Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 26 juni 2001 over de politie.

De heer Rietkerk (CDA):

Mijnheer de voorzitter. De inspectie van de politie heeft een goed rapport afgeleverd over de politiële jeugdtaken; ik denk dat wij het daar allemaal over eens zijn. Er zijn veel aanbevelingen gedaan. De regering neemt die aanbevelingen over en voert die ook uit; dat heeft minister Korthals de Kamer duidelijk gezegd. De CDA-fractie stemt daar in algemene zin van harte mee in, op één uitzondering na.

Opnieuw blijkt dat de politie, jeugdinstellingen en andere instanties zich in de praktijk door de privacyregels belemmerd voelen om informatie uit te wisselen. Dit belemmert een tijdige, effectieve en preventieve aanpak van de jeugdcriminaliteit. Uit het rapport blijkt dat 72% de privacyregels in dit kader als belemmerend ervaart. De CDA-fractie heeft de regering eerder op deze problemen gewezen. Daarom zijn wij teleurgesteld over de door de regering voorgestelde actie, namelijk nader onderzoek. De CDA-fractie wil ruim voor de behandeling van de begroting van 2002 de belemmeringen ten aanzien van de privacyregels in beeld hebben. Daarbij dient de regering aan te geven hoe zij denkt over de belemmering van die privacyregels, zodat er sprake zal kunnen zijn van een tijdige en effectieve aanpak van de jeugdcriminaliteit. Daarom dient de CDA-fractie de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit het rapport "Politiële jeugdtaak; de kinderschoenen ontgroeid" blijkt dat privacyregelgeving de goede informatie-uitwisseling belemmert die noodzakelijk is in het kader van integrale samenwerking tussen politie en andere instellingen;

constaterende dat deze belemmeringen moeten worden weggenomen, zodat een effectievere aanpak mogelijk wordt;

verzoekt de regering, uiterlijk voor behandeling van de begroting 2002 aan te geven welke onderdelen van de privacyregels gewijzigd zouden moeten worden om een integralere samenwerking tussen politie en andere instellingen mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rietkerk, Van Heemst en Nicolaï. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63(26345).

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Wij hebben tijdens het algemeen overleg gesproken over de privacyregelgeving. De formulering van de motie roept bij mij de vraag op of het de bedoeling is om alle privacyregelgeving op dit terrein op een gegeven moment af te schaffen. Of gaat het alleen om de meest knellende regels, opdat een betere uitwisseling van informatie mogelijk wordt? Problemen zie ik met name bij het medisch beroepsgeheim en dergelijke zaken. Ook dat valt onder de privacyregelgeving. Afschaffing daarvan gaat mij veel te ver. Ik kan het amendement in dat geval ook niet steunen.

De heer Rietkerk (CDA):

Er is kennelijk sprake van een misverstand. Het gaat niet om het medisch of het bankgeheim. Zoals ook blijkt uit het inspectierapport, gaat het nadrukkelijk om een aantal gegevens die bekend zijn bij instellingen en bij de politie en die men kan uitwisselen. Het gaat om zakelijke of risicogegevens en niet om medische gegevens. Daar ligt de streep. Het betekent dus ook niet dat de gehele privacywet op de kop moet. Dat is niet aan de orde. Ik verwijs naar het rapport van de inspectie voor de politie. Daar staat een nadere beschouwing in. Wij vragen aan de minister om tijdig, voor de begrotingsbehandeling 2002, aan te geven welke onderdelen van de privacyregels belemmerend zouden werken. Het feit dat wij spreken van onderdelen, betekent dat wij niet willen dat de gehele privacywetgeving op de kop moet.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie heeft grote zorgen over de groep van criminele jongeren die zeer vaak in aanraking komt met politie en justitie. Bij deze zogenaamde veelplegers gaat het om jongeren die gemiddeld meer dan tien keer per jaar in aanraking komen met politie en justitie. Men kan dat getal overigens met tien vermenigvuldigen om te weten wat zij in werkelijkheid uitspoken.

