Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Timmermans aan de minister-president over het weergeven van het Nederlandse standpunt bij de Europese Raad in de media en niet aan de Kamer.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Verhagen voor een opmerking over de orde van de vergadering.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Wij hebben onlangs gesproken over de werkwijze van de Kamer. Er is toen een discussie gevoerd over het levendiger maken van het vragenuur. De logica achter de toewijzing en erkenning van mondelinge vragen verbaast mij in toenemende mate. De vragen van de heer Timmermans over de handelwijze rond de Europese Raad zijn toegewezen, terwijl wij daar vanavond een uitvoerig debat over hebben. Ik onderschrijf de relevantie van de vragen van de heer Timmermans. Hij is normaal gesproken niet op zijn mondje gevallen in het Europese debat. Wij zullen vanavond uitvoerig van gedachten wisselen over de Europese top. Daarom vind ik dat het onderwerp van zijn vragen daar thuishoort en niet in het vragenuur.

De voorzitter:

Dit soort vragen hoort eigenlijk thuis in de regeling van werkzaamheden. Ik zal uw vraag kort beantwoorden, maar verdere discussie over dit onderwerp moet plaatsvinden in de regeling. De vragen van de heer Timmermans gaan over de procedure van vorige week en het debat van vanavond gaat over de inhoud van de Europese Raad. Ik zal erop letten dat er vanmiddag over het één en vanavond over het ander wordt gesproken.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. De minister-president heeft vorige week op de Europese top de Nederlandse belangen verdedigd, ondanks de rouwperiode. Dat is terecht, want de Europese top vond plaats en het is heel belangrijk dat de Nederlandse belangen daar goed worden verdedigd. De minister-president weigerde echter daarover van tevoren overleg met de Kamer te voeren, niet in het openbaar en ook niet besloten. De voorzitter citeerde net een adagium van de heer De Grave, namelijk dat uitvoering niet belangrijker mag zijn dan controle. Op die manier kan de Kamer haar taak niet uitvoeren.

Er is vervolgens besloten tot een schriftelijk overleg, maar de minister-president was niet bereid om zijn standpunt schriftelijk aan de Kamer voor te leggen en hij was ook niet bereid om te reageren op de inbreng van de Kamer voor aanvang van de Europese top. Daarmee stond de Kamer geheel buitenspel. De minister-president was tegelijkertijd wel bereid om de media uitvoerig te woord te staan over het Nederlandse standpunt. Die twee dingen verdragen zich naar het oordeel van mijn fractie niet met elkaar.

Waarom weigert de minister-president de Kamer informatie te geven die hij wel aan de media kwijt wil? Is hij het ermee eens dat het onwenselijk is dat de Kamer bij dit soort belangrijke zaken buitenspel wordt gezet? Is hij het ermee eens dat dit onder het kopje "eens maar nooit weer" zou moeten vallen? Is hij het ermee eens dat dit in het vervolg niet meer mag gebeuren?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik wil namens het kabinet waardering en respect uitspreken voor al hetgeen de heer De Grave heeft gedaan in zijn lange politieke loopbaan. U hebt er mooie dingen over gezegd, mijnheer de voorzitter. Ik heb met heel veel belangstelling geluisterd naar de brief van de heer De Grave en naar uw woorden.

De heer Timmermans heeft gevraagd waarom ik informatie over de Nederlandse inzet voor de Europese Raad heb gegeven aan de media en niet aan de Kamer. Ik heb eerst een algemene opmerking over de informatievoorziening aan de Kamer. De regering heeft het besluit van de Kamer om geen publieke vergaderingen toe te staan, gerespecteerd. De regering heeft eenzelfde besluit genomen uit piëteit met de koninklijke familie.

Vervolgens schets ik nog even de procedure die altijd bij de voorbereiding van een Europese Raad wordt gevolgd. Bij een algemeen overleg, voorafgaand aan een Europese Raad, krijgt de Kamer de gelegenheid om haar opvattingen over de verschillende agendapunten naar voren te brengen. De regering geeft vervolgens in repliek aan hoe zij daarmee omgaat. En zij stuurt de Kamer zo volledig mogelijke informatie over de aanstaande Raad om de Kamerleden in de gelegenheid te stellen zich adequaat voor te bereiden. Sinds de Raad van Sevilla is de regering afgestapt van een zelf opgestelde geannoteerde agenda en zendt zij de Kamer de volledige geannoteerde agenda van de Raad, die in wezen de conceptconclusies van de Raad bevat.

