Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 februari 2004 over dierenwelzijn.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Dit VAO is een vervolg op een nogal abrupt geëindigd algemeen overleg omdat de tijd te kort was om alles te bespreken. Door dat abrupte einde is de minister onvoldoende in kunnen gaan op de wachttijdenproblematiek diergeneesmiddelen. Ik krijg daar graag nog een schriftelijke reactie op. Misschien kan de minister nog terugkomen op mijn opmerking om voor 2006 een regeling te treffen voor het doden van paling. Verder heb ik gesproken over het onderzoeken van een verbod op de import van papagaaien en parkieten. Deze vogels staan niet op de CITES-lijst, maar zij worden wel massaal in het wild gevangen en hiernaartoe gebracht, waarna zij snel dood gaan. Ik wijs erop dat men ook papagaaien en parkieten kan kopen die hier gefokt zijn. Het is van de gekke dat in Nederland geen koolmees gevangen mag worden, maar dat zo mag worden omgegaan met papagaaien en parkieten.

Kamerbreed zijn wij het erover eens dat het castreren van biggen verboden moet worden. Collega Oplaat zal mede namens mij een motie op dit punt indienen. Vanuit mijn praktisch hart zeg ik dat al degenen die pleiten voor routinematig verdoofd castreren er geen bal verstand van hebben. Dat is in de praktijk niet haalbaar.

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gedetailleerde regelgeving ten behoeve van het houden en verzorgen van gezelschapsdieren, zoals het honden en kattenbesluit '99 (HKB '99) en de regeling agressieve dieren (RAD), leidt tot grote administratievelastendruk en niet handhaafbaar is;

van mening dat de eigenaar verantwoordelijk is voor het welzijn van het gezelschapsdier;

van mening dat een wettelijke basis voor identificatie en registratie van honden gewenst is;

van mening dat een positieflijst van te houden huisdieren gewenst is waarbij ook rekening wordt gehouden met risico's voor de volksgezondheid en faunavervalsing;

van mening dat een vakbekwaamheidseis voor ondernemers die zich bezighouden met handel en verkoop van dieren gewenst is;

verzoekt de regering, in samenwerking met de Raad voor de Dierenaangelegenheden (RDA) aan te geven hoe de wettelijke basis voor het welzijn en het houden van gezelschapsdieren nader kan worden ingevuld en de Kamer hierover voor 1 januari 2005 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ormel, Snijder-Hazelhoff en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(28286).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter...

De voorzitter:

Ik neem aan dat u geen vraag wilt stellen over deze door uzelf ondertekende motie.

De heer Van der Ham (D66):

Voor de Handelingen is het belangrijk dat ook wordt gezegd wat wij met deze motie bedoelen, namelijk dat het een doorstart is van het honden- en kattenbesluit op een handhaafbare manier.

De voorzitter:

Dit is een belachelijke vertoning. Zo doen wij dat hier niet.

Mijnheer Ormel, u bent royaal door uw spreektijd heen.

De heer Ormel (CDA):

Ik wil afsluiten met een passend advies aan u, voorzitter.

De voorzitter:

Dat kan niet, want u hebt al twee keer de u toegemeten spreektijd gebruikt.

De heer Ormel (CDA):

Het gaat over het muizenprobleem.

De voorzitter:

U moet er nu echt een punt achter zetten.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Geen muizen, maar ballen. Het wordt de nacht van de ballen. De kwestie is of het castreren van biggen nog langer acceptabel is: niet dus! Ook verdoofde castratie is wat mijn fractie betreft niet acceptabel. De Koninklijke Nederlandse maatschappij voor diergeneeskunde deelt dat standpunt. Wij gaan dus niet verdoven en wij gaan niet castreren. Wat mij betreft, wordt dat ook niet afgeschoven op het Europese speelveld, want als ze het in Europa mogen uitvechten, duurt het nog wel tien jaar voordat er iets gebeurt. Wat mij betreft, gaan wij over tot het instellen van een verbod op castreren, verdoofd en onverdoofd, in Nederland. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het castreren van biggen het welzijn van het dier en het imago van de varkenssector ernstig schaadt;

constaterende dat het Duitse importverbod op ongecastreerde vleesvarkens door de rechtbank van Noordrijn-Westfalen onwettig is verklaard;

constaterende dat de varkenssector van mening is dat deze rechterlijke uitspraak perspectief biedt om in Nederlands belangrijkste afzetmarkt ongecastreerde vleesvarkens af te zetten met gebruik van de geurdetectiemethoden;

verzoekt de regering, een verbod op het castreren van biggen te bewerkstelligen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen en Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(28286).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. De export van Nederlandse varkens, de vleesindustrie, gaat voor een groot deel inderdaad naar Duitsland. Spreekt mevrouw Van Velzen ten aanzien van het castreren en de verhouding met de export naar Duitsland over een specifiek Nederlandse situatie?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Je zou het een specifiek Nederlandse situatie kunnen noemen in die zin dat de markt hier de kans heeft om zelf te regelen dat castreren niet meer nodig is met deze vrij eenzijdig op Duitsland gerichte exportmarkt. Die interpretatie laat ik echter aan u, collega.

De minister heeft in het debat aangegeven dat de samenwerking tussen de AID en Traffic goed verloopt op het punt van controle op import van bedreigde plant- en diersoorten. Het veld zelf denkt daar echter geheel anders over. De Kamer wordt slecht, summier geïnformeerd; een kattebelletje bij de milieuwethandhavingsrapportages. Om te controleren of de bepaling in de CITES-conventie door de regering goed wordt uitgevoerd, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat informatievoorziening een essentieel instrument is van de CITES-handhaving, de regering onder de CITES-conventie verplicht is rapportages aan de Verenigde Naties te sturen en dat een regelmatige rapportage aan de Kamer dus relatief weinig additionele inzet van middelen vereist;

constaterende dat de Kamer met algemene stemmen de motie-Van Wijmen (27400-XIV, nr. 104) heeft aangenomen die de regering opriep, de Kamer halfjaarlijks op de hoogte te stellen van de CITES-handhaving;

constaterende dat de Kamer op 31 oktober 2002 voor het laatst geïnformeerd is inzake de CITES-handhaving middels de milieuwethandhavingsrapportage door de staatssecretaris van VROM (22343, nr. 72) en dat deze rapportage geen inzicht biedt in de omvang van de illegale invoer van bedreigde plant- en diersoorten in Nederland, noch in de controle hierop, noch in de effectiviteit van deze controle;

verzoekt de regering, de Kamer halfjaarlijks te informeren inzake de omvang van de illegale invoer van bedreigde plant- en diersoorten in Nederland, alsmede de controle hierop door de AID en haar handhavingspartners in een separate rapportage door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Van der Ham en Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(28286).

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. De PvdA vraagt het kabinet een actieve inzet te plegen op het terrein van dierwelzijn. Wij wensen een overheid die dierwelzijn niet stiefmoederlijk bedeelt, een overheid die misstanden in de bio-industrie opheft en aanpakt en niet alleen kijkt naar Europa, want daar bepalen de hekkensluiters de snelheid van het peloton. Bert Schierbeek schreef: het is veel erger dan je denkt en als je denkt, is het nog veel erger.

De PvdA dient samen met de VVD, de SP, de LPF, D66 en GroenLinks de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ten aanzien van de verkoop van huisdieren geen enkele vorm van regelgeving geldt, noch op het gebied van vakbekwaamheid, noch op het gebied van huisvestingseisen voor de betrokken dieren en dat dientengevolge dierenleed ontstaat;

overwegende dat bij gebrek aan regelgeving de branche zelf haar verantwoordelijkheid heeft genomen (Stichting Dierbaar) en op vrijwillige basis bedrijven certificeert en daarbij onder meer toetst op aanwezige vakbekwaamheid en de kwaliteit van de huisvesting van de dieren;

overwegende dat de minister van Economische Zaken bij brief van 14 november 2003 (Kamerstuk 29304, nr. 1) heeft uitgesproken dat de overheid gebruik wil blijven maken van de private certificatie-infrastructuur voor de behartiging van publieke belangen;

overwegende dat voorlichting over het verantwoord houden van dieren en het daardoor verbeteren van hun welzijnssituatie dient plaats te vinden door personen met de daartoe benodigde kennis;

van mening dat door het vrijwillige karakter van certificering juist niet de groep ondernemingen wordt getoetst waarbij Waalkensdat in het kader van dierenwelzijn juist wel noodzakelijk is;

verzoekt de regering, bij de aanstaande nadere invulling van artikel 56 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD) deze toetsing en certificering van de verkoop van huisdieren een wettelijk kader te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Snijder-Hazelhoff, Van Velzen, Van den Brink, Van der Ham en Vos.

Zij krijgt nr. 10(28286).

De heer Ormel (CDA):

Wat is het verschil met mijn motie?

De heer Waalkens (PvdA):

Wij willen heel nadrukkelijk een wettelijk kader voor de aansluiting van de certificering. Dat is het verschil met uw motie. U wilt een advies. Wij willen een wettelijk kader voor de certificering.

De heer Ormel (CDA):

Dus u wilt daarover geen advies meer ontvangen?

De heer Waalkens (PvdA):

Zo'n certificeringinfrastructuur komt tot stand na raadpleging van partijen.

Voorzitter. Wij willen graag nog een tweede motie indienen op het terrein van de controle en het toezicht met betrekking tot de opgestelde positief/negatief-lijst. De motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het houden van bepaalde diersoorten als gezelschapsdier grote dierwelzijnsproblemen kan veroorzaken;

overwegende dat helderheid geboden is, te weten welke diersoorten wel en niet als gezelschapsdier gehouden kunnen worden;

overwegende dat voorlichting en advies aan consumenten en verkopers hiertoe niet volstaat;

constaterende dat de Raad voor Dieraangelegenheden (RDA) op verzoek van de regering een positieflijst heeft opgesteld voor het houden van diersoorten als gezelschapsdier;

constaterende dat de minister van mening is dat deze lijst niet (goed) controleerbaar en handhaafbaar zou zijn;

overwegende dat controle, toezicht en handhaving op basis van overheidscriteria in overleg met de sector verder door de sector zouden kunnen worden uitgevoerd;

verzoekt de regering, in overleg met de Raad voor Dieraangelegenheden en betrokken spelers de mogelijkheden te ontwikkelen om controle, toezicht en handhaving van de door de RDA opgestelde positieflijst op efficiënte en effectieve wijze uitvoerbaar te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Duyvendak, Van der Ham, Van Velzen en Vos.

Zij krijgt nr. 11(28286).

De heer Van den Brink (LPF):

Wat vraagt u nu meer dan datgene wat de minister én in zijn brief én later ook in de beantwoording heeft toegezegd?

De heer Waalkens (PvdA):

De minister heeft aangegeven dat hij met betrokken partijen in een vrijblijvende sessie om de tafel wil gaan zitten. Daarbij is het uitgangspunt echter niet de lijst die is opgesteld door de Raad voor Dieraangelegenheden. In deze motie is die lijst wel het vertrekpunt. Wij willen daarmee ook invulling geven aan onze wens om te komen tot een effectief, efficiënt en uitvoerbaar controlesysteem.

De heer Ormel (CDA):

Ik begrijp uit de motie dat u zaken zoals gevaar voor de volksgezondheid en faunavervalsing niet belangrijk vindt?

De heer Waalkens (PvdA):

De positief/negatief-lijst is met een brede consensus binnen de Raad voor Dieraangelegenheden opgesteld. Wij achten de deskundigheid binnen die raad van een zodanige kwaliteit dat wij er niet aan twijfelen dat de door de heer Ormel genoemde elementen ook meegenomen zijn.

De heer Ormel (CDA):

Ik twijfel ook niet aan de deskundigheid, maar die aspecten staan niet op deze lijst. In mijn motie worden de aspecten genoemd. In uw motie is dat niet het geval.

De heer Waalkens (PvdA):

Het gaat over de invulling van de lijst als uitvloeisel van artikel 33 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren. Daaraan voldoet het advies van de Raad voor Dieraangelegenheden.

De voorzitter:

Voor de VVD-fractie hebben zich twee woordvoerders aangemeld. Dat betekent dat zij die twee minuten moeten delen. Zij hebben dus allebei een minuut spreektijd. Ik hoop dat de aangekondigde motie een stuk korter is dan eerder ingediende moties. Dat waren namelijk redevoeringen in motievorm. Het woord is aan de heer Oplaat.

