaronder een lespakket voor basisscholen dat wordt afgesloten met een "internetdiploma". De vraag is of daarnaast ook een op Postbus 51 georiënteerde campagne moet worden gevoerd. Dit soort campagnes heeft veelal een algemeen karakter en is veel minder doelgericht. In het licht van kostenefficiency zou zo'n campagne naar mijn idee onvoldoende meerwaarde opleveren. Bovendien vraagt zo'n campagne een lange voorbereiding; Surf op Safe biedt voldoende alternatieven. In dat kader acht ik het ongewenst dat deze motie wordt aanvaard, zodat ik het aannemen ervan ontraad.

Mevrouw Gerkens (SP):

Heel veel van wat de minister zegt, kan ik delen. Vooral het veiliginternetdiploma dat nu wordt ontwikkeld, juich ik van harte toe. De minister zegt echter dat in de motie alleen wordt gevraagd om een Postbus 51-campagne. Dat is niet het geval. Ik wil ook wel andere opties bespreken. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan een advertentie in de bladen voor ouders van kinderen. Het gaat mij om een grote publiekscampagne, want het probleem van de Surf op Safe-campagne is dat zij bij uitstek is gericht op ouders die weten dat kinderen bezig zijn met internet of die zelf internetten. Er is een heel grote groep van ouders die helemaal niet zo thuis zijn op het internet en die niet weten dat er een toenemende problematiek van kinderlokkerij is op internet. Zij weten niet dat steeds meer kinderen worden gedwongen naar gewelddadige filmpjes te kijken. Bepaalde groepen zijn zeer kwetsbaar. Wil de minister bekijken hoe hij een grotere groep kan bereiken omdat de Surf op Safe-campagne niet de grote groep ouders bereikt die wij nodig hebben? Nu is sprake van een hiaat, waarop de overheid volgens mij moet inspringen.

Minister Brinkhorst:

Ik bezie heel graag welke verdere mogelijkheden wij hebben om spam-bestrijding te bespreken. Ik kan dat meenemen in het gesprek dat ik met de providers heb. De hele gedachte van eigen verantwoordelijkheid speelt daarbij een rol. Terecht merkt mevrouw Gerkens op dat er groepen zijn die nog niet worden bereikt. Internet is daarentegen een medium dat vooral wordt gebruikt door degenen die een computer hebben. Zij gebruiken zelf dus ook internet. Het lijkt mij goed om het punt mee te nemen. Om die reden vind ik de motie, die mevrouw Gerkens nader heeft toegelicht, eigenlijk overbodig.

In de motie van de heer Van Dam wordt vooral gesteld dat bedrijven een opt-in-regime zouden moeten hebben. In het AO dat ik met de Kamer heb gehad, is een discussie geweest over de positie van bedrijven. Mijn ervaring is dat bedrijven er nogal dubbel in zitten. Enerzijds zijn er bedrijven die gespaard willen worden; anderzijds zijn er bedrijven die ongewenste reclame rondsturen. Het laatste kun je spam noemen. Ik heb bekeken hoe de situatie in andere EU-lidstaten is. Dat zal de heer Van Dam misschien interesseren. Spanje, Denemarken, Italië en België hebben voor een opt-in gekozen. In Portugal, het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Ierland en Zweden geldt daarentegen een opt-out-regime. Tegen de heer Van Dam zeg ik dat ik wel eens een afbakening wil maken van rechtspersonen en natuurlijke personen. Wij moeten ons niet concentreren op een wetswijziging. Het lijkt mij veel verstandiger dat wij aansluiten bij de huidige wetgeving en dat wij daarbinnen nieuwe maatregelen nemen. Nogmaals, ik heb op dat punt een heel sterk vertrouwen in het overleg met de providers. De zakelijke markt komt daarin zeker ook aan de orde. De motie vind ik dan ook een steun in de rug. Ik neem namelijk initiatieven. Het lijkt mij evenwel niet erg gewenst dat ze tot wetswijzigingen leiden. Wij moeten nu eerst op de handhaving mikken. De heer Van Dam heeft daarnaar zelf verwezen.

De heer Atsma (CDA):

De CDA-fractie heeft de motie mede ingediend. De minister heeft het over een wetswijziging, maar daarover wordt niets gezegd in de motie. Daarin wordt namelijk gesproken over "initiatieven". Die kunnen variëren van gesprekken met de ondernemersorganisaties VNO-NCW en MKB tot gesprekken in Europese context. Het is volledig aan de minister om een pakket aan maatregelen samen te stellen. De maatregelen kunnen leiden tot een wetswijziging, maar dat is op dit moment niet aan de orde. Wij zitten namelijk niet op overbodige wetgeving te wachten. Dat punt hebben wij eerder al besproken.

Minister Brinkhorst:

Ik ben het met de heer Atsma eens. Hij onderstreept eigenlijk wat ik ook tijdens het algemeen overleg heb gezegd, namelijk dat talloze initiatieven mogelijk zijn. Hoewel ik de motie overbodig vind omdat zij een steun in de rug is, heb ik geen bezwaar tegen de aanvaarding ervan. Dit zeg ik uit sympathie. Vooral dankzij de interpretatie van de heer Atsma lijkt mij dat zij in alle opzichten aansluit bij de wens van het kabinet om spam zoveel mogelijk te bestrijden. Het kan worden gezien als een uiting van goede wil.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Ik ben natuurlijk ontzettend blij met de uitspraak die de minister doet nadat wij maanden met elkaar hebben gedebatteerd. Ik ben blij als dit de uitkomst is. Ik heb al tijdens het vorige debat opgemerkt dat het standpunt van VNO-NCW in dezen was dat de minister verder moest gaan dan de wetstekst die hij had liggen en dat hij ervoor moest zorgen dat het verzenden van spam naar het mailadres van alle medewerkers in een bedrijf wordt verboden met uitzondering van verzending van spam naar het mailadres van de rechtspersoon. Als de minister op een dergelijk model uit kan komen, krijgt hij volop mijn steun. Ik ben het met de heer Atsma eens dat een eventueel noodzakelijke wetswijziging als ultimum remedium prima mogelijk is. Het is hartstikke goed als de minister er met de ondernemersorganisaties uit komt. Ik ben blij met de conclusie van dit debat.

Minister Brinkhorst:

Aan wat ik tegen de heer Atsma heb gezegd, heb ik niets toe te voegen.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven