Vragen van het lid Rabbae aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen mevrouw Adelmund, over de kosten van de invoering van de euro in het basisonderwijs.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Zoals wij allemaal weten: regeren is vooruitzien. In het onderwijsbeleid betekent dit dat scholen en leerlingen in staat worden gesteld om tijdig in te spelen op toekomstige ontwikkelingen. Welnu, over ruim een jaar zal de euro worden ingevoerd. Minister Zalm doet zijn best om het ons, via zijn pakketje munten, in de portemonnee te laten voelen dat de euro binnenkort van ons allemaal zal zijn.

Ik constateer echter dat de sommen in de rekenboekjes op scholen nog steeds uitgaan van de gulden. Verder constateer ik dat het departement van OCW niet bereid is om de extra kosten die met de invoering van de euro gepaard gaan, aan de scholen te vergoeden. Wij zijn daarmee toch verkeerd bezig: de euro is straks van ons allemaal, behalve van de scholen. Dat is toch merkwaardig. Is de staatssecretaris het met mij eens dat dit niet kan en dat wij de kinderen in staat moeten stellen om tijdig op deze ontwikkeling in te spelen? Is zij met de minister van Onderwijs bereid om voor deze nieuwe ontwikkeling, die niet door scholen is geïnitieerd, maar door de overheid en door de Europese Unie, een extra budget beschikbaar te stellen?

Staatssecretaris Adelmund:

Regeren is inderdaad vooruitzien. Natuurlijk moeten scholen op tijd over materiaal beschikken voor de invoering van de euro. Daarvoor zijn budgetten vrijgemaakt. Zoals u weet, kunnen scholen daarbij zelf besluiten nemen. Wij willen daarover graag met u van gedachten wisselen en ik kan mij voorstellen dat dit binnen afzienbare tijd, bij de begrotingsbehandeling, het geval zal zijn.

Bij het regeerakkoord is 20 mln. vrijgemaakt, waarvan 10 mln. voor de leermiddelen. Dit budget is bedoeld voor een reductie van de afschrijvingstermijn van de leermiddelen van tien naar acht jaar. Bij het onderwijskansenbeleid is voor 3,6 mln. een aparte maatregel getroffen om leermiddelen vervroegd af te schrijven. Ook is er nu een incidentele post van 112 mln. ten behoeve van leermiddelen voor scholen. Dit kabinet heeft de afgelopen jaren dus op grote schaal geïnvesteerd. Ook kan men met aanvullingen werken. Via kennisnet kan mooi aanvullend materiaal beschikbaar komen. Verder heeft het nationaal forum voor de invoering van de euro tal van handleidingen gemaakt voor scholen, waaronder "Rondje euro", een apart lespakket voor de basisvorming, en een lespakket voor de bovenbouw van HAVO en VWO. Die pakketten zien er prima uit en worden ook in groten getale door scholen besteld.

Met andere woorden: er zijn budgetten naar de scholen gegaan en op basis van die budgetten kunnen scholen zelf keuzes maken. De scholen zijn een aantal keren gewaarschuwd om de rekenmethoden pas te vervangen als de uitgeverijen de beschikking hebben over vernieuwde methoden die met de euro samenhangen. Het is mogelijk dat scholen langer hebben gewacht met het vervangen, omdat de uitgeverijen zo meteen klaar zijn met het aangepaste materiaal in verband met de euro. Ik schat in dat de scholen dat met de budgetten die er nu liggen op grote schaal gaan aanpakken. Men kan mij altijd dag en nacht wakker maken over het feit dat er een meerjareninvesteringsprogramma nodig is voor het onderwijs. Daarover komen wij ruimschoots te spreken bij de behandeling van de begroting.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Als ik de staatssecretaris akoestisch goed heb begrepen, dan zegt zij dat de scholen mogen kiezen uit het eigen budget. Dat is hun eigen verantwoordelijkheid. In die zin zijn zij in staat gesteld om tijdig in te spelen op de invoering van de euro. Als de staatssecretaris doelt op de middelen die inmiddels zijn gevoteerd voor de scholen in het kader van het laten maken van leermiddelen, dan wijs ik haar erop dat dat bedrag vijf keer is uitgegeven. De scholen hebben geen cent meer over om de invoeringskosten te kunnen betalen. Gisteren heb ik op een aantal scholen een enquête gehouden. Er zijn scholen die hoogstens ƒ 3000 kunnen betalen voor een methode. Er zijn ook scholen die geen cent hebben. De staatssecretaris zegt iets wat de scholen helemaal ontkennen. Leven wij op verschillende planeten? Of wil het kabinet voor een dubbeltje op de eerste rij zitten? Het zou dit kabinet sieren als het onderwijs, het laboratorium van onze maatschappij in staat wordt gesteld gelijke tred te houden met de nieuwe ontwikkelingen. Ik hoor graag een antwoord op de vraag inzake een extra budget voor de scholen.

Staatssecretaris Adelmund:

Ik gaf al aan dat er geen sprake is van het uitwisselen van ideeën met de scholen. Het gaat om het regelrecht toekennen van budgetten aan de scholen. Dit jaar is er 112 mln. naar de scholen toegegaan ten behoeve van de post leermiddelen. In het regeerakkoord is er structureel 10 mln. toegevoegd aan de post leermiddelen. Het onderwijskansenbeleid heeft ervoor gezorgd dat er voor de leermiddelen die op die scholen worden gebruikt een versnelde afschrijvingstermijn aan de orde is. Het zijn budgetten die naar de scholen gaan. Als het niet genoeg is kan men mij altijd wakker maken. Ik wil er graag met de Kamer over nadenken op welke manier wij in het kader van het meerjarig investeringsbeleid voor onderwijs iets kunnen doen. Ik denk graag over posten na in de zin van het geven van budgetten aan scholen waarbinnen zij zelf een keuze kunnen maken. Ik kan mij in deze situatie heel goed voorstellen dat er scholen zijn geweest die de afschrijvingstermijn net anders hebben gehanteerd omdat ze weten dat de euro eraan komt.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Wij moeten ten opzichte van de scholen reëel zijn. Wij vragen van de scholen dat zij gebruik maken van de budgetten die gevoteerd zijn voor nieuwe leermiddelen en methoden. Daarnaast vragen wij van de scholen dat zij in het kader van het bestrijden van achterstand ook ingaan op het verzoek om nieuwe taal- en rekenmethoden aan te schaffen. De euro kom als een duveltje uit de doos van Zalm. De scholen hebben daarvoor geen reguliere middelen gekregen. Het is de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris om de scholen goed te equiperen. Men weet hoe ellendig het is in het onderwijs als het gaat om de financiën. Er komt wel geld bij, maar er moet steeds meer worden geïnvesteerd. Het mag toch niet zo zijn, dat deze nieuwe autonome ontwikkeling door de scholen uit het reguliere budget gefinancierd moet worden. Het is niet door de scholen uitgevonden, laat staan verzonnen.

Staatssecretaris Adelmund:

Het is een foute redenering. Dit jaar is er 112 mln. incidenteel uitgetrokken voor het moderniseren van leermiddelen. Er is 27,6 mln. uitgetrokken om in het primaire onderwijs de administratie en de geautomatiseerde systemen eurobestendig te maken. Het is expliciet aan de Kamer gemeld. De scholen zullen het merken dat er extra budgetten naar de scholen toe gaan als het bedrag wordt uitgekeerd. Dat is helaas pas in het laatste kwartaal van het jaar. Op de vraag of het voldoende is, heb ik al twee keer geantwoord. Ik vind dat er een meerjareninvesteringsplan moet komen. Ik gun de scholen dat ze zelf de ruimte hebben om besluiten te nemen. De post kan zo zijn samengesteld dat daarin dingen herkenbaar zijn, maar scholen voeren hierin een heel ongelijksoortig beleid. De ene school heeft de rekenmethode en het bestellen van de rekenmethode opgehouden, omdat men weet dat de euro er aankomt. Andere hebben dat niet gedaan. Scholen moeten met de budgetten die wij voor hen vrijmaken, eigen beslissingen kunnen nemen al naargelang hetgeen binnen de school speelt. Die 112 mln. extra is beschikbaar gesteld in dit kwartaal. Dus binnenkort zullen de scholen dat merken. De miljoenen die zijn uitgetrokken om de scholen zelf compatibel te maken op de euro, zijn al beschikbaar gesteld. Ten aanzien van de onderwijskansen gaan de budgetten ook nu pas naar de scholen toe. Natuurlijk kan er afstand zijn tussen hetgeen wij nu bespreken en het moment dat de scholen het merken. Dat ben ik met de heer Rabbae eens. Ik merk daarbij wel direct op, dat ik vind dat er over meer jaren nog meer investeringen nodig zijn.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Om nog eens te laten zien hoe beroerd de positie van scholen is op het gebied van de leermiddelen, wil ik een opmerking aanhalen van een schoolhoofd in mijn gesprek gisteren met een aantal scholen. Hij zei dat de kaart van het Balkangebied de afgelopen vijftien jaar tien keer veranderd is, maar dat zijn school nog steeds werkt met de kaart van het Balkangebied van twintig jaar geleden. Dat kan toch niet?