Het rapport van de inspectie voor de politie gaat ook in op de samenwerking tussen politie en het OM als het gaat om de aanpak van de groep van veelplegers. Het rapport signaleert knelpunten, met name als het gaat om de doorlooptijden. Verbeteringen op dit onderdeel verlopen zeer moeizaam, zo laat de inspectie ons weten. Meer dan driekwart van de korpsen ervaart op dat vlak, de samenwerking in de keten tussen politie en openbaar ministerie, knelpunten. Wij willen nu geen debat voeren over wat er allemaal meer en anders zou moeten en kunnen. Wij willen dat de bestaande mogelijkheden om dit euvel zoveel als mogelijk in te perken, maximaal worden benut. Wij willen graag dat op korte termijn duidelijk wordt gemaakt welke winst te bereiken is als politie en justitie zich daarop richten. Om dat tot uitdrukking te brengen, heb ik samen met CDA en D66 een motie gemaakt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel gemeenten te maken hebben met criminele jongeren die meer dan tien keer per jaar in aanraking komen met politie en justitie;

overwegende dat bij deze groep de kans op veelvuldige herhaling bijzonder groot is;

constaterende dat dit uit het oogpunt van veiligheid onaanvaardbaar is;

verzoekt de regering, voor de aanstaande begrotingsbehandeling aan te geven welke maatregelen politie en justitie zullen treffen om bij deze groep veelplegers de kans op herhaling drastisch terug te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Heemst, Rietkerk en Scheltema-de Nie. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64(26345).

Minister Korthals:

Voorzitter. Ik wil vooropstellen dat beide moties mij zeer sympathiek zijn. Met de indieners van de eerste motie onderschrijf ik uiteraard het maatschappelijke belang van een goede informatie-uitwisseling tussen alle partijen die een rol spelen in het voorkomen en bestrijden van de jeugdcriminaliteit. Tegen de achtergrond van het debat dat wij begin deze week hebben gevoerd, wil ik nog eens zeggen dat hoewel wij in onze democratische samenleving rekening moeten houden met het EVRM en de Grondwet, de belangen van het voorkomen en bestrijden van de jeugdcriminaliteit zo zwaarwegend kunnen zijn dat ze een beperking rechtvaardigen van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, maar dat behoeft dan wel een formele wettelijke basis. De inspectie voor de politie constateert dat regelgeving ten aanzien van privacy een goede informatie-uitwisseling belemmert. Ik wijs erop dat deze constatering niet is uitgewerkt of onderbouwd. Wij weten dus niets over de aard van de vermeende knelpunten. Sterker nog, de inspectie beveelt zelf nog nader onderzoek aan. Zoals wij alle aanbevelingen van de inspectie hebben overgenomen, gaan wij ook deze aanbeveling uitvoeren. Voor de begrotingsbehandeling kan ik u berichten over de wijze waarop wij het onderzoek gaan uitvoeren. Pas nadat wij de knelpunten in kaart hebben gebracht, komt de afweging of en in hoeverre wetswijziging wenselijk of noodzakelijk is. Overigens zal ik proberen, in overeenstemming met hetgeen in de motie staat, dat reeds voor de begrotingsbehandeling aan te geven. Ik kan mij voorstellen dat de motie om deze redenen min of meer als overbodig kan worden beschouwd.