Zo is het ook nu gegaan. De Kamer heeft net als altijd de ontwerpconclusies gekregen en daarnaast heeft zij het verslag van de RAZEB gekregen waarin het Nederlandse standpunt inzake de verschillende onderwerpen is weergegeven, plus een verklaring inzake terrorisme, de brief van het voorzitterschap aan de leden van de Europese Raad en een gezamenlijk communiqué van de Beneluxpartners over de mid-term review van het Lissabon-proces. Bovendien is er in de week, voorafgaand aan de Europese Raad, algemeen overleg gevoerd over de RAZEB en de JBZ-raad. En vlak daarvoor, op 15 maart, had de Kamer een brief ontvangen met de inzet van de Nederlandse regering bij de RAZEB ter voorbereiding van de Europese Raad. Voorts vond er op 29 januari een algemeen overleg over het Lissabon-proces plaats.

Ik kan slechts concluderen dat de informatie aan de Kamer zeer uitgebreid is geweest. Op woensdag 24 maart is om vier uur 's middags per e-mail de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken op het ministerie binnengekomen waarvan de aanbiedingspassage als volgt luidt: "De vaste commissie heeft tot dit schriftelijk overleg besloten vanwege het feit dat het houden van een algemeen overleg waarin zij haar visie op de inzet van de regering kenbaar zou kunnen maken, dezer dagen niet mogelijk is. De commissie gaat ervan uit dat de regering bij haar inzet in de vergadering van de Europese Raad rekening houdt met het onderstaand beschreven gevoel van de commissie."

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. De Kamer heeft dit voorstel gedaan omdat de minister-president weigerde te voldoen aan het eerdere verzoek van de Kamer om dit overleg uit te zonderen van het niet overleggen met de Kamer. De Tweede Kamer had met het oog op de voorbereiding van de Europese Raad het initiatief genomen om hem hierheen te laten komen, maar dat wilde hij niet. Via een aantal ronden zijn wij toen bij die schriftelijke procedure uitgekomen. De minister-president moet er nu niet van maken dat hij door niet te komen overleggen, voldaan zou hebben aan de wens van de Kamer.

Minister Balkenende:

Ik heb allereerst aangegeven dat de informatie aan de Kamer is verstrekt zoals het altijd gaat. De Kamer was bijvoorbeeld ook via het verslag van de RAZEB op de hoogte van de opvattingen van de regering. Ook is het niet juist dat ik zou hebben geweigerd om naar de Kamer te komen. Ik heb contact gehad met de voorzitter van de Kamer en ik heb toen nog gewezen op het besluit van de Kamer zelf om geen debatten te houden. Voor het overige heb ik de besluitvorming van de Kamer afgewacht.

De heer Timmermans (PvdA):

Wij moeten elkaar nu niets wijsmaken. U weet net zo goed als ik dat de Kamer u niet gedwongen heeft om hierheen te komen toen u zelf niet wilde komen. Wij moeten er geen jijbak van maken, wij moeten hier eerlijk in zijn.

Minister Balkenende:

Als de Kamer besluit om in het kader van een rouwperiode wegens het overlijden van een lid van het Koninklijk Huis, een oud-koningin, geen debatten te houden, dan dient dat gerespecteerd te worden. Het kabinet had eenzelfde besluit genomen, wij hebben op verschillende terreinen bepaalde activiteiten achterwege gelaten, juist uit piëteit met de Koninklijke familie. En als er dan geen openbaar debat wordt gevoerd, dan sluit dat aan bij het besluit van zowel Kamer als kabinet. Dat is iets anders dan een weigering.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik maak toch echt bezwaar tegen deze afschildering van wat er is gebeurd, want de Kamer had nadrukkelijk aangegeven dat zij ondanks de rouwperiode overleg wilde voeren omdat de minister-president toch gewoon in de Europese Raad namens Nederland een standpunt zou innemen. Dat staat toch als een paal boven water? Dat overleg heeft niet plaatsgevonden omdat de minister-president nadrukkelijk had aangegeven dat hij daar geen trek in had. Dat is toch gewoon de waarheid?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Als deze Kamer ondanks het eerder genomen besluit had gezegd: "Minister-president, er vindt een debat plaats en wilt u komen?", dan was ik uiteraard gekomen. Maar het besluit van uw Kamer is geweest om geen openbaar debat te houden over de Europese Raad, noch een besloten debat. Ik heb geen verzoek gehad en daarmee kan ook niet worden gezegd dat ik iets heb geweigerd. Zo lag het niet.

De heer Timmermans (PvdA):

Maar u heeft vervolgens niet voldaan aan de wens van de Kamer om van tevoren uitvoerig schriftelijk te worden geïnformeerd. Als u zegt dat het precies zo gedaan wordt als andere keren, dan is hier nu juist sprake van een verschil, want deze keer ging het niet zoals andere keren. Omdat wij niet de kans hadden u erover te spreken, zouden wij wel graag de kans hebben gehad om op papier uw standpunten te vernemen. Die kans hebben wij als Kamer niet gekregen. Er heeft geen gemeen overleg tussen kabinet en Kamer plaats kunnen vinden en dat is geen goede zaak.

Minister Balkenende:

Ook op dat punt meen ik toch van mening te moeten verschillen met de heer Timmermans. Wat heeft zich nu precies afgespeeld? Ik heb zo-even aangegeven welke documenten de Kamer hebben bereikt. Er vonden algemeen overleggen plaats over én de RAZEB en de JBZ-raad. U heeft het verslag gekregen van de RAZEB, van de bijeenkomst van ministers van buitenlandse zaken, waarin ook het standpunt van de Nederlandse regering was verwoord. Er had een debat plaatsgevonden over terrorisme en ten aanzien van de IGC was het duidelijk dat er op dat moment niet een onderhandeling zou zijn. Op basis van al die stukken die de Kamer hebben bereikt, kan worden gezegd dat de Kamer volledig is geïnformeerd en op de hoogte was van het standpunt van de Nederlandse regering.

De heer Timmermans (PvdA):

Er kon van de kant van de Kamer geen sprake zijn van overleg met onze vertegenwoordiger – dat bent u – in de Europese Raad. De Europese Raad is in toenemende mate "Chefsache" en daar gaat u over – niet mijnheer Bot en niet mijnheer Donner. Dan moet de Kamer ook in de gelegenheid zijn om met u van tevoren "te wisselen", zoals u het zelf zegt, wat het Nederlandse standpunt zou moeten zijn.

Minister Balkenende:

Ik wil niet flauw zijn, maar wijs erop dat de vaste commissie van de Kamer het kabinet een document heeft aangereikt en heeft gezegd dat een algemeen overleg dezer dagen niet mogelijk was; vervolgens heeft de commissie gezegd dat zij ervan uitging dat de regering bij haar inzet in de vergadering van de Europese Raad rekening hield met het gevoelen van de commissie. Welnu, dat hebben wij gedaan en daarmee is het kabinet volledig tegemoetgekomen aan datgene dat de commissie heeft gesteld. Ik begrijp daarom niet dat u zegt dat er een reactie van de kant van het kabinet had moeten komen. Wij hebben naar eer en geweten de Kamer volledig geïnformeerd en wij hebben bij de raadsvergadering natuurlijk rekening gehouden met de gevoelens van de commissie.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Van Nieuwenhoven voor een punt van orde.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter. Hoewel het ongebruikelijk is in dit kader, zou ik een klein punt van orde willen maken. Ik weet uit ervaring dat in dit soort debatten ook de voorzitter van de Kamer nog wel eens rol zou kunnen spelen. Zou u uw visie kunnen geven op wat er vorige week is gebeurd? Ik kan mij niet voorstellen dat het u ontgaan is wat er over en weer gewisseld is.

De voorzitter:

Ik constateer dat de Kamer mij toestaat, nu op deze vraag te antwoorden.

In mijn visie heb ik vorige week telefonisch contact gehad met de minister-president en heeft de minister-president mij medegedeeld dat hij het geen goede procedure vond om een openbaar dan wel een besloten overleg met de commissie te houden over de Europese Raad. Toen heb ik in overleg met de voorzitter van de commissie gewerkt aan een procedure die een schriftelijke procedure is geworden. Over hoe die schriftelijke procedure verder is gelopen, heb ik uiteraard geen zeggenschap gehad, noch heb ik er bemoeienis mee gehad.

Wij vervolgen het vragenuur. Het woord is aan de heer Van Baalen tot het stellen van een aanvullende vraag.

De heer Van Baalen (VVD):

In het kader van die schriftelijke procedure is er ook door mijn fractie een aantal vragen gesteld en is verzocht dat de regering, behalve als deze het met al onze vragen eens zou zijn, ons antwoord zou geven vóór de top. Dat was voor ons cruciaal. Dit antwoord hebben wij pas vandaag over de e-mail gekregen.

Minister Balkenende:

Het verzoek van de commissie was dat de regering bij haar inzet in de vergadering van de Raad rekening zou houden met de gevoelens van de commissie. De betreffende brief heeft ons bereikt op woensdagmiddag, om 16.00 uur, en daarnaar hebben wij ook gehandeld.

De heer Van Dijk (CDA):

Ik denk dat het goed is om even te melden dat er vorige week een uitgebreide discussie is geweest en dat er mensen geraadpleegd zijn. Daarbij was er geen meerderheid om een openbaar dan wel een besloten debat te voeren. Wat dat betreft denk ik dat de premier heeft geantwoord in de lijn zoals het vorige week is gebeurd.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Mijn fractie is nooit ergens over geraadpleegd. Mijn probleem is dat dit door de drie grote fracties onderling is afgehandeld, want meerderheden kunnen ook op een andere manier tot stand komen in de Kamer.

Naar mijn mening heeft de minister-president zich tot tweemaal toe onttrokken aan een dialoog met de Kamer. De eerste keer was toen hij met de voorzitter telefoneerde en zei: ik ben niet van plan te komen. De tweede keer was toen hij niet reageerde op de schriftelijke inbreng van de Kamer.

Minister Balkenende:

Ik heb nooit gezegd: ik ben niet van plan te komen. Met de voorzitter van de Tweede Kamer deelde ik de opvatting dat er een rouwperiode was en dat er afspraken waren om geen debatten te voeren. Het kabinet zou daarom terughoudend zijn met zijn verplichtingen. Wij hebben dat ook gedaan. Het gesprek met de voorzitter heeft niet tot een conclusie geleid. Ik heb daarna afgewacht wat het besluit van de Kamer zou zijn. Zo is het gegaan. Er is dus geen sprake van onttrekken aan besluitvorming. Wij hadden te maken met een rouwperiode en de vraag hoe je dan omgaat met de contacten met de Kamer.

Ik herhaal nog maar eens dat de informatieverstrekking niet verschilde van andere keren. Er waren zelfs al debatten over dit onderwerp voor die tijd. Wij hebben rekening gehouden met gevoelens van de Kamer die via een brief tot ons zijn gekomen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik kan mij voorstellen dat de periode na het overlijden van de heer Claus voor u licht traumatisch is geweest, maar in die periode...

De voorzitter:

Ik maak er groot bezwaar tegen a. dat u dit erbij haalt en b. hoe u degene die u bedoelt, noemt.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Mijn excuses, voorzitter.

In die periode is in de Kamer wel gedebatteerd over spoedeisende zaken, zoals Europese overleggen. Wij hebben die toen niet opgeschort. Mijn fractie had het passend gevonden als dat type overleg voortgang had gevonden. De minister-president kan niet verwijzen naar eerdere ervaringen hiermee.

Minister Balkenende:

Dat heb ik ook niet gedaan. Ik heb gezegd dat ik kennis heb genomen van een besluit van de Kamer om geen debatten te voeren. Dat besluit van de Eerste en Tweede Kamer respecteert het kabinet.

De heer Eurlings (CDA):

Collega Van Dijk heeft er al aan gerefereerd dat de Kamer in meerderheid zelf heeft besloten tot een schriftelijke voorbereiding uit piëteit met het vorstenhuis.

Voorzitter. Collega Duyvendak stelt dat de fractie van GroenLinks niet is geraadpleegd. Moeten wij deze vraag niet stellen aan de voorzitter van de vaste commissie die een telefonische procedure heeft gevolgd? Naar mijn mening horen wij daar niet op deze manier met de minister-president over van gedachten te wisselen.

De voorzitter:

De vraag die u mij stelt, is niet aan mij om te beantwoorden. De consultatie van fracties is uiteraard een zaak van de vaste commissie. De voorzitter van deze commissie dient deze vraag te beantwoorden.

Naar boven