Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 2001 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (27780).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Bolhuis (PvdA):

Voorzitter. Een wijziging van de begroting is meestal geen gelegenheid waarbij je uitgebreid discussieert. Ik zal het kort houden. Namens de fractie van de Partij van de Arbeid wil ik enkele punten naar voren brengen.

In het wijzigingsvoorstel staat op bladzijde 5 van stuk nr. 2 dat is besloten tot een ramingsbijstelling van 40 mln gulden, structureel te verwerken vanaf 2001 op de begroting voor LNV. Op andere begrotingen zijn de ramingsbijstelling al verwerkt op de verschillende begrotingsposten. Op deze begroting is dat niet gebeurd. Het ministerie schrijft dat in afwachting van de definitieve invulling van de begroting voor 2002 deze ramingsbijstelling voorlopig op dit artikel is verwerkt. Dat roept de vraag op waar uiteindelijk die korting van 40 mln gulden terechtkomt. Het ministerie van Financiën heeft in de stukken naar aanleiding van de voorjaarsnota geschreven dat die ramingsbijstelling gevonden moet worden in structurele onderuitputting. Dat antwoord zou moeten betekenen dat het dus niet ten koste gaat van beleidsmaatregelen. Ik denk dan met name aan het natuurbeleid en de landinrichting waarvoor in het kader van de voorjaarsnota uitgebreid over gediscussieerd is. Wij hebben met andere fracties een motie ingediend om te komen tot een verhoging van de uitgaven voor het ministerie van LNV voor het natuurbeleid van 200 mln gulden dit jaar. Ik hoop dus dat die 40 mln gulden niet ten koste gaat van natuur- en landinrichting, maar dat hoor ik graag van de minister.

Het door mij ingediende amendement pleit voor het met ƒ 100.000 creëren van een subsidieregeling voor de vogelopvang. Er zijn twee redenen voor dat amendement, ten eerste een principiële: het Rijk is verantwoordelijk voor de rampenbestrijding. In het kader van Enschede en Volendam is daar in de Kamer uitgebreid over gediscussieerd. Het Rijk heeft ook de verantwoordelijkheid om anticiperend op mogelijke problemen maatregelen voor te bereiden: als er een olieramp plaatsvindt en vogels daardoor verontreinigd worden, moet er een bepaalde voorziening zijn. Het zou natuurlijk ideaal zijn als je de tankers voor de kosten zou kunnen laten opdraaien, maar dat is helaas moeilijk; daarom is dat tot nu toe niet het geval. Gelet op de verantwoordelijkheid van het ministerie van LNV voor het natuurbeleid, het soortenbeleid en de bescherming van de gebieden waar de vogels vandaan komen – vaak het Waddengebied – is de vogelopvang een verantwoordelijkheid van het ministerie.

De minder principiële reden voor het indienen van het amendement is de stand van zaken in de vogelcentra. Tot nu toe draaien de vogelopvangcentra op vrijwillige basis, met bijdragen van gemeenten, provincies en dergelijke. Dat is niet altijd voldoende. Het centrum in Anjum heeft het plan om te gaan bouwen; daartoe wordt samengewerkt met de uitvoerende diensten van het ministerie, maar het centrum heeft niet de benodigde middelen. Ook daarom willen wij graag een rijksbijdrageregeling creëren.

Een rijksbijdrage neemt natuurlijk niet weg dat particulier initiatief belangrijk is. Daarom heb ik in de toelichting geschreven dat wij ervan uitgaan dat er een regeling kan worden getroffen waarbij er sprake is van een vorm van matching door het ministerie van LNV; particuliere donaties worden dan dus gematcht met een even groot bedrag van het ministerie.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter. Als mevrouw Schreijer zich niet met het afvaldossier zou bemoeien, had zij hier gestaan, maar ik zal namens de CDA-fractie graag het woord voeren. Ik zal twee onderwerpen naar voren brengen. De CDA-fractie heeft bij de begrotingsbehandelingen regelmatig ingezet op het bieden van perspectief voor ondernemers, of het nou gaat om de sociaal-economische inkomenspolitiek van de agrarische sector, om de concurrentiepositie van het bedrijfsleven of om het bieden van perspectief aan ondernemers op het gebied van programmabeheer en agrarisch natuurbeheer. Steeds hebben wij moeten constateren dat er gewoon meer moet gebeuren. De ambitie ligt wel hoog, maar wordt in de praktijk en in financiële zin onvoldoende ingevuld.