De heer Oplaat (VVD):

Voorzitter. De VVD heeft in het AO gepleit voor een welzijnsoffensief op Europees niveau. Nederland moet een intensieve aanjager zijn van het welzijnsdebat in Europa. Dat zijn wij verplicht aan onze status.

Wie a zegt, moet ook b zeggen. Vandaar de volgende twee acties. De ene is dat de VVD-fractie de nog in te dienen motie van de fractie van D66 heeft medeondertekend over het eventueel verdoofd castreren. De andere is dat ik mede namens collega Ormel van de CDA-fractie de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het castreren van biggen indruist tegen de intrinsieke waarde van het dier en het dierenwelzijn schaadt;

constaterende dat in vrijwel iedere lidstaat Oplaatvan de Europese Unie biggen worden gecastreerd;

verzoekt de regering, te streven naar een verbod op het castreren van biggen in de Europese Unie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Oplaat en Ormel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(28286).

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. Ik stel ook nu weer de vraag wat in de motie wordt gevraagd dat de minister in zijn antwoord niet heeft toegezegd. Volgens mij heeft de minister in zijn antwoord gewoon toegezegd wat er in de motie wordt gevraagd. Waarom wordt dat dan nog een keer gevraagd?

De heer Oplaat (VVD):

Punt 1, ik heb het niet zo expliciet van de minister begrepen. Punt 2, ik denk dat het heel verstandig is dat de Kamer duidelijk een daad stelt in dezen en duidelijk aangeeft dat zij van mening is dat wij in Europa een welzijns-offensief moeten inzetten om te komen tot een verbod op het castreren van biggen, te beginnen in Europa. Het zou u sieren als u de motie steunde.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Ik zal het kort houden en het hebben over de huisdieren, de gezelschapsdieren. Mijn fractie vindt dat er een aantal regels moet worden gesteld voor het houden van huisdieren. Dat mijn fractie daarin niet alleen staat, blijkt uit de medeondertekening van de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op dit moment geen regels zijn die het welzijn van huisdieren beschermen;

overwegende dat burgers in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor het welzijn van hun huisdieren, maar dat er verbetering dient te komen wat betreft het welzijn van huisdieren;

verzoekt de regering, stappen te ondernemen om te komen met algemene regels voor groepen van huisdieren hoe men deze dient te houden, waarbij een voorbeeld wordt genomen aan het systeem zoals dat in Duitsland wordt gehanteerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff, Van der Ham, Waalkens, Van den Brink, Van Velzen en Ormel.

Zij krijgt nr. 13(28286).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Vervolgens dien ik een motie in die gaat over een betere controle aan onze buitengrenzen, met name op Schiphol.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het van groot belang is dat er goede controle plaatsvindt bij de buitengrenzen;

voorts constaterende dat Schiphol niet over een keuringspunt beschikt dat voor alle vliegtuigmaatschappijen beschikbaar is en dat dieren via een omweg langs Brussel en Frankfurt de EU binnenkomen en dan naar Nederland worden getransporteerd;

overwegende dat het niet-beschikbaar zijn van een keuringspunt voor alle vliegtuigmaatschappijen zorgt voor dierenleed omdat dieren via een omweg en dus lange transporten naar Nederland komen;

verzoekt de regering, actie te ondernemen en ervoor te zorgen dat er zo spoedig mogelijk een algemeen keuringspunt zal komen op Schiphol zodat lange vervoerstijden worden vermeden in het belang van dierenwelzijn en er een betere controle is op welke dieren er ons land binnenkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff, Van Velzen, Van den Brink, Van der Ham, Waalkens en Ormel.

Zij krijgt nr. 14(28286).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Dierenwelzijn heeft ook veel te maken met de toekomst van de intensieve veehouderij. Daarover zullen wij over een aantal weken met de minister spreken wanneer het gaat over de kopgroep binnen Europa. Ik heb daarover ook een aantal dingen opgemerkt tijdens het overleg, maar zaken en uitspraken van de Kamer die ik daarover wens, zal ik bij gelegenheid van dat debat inbrengen. Dat doe ik nu dus niet.

Ik dien allereerst een motie in over CITES. Anderen hebben dat ook al gedaan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer geen inzicht heeft in de effectiviteit van CITES-handhaving;

overwegende dat er momenteel geen inzicht is in de omvang van de handel in bedreigde plant- en diersoorten;

overwegende dat het illegaal invoeren van bedreigde plant- en diersoorten grote veterinaire en humane risico's in zich draagt;

overwegende dat het voor de Kamer van groot belang is om inzicht te krijgen in de doelstellingen en de hierbij passende uitvoering van CITES-handhaving van het ministerie van LNV;

overwegende dat het beschikbaar stellen van een criminaliteitsbeeldanalyse voor wat betreft CITES-handhaving een goede mogelijkheid biedt om inzicht te krijgen in de doelstellingen en uitvoering van de CITES-handhaving;

roept de regering op om jaarlijks de criminaliteitsbeeldanalyse wat betreft CITES-handhaving openbaar te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld Van der Hamdoor de leden Van der Ham, Van Velzen, Waalkens en Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(28286).

De heer Van der Ham (D66):

De discussie over de castratie van biggen is ingewikkeld. Daarin worden verschillende dingen gezegd: een bureau zegt dit, de dierenbescherming zegt weer iets anders, bijvoorbeeld dat verdoven een goede tussenoplossing zou zijn op weg naar een algemeen verbod. Ondanks alle vraagtekens die je daarbij kunt zetten, vind ik dat dit moet worden onderzocht. Vandaar mijn motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een Europees onderzoek plaatsvindt (ESFA) dat alternatieven onderzoekt voor wat betreft castratie van biggen;

van mening dat het (onverdoofd) castreren van biggen onwenselijk is en zo snel mogelijk moet worden verboden;

overwegende dat toedienen van verdoving bij castratie, tot de tijd van een verbod op castratie, een vermindering van dierenleed in zich kan dragen;

verzoekt de regering om binnen het ESFA-onderzoek aan te dringen op specifiek onderzoek naar de mogelijkheden tot een eenvoudige vorm van verdoving bij castratie van biggen, eventueel door varkenshouders zelf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham, Oplaat en Waalkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(28286).

De heer Van den Brink (LPF):

Stel dat uit het onderzoek blijkt dat dit het geval kan zijn. Deelt u dan niet mijn mening dat het uiteindelijke castratieverbod, dat wij allemaal willen, nog weer tien jaar op zich laat wachten?

De heer Van der Ham (D66):

Nee, die mening deel ik niet, want uiteindelijk worden er nog meer moties ingediend over de wenselijkheid van een zo snel mogelijk verbod op castratie. Tot die tijd vind ik dat we alles moeten doen om zo veel mogelijk leed te verzachten. Nogmaals, er zijn veel verschillende opvattingen over: verschillende dierenartsen vertellen verschillende verhalen, de dierenbescherming noemt het als optie voor een soort overgangsituatie naar een algemeen verbod. Ik vind dat het minstens moet worden onderzocht.

De heer Ormel (CDA):

Beseft u dat we praten over 10 miljoen castraties per jaar? Beseft u dat het geven van een prik in de testikel – want daar praten we over – een routinehandeling wordt, met lidocaïne, dat een UDD-middel is, dus alleen door dierenartsen kan worden toegediend? Beseft u dat die prik zeer pijnlijk is? Beseft u dat de napijn, die wel een week kan duren, helemaal niet door die prik wordt verholpen, dus dat ook daar iets aan moet worden gedaan? Kortom, beseft u dat dit in de praktijk niet haalbaar is?

De heer Van der Ham (D66):

U heeft gelijk dat de Diergeneesmiddelenwet en alles wat daaromheen is afgesproken, verbiedt dat dit door anderen dan dierenartsen mag worden gedaan. Ik heb al in het overleg gevraagd of het mogelijk is om zo'n eenvoudige manier van verdoven te bedenken dat het toch kan. Daar moet onderzoek naar worden gedaan.

Over de pijnlijkheid van de castratie en na-effecten zijn we het eens; het moet dus zo snel mogelijk worden verboden. Ik vind dat we moeten onderzoeken of de pijn kan worden verzacht, in ieder geval op het moment dat de castratie wordt verricht. Uit onderzoeken blijkt dat de pijn die een big hierbij ervaart, enorme effecten heeft op de rest van zijn korte leven.

De heer Ormel (CDA):

U zegt dat het een heel gemakkelijke manier van verdoven is. Beseft u wel dat de big direct sterft als je ook maar een halve milliliter van dat spul in de bloedbaan spuit? Beseft u ook dat de testikels vol met bloedbanen zitten? Kortom, als een of twee op de honderd biggen direct dood neervallen, is dat dan dierenwelzijn?

De heer Van der Ham (D66):

Nee, dat is geen dierenwelzijn. Wel kan een veehouder of dierenarts die dagelijks of wekelijks dit soort handelingen verricht, daar best handigheid in krijgen. Dat moet onderzocht worden. Wij hebben beiden dezelfde vragen. Er zijn verschillende geluiden, laten wij het onderzoeken.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dit wordt een historische avond voor de ballen van varkens!

Meneer Van der Ham, als u voorstelt om dit te onderzoeken, met als optie om verdoofd castreren in te voeren, doelt u dan op het invoeren van een verbod op onverdoofd castreren in Nederland of in Europa? En in het verlengde daarvan: hoe gaat u dit handhaven, hoe kunt u controleren of een varkensboer die twee sneetjes met of zonder verdoving uitvoert? En als dit niet handhaafbaar is – wat ik zou concluderen – waarom stelt u het dan voor?

De heer Van der Ham (D66):

In de overweging van de motie staat dat wij zo snel mogelijk moeten komen tot een verbod. Vanuit de dierenwelzijnsorganisaties klinken er verschillende geluiden. Deze organisaties zeggen: ga het nu eens onderzoeken, als tussenmaatregel. Dit moet het liefst zo kort mogelijk duren, want wij moeten naar een algemeen verbod toe. Dat is mijn opvatting. De vraag is inderdaad hoe wij een en ander moeten handhaven, maar die vraag speelt bij heel veel wetgeving. Wij moeten er ook van uitgaan dat boeren, of zij het nu zelf doen of dat zij het stagiairs laten doen, dit in het systeem inbouwen. Wij moeten proberen dit zoveel mogelijk te bewerkstelligen. Uiteindelijk zijn wij het er met elkaar over eens dat het castreren zo snel mogelijk moet worden verboden.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Denkt u dat de maatregel handhaafbaar is?

De heer Van der Ham (D66):

Niet voor 100%, neen, zeker niet.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Waarom stelt u het dan voor?

De heer Van der Ham (D66):

In de motie Van der Hamstaat dat er een onderzoek moet worden uitgevoerd naar een eenvoudige manier van verdoving. Dat vraag ik.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Tot mijn spijt moet de fractie van GroenLinks vaststellen dat wij met het normen- en waardenkabinet-Balkenende op het absolute dieptepunt voor het dier zijn beland. Het is veelzeggend dat minister Veerman het citaat van Brecht tot het zijne maakte: Zuerst kommt das Fressen und dann die Moral. Er is juist een grote maatschappelijke behoefte om de moraal wat meer voorop te stellen. Daarom vraag ik de minister om een reactie op de open brief die zeven dierenbeschermingsorganisaties aan hem hebben geschreven onder de kop: hebben ministers dan geen geweten? Dierenwelzijn is het stiefkind van deze regering.

Mijn fractie vindt dat het tijd is voor actie en daarom dien ik twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister alvorens een besluit te nemen over het alsnog toestaan van het couperen van schapenstaarten advies zou inwinnen bij de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde;

constaterende dat de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde op het standpunt staat dat myasis en andere welzijnsproblemen zeer goed voorkomen kunnen worden met enkele managementmaatregelen, zodat voor het couperen van de staart geen doorslaggevende veterinaire gronden zijn;

constaterende dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit desondanks vrijstelling heeft gegeven op het verbod staarten van schapen te couperen tot 1 september 2006;

verzoekt de regering, conform het advies van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde het coupeerverbod voor schapen alsnog per direct te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vos, Van Velzen, Van der Ham en Waalkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17(28286).

De heer Ormel (CDA):

Vindt mevrouw Vos dat het couperen van schapenstaarten verboden moet worden wegens dierenwelzijn of wegens de intrinsieke waarde van het dier?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik vind dat dit verboden moet worden wegens het dierenwelzijn. Het is een zeer pijnlijke handeling, die overbodig is en op andere wijze valt te voorkomen. Dat is voor mij de belangrijke reden om hiermee te stoppen.

Mijn tweede motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat naast dierenwelzijn en sectorale belangen ook ethische aspecten meespelen in het debat over de omgang met dieren;

overwegende dat voor het meenemen van ethische aspecten geen afdoende kader aanwezig is in beleid noch in wetgeving;

van mening dat het wenselijk is dat ethische aspecten een volwaardige plaats krijgen in beleid en wetgeving inzake de omgang met dieren;

verzoekt de regering, een ethisch kader te ontwikkelen voor het opnemen van ethische aspecten in beleid en wetgeving inzake de omgang met dieren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vos, Waalkens en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(28286).

De heer Van den Brink (LPF):

Ik heb een korte vraag over de eerste motie. Mevrouw Vos zegt dat het couperen van de schapenstaarten pijnlijk is. Wat gelooft zij? Is het pijnlijk als de staart binnen zeven dagen wordt gecoupeerd, of zou het pijnlijker zijn als de schapen op latere leeftijd worden geëxporteerd en de staart er dan wordt afgehakt? Wat zou nu beter zijn?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Wij hebben deze discussie vaak gevoerd, ook in het debat dat wij eerder met de minister hebben gehad. Mijn fractie is van mening dat een goede boer het helemaal niet nodig heeft om de staarten te couperen. Er ligt een heel duidelijk advies van de Koninklijk Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde. Ik vind dat wij het advies van deze professionals ter harte moeten nemen. Vandaar dat ik deze motie indien.

De heer Van den Brink (LPF):

Ik heb een vraag over deze professionals. U hoort mij niet beweren dat deze club niet uit professionals bestaat, maar ik ben ervan overtuigd dat de dierenartsen in het veld nog meer professionals zijn. Ik neem aan dat u dat met mij eens bent.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dat ben ik zeker, maar ik ga ervan uit dat de Koninklijk Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde spreekt namens de dierenartsen in het veld.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb een vraag over de tweede motie betreffende het ethisch kader. Mevrouw Vos herinnert zich toch wel dat wij daarover bij de plenaire behandeling van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren uitvoerig hebben gesproken? Wij hebben in die wet een artikel opgenomen waarvan wij toen allemaal vonden dat het een zeer wezenlijke uitspraak behelst in dit verband. Wil zij daar nu iets aan toegevoegd hebben of hoe moet ik dat zien?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De fractie van GroenLinks wil graag dat juist dat artikel, dat inderdaad in de wet staat en van groot belang is, wordt omgezet in een beter hanteerbare toets waarmee wij ook in de praktijk beter kunnen afwegen en beoordelen Voshoe je het nut voor de maatschappij kunt afzetten tegen mogelijk leed dat door dieren wordt geleden. Wij denken aan een soort toets zoals die nu wordt ingezet bij het gebruik van proefdieren en bij biotechnologische proeven. Wij willen een dergelijke toets om het begrip dat in de wet staat, beter hanteerbaar te maken in de praktijk.

Voorzitter. De fractie van GroenLinks heeft een aantal andere moties ondersteund, ondermeer die voor het verbod op het castreren van biggen. Daarmee hebben wij duidelijk gemaakt dat het naar onze mening tijd is voor een ander beleid.

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. Ik denk dat wij het allemaal eens zijn: als wij rondom het welzijn van dieren voor grote groepen en grote aantallen dieren iets willen bereiken, dan zullen wij dat in een wijd verband moeten doen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in het Hoofdlijnenakkoord zegt, geen nieuw beleid te zullen introduceren dat stringenter is dan de Europese normen voorschrijven, tenzij een specifiek Nederlands probleem een specifiek Nederlandse oplossing vergt;

van mening zijnde dat met betrekking tot het houden en verzorgen van gezelschapsdieren geen sprake is van een specifiek Nederlands probleem;

van mening zijnde voorts dat het wenselijk is op dit gebied juist ook Europese regelgeving te ontwikkelen;

verzoekt de regering, zich in te spannen om te komen tot Europese regelgeving betreffende het houden en verzorgen van gezelschapsdieren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Brink, Snijder-Hazelhoff en Waalkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(28286).

Minister Veerman:

Voorzitter. De bijdrage van de Kamer zou uitnodigen tot een nieuw debat over dierenwelzijn. Daar zal ik weerstand aan bieden, mede gelet op het late uur en wat ons allemaal nog te doen staat.

Eén ding wil ik vooraf wel zeggen. Mevrouw Vos sneed het aan door te vragen hoe ik reageer op de advertentie. Ik zag de advertentie toen ik terugkwam uit Duitsland en ik reageer er als volgt op. Er staan zaken in de advertentie die niet corresponderen met de werkelijkheid, maar dat terzijde. Laten wij daar geen debat over voeren, het is voor rekening van de opsteller van de advertentie. Het lijkt wel alsof deze minister en deze regering niet begaan zijn met dierenwelzijn en de zorg voor dieren. Niets is minder waar. Wij discussiëren over de wijze waarop wij die zaken willen dienen, mevrouw Vos. Wij discussiëren over de wijze waarop wij dat dierenwelzijn gestalte willen geven. U en de opstellers van de advertentie vinden dat dit moet geschieden door middel van regelgeving. Ik vind daarentegen dat wij moeten afzien van regelgeving die niet handhaafbaar en uitvoerbaar is en dus symboliek is. Daarmee zouden wij elkaar immers voor de gek houden. Dat is het centrale punt. Dat is de scheidslijn tussen uw standpunt – ik spreek u aan als degene die deze lijn voorstaat – en het mijne.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Volgens mijn fractie is er een aantal cruciale zaken in deze samenleving dat moet worden beschermd door middel van regels. U zegt dat deze regels symbolen zijn en dat zij niet te handhaven zijn. Als dat zo zou zijn, is het een taak voor de overheid. Het is aan u om die regels te handhaven. Het is aan u om ervoor te zorgen dat die regels niet verworden tot lege symboliek. Wij hebben niet voor niets regels over bijvoorbeeld kindermishandeling en dierenmishandeling. Mijn fractie vraagt om duidelijke regels en goede handhaving daarvan door de overheid.

Minister Veerman:

Wij twisten niet over de vraag of de dingen die u noemt door de overheid moeten worden geregeld en gehandhaafd. Wat dat betreft gaat de vergelijking mank. Wat dat betreft hebben wij ook geen verschil van inzicht. Wij twisten over de vraag of op het vlak van de voorstellen zoals die zijn geformuleerd – ik kom daar straks bij het behandelen van de moties nog op terug – regelgeving de enige methode is die daarvoor is geëigend. Daar scheiden onze wegen.

Ik denk dat de regering in staat moet worden gesteld om aan te tonen dat het anders kan, of om in ieder geval de mogelijkheden te beproeven om dat op andere wijze te doen. De manier waarop de zaken hier worden voorgesteld, wekt de indruk dat de regering niet veel op heeft met dierenwelzijn. Het tegendeel is het geval. Wij moeten ons concentreren op de vraag op welke wijze wij een en ander gestalte moeten geven. Ik zeg dat de regering de gelegenheid moet krijgen om te maken dat het gestalte kan krijgen op de manier die zij voor ogen heeft. Wij moeten eerlijk zijn en wij moeten overzien hoe veel wetgeving die de afgelopen jaren tot stand is gekomen feitelijk heeft uitgewerkt. Dat is het enige criterium dat ons moet binden. Wat helpt het? Wat doet het ertoe? Wat is het resultaat dat wordt bereikt?

Ik wil ervoor zorgen dat partijen hun verantwoordelijkheid nemen omdat zij verantwoordelijk zijn. Dat geldt ook voor gezelschapsdieren. Degenen die gezelschapsdieren nemen, zijn verantwoordelijk omdat die dieren van hen afhankelijk zijn. Dat moeten degenen die deze dieren onder hun hoede nemen als gezelschapsdier beseffen. Voor de productiedieren hanteren wij de EU-regels. Daarnaast zetten wij ons krachtig in om ervoor te zorgen dat er op EU-niveau verbetering komt. Als wij de EU-regels als het ware te boven gaan, exporteren wij dierenleed. Dat kan niet de bedoeling zijn. Dat zou alleen ons eigen geweten wat ontlasten. Als wij Europees denken, is dat echter niet waar wij uiteindelijk gerust op kunnen zijn. Dat is mijn positie en dat is de wijze waarop ik het zou willen aanpakken.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik hoor de minister opnieuw spreken over de handhaafbaarheid van de voorstellen van de Kamer. Handhaafbaarheid is echter een subjectief begrip. Het hangt toch af van de prioriteit die de minister eraan geeft, de manuren en het budget dat hij uittrekt om de betreffende regelgeving te handhaven?

Minister Veerman:

U kunt zich voorstellen dat bepaalde maatregelen een handhaafbaarheidsintensiteit hebben die grenst aan aantasting van de privacy van mensen en die grenst aan het onmogelijke. In zo'n geval zouden de mensen en middelen die wij daarvoor zouden moeten inzetten niet in een redelijke verhouding staan tot het te bereiken doel. U wilt regelgeving. Ik wil hetzelfde als u, maar op een andere manier. Waar de afgelopen jaren zo duidelijk is geworden dat tal van regels niets anders zijn dan symbolen, omdat de handhaafbaarheid al jarenlang niet toereikend is, verzoek ik u ons de gelegenheid te geven om het eens anders te doen. Wij willen de burger en de producent die op een professionele wijze dieren houdt aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Wij kunnen toch niet elke verantwoordelijkheid van hen overnemen door te zeggen dat er regels zijn? Dat is toch niet vol te houden in een volwassen maatschappij?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik wil iedereen aanspreken op zijn verantwoordelijkheid, maar in dit geval spreek ik de minister aan op zijn verantwoordelijkheid. Bij de presentatie van het jaarverslag van de AID vraag ik wat die dienst doet aan exotenbeleid. Hoeveel uren worden daarvoor uitgetrokken? Wat zijn de resultaten eigenlijk? Dan krijg ik als antwoord dat dit een politiek verhaal is. Ik spreek de minister aan op zijn verantwoordelijkheid. Wat doet hij om te handhaven? Welke onderliggende argumenten heeft hij om vast te stellen dat het CITES-beleid of het honden- en kattenbesluit niet handhaafbaar zijn? Zou een voorstel om in Nederland een verbod op onverdoofd castreren in te voeren niet handhaafbaar zijn?

Minister Veerman:

U loopt vooruit op de behandeling van de moties.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Misschien geef ik wat te veel voorbeelden, maar dat het niet handhaafbaar is, is een mantra waarmee u komt. Een andere mogelijkheid is dat u zegt dat wij het op het Europese vlak gaan uitvechten. Vervolgens horen wij niets meer.

Minister Veerman:

U mag er vertrouwen in hebben dat uw minister op Europees niveau zijn best doet om een beter niveau van dierenwelzijn te bewerkstelligen. Wij maken echter deel uit van de Europese Unie, of wij dat nu fijn vinden of niet. Ik vind het fijn, maar je kunt er anders over denken. Dit zijn echter de feiten. Dit is het kader waarbinnen wij hebben te opereren.

Wij moeten de burger die een hondje, een katje of een cavia koopt erop aanspreken dat hij er goed voor zorgt. Dat gedrag moet niet door de overheid met een ingewikkeld apparaat worden afgedwongen. Dat is de positie die ik inneem. Op mijn verantwoordelijkheid kan mevrouw Van Velzen mij elke dag aanspreken.

De heer Ormel heeft vragen gesteld over de wachttijden voor diergeneesmiddelen, het verbod op het doden van paling en het verbod op de import van siervogels. Ik kom voor het eerste punt terug met een schriftelijke beantwoording. Ik heb op dit late uur niet de behoefte om het AO over te doen. Wij denken gelijk over deze zaken, maar ik wil de gelegenheid hebben om met nadere voorstellen en overwegingen daarover te komen. Wat het doden van vissen betreft, is volstrekt duidelijk dat er een andere lijn zal moeten worden gevolgd. De wijze van uitvoering zal nog enige tijd vergen. Laat niemand twijfelen aan de inzet van de regering in dezen.

De motie van de heer Ormel op stuk nr. 7 zie ik als een ondersteuning van mijn beleid, mits wij hierbij kunnen aantekenen dat zij geen al te grote administratieve lasten met zich brengt. In de motie op stuk nr. 8 van mevrouw Van Velzen en mevrouw Vos wordt een nationaal totaal verbod op het castreren van biggen gevraagd. Ik heb er ook geen bal verstand van, om met de heer Ormel te spreken, maar ik ontraad de motie. Ik heb gezegd dat ik naar een Europees verbod streef. Het ligt dan niet voor de hand om voor varkens een uitzondering te maken op het artikel. De Kamer kan er zeker van zijn dat ik mijn best zal doen om in internationaal, Europees, verband tot een verbod op castratie te komen.

De motie-Oplaat/Ormel op stuk nr. 12 wil ik op EU-schaal met kracht verdedigen. Ik zie de motie als een ondersteuning van mijn beleid. Het streven is duidelijk om tot een Europese maatregel te komen.

De heer Van der Ham (D66):

Een van de redenen om het niet als enige te doen is dat wij daarmee wellicht onze concurrentiepositie zouden verliezen. Nu is onder andere Duitsland een afzetmarkt voor Nederlands varkensvlees. Kunt u zich niet voorstellen dat deze situatie zo specifiek voor Nederland is dat wij hierbij wél voorop zouden kunnen lopen, net zoals Engeland?

Minister Veerman:

Ik heb eigenlijk niets toe te voegen aan de uitvoerige gedachtewisseling in het algemeen overleg en aan de toelichting die ik zojuist op mijn principiële standpunt heb gegeven. Het lijkt mij niet vruchtbaar om hierover opnieuw te debatteren.

Dan de motie op stuk nr. 9. Het lijkt mij zonneklaar dat het moeilijk is om over illegale handel te rapporteren; wij weten daar namelijk niets over. Ik ben er zeker van dat er een goede afspraak is gemaakt over de rapportages op dit vlak door hierbij de lijn van VROM te volgen en ik betwijfel of een halfjaarlijkse rapportage daar iets aan zou toevoegen. Ik wil de Kamer dus aanneming van deze motie ontraden omdat ze overbodig is.

Mevrouw Van Velzen (SP):

U zegt dat u niet over illegale handel kunt rapporteren omdat u daar niets over weet, maar het gaat er bij de CITES-conventie nu juist om, te controleren wat er een land binnenkomt, dus ook met illegale handel. Daar willen wij graag informatie over.

Minister Veerman:

Ik heb al in het AO al gezegd dat dit bij de milieurapportage behoort. Het ministerie maakt deze rapportage en het doet dit adequaat. Wat u vraagt, is dubbel op.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Daar is volstrekt geen sprake van. Ik weet niet of u de rapportages over handhaving van de milieuwetgeving leest, maar die geven absoluut geen inzicht in dit soort zaken. Het zijn constateringen van vijf, zes regeltjes. Ik kan er niet mee werken en daarom vraag ik voor de uitvoering van mijn legitieme taak van het controleren van uw werk om een goede halfjaarlijkse rapportage. De Kamer heeft al een keer unaniem uitgesproken dat deze rapportage halfjaarlijks zou moeten zijn.

Minister Veerman:

Ik heb hier niets meer aan toe te voegen, ik ben van oordeel dat de rapportage voldoende inzicht geeft voor de controletaak van de Kamer.

De motie op stuk nr. 10 gaat over de certificering van de handel in dieren en over de uitwerking van artikel 56 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren. Ik vind een wettelijk kader hiervoor vooralsnog niet nodig. Certificering met bijvoorbeeld een vakbekwaamheids-eis moet en kan aan het particulier initiatief worden overgelaten, want die partijen hebben er belang bij en ze moeten dit tot een succes kunnen maken. Ik vind deze motie prematuur; wij hebben immers afgesproken dat hierover nog nader overleg met de sector zal worden gevoerd.

De heer Waalkens (PvdA):

Berichten uit de sector wijzen erop dat de motie niet prematuur is, maar ik begrijp uit uw beoordeling van de motie dat u een wettelijk kader hiervoor niet uitsluit.

Minister Veerman:

Ik herhaal mijn principiële stellingname dat wij niet moeten uitsluiten dat een wettelijk kader een steuntje in de rug zal kunnen zijn voor de partijen die hiervoor verantwoordelijk zijn en er belang bij hebben, als dit echt niet anders te realiseren is. Maar wij moeten niet voortdurend grijpen naar een wettelijk kader, naar regelingen of wat dan ook. Het klinkt flink en het scoort goed, maar het gaat erom of wij er werkelijk iets mee bereiken. Dat is het enige wat telt.

De heer Waalkens (PvdA):

Ook de Partij van de Arbeid heeft een onbedwingbare lust om de dwaaltocht in de bureaucratie te beëindigen, dus u krijgt ook van onze fractie alle steun om de regelgeving af te breken, maar als de branche er zelf om vraagt, freeriders en meelifters de pas af te snijden, zou u toch aan onze kant moeten staan.

Minister Veerman:

Voorzitter. Het is een geweldige steun in de rug voor de regering dat de Kamer nu bij monde van de heer Waalkens uitspreekt dat wij allen de regelgeving willen verminderen. Hierover zijn wij het van harte met elkaar eens. Het punt is alleen dat als wij iets willen afschaffen, het juist dat niet is. Bijna altijd komt er een wettelijke maatregel of regeling bij. Ik vraag daarom begrip van de Kamer voor mijn standpunt en om eerst na te gaan of een nieuwe regel al dan niet nodig is.