Over de euro zegt de staatssecretaris dat de middelen er zijn en dat de scholen zelf mogen kiezen. Ik heb scholen gesproken die nul cent in kas hebben om dit nieuwe feit te tackelen.

Een laatste vraag waarvan mijn initiatief in de Kamer ook afhankelijk zal zijn de komende tijd, is of de staatssecretaris bereid is samen met de minister te zoeken naar extra middelen bij de minister van Financiën om de scholen alsnog aanvullende gelden te geven voor deze ontwikkeling. Of zegt zij dat haar mogelijkheden zijn uitgeput en dat de Kamer het maar zelf moet uitzoeken?

Staatssecretaris Adelmund:

De heer Rabbae brengt nu een ander vraagstuk in, namelijk het Balkangebied en de wijze waarop aardrijkskunde qua leermiddelen mee loopt. Dat is een vraagstuk dat bij mij evenzeer speelt als bij de heer Rabbae.

Wat het geld voor aardrijkskunde en de euro betreft wijs ik erop dat het kabinet structureel en incidenteel grotere budgetten aan de scholen heeft gegeven dan de laatste jaren gebruikelijk was. Het loopt dus enorm op, die 112 mln., die 10 mln. en de middelen voor het op gang brengen van de administratie en de onderwijskansenzone.

De laatste vraag van heer Rabbae was of ik bereid ben mij in te zetten voor extra middelen voor scholen. Mijnheer Rabbae, ik doe niet anders. Dag in dag uit. Mijn bedoeling is om bij de Najaarsnota, bij de bespreking van de onderwijsbegroting in de Kamer, bij de volgende Voorjaarsnota en in een investeringsplan dat een aantal jaren bestrijkt, meer geld voor onderwijs te krijgen. Dat is namelijk ook hard nodig.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Dus ook op dit punt?

Staatssecretaris Adelmund:

Voor de leermiddelen geldt dit ook. Dat is ook gebeurd. De vraag is of je dit geld moet oormerken voor een bepaald type maatregel binnen de leermiddelen. De scholen kunnen die beslissing namelijk ook heel goed zelf aan, als zij de budgetten maar hebben.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Toch rijst de vraag, als er extra geld komt voor leermiddelen, voor welke doelen dat geld besteed moet worden. Wij hebben begrepen dat ook vanwege de onderwijsvernieuwingen die de afgelopen jaren zijn doorgevoerd en het feit dat er aan bepaalde leermiddelen een gebrek is, dit extra geld er komt. De staatssecretaris moet dat wel duidelijk maken, want het was niet de bedoeling om daarmee de introductie van de euro vorm te geven. Dat is een op zichzelf staand feit.

Ik ben het wel met de heer Rabbae eens dat wij dat niet aan de scholen alleen mogen overlaten. De vraag rijst dan echter wel wie de rekening gaat betalen. Mijn idee is dat de mate waarin de regering dat moet doen, ook afhankelijk is van de vraag hoe creatief zij omgaat met bijvoorbeeld Europese fondsen die ter beschikking staan om de introductie van de euro in de lidstaten te vergemakkelijken. Wat is op dit punt al ondernomen? Mijn fractiegenoot Timmermans heeft dit een aantal maanden geleden al aan de regering gesuggereerd. Ad Melkert heeft bij de behandeling van de Staat van de Unie ook over dit punt gesproken en duidelijk het probleem naar voren gebracht. Mijn vraag aan de fractie van GroenLinks is dan ook waar zij toen was en waarom dit punt op dit moment naar voren wordt gebracht. Als wij iets willen, zouden wij dat namelijk beter bij de begrotingsbehandeling kunnen doen.

