Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over bouwfraude, te weten:

- de motie-Depla over meer capaciteit OM voor bestrijding van fraude en corruptie (28244, nr. 61);

- de motie-Duyvendak over strafvervolging van het hoofd beheer en onderhoud van de provincie Zuid-Holland (28244, nr. 62).

(Zie vergadering van 18 februari 2004.)

De voorzitter:

De motie-Depla (28244, nr. 61) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de opsporings- en vervolgingsinstanties een hogere prioriteit aan de bestrijding van fraude en corruptie dienen te geven dan thans het geval is;

overwegende dat zij thans een aanzienlijk deel van hun capaciteit besteden aan zaken die eveneens bestuursrechtelijk zouden kunnen worden gehandhaafd;

verzoekt de regering, het daarheen te leiden dat deze instanties een groter deel van hun capaciteit inzetten voor de bestrijding van fraude en corruptie, welke extra inspanning – waar nodig – ten laste mag komen van die feiten die eveneens bestuursrechtelijk kunnen worden afgedaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie is voorgesteld door de leden Depla en Hofstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (28244).

Op verzoek van de heer Duyvendak stel ik voor, zijn motie (28244, nr. 62) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de gewijzigde motie-Depla/Hofstra (28244, nr. 63).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, de VVD, de Groep-Lazrak, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Naar boven