De CDA-fractie heeft zorgen over de uitvoering van het natuurbeleid. Vorige week heeft onze fractie gevraagd om de al eerder beloofde brief van staatssecretaris Faber, waarin zij onder meer de precieze omvang van het budget van de subsidieregeling voor het programmabeheer zou aangeven; ook zou zij in die brief ingaan op de uitvoeringsproblemen van de regio. Vanmiddag heeft die brief ons bereikt; dat is positief. Het is goed dat de staatssecretaris in de brief ingaat op de vaak door ons naar voren gebrachte knelpunten, die recent ook in moties zijn vastgesteld. Toch bereiken ons nog steeds negatieve geluiden over de uitvoering van het natuurbeleid. Wij willen dat dat probleem op de kortst mogelijke termijn wordt opgelost. Wij willen op het punt van de uitvoering van het natuurbeleid geen gedoe meer vanuit het veld. Helderheid en duidelijkheid van de overheid op het punt van het programmabeheer is gewenst. In dat kader moeten wij ook het draagvlak in de gaten houden, omdat dat flink aan het tanen was. Gelukkig is die brief er; dat is een eerste stap in de goede richting, ook al is het wat laat.

Een tweede punt waar de CDA-fractie zich grote zorgen over maakt, is het feit dat de regering op het gebied van het sociaal-economisch beleid onvoldoende perspectief biedt aan ondernemers. Ik denk daarbij ook aan de MKZ-crisis, die hopelijk achter de rug is, maar die sociaal-economisch helaas nog lang niet is afgerond. Of het nu gaat om het midden- en kleinbedrijf, de toeristische sector of de agrarische sector, allemaal hebben zij door de MKZ-crisis enorme schade ondervonden. De regering biedt wat onze fractie betreft tot op heden onvoldoende mogelijkheden om de bestaande nood te lenigen. De geboden faciliteiten, zoals de BBZ-regeling, zijn volstrekt ontoereikend om mensen voldoende perspectief te bieden. De vermogenstoets staat dat keer op keer in de weg.

Ook gemeenten weten niet precies van, en weten ook niet goed raad met, de uitvoering van de regeling. Zij lopen zelf ook een financieel risico. Bovendien is het noodfonds een voorliggende voorziening voor de BBZ, met alle gevolgen van dien. Het is dan ook een beetje zuur om te moeten constateren dat het eerder per motie gevraagde onderzoek, om te komen met concrete voorstellen voor het oplossen van specifieke knelpunten voor de agrarische sector, nog niet is uitgevoerd. De ministeries van Landbouw en van Sociale Zaken stellen dat de vertraging in de uitvoering van het onderzoek is opgetreden juist vanwege de MKZ-crisis. Dat is een beetje ironisch. Juist de MKZ-crisis toont aan dat het anders moet als het gaat om het sociaal-economisch beleid. Daarom vraagt de CDA-fractie dan ook om snel een oplossing te bieden.

Daarvoor doen wij een voorstel. Het gaat om het beschikbaar stellen van extra geld en wel 25 mln gulden voor het noodfonds. Mijn collega, mevrouw Schreijer-Pierik, heeft hierover reeds een amendement met dekking ingediend. Het gaat om de inzet van het maximale, reeds gereserveerde bedrag van 60 mln gulden, zodat het totale bedrag van het noodfonds 85 mln gulden wordt. Via een wat verbreed instrumentarium voor alle sectoren, moet het geld uitgezet worden. De huidige faciliteit, een rentesubsidie op investeringen, is niet toereikend en komt naar ons idee onvoldoende tegemoet aan de problemen die er in de praktijk op dit moment liggen. Verder wil de CDA-fractie middels het uitspreken van de volgende motie, de regering vragen haar beloftes waar te maken en ondernemers zekerheid te bieden over hun toekomstperspectief.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - de eerder aangenomen motie om de Kamer voor de zomer te rapporteren over een uit te voeren onderzoek naar de specifieke knelpunten voor de agrarische sector in de socialezekerheidsregelingen BBZ, WAZ, IOAZ, de gemeentelijke regelingen en met concrete voorstellen te komen, niet is uitgevoerd,

  • - de minister van LNV, samen met zijn collega van SZW, in een brief heeft aangegeven dat het onderzoek vanwege de MKZ-crisis vertraagd is en dat de afronding pas na het zomerreces zal plaatsvinden;

constaterende dat de noodzaak om met voorstellen te komen juist nu in tijden van MKZ-crisis de hoogst mogelijke prioriteit dient te krijgen;

verzoekt de regering, uiterlijk voor 15 september het gevraagde onderzoek inclusief concrete voorstellen met financiële dekking alsnog de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rietkerk, Schreijer-Pierik en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(27780).

De heer Rietkerk (CDA):

De tweede motie dient ertoe om de nood onder de MKZ-gedupeerden op korte termijn te lenigen. Ik spreek daarom de volgende motie uit, die hoort bij het reeds ingediende amendement.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de MKZ-crisis een ramp van nationale omvang is;

overwegende dat de continuïteit van de door de MKZ-crisis getroffen bedrijven in vele sectoren zwaar onder druk staat;

constaterende dat de regering de kosten van de MKZ-crisis grotendeels terugkrijgt middels het Diergezondheidsfonds en de Europese Unie;

constaterende dat de regering tot op heden bereid is om slechts 25 mln gulden in het noodfonds voor MKZ-gedupeerden te storten, terwijl er een bedrag van 60 mln gulden gereserveerd is voor 2001;

draagt de regering op, alsnog het totaal gereserveerde bedrag van 60 mln gulden te storten in het noodfonds, opdat gedupeerden meer mogelijkheden krijgen om gebruik te maken van het fonds,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rietkerk en Schreijer-Pierik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(27780).

De heer Passtoors (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Bij de beantwoording van de vragen over de suppletoire inzake LNV zijn wij op een aantal dingen gestuit. De heer Rietkerk heeft gesproken over een brief. Ik ken die nog niet. Misschien dat die brief mijn eerste vraag opheldert. Er is nadrukkelijk gevraagd hoe het staat met het particulier en het agrarisch natuurbeheer. Hoeveel gaat er precies naar het een en het ander? Die vraag is wat globaal beantwoord met: 341 mln gulden aan verplichtin gen en 124,9 mln gulden aan uitgaven, inclusief het amendement van de heer Van der Vlies. Maar, wij wilden juist weten hoe het is opgebouwd, hoe het oorspronkelijk in de begroting zat, wat erbij is gekomen en hoe het amendement-Van der Vlies nu precies verwerkt is. Zoals het er nu staat, staat dat amendement op stuk nr. 15 eigenlijk alleen vermeld onder het beheer als zodanig, onder 13.04, maar niet onder het programmabeheer 13.04.04 en daar zou het toch eigenlijk moeten staan.

Ik vraag mij af of ik wel verheugd moet zijn over de uitvoering van de motie-Passtoors. De staatssecretaris schrijft dat volgens huidige inzichten het budget toereikend is. Moet ik daaruit concluderen dat alle erkende en inhoudelijk goedgekeurde aanvragen voor het agrarisch natuurbeheer kunnen worden toegewezen, waarmee de motie dus materieel gezien uitgevoerd is en dat de schuif die wij eventueel tijdelijk nodig hadden niet nodig is of straks verwerkt wordt in de najaarsnota?

Voorzitter. De VVD-fractie vindt het teleurstellend dat het natuuroffensief zo laat naar ons toe komt. In de motie stond 1 maart, maar de bewindslieden schrijven nu dat het zo mogelijk bij Najaarsnota 2001 komt. Kennelijk is dat dus afhankelijk van de vraag of er nu wel of geen ruimte of onderbesteding is. Betekent dit dat wij er misschien bij de begroting 2002 weer opnieuw over moeten praten en vervolgens bij de Voorjaarsnota 2002 er ook nog eens op terug moeten komen?

De heer Bolhuis (PvdA):

Voorzitter. Bij de behandeling van de voorjaarsnota vanmiddag hebben wij hierover uitgebreid gediscussieerd, is onder andere door de PvdA-fractie voorgesteld om vlugger aan het natuuroffensief te beginnen en is ook een motie ingediend die vraagt om daarvoor al dit jaar gelden beschikbaar te stellen. Tot nu toe heb ik de woordvoerder van de VVD-fractie dat niet horen ondersteunen. Daarom zou ik de heer Passtoors willen vragen of die motie ook op de steun van de VVD-fractie mag rekenen.

De heer Passtoors (VVD):

Wij hebben in onze fractie afgesproken dat ik er nu op terug zou komen. De motie heb ik nog niet gezien en zal ik dus eerst moeten bekijken, maar u hebt in ieder geval duidelijk gehoord hoe ik erover denk.

In het kader van het Innovatiefonds wordt gesteld dat het agrarisch natuurbeheer en de duurzame landbouw er een plek in krijgen. Waarom komt de minister daar pas in de zomer mee? Dan is 2001 toch alweer bijna voorbij? Het gaat toch om uitspraken over het Innovatiefonds voor 2001?

In het kader van de schuif in de uitvoeringslasten en de apparaatskosten inzake het beheer hebben wij ook nog gevraagd of onderbesteding niet ten koste zal gaan van het beheer zoals wij dat hebben afgesproken.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Wie zal ontkennen dat de boeren op dit ogenblik wel wat morele steun verdienen? Zekerheid en helderheid op bedrijfsniveau zijn in allerlei sectoren en zeker in bepaalde gebieden heel hard nodig. Als ik dat zo zeg, wil dat niet zeggen dat ik elke bedrijfsvoering en -inrichting tot de mijne maak en steun. Dan gaat het wel degelijk om duurzaamheid en om een toekomstvisie. Dit zal hier en daar vragen om reconstructie en kan extensivering inhouden, maar ook het aanboren van andere inkomstenbronnen als agrarisch natuurbeheer. Op bedrijfsniveau moeten echter zekerheid en helderheid worden geboden.

Als ik dan kijk naar de door de MKZ-crisis getroffen gebieden, dan ervaar ik een merkwaardige en moeilijk te verwerken discrepantie. In bestuurlijke termen gesproken is het natuurlijk niet onbegrijpelijk dat zorgvuldigheid en rechtszekerheid ten grondslag moeten liggen aan de regelingen die worden getroffen voor de compensatie van geleden verliezen en wat dies meer zij. In bestuurlijk opzicht neem je daarvoor de tijd, maar op bedrijfsniveau telt iedere dag. De Kamer heeft de bewindslieden vragen gesteld over de toepasselijkheid en het openstellen van bepaalde regelingen. Als ik de brief lees van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 juli jl., ben ik de laatste die zal zeggen dat het allemaal fout is gegaan en anders en sneller had gemoeten, want ik weet niet zeker of het sneller had gekund.

Het duurt echter allemaal wel erg lang. Ik noem de BBZ-regeling en de IOAZ-regeling met een pendant in de veehouderijsector van de IOZV voor de oudere en gewezen zelfstandigen in de veehouderij. Iedere dag telt. Deze mensen zijn getroffen door een situatie die zij als overmacht hebben ervaren. Zij hebben door de ruiming een prijs betaald ter wille van de doelstelling elders in het land erger te voorkomen. Dit betekent dus solidariteit, dit kan niet missen. Daarom doe ik op deze plaats nogmaals een dringend beroep op de bewindslieden al het hun mogelijke te doen om deze regelingen nu eindelijk ruimhartig en royaal open te stellen, zo ruimhartig als ooit is toegezegd door bijvoorbeeld de minister-president.

Het gaat dan niet alleen om de continuïteit van de bedrijven, maar ook om de inkomensderving die het normaal te achten bedrijfsrisico te boven gaat. Die situaties komen wij tegen en die zullen ook op het ministerie bekend zijn en worden gemeld. Dit is mijn motivatie om de motie van de heer Rietkerk mede te ondertekenen. Een herhalingsmotie, want zij vraagt aandacht voor een eerdere motie die ik samen met mevrouw Schreijer heb ingediend.

Voorzitter. De staatssecretaris zal zich nog herinneren dat zij mijn amendement over het agrarisch natuurbeheer in het najaar van 2000 niet nodig vond. Zij meende voldoende op de plank te hebben liggen. Op een later moment, in januari of februari van dit jaar, heeft zij gezegd dat zij zich daarop heeft verkeken, dat er inderdaad sprake is van overtekening en dat een extra volume van pas kan komen. Mijn amendement was dus wel degelijk nuttig. Later is discussie ontstaan over de vraag of dit amendement is verwerkt en hoe. Daarover heeft collega Passtoors zojuist weer vragen gesteld. Het amendement was er niet alleen op gericht om meer in den brede tot een verruimd budget te komen, maar vooral ook om tot een volumevermeerdering in het programmabeheer te komen. Daarop moet dit worden toegesneden.

Bij een debat over de voorjaarsnota kijk je altijd nog even naar de open einden die nog moeten worden afgehecht zo vlak voor een reces, ook beleidsmatig. Het is een goed moment voor evaluatie van een begrotingsjaar. Zo werkt dat hier toch. De minister is natuurlijk met zijn hoofd al lang weer bij de volgende begroting, voor het jaar 2002. Ik gun hem dat graag, want daar wordt ongetwijfeld hard aan gewerkt. Er ligt echter nog een punt uit de vorige begroting, namelijk de vestigingssteun voor jonge boeren en het gebruik maken van de plattelandsontwikkelingsgelden van Brussel. De minister heeft gas teruggenomen toen mijn motie was aanvaard. Hij heeft een voorafgaand onderzoek door het LEI aangekondigd. Hij zei dat hij de regeling liever innovatief wilde inrichten en niet generiek. Ik hoop hierop morgenmiddag nog even terug te komen, want het gaat over Europees geld. Er kan dus heel goed over gesproken worden in het debat over de Landbouwraad. Laten wij echter niet weer een termijn van een jaar schieten? Dat zou toch heel jammer zijn. De minister mag wat mij betreft morgenmiddag reageren, want dit ligt een beetje op de rand van dit debat en dat van morgenmiddag.

Minister Brinkhorst:

Mevrouw de voorzitter. Zoals de heer Bolhuis al suggereerde, vindt een ramingsbijstelling altijd plaats in een ontwerpbegroting. Ik zeg hem graag toe dat bij de structurele ramingsbijstelling niet op de natuurgelden zal worden bezuinigd.

De heer Bolhuis heeft een amendement ingediend met betrekking tot eventuele subsidies voor vijf vogelopvangcentra. Het gaat mij nu even niet om de omvang van het amendement, ƒ 100.000. Toch heb ik grote problemen met de wijze waarop de normale procedures rondom een subsidieregeling worden omzeild. In het amendement wordt voorgesteld een subsidieregeling te scheppen voor een op zichzelf lovenswaardig doel. Ik ga even voorbij aan de vraag of die door Verkeer en Waterstaat of LNV zou moeten worden ingesteld. Een normale procedure voor een subsidieregeling is echter, dat de betrokken organisaties een subsidieaanvraag indienen, dat onderbouwen en dat vervolgens een beslissing wordt genomen. Bij mijn weten is – ik heb het nog laten nagaan – door de betrokken opvangcentra nooit een subsidieaanvraag ingediend. Het is dan heel merkwaardig om plotseling bij een suppletoire begroting zomaar een amendement in te dienen voor de vijf vogelopvangcentra. Ik vind dat ook het punt van de rechtsgelijkheid een rol speelt. Bij subsidieregelingen is van belang dat wij die kunnen afwegen tegen andere bestedingen. Ik ontraad het amendement van de heer Bolhuis. Ik verzoek hem, de betrokken centra te vragen een normale procedure te kiezen, vervolgens een subsidieaanvraag in te dienen met een eventuele onderbouwing, zodat bekeken kan worden op welke wijze daarop moet worden gereageerd. Dit is geen zorgvuldige wijze van handelen.

De heer Rietkerk heeft zeer nadrukkelijk aandacht gevraagd voor het perspectief bieden aan ondernemers. Ik kom daarop uitvoeriger terug naar aanleiding van de opmerking van de heer Van der Vlies, want het is zeker een punt van zorg voor het kabinet. In de jaren dat ik het voorrecht heb minister van Landbouw te zijn realiseer ik mij hoe vaak door crises of andere externe oorzaken individuele boeren in de knel kunnen komen. Tegen die achtergrond besteedt het kabinet bij saneringsmaatregelen of correctiemaatregelen altijd aandacht aan de sociaal-economische dimensie. Het is de heer Rietkerk ongetwijfeld bekend, dat bij de sanering van de intensieve veehouderij als gevolg van de varkenspest en van de problematiek rond de mestafzetcontracten veel aandacht wordt gegeven aan de sociaal-economische dimensie. Vanuit ons perspectief zeg ik: geen ingrepen zonder ook aandacht te hebben voor de sociale dimensie.

Aandacht werd gevraagd voor de BBZ en de rol van de gemeenten. Ik blijf bij de aan de Kamer gedane toezegging dat bij de toepassing van de bevoorschotting van de BBZ ruimhartig zal worden opgetreden, maar dat de vermogenstoets bij de definitieve berekening achteraf wel gehanteerd zal worden. In de brief van mijn collega van SZW aan de gemeenten is dit ook expliciet bevestigd. Gemeenten zijn medeoverheden en ze zijn dus ook medeverantwoordelijk. Dat ze soms wellicht op een wat andere manier opereren, kunnen wij vanuit het Rijk moeilijk overzien. Graag hoor ik daarom van concrete klachten en problemen, want ik wil die serieus nemen. Ik blijf echter bij mijn toezegging dat bij de bevoorschotting ruimhartig wordt opgetreden. Die toezegging heb ik gestand gedaan en dit is ook nog bevestigd door mijn collega van SZW.

De heer Rietkerk heeft een amendement terzake van het noodfonds ingediend. Dit amendement is vrijwel identiek aan de motie die de heer Van Dijke eerder deze middag indiende bij de behandeling van de voorjaarsnota. Laat ik eerst iets zeggen over de dekking van het amendement. Het is natuurlijk volstrekt ondenkbaar dat 25 mln gulden wordt gehaald uit de post "personeel en materieel" van de begroting van LNV. Degenen die weten hoezeer wij proberen met het bestaande potentieel aan personeel en materieel vaak het onmogelijke te verrichten bij crisisbestrijding, zullen het ermee eens zijn dat het echt ondenkbaar is om 25 mln gulden uit deze post te halen. Daarnaast strookt de in het amendement voorgestelde besteding van middelen niet met het regeringsbeleid. Het kabinet heeft zo snel mogelijk het noodfonds opgericht. Dat heeft een omvang van 25 mln gulden. Er zijn echter beperkingen in verband met de Europese beleidsruimte. Als het gaat om het instrumentarium wil ik die Europese beleidsruimte zo groot mogelijk maken. De uitwerking daarvan wordt duidelijk als de commissie-Le Blanc met haar werkzaamheden begint. Inzet van het kabinet was, is en zal zijn een eenmalige bijdrage van 25 mln gulden, te verhogen naarmate andere partijen bereidheid tonen om mee te doen. Met andere overheden ben ik hierover in gesprek. Aanstaande maandag spreek ik met de provincies. Ik heb goede hoop met deze partijen verder te komen. Met het bedrijfsleven heeft een eerste overleg plaatsgevonden dat helaas minder bevredigend was. Het kabinet is van mening dat niet alleen van de rijksoverheid solidariteit kan worden gevraagd. Dat kan ook van het bedrijfsleven worden gevraagd. Tegen deze achtergrond ontraad ik aanvaarding van het amendement van de heer Rietkerk. Hetzelfde geldt voor de motie van de heer Rietkerk.

Gesproken is nog over het onderzoek naar knelpunten en de op dat punt ingediende motie-Schreijer-Pierik. Hoewel aan dit onderwerp prioriteit wordt gegeven, heb ik de Kamer bij brief moeten laten weten dat het helaas niet mogelijk is gebleken het onderzoek voor de zomer af te ronden. Ik werk er zo snel mogelijk aan. Ik hoop ten zeerste dat de datum van 15 september kan worden gehaald. Op zo kort mogelijke termijn zal ik daarover nader schriftelijk berichten. De brief die mijn collega van SZW gisteren nog aan de Kamer schreef, geeft aan hoezeer wij ernaar streven dat bestaande sociale regelingen zo goed mogelijk worden toegepast.

De heer Passtoors vroeg naar het Innovatiefonds. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik meteen na de zomer een innovatienota het licht zal doen zien. Bij de uitwerking van het Innovatiefonds blijkt de Europese dimensie tot wat problemen te leiden. Deze zomer komen er concrete voorstellen op het gebied van innovatie.

Met de heer Van der Vlies ben ik het eens dat boeren in deze tijd morele steun verdienen. Het kabinet doet er dan ook alles aan om de gevolgen van de crisis zo snel mogelijk te beheersen. Ik ben dan ook erg blij dat de heer Van der Vlies niet terugkwam op het punt van de uitkeringen als gevolg van de MKZ-crisis. Zoals u weet, zullen aan het eind van deze week, uiterlijk begin volgende week, bijna alle gevallen worden afgehandeld. Ik zeg toe dat dit voor 15 juli zal gebeuren, inclusief de mogelijkheid van een bevoorschotting van de gevallen waarover nog een kwestie is. Ik meen dat hiermee deze zaak op een buitengewoon snelle wijze is afgewikkeld, omdat ik mij er juist van bewust ben dat op individueel bedrijfsniveau – en de heer Van der Vlies verwijst hiernaar terecht – de zaken vaak anders worden gezien dan op bestuurlijke niveau. Op bestuurlijk niveau kan ik niet anders dan de grootst mogelijke zorgvuldigheid betrachten. Wij lezen ook dezer dagen weer over problemen rondom fondsen waarover door Brussel vragen worden gesteld of waarbij bedragen worden teruggevorderd. Dit is ook bij de varkenspest gebeurd. Ik wens niet dat dezelfde situatie ontstaat rondom de MKZ-crisis. Ik hoop dat ik daar niet alleen begrip van de Kamer voor mag vragen, maar dat ook krijg.

De heer Van der Vlies sloot zich aan bij de vragen van de heer Rietkerk over het noodfonds. Ik mag hem verwijzen naar mijn reactie daarop. Hij noemde verder nog een specifiek punt: de vestigingssteun voor jonge boeren. Ik weet dat dit punt morgen terugkomt, maar ik wil een klein voorschot op de discussie hierover nemen. Als ik spreek over morele steun, mag dit ook gepaard gaan met concrete acties. Ik heb in een brief aan de Kamer geschreven dat ik nog steeds van mening ben dat generieke vestigingssteun ongewenst is. Ik heb aangegeven dat ik in gesprek ben met het NAJK dat bepaalde voorstellen zal doen. Deze voorstellen zijn nog niet afgerond, maar ik kan nu al zeggen dat het mijn voornemen is om binnen de – uiteraard ook Europese – mogelijkheden, startende jonge ondernemers met innovatieve en duurzame plannen de mogelijkheid te geven met steun van de overheid een vestigingsplan te beginnen. Ik zal dit in de komende dagen afronden. Wij moeten dit nog afstemmen op de Europese dimensie. Het gaat dus niet om generieke steun. Een- en andermaal heb ik gesteld waarom ik daartegen ben. In 1992 en 1993 heeft dit wel plaatsgevonden, maar het heeft nooit tot nieuwe resultaten geleid. Ik ben de heer Van der Vlies er erkentelijk voor dat hij dit punt in deze plenaire vergadering aan de orde heeft gesteld. Wij zullen morgen hierop meer in detail ingaan.

Staatssecretaris Faber:

Voorzitter. De heer Passtoors en Van der Vlies vroegen naar de beroemde 25 mln gulden ten behoeve van agrarisch natuurbeheer. Dit bedrag is uiteraard op de begroting verwerkt, zoals u op de suppletoire begroting hebt kunnen zien. Beiden merkten echter op dat het bedrag niet staat onder punt 4., het programma beheer. Dit heeft met de techniek te maken, omdat het op subartikelniveau zit. Formeel zie je het dan niet in een suppletoire wet. Het is echter duidelijk waarvoor het amendement is ingediend. Daarom is het op pagina 15 als zodanig verwerkt.

Tot de heer Van der Vlies merk ik op dat wij regelmatig met elkaar over het amendement hebben gedebatteerd. Ik vond het in eerste instantie niet nodig, maar later heb ik gezegd dat hij wellicht gelijk had. Vervolgens zijn wij weer een stap verder. Bij de verantwoording over 2000 heb ik inzichtelijk gemaakt dat op hetzelfde begrotingsartikel sprake was van onderuitputting. Ik weet niet wanneer wij elkaar volkomen gelijk kunnen geven, maar wij komen steeds wat dichter tot elkaar.

Hiermee kom ik bij de brief die ik heb gestuurd over het programma beheer. De heer Rietkerk vond dat deze brief wat laat kwam, maar hij telde desondanks zijn zegeningen. Ik zeg echter ook tegen de heer Passtoors: ik hoop oprecht dat u na morgen in staat bent van deze brief kennis te nemen, zodat we daarover nog eens kunnen discussiëren. Dat zal overigens ongetwijfeld gebeuren. In de brief heb ik gezegd dat voor agrarisch natuurbeheer om 103 mln gulden is aangevraagd. We weten echter nog niet precies in hoeverre het hierbij gaat om de oude RBON-contracten dan wel om nieuwe producten. Vorig jaar heb ik toegezegd – en ik zeg de leden dit nu weer toe – dat nieuwe aanvragen op grond van bestaande contracten die worden beëindigd, zullen worden gehonoreerd. Of we daarvoor de beroemde 25 mln nodig hebben dan wel de motie van de heer Passtoors, is nu niet geheel te overzien. Het project is in gang gezet. De aanvragen zijn gedaan en zij worden beoordeeld. Dat betekent dat wij aan het eind van het jaar weten hoe de zaken ervoor staan en waarschijnlijk pas als we de verantwoording over 2001 hebben. Voor het zover is spreken we elkaar over deze kwestie nog. Uiteraard wordt met het de motie van de heer Passtoors rekening gehouden.

Voorzitter. De heer Passtoors heeft opmerkingen gemaakt over het natuuroffensief. Ik heb het staartje van het debat over de voorjaarsnota mogen aanhoren. Ik heb begrepen dat er zeer intensief over natuuroffensief is gediscussieerd en dat de heer Zalm namens het kabinet uitgebreid op de opmerkingen heeft gereageerd. Het lijkt mij dan niet nodig dat nog eens dunnetjes over te doen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgen aan het eind van de vergadering te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 18.05 uur tot 19.35 uur geschorst.

Voorzitter: Weisglas

Naar boven