Staatssecretaris Adelmund:

Bij onderwijs speelt op ieder terrein de vraag wat je kunt overlaten aan de scholen en wat je centraal zal moeten regelen. Het is van groot belang om daarin een balans te vinden. Natuurlijk worden hier onderwijsdebatten gevoerd met als lijn wat de politiek verwacht voor de grote bijdrage die de politiek geeft aan onderwijs ten aanzien van tegenprestaties binnen de scholen. Desalniettemin denk ik dat scholen zeer goed in staat zijn om besluiten te nemen binnen een ruim budget leermiddelen. Vanwege de krapte binnen het onderwijs gaan debatten nogal eens als volgt. Als ik het bedrag van 112 mln. incidenteel aan de scholen had gegeven ten behoeve van de euro, zou in het debat de vraag zijn gesteld: waarom aan de euro, want scholen hebben nog zoveel andere noden en behoefte aan leermiddelen? Nu gaat het andersom. Het gaat in dit debat om de ruimte van scholen om tegemoet te komen aan het bij de tijd brengen van het onderwijs. Dat debat wil ik graag met de Kamer aan. Met de Voorjaars- en Najaarsnota zijn wij daar niet mee klaar: het vraagt om een meerjarig investeringsprogramma, waar wij bij de begroting ruim over te spreken komen.

Ik vind het mooi als zaken kunnen meelopen vanuit Europese fondsen. Dat gebeurt volop bij de algemene aanbiedingen vanuit het nationaal forum. Ik zal de Kamer graag informeren hoe het verder staat met het creatief gebruik van de Europese fondsen binnen het onderwijs.

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Voorzitter! In mijn hand heb ik een brief van december 1998 van de educatieve uitgeverijen. Daarin wordt het een en ander gezegd over de mogelijke kosten van de invoering van de methoden die inspelen op het gebruik van de euro. De staatssecretaris heeft de gelden voor nieuwe methoden niet willen oormerken voor die voor de euro. Heel toevallig staat in het lijstje dat er voor het primair onderwijs 113 mln. nodig is. Dat correspondeert aardig met die 112 mln. Maar ook voor het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs staan er behoorlijke bedragen. In totaal komt het op een bedrag van 221,2 mln. Daarbij gaat het dan om de nieuwwaarde van extra aanschaf voor nieuwe methoden in verband met de introductie van de euro. Mijn fractie zal hierop terugkomen bij de begrotingsbehandeling. Ik vraag de staatssecretaris nu al of zij het ermee eens is dat het niet alleen om het primair onderwijs gaat, maar ook om het voortgezet onderwijs en het BVE. Is zij van plan om de minister en zichzelf op te porren om hieraan aandacht te schenken bij de begrotingsbehandeling? Ik heb de toezeggingen van de staatssecretaris goed begrepen. Ik hoop dat zij daaraan nog het nodige kan toevoegen inzake het voortgezet onderwijs en het BVE.

Staatssecretaris Adelmund:

Voorzitter! Er zijn verschillende berekeningen over wat het invoeren van de euro in de verschillende typen van onderwijs zou kosten. Dat hangt samen met de afschrijvingstermijnen die in de verschillende typen van onderwijs worden gebruikt. Zo is het in het secundair beroepsonderwijs gebruikelijk om maar drie jaar met een methode te doen, terwijl de afschrijvingstermijn in het primair onderwijs acht jaar is. Op onderwijskansenscholen is de termijn vijf jaar. Hiermee hangt de prijs van de invoering van de euro natuurlijk samen. Ik zal de Kamer hierin graag nog vóór de begrotingsbehandeling inzicht bieden.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Ik zie uit naar die berekeningen. Ik wijs erop dat wij hierover vragen hebben gesteld bij de schriftelijke inbreng bij de begroting. Is de heer Rabbae vergeten om dit type vragen in dat verband te stellen? Waarom komt hij er nu mee?

De voorzitter:

U hebt geen vraag aan de staatssecretaris gesteld. Mevrouw Dijksma had de heer Rabbae dezelfde vraag gesteld. Misschien wil hij daar nu op ingaan.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Misschien weet mevrouw Lambrechts dat wij zelf mogen bepalen op welk moment wij zaken naar voren brengen.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! Ik heb ook nog een vraag aan de heer Rabbae.

De voorzitter:

Maar niet op dit punt, want de heer Rabbae heeft gelijk. Hij mag zelf bepalen welke vragen hij wel of niet stelt.

De heer Cornielje (VVD):

Dat begrijp ik, maar wij hebben bij de begroting ook zo'n honderd vragen gesteld. Die kunnen wij hier ook allemaal gaan herhalen. Zou de heer Rabbae het niet zorgvuldiger jegens zijn collega's vinden als vragen die reeds gesteld zijn, eerst schriftelijk door de regering worden beantwoord?

De voorzitter:

Misschien kunnen dit soort dingen nog eens worden doorgesproken in een procedurevergadering van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

De heer Cornielje (VVD):

Dat neem ik graag op mij.

Naar boven