Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 december over het Schelde-estuarium.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. De Europese Commissie heeft Nederland in gebreke gesteld ten aanzien van de natuurcompensatie voor de huidige verdieping van de Westerschelde. Die procedure loopt, maar op hetzelfde moment is er ook een brede discussie gaande over de vraag hoe het verder moet met de Westerschelde. Ik denk dan aan natuurbeheer, visserij en een eventuele volgende verdieping. Mijn fractie vindt dat deze discussie niet kan worden gevoerd en afgerond, voordat er duidelijkheid is over de afloop van de ingebrekestelling door de Commissie. Dat is de reden dat wij samen met de fracties van de PvdA en D66 een motie hebben voorbereid. Ik zal deze motie niet indienen, maar iemand anders.

De voorzitter:

Het wordt nog spannend vanmiddag!

De heer Bolhuis (PvdA):

Mevrouw Bolhuisde voorzitter. Het algemeen overleg over de natuurcompensatie voor de verdieping van de Westerschelde heeft positieve resultaten opgeleverd. De staatssecretaris heeft namelijk duidelijk uitgesproken dat er 15 mln extra beschikbaar wordt gesteld voor het natuurcompensatieprogramma, mits de projecten realiseerbaar zijn. Mijn fractie is de staatssecretaris daar dankbaar voor.

Een tweede vraag die vanmorgen aan de orde is geweest, is wat de relatie is tussen die natuurcompensatie en het kabinetsvoornemen voor de toekomst van het Schelde-estuarium. Mijn fractie is de mening toegedaan dat het natuurcompensatieprogramma voor de verdieping uit 1998 en 1999 moet zijn afgerond en geëvalueerd, voordat wordt overgegaan tot de besluitvorming over verdere projecten in het Schelde-estuarium. Ik heb dat in een motie vastgelegd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat bij verdere studies met betrekking tot de toekomst van het Schelde-estuarium de gevolgen voor de natuur van de in 1998/1999 doorgevoerde verdieping duidelijk moeten zijn;

constaterende dat het in 1998 overeengekomen natuurcompensatieprogramma nog in de aanvang van uitvoering verkeert en naar de mening van Kamer en kabinet versterking behoeft;

voorts overwegende dat pas na het gereedkomen van het programma van projecten die dienen ter compensatie van de natuurschade die door de doorgevoerde verdieping is geleden, gemonitord kan worden wat de effecten zijn;

overwegende dat de regering door de Europese Commissie met betrekking tot het natuurcompensatieprogramma in gebreke is gesteld;

verzoekt de regering, vóór verdere besluitvorming over het Schelde-estuarium aan de orde is helderheid te verschaffen over de Europeesrechtelijke aspecten van ingrepen, alsmede de gevolgen voor de natuur van de vorige verdieping en het doorgevoerde compensatieprogramma,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bolhuis, Augusteijn-Esser en Van der Steenhoven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(26980).

De heer Buijs (CDA):

Ik ben van mening dat wij een goed algemeen overleg hebben gevoerd met de bewindsvrouwen. In het dictum van de motie komt evenwel een aantal onduidelijkheden voor. Wat wordt bijvoorbeeld bedoeld met: "verzoekt de regering vóór verdere besluitvorming over het Schelde-estuarium"? Wordt hiermee gedoeld op besluitvorming over de MER, over de MKBA of over de verdieping?

De heer Bolhuis (PvdA):

Wij hebben vanochtend in het algemeen overleg besproken dat de studie uit een drietal aspecten bestaat, waaronder de verdieping en de toegankelijkheid. Het kabinet zal studies uitvoeren en de plannen zijn prima. Als een en ander evenwel leidt tot besluiten over ingrepen, moet er helderheid zijn over de Europeesrechtelijke kanten van de zaak. Het oude natuurcompensatieprogramma moet in dat geval afgerond en geëvalueerd zijn.

De heer Buijs (CDA):

In feite kunnen de MER en de MKBA dus worden voortgezet? Ik heb namelijk ook gehoord dat de PvdA-fractie instemt met het standpunt van het kabinet.

De heer Bolhuis (PvdA):

Zeker, laat daarover geen misverstand bestaan. Mijn fractie steunt het kabinetsvoornemen. Dat voornemen behelst evenwel voornamelijk onderzoek.

De heer Buijs (CDA):

Goed, dan is mij dit gedeelte van het dictum duidelijk. Het andere gedeelte dat mij niet duidelijk is, luidt: "helderheid te verschaffen over de Europeesrechtelijke aspecten van ingrepen". Bij mijn weten bestaat daarover geen misverstand. De Europese richtlijnen zijn op dit punt duidelijk. Als in de motie wordt gedoeld op helderheid over het proces dat gaande is tussen de Europese Commissie en Nederland met betrekking tot het in gebreke stellen, dan moeten de indieners dat in het dictum vermelden.

De heer Bolhuis (PvdA):

De Tweede Kamer heeft de Europese Commissie niet in de hand; zo ver reikt haar macht niet. Ik kan dat dus niet in het dictum opnemen.

De heer Buijs (CDA):

Wat is dan de bedoeling? De richtlijnen zijn toch helder?

De heer Bolhuis (PvdA):

Ik weet niet of die zo helder zijn. De regering interpreteert die richtlijnen anders dan de Europese Commissie. Er moet op dit punt in ieder geval sprake zijn van helderheid.

De heer Buijs (CDA):

In het dictum staat verder: "de gevolgen voor de natuur van de vorige verdieping". Wordt daarmee gedoeld op de termijn van zes jaar conform opvattingen van natuurwetenschappers? Moeten wij wachten tot het MOV-project is afgerond?

De heer Bolhuis (PvdA):

Dat staat niet in het dictum van de motie. De doelstelling was, het natuurcompensatieprogramma af te ronden in 2003. Als ik het goed begrepen heb van natuurwetenschappers, kan vrij snel daarna worden aangegeven wat de effecten van het compensatieprogramma zijn.

De heer Buijs (CDA):

Beide bewindslieden hebben vanochtend verklaard dat kwaliteit boven snelheid wordt gesteld. Ik ben daarom van mening dat de ingediende motie overbodig is.

De heer Bolhuis (PvdA):

Ik wijs in dit verband op de opmerking van de staatssecretaris terzake vanochtend. Het lijkt mij niet overbodig om de bewindsvrouwen te verzoeken, dit punt eerst af te ronden voordat er wordt verdergegaan.

Staatssecretaris J.M. de Vries:

Voorzitter. Als ik de toelichting van de heer Bolhuis bij de motie goed begrijp, hecht hij eraan om de uitgebreide bespreking van vanmorgen kort vast te leggen. Het is positief dat wij verder kunnen met het verwoorde regeringsstandpunt: het in samenwerking met Vlaanderen opzetten van de MER en de MKBA, met alle speciale onderdelen daarvan. Naar aanleiding van de conclusies die inmiddels uit de ingebrekestelling getrokken zijn wil de Kamer duidelijkheid hebben over onder andere – zoals de heer Buijs opmerkte – Europeesrechtelijke aspecten. Er bestaat kennelijk een verschil van inzicht over de uitwerking. Verder gaat het in de motie over de gevolgen voor de natuur en het doorgevoerde compensatieprogramma. Deze zaken zijn bij een volgende ingreep in het estuarium van belang. In alle gevallen moeten voor een dergelijke ingreep alle onderdelen van het compensatieprogramma uitgevoerd zijn. Het kan soms jaren duren voordat dingen gegroeid zijn. Het is dus mogelijk dat in 2003 de laatste hectaren op de schop genomen worden die echter niet volgens ons inzicht tot volledig wasdom zijn gekomen.

In het algemeen overleg gaf ik aan hoe ik het monitorprogramma van de verdieping zelf, hetgeen iets anders is dan de natuur, wil verstaan. Kwaliteit gaat boven snelheid. Wij streven naar een periode van twee jaar. Als de studies echter onvoldragen zijn of als zekere conclusies niet getrokken kunnen worden, zal het om een langere periode gaan. Ik wil, het is uiteindelijk de laatste dag voor het reces, de motie niet als overbodig kwalificeren, maar als een steun in de rug zien voor het door de regering uitgezette beleid.

De voorzitter:

Ik zie dat staatssecretaris Faber geen behoefte aan beantwoording heeft.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Aan het eind van de vergadering zullen wij over de motie stemmen.

Naar boven