De motie op stuk nr. 11 betreft de invulling van artikel 33. Ik vraag de Kamer deze motie aan te houden. Ik heb namelijk aangekondigd dat ik een conferentie wil organiseren en dat ik die wil gebruiken om met alle betrokkenen overleg te voeren over de vraag wat mogelijk en wenselijke is inzake het houden van dieren. Wetgeving is niet de aangewezen oplossing met betrekking tot de feitelijke controle. Aan mijn principiële stellingname op dit punt heb ik niets toe te voegen. Wat ik heb gezegd zou ik kunnen herhalen.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Ik wil het verzoek van de minister honoreren en deze motie aanhouden. Wij horen graag wat het overleg oplevert en wachten de rapportage daarover af.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Waalkens stel ik voor, zijn motie (28286, nr. 11) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Veerman:

Voorzitter. Ik wil mijn betoog vervolgen, maar dat wordt lastig, want ik heb de genummerde stukken nog niet bij de hand. Ik moet bij bespreking van de volgende moties verwijzen naar de indieners.

De motie van mevrouw Snijder, medeondertekend door de leden Van der Ham, Waalkens, Van den Brink en Van Velzen, betreft het stellen van regels voor het houden van huisdieren. Ik ben bang dat dat laatste zal leiden tot een veelheid aan gedetailleerde regels. Het is duidelijk dat ik die niet wil. Het lijkt mij goed om de oordeelsvorming over deze motie aan te houden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. In het algemeen overleg met de minister heb ik eerst de mogelijkheid van het stellen van algemene kaders besproken. De minister heeft daarop gezegd dat de regels niet te algemeen moeten zijn. Er zouden wel algemene regels voor groepen dieren kunnen worden gesteld. Bij navraag is mij gebleken dat dergelijke algemene regels in Duitsland goed werken. Daarom vraag ik de minister deze mogelijkheid te bezien. Ik wijs erop dat de meerderheid van de Kamer wil dat hij aan de slag gaat.

Minister Veerman:

Ik heb u gezegd dat wij een conferentie willen beleggen en op die manier onze gedachten hieromtrent willen vormen. Als de motie mag worden beschouwd als een ondersteuning van dit voornemen, vind ik die prima. Als zij echter betekent dat er per se een wettelijk kader moet komen, vind ik haar onverstandig. Daarmee zou namelijk vooruit worden gelopen op datgene wat wij nog moeten bespreken. Ook u vraag ik ons de ruimte te geven en om niet op voorhand regels te willen stellen. Ik weet dat vooral uw fractie dat aanspreekt.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Daar heeft de minister helemaal gelijk in. Ik merk dat u goed hebt gemerkt wat de toonzetting was. De Kamer geeft een heel goede aanzet. Ik meen dat de boodschap helder is.

Minister Veerman:

Misschien mogen wij de motie zien als een aansporing om na te gaan op welke wijze gehandeld moet worden zonder dat op voorhand regelgeving wordt verlangd. In dat geval kan ik de motie als ondersteuning van mijn beleid zien.

Voorzitter. De tweede motie van mevrouw Snijder betreft de controle aan de buitengrenzen. Het voorstel is om de controle op dieren op Schiphol te concentreren. Ik zie dat als een ondersteuning van mijn beleid, want tussen de AID en de douane zijn afspraken gemaakt over die controles. Ik kan alleen niet helemaal overzien wat het bestaande keuringspunt voor welzijnsaspecten kan toevoegen. Ik wil de motie echter wel in dat licht bezien.

In de motie-Van der Ham c.s. op stuk nr. 15 wordt de regering verzocht, de criminaliteitsbeeldanalyse wat betreft CITES handhaving jaarlijks openbaar te maken. Ik verwijs hiervoor naar de rapportage over CITES import en naar de reactie die ik eerder heb gegeven op de motie van mevrouw Van Velzen op dit punt.

De motie-Van der Ham c.s. op stuk nr. 16 over het ESFA-onderzoek zie ik als een ondersteuning van mijn beleid. Dat onderzoek vindt namelijk al plaats op EU-niveau. Zoals ik al eerder heb gezegd, zal ik proberen om dat specifieke onderzoek op de agenda van de Landbouwraad te plaatsen.

Ik ontraad aanvaarding van de motie-Vos c.s. op stuk nr. 17 over het couperen van schapenstaarten. Wij hebben daar in het algemeen overleg uitvoerig over gesproken. De Kamer weet wat in eerste instantie mijn opvatting was: ik wilde het coupeerverbod handhaven met een vrijstelling voor enkele rassen. De Kamer heeft evenwel twee keer in een motie gevraagd om het couperen ruim toe te laten. Daarom heb ik mij genoodzaakt gezien om het verbod op te schorten. Zoals ik echter al eerder heb betoogd, ga ik ervan uit dat de sector zijn verantwoordelijkheid neemt.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Nadat die moties waren aangenomen, heeft de minister gezegd dat hij advies zou inwinnen bij de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde. Dat advies zegt glashelder dat couperen overbodig is en dat er andere voor het dier veel pijnlozer methoden zijn. Waarom neemt de minister dat advies niet ter harte? Waarom heeft hij het überhaupt ingewonnen, als hij het nu gewoon naast zich neerlegt door het coupeerverbod weer op te schorten?

Minister Veerman:

Ik heb weinig toe te voegen aan mijn eerdere standpunt. De opvatting van de koninklijke maatschappij heeft naar mijn mening ook geen verandering in het standpunt van de Kamer gebracht.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dan is het echt de vraag waarom u dat advies hebt ingewonnen. Dan had u die motie net zo goed direct kunnen uitvoeren. Waarom wint u een advies in, als u het vervolgens naast u neerlegt?

Minister Veerman:

Ik ben gedwongen om dat advies naast mij neer te leggen, omdat de mening van de Kamer in dezen dominant is.

De motie-Vos c.s. op stuk nr. 18 over het ontwikkelen van een ethisch kader is overbodig. De heer Van der Vlies wees er al op dat er al een ethisch kader is vastgelegd in de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren.

De motie-Van den Brink c.s. op stuk nr. 19 beschouw ik als een ondersteuning van mijn beleid. En hiermee meen ik alle moties behandeld te hebben.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel vast dat u bij een behoorlijk aantal moties heeft gezegd dat u die beschouwt als ondersteuning van het beleid. Ik wil de leden die als eerste ondertekenaar bij die moties staan, in overweging geven om die moties in te trekken. Het is echter aan de indiener om dat al dan niet te doen.

Naar boven