Voorzitter. De Wet bescherming persoonsgegevens, de nieuwe wet waaraan de Tweede Kamer kort geleden nog haar goedkeuring hechtte, moet nog in werking treden en dat geschiedt pas per 1 september a.s. Vanaf 1 september tot de begrotingsbehandeling zullen wij al die knelpunten geëvalueerd moeten hebben en het zal een prestatie van formaat zijn als ons dat lukt. Ter voorbereiding daarvan is net een handleiding gepubliceerd voor deze wet en gaat deze week ook een voorlichtingscampagne van start. Er is een cliëntvolgsysteem ontwikkeld dat uitwisseling van informatie over jongeren mogelijk maakt. In september verschijnt een handleiding voor praktijkorganisaties over de wijze waarop gegevens kunnen worden uitgewisseld. Deze zal zeer breed worden verspreid. Tijdens het project dat is gestart om de aanbevelingen van de inspectie uit te voeren, worden alle oplossingen geïnventariseerd die op lokaal niveau zijn gevonden voor informatie-uitwisseling binnen de kaders van deze wet. Deze werkmethodes zullen worden gebundeld in een handleiding. Ik wil hiermee maar aangeven dat er op dit gebied al ongelooflijk veel gebeurt.

Voorzitter. Binnenkort gaat een project herziening van de Wet politieregisters van start met als doel om te komen tot een eenvoudiger en flexibeler regeling voor de verstrekking van gegevens in het kader van de publiekprivate samenwerking bij de taakuitvoering door de politie. Op mijn departement en dat van Binnenlandse Zaken wordt gewerkt aan het formuleren van een nieuwe beleidsvisie op het verstrekken van strafrechtelijke en politiële gegevens. Deze motie komt daar dan nog overheen. Ik heb u al gezegd dat het moeilijk zal zijn om voor de begrotingsbehandeling op alle onderdelen aan te geven waar er knelpunten zouden kunnen zijn en die dan ook nog opgelost zouden kunnen worden in het kader van bestaande wetgeving, het EVRM en de Grondwet, maar wij zullen evenwel ons uiterste best doen.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter. De minister noemt het cliëntvolgsysteem en de relatie tussen politie, openbaar ministerie en Justitie. De inspectie politie legt nu juist de vinger bij het traject tussen bijvoorbeeld welzijnsinstellingen, jeugdzorgbureaus en de politie. Daar vindt men de belemmeringen. Nu hoor je uit de praktijk dat men bij de ontwikkeling van de jeugdzorgbureaus tegen wettelijke belemmeringen aanloopt. Ik zou graag van de minister horen of hij dit onderkent en of hij nu al – anticiperend op de wet die op 1 september van kracht wordt – die belemmeringen in beeld kan brengen.

Minister Korthals:

Voorzitter. Het probleem is en ook de inspectie komt tot die conclusie in haar rapport, dat er in het veld inderdaad allerlei knelpunten worden genoemd. Als je dan om een uitwerking vraagt, blijkt het echter in de praktijk mee te vallen. Niettemin denk ik dat er knelpunten zijn en die moeten worden opgelost. Overigens wijs ik erop dat het cliëntvolgsysteem ook is bedoeld om uitwisseling van gegevens met andere partners te laten plaatsvinden.

Ik kom nu op de motie-Van Heemst die op een ruime steun van de Kamer kan rekenen. Ik wil er op wijzen dat er al ongelooflijk veel gebeurt om veelplegers te lijf te gaan. Ik wil dit nu niet allemaal uitwerken. Tijdens het algemeen overleg heb ik verwezen naar de nota Criminaliteitsbeheersing en heb ik zelf enige voorbeelden gegeven. De heer Van Heemst vraagt de regering in het dictum van zijn motie om voor de aanstaande begrotingsbehandeling aan te geven welke maatregelen politie en justitie zullen treffen om bij deze groep veelplegers de kans op herhaling drastisch terug te brengen. Wij zijn daartoe uiteraard bereid, want het is natuurlijk ook ons een doorn in het oog dat veel veelplegers onrust in het maatschappelijk verkeer veroorzaken. Ik wil echter niet dat deze motie de indruk wekt dat de regering niet al heel veel doet. Dit is echter een methode om de strijd tegen de veelplegers en de kans op recidive verder te versterken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgen aan het eind van de vergadering over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven