Aan de orde is de behandeling van:

de Voorjaarsnota 2001 (27734).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter. Vorig jaar vond er rondom het 50-jarig bestaan van de Sociaal-economische raad een jubileumcongres plaats met het pakkende thema Herijken achter de dijken. Herijken is goed, omdat het denken steeds opnieuw moet worden gewogen. Opvattingen en visies kunnen sleets raken en lopen soms het gevaar achterhaald te raken door de ontwikkelingen. Herijken dus, ook op financieel-economisch terrein. Een recent voorbeeld is het elfde rapport van de studiegroep Begrotingsruimte "Stabiel en duurzaam begroten" dat het Zalmkader op onderdelen corrigeert. Denk aan de suggestie van een jaarlijks begrotingsoverschot om de staatsschuld in 20 à 25 jaar weg te werken en het ontkoppelen van lastenverlichting en inkomstenmeevallers.

De CDA-fractie is van mening dat na zeven jaar paars beleid de tijd van herijking is aangebroken. Er zijn op financieel terrein de nodige goede resultaten geboekt. En daarvoor, minister: chapeau. Tegelijkertijd wordt evenwel ook steeds duidelijker zichtbaar dat vernieuwingen nu echt noodzakelijk zijn. De financieel-economische tijden veranderen en het beleid zal een veel meer inhoudelijke vernieuwing moeten bevatten. Geld alleen is vaak niet de oplossing, zie de grote problemen in de zorgsector. Herijken dus, en dan ook op alle fronten. Namens de CDA-fractie zal ik stilstaan bij een vijftal punten.

Eerst sta ik stil bij het beeld van de financieel-economische situatie. De voorliggende voorjaarsnota bevat een inmiddels bekend stramien: er is ruimte voor veel extra miljarden en er lijkt zelfs een verborgen schat te zijn van minister Zalm. Ik kom daar later op terug. De voorbereiding van de voorjaarsnota was dit jaar gegeven alle politieke schermutselingen overigens adembenemend. Grote woorden van fractievoorzitter Melkert over de Zalmnorm die door fractievoorzitter Dijkstal werden beantwoord met grote woorden over de kosten van het asielbeleid. Beide dreigementen zijn overigens geen werkelijkheid geworden. De Zalmnorm is intact gebleven en voor asielzoekers is alleen maar meer geld ingeboekt. De extra miljarden voor zorg, onderwijs en veiligheid stemmen positief, maar er is reden de kritische signalen onder ogen te zien.

The Economist van 23 juni jl. wees beargumenteerd op het gevaar van een recessie. Laten we hopen dat het niet zover komt. In dat artikel wordt gesteld dat in de Verenigde Staten consumentenbestedingen het recessiegevaar althans voorlopig zouden kunnen beteugelen. Die consumentenbestedingen zouden een reddende engel kunnen zijn. Maar hoe zit het met bestedingen in eigen land? Het Centraal bureau voor de statistiek meldt op 26 juni dat het consumentenvertrouwen op dit moment op het laagste niveau sinds vijf jaar is terechtgekomen. Ik noem dat gegeven, omdat op pagina 3 van de voorjaarsnota nog wordt gemeld: "De particuliere consumptie groeit, mede dankzij de belastingverlaging, naar verwachting in 2001 net als voorgaande jaren met meer dan 4%." Het kabinet noemt deze consumptie als een belangrijke motor van de economische groei. De kurk waarop de groei de laatste jaren voor een belangrijk deel dreef, namelijk de hoge huizenprijzen en oplopende aandelenkoersen, begint te verpulveren. Het is bekend dat de concurrentiepositie van Nederland snel verslechtert. Dat hangt samen met de inflatie en de loonkostenontwikkeling. In de voorjaarsnota wordt nog een groei genoemd van 3,25%, maar het CPB gaat nu uit van 2,75% en De Nederlandsche Bank van 2,5%. Dat is niet het enige. Paars neemt ook een voorschot op de toekomst door nu al op voorhand de lagere rente-uitgaven ten gevolge van een lagere staatsschuld in te boeken als dekkingsmiddel. Frank Kalshoven van de Volkskrant schreef daarover op 5 mei jl.: "Het volgende kabinet krijgt het dringende advies de beer te schieten wiens huid door Paars alvast is verkocht". Kalshoven voegt daaraan toe: "Inderdaad, het blijkt goed mogelijk de Zalmnorm te handhaven en toch onverantwoord begrotingsbeleid te voeren".

Kortom, de CDA-fractie is gelukkig met extra ruimte voor uitgaven voor zorg, onderwijs en veiligheid, maar vraagt zich af hoe houdbaar dit alles zal blijken te zijn. Het zou nuttig zijn wanneer de minister zijn huidige inschatting van het financieel-economisch beeld zou toelichten.

De heer Crone (PvdA):

Dat is zeker interessant om te horen, maar mijn klomp brak toen u zei dat wij de staatsschuld aflossen en de rentemeevallers gebruiken, want het CDA heeft altijd geroepen: gebruik geen meevallers voor lastenverlichting, maar voor schuldaflossing. Nu doen we dat en dan is het weer niet goed.

Waar wilt u bezuinigen? Ik neem tenminste aan dat u zo meteen een bezuinigingsvoorstel zult doen, omdat volgens u het kabinet potverteert. U moet nu niet alleen durven zeggen wat er verkeerd is, maar eindelijk ook eens een amendement indienen over waar minder geld moet worden uitgegeven.

De heer Balkenende (CDA):

Mijnheer Crone, het is vandaag mooi weer en u zet op deze manier gelijk de toon. Dat is mooi en goed voor het debat. Wat is het beeld van de regering als het gaat om reductie van staatsschuld? Wat is de kritiek geweest? Dat de staatsschuld wordt verminderd, betekent dat er minder rente-uitgaven zijn. Dat die worden ingeboekt, is niet het punt van discussie. Punt van discussie was – en daarom heb ik ook gerefereerd van Kalshoven – dat op voorhand wordt bekeken wat het in de toekomst gaat betekenen. Het zijn structurele uitgaven en daarvoor is dus een dekking op langere termijn nodig. En hoe heeft het kabinet die uitgaven gedekt? Via incidentele mogelijkheden. Dat is een begaanbare weg, maar geeft het beeld dat er een voorschotje op de toekomst wordt genomen. Dat punt heb ik willen markeren, en niet meer dan dat. De economische ontwikkeling kan ook tegenvallen. Er gaan vele extra miljarden in het begrotingsbeleid om. Wij zoeken naar dekkingsmogelijkheden. In dit stadium van de discussie wil ik van de minister weten hoe houdbaar die zullen zijn. Dat heeft niets te maken met potverteren of wat dan ook. Daarover heb ik het niet gehad.

De heer Crone (PvdA):

Dat is de implicatie van wat u zelf zegt. U heeft altijd gezegd, dat staatsschuldaflossing stabiele ruimte geeft in de vorm van rentevrijval. Nu doet het kabinet wat u wilt, zodat er een structurele dekking is en dan zegt u dat het niet goed is. U moet durven zeggen, dat u een bezuinigingsvoorstel gaat indienen op dit kabinetsbeleid, omdat u de dekking onstabiel en onzeker voor de toekomst vindt. Ik ben benieuwd of het nog komt. Ik zal u er anders vandaag vaak naar vragen.

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb het woord potverteren niet gebruikt. Ik heb wel een wedervraag aan u. Als je uitgaat van deze systematiek, namelijk het zoveel mogelijk besteden van inkomstenmeevallers aan schuldreductie en het vervolgens benutten van de vrijvallende rente, kun je geen verdere discussie hebben over de inkomstenmeevallers. Heb ik gelijk als ik aanneem dat die benadering van de minister ook uw volledige instemming heeft? Het is goed dat hier te markeren.

De heer Crone (PvdA):

Het is niet gebruikelijk dat de positie van het CDA in een wedervraag aan de Partij van de Arbeid wordt weergegeven. Het zou wel goed zijn, want op een bepaalde wijze volgen wij uw beleid. U heeft zelf gezegd dat het niet zeker is en u heeft Kalshoven omarmd, dan moet u ook een amendement durven indienen waarin staat dat een deel van die vrijval nog niet wordt benut, en waar dat het geval zal zijn.

De heer Balkenende (CDA):

Ik begrijp dat u de vraag die ik aan u stel, niet ontkennend beantwoordt. Ik ga dus maar uit van instemming. Ik heb het punt van Kalshoven niet genoemd om te zeggen dat hij wel of niet gelijk heeft. Ik heb gezegd dat hier een potentieel risico wordt gesignaleerd. Ik vraag de minister eens in te gaan op het financieel-economisch beeld. Dat was het punt van de discussie.

Ik kom nu bij mijn tweede punt: Herijken van het beeld van zeven jaar paars financieel beleid. Op dit moment zien wij twee beelden van de werkelijkheid. Het ene beeld is dat van een succesvol financieel beleid en de minister krijgt daarvoor de credits: geen financieringstekorten, maar begrotingsoverschotten, een dalende staatsschuld, voortdurende miljardenmeevallers en geen ombuigingen. Het andere beeld is dat van een torenhoge inflatie, dalend consumentenvertrouwen, krapte op de arbeidsmarkt, een oplopende loonontwikkeling en daarnaast achterstanden wat betreft arbeidsvoorwaarden van delen van de publieke sector ten opzichte van de marktsector. Deze twee beelden hebben naar de mening van de CDA-fractie met elkaar te maken en dat zegt iets over het financieel beleid. De lastenverlichting, die ook onder Paars 2 is voortgezet, heeft de toch al goed draaiende economie verder aangejaagd. Dat drijft de lonen op en daarmee vervolgens de inflatie.

De achterstanden van de collectieve sector kunnen niet los worden gezien van een systeem van vaste uitgavenkaders wanneer de marktsector booming is. Bij velen in de samenleving is er onvrede over de onbalans tussen het zonnige beeld van de overheidsfinanciën en de evidente tekorten bij onderwijs, zorg en veiligheid: zeven vette economische jaren, maar magere prestaties waar het de kwaliteit van de samenleving betreft. Overigens, in de kunstsector bestaat behoorlijke irritatie over toezeggingen die bij de voorjaarsnota niet of onvoldoende worden nagekomen. De paarse uitruil van wensen is niet voldoende gebleken. Te veel stelsels en structuren zijn onaangetast gebleven, of het nu gaat om de sociale zekerheid, de zorg of de bureaucratie in het onderwijs. Bij de veiligheid is het veeleer een kwestie van te laat in actie komen. Bij het sluiten van de markt ligt er opeens een nota om inhaalslag te maken die pas in de volgende periode echt wat zal kunnen betekenen. Het ophelderingspercentage blijft veel te laag en de bestrijding van de jeugdcriminaliteit loopt spaak. Bij de suppletoire begrotingen komen wij daarop terug.

De heer Van Beek (VVD):

Interessant om dat van die veiligheid te horen. Wanneer zijn er vanuit het CDA zelf bij voorgaande gelegenheden voorstellen gedaan om daarvoor extra gelden te reserveren? Ik kan het me niet zo goed herinneren.

De heer Balkenende (CDA):

Volgens mij hebben mijn collega's die zich bezighouden met justitie, de heren Van de Camp en Rietkerk, bij herhaling voorstellen gedaan.

De heer Van Beek (VVD):

Het gaat even om de spelregels. Zij kunnen binnen de begrotingen die zij behandelen hoogstens verschuiven en prioriteiten stellen. Het gaat hier om extra toevoegingen, dus om verhoging van de begroting. Mij staat niet bij dat u bij voorgaande gelegenheden voorstellen hebt gedaan die hierbij de prioriteit hebben gelegd. Dat is noch bij voorjaarsnota's of najaarsnota's gebeurd noch bij de begroting zelf.

De heer Balkenende (CDA):

U heeft er gelijk in dat ik dit zelf niet bij dit soort debatten heb gedaan, maar bij suppletoire begrotingen zijn regelmatig zaken teruggekoppeld. Ik kondigde ook al aan dat wij vanmiddag op dat punt zullen terugkomen.

Bij de keerzijde van financieel succesvol beleid past het ook een opmerking te maken over de rampen die ons land troffen en het bieden van perspectief. Het gaat dan om Volendam, maar zeker ook om de MKZ-crisis. Vooral de agrarische sector is zwaar gedupeerd, maar dat geldt ook voor het MKB en de recreatieve sector. Er is vanuit de regering in dat kader onvoldoende actie ondernomen. Vanmiddag zal mijn collega Schreijer daarop terugkomen.

Vormen de verschillende rampen financiële tegenvallers buiten de schuld van het kabinet, anders ligt het met de verwachte tegenvallers als gevolg van de fraude met ESF-subsidies. Zeker nu Europa de aanpak van dit probleem naar zich toe trekt, zijn boetes niet meer uit te sluiten en dat is van belang voor het lopende begrotingsjaar. Zou de minister van Financiën de Kamer kunnen laten delen in zijn inschatting op dit punt?

Ik kom bij mijn derde onderwerp, de inflatie. Vorig jaar bij de behandeling van de voorjaarsnota merkte ik nog op: "De inflatie zal volgend jaar ronduit hoog zijn, volgens huidig inzicht zo'n 3,5% (...) We kunnen ons niet voorstellen dat deze minister een inflatie van meer dan 3% zomaar laat passeren." De inflatie is momenteel bijna 5% (en volgens de Europese maatstaven zelfs 5,4%). Het lijken wel Italiaanse toestanden. In alle ernst, velen – de Europese Commissie en ik neem aan ook de minister – maken zich zorgen over de inflatie. In dat verband is er ook zorg over de pensioenen.

Het is goed ons te bedenken dat het kabinet aanvankelijk de enigszins geruststellende mededeling deed dat het inflatieniveau aan het begin van het jaar door de btw- en andere tariefstijgingen hoog zou zijn maar daarna zou afvlakken. Voorlopig merken wij daar nog niets van. Als we een beetje cynisch worden, kunnen wij zeggen, dat het lijkt of het kabinet zelfs een zeker belang heeft bij de inflatie. Neem de extra miljarden uit de voorjaarsnota: bijna de helft van die miljardeninvesteringen kan worden gedekt uit wat genoemd wordt de nominale ontwikkeling, lees de prijsstijgingen. Ook voor de waarde van de staatsschuld is de inflatie niet gek. Op die manier daalt het staatsschuld als percentage van het BBP inderdaad in rap tempo. Eerst hadden wij dit jaar dus de btw-verhoging, nu zien wij de gevolgen van de loonontwikkeling, maar daarmee is het eind nog niet in zicht. Uit een studie van De Nederlandsche Bank blijkt dat de invoering van de euro vanwege de afrondingen wel eens tot een inflatieverhogend effect van 0,7% zou kunnen leiden. Wanneer is voor het kabinet een kritische grens bereikt? Of is er helemaal geen kritische grens? Maandelijks horen burgers en bedrijven over de torenhoge inflatie. Je ontkomt niet aan het beeld dat het kabinet eigenlijk zwijgt. Worden Nederlandse pensioenbeleggingen uit het eurogebied niet weggejaagd naar de dollarlanden? De zorgeloosheid moet worden doorbroken. Graag krijg ik in dezen een reactie van de minister.

De heer Bakker (D66):

Wij maken ons natuurlijk allemaal grote zorgen, maar hebt u ook voorstellen?

De heer Balkenende (CDA):

Dit doet mij een beetje denken aan de situatie waarin een bedrijf in brand staat en men de brandweer vraagt: hoe kunnen we die brand tegengaan? Ik heb bewust gezegd dat wij het vorig jaar hebben gehad over de inflatieontwikkeling. Ik herinner mij nog heel goed dat collega Van Beek de minister heeft gevraagd: hebt u instrumenten die u kunt gebruiken als het op een gegeven moment niet goed gaat? Ik heb vaak in debatten verwezen naar de signalen van de heer Wellink die heeft gezegd dat er een norm zou moeten zijn, inhoudende dat slechts eenderde van de inflatie wordt bepaald door de overheid. Al die signalen en waarschuwingen zijn eigenlijk onbeantwoord gebleven. Het gaat erom dat wij nu te maken hebben met een heel hoge inflatie. Ik heb daarvoor zeer vaak namens de CDA-fractie gewaarschuwd. Het kabinet is te weinig proactief op deze ontwikkeling ingespeeld. Ik heb regelmatig gezegd, dat de regering moest uitkijken met lastenverlichting, omdat lastenverlichting in een tijd waarin de economie goed draait, de economie verder aanjaagt. Dat bergt het risico in zich van inflatieontwikkeling.

De heer Bakker (D66):

Volgens mij is de lastenverlichting op 1 januari ingegaan en toen was de economische top al voorbij. Los daarvan vraag ik mij af welke instrumenten u wilt hanteren. De Amerikaanse Bank verplichten tot steunaankopen van de euro? Wilt u nadere lastenverlichting door de btw-verhoging terug te draaien? Wilt u de sociale partners oproepen tot een veel gematigder loonstijging? Het is zo gemakkelijk om kritiek te hebben, maar het is ook uw probleem.

De heer Balkenende (CDA):

Het inflatieprobleem is inderdaad een probleem voor iedereen. Een inflatiestijging van 5,4% kan niet in twee maanden worden teruggedrongen. Ik heb eraan herinnerd dat in het verleden regelmatig is gewaarschuwd. Er zijn natuurlijk ontwikkelingen waar je niets aan kunt doen; ik denk aan de olieprijzen en de waardeontwikkeling van de euro. Er is echter ook een heel pakket aan beleidsmaatregelen in het kader waarvan iets kan worden gedaan. Ik denk aan de lastenverlichting. Wij hebben hierover eerder gesproken en uiteindelijk hebben wij het toch maar over ons heen laten komen. Daar maak ik mij zorgen over, want de inflatie is buitengewoon hoog. Ik realiseer mij dat het vrij lastig om die stijging nu terug te dringen. De overheid heeft echter bepaalde instrumenten om die ontwikkeling te beïnvloeden, bijvoorbeeld in de sfeer van de lastenverlichting waarmee dan terughoudend zou moeten worden omgegaan.

De heer Bakker (D66):

Eigenlijk zegt u: men had in het verleden beter naar mij moeten luisteren, dan hadden wij nu niet zo'n sterke inflatie gehad, maar ik heb overigens nu geen voorstellen of aanbevelingen om het anders te doen.

De heer Balkenende (CDA):

Het is duidelijk wat er moet gebeuren om de inflatie te beperken: terughoudend zijn met extra tariefsverhogen, een adequaat uitgavenbeleid voeren en uitkijken met maatregelen in de sfeer van de lastenverlichting. Mijn punt is dat wij dit hebben zien aankomen, maar uiteindelijk maak ik mij toch wel zorgen. Vorig jaar heb ik gezegd dat een inflatie van 3,5% in 2001 een slechte zaak is, maar nu is er zelfs sprake van een inflatie van 5,4%. Dat vind ik een rampzalige ontwikkeling en daarom vind ik dat wij meer met die ontwikkeling rekening moeten houden dan wij tot nu toe hebben gedaan. Het lijkt mij dat wij dit soort percentages niet weer moeten hebben, want daarmee slaan wij in Europa een slecht figuur.

Voorzitter. Vervolgens wil ik enkele opmerkingen maken over het herijken van de verantwoordelijkheidsverdeling, ook in financiële zin. Zeven jaar Paars hebben vaak in het teken gestaan van versterking van marktwerking en concurrentie – een geloof dat nu minder krachtig wordt beleden – en dan weer van herstel van het primaat van de politiek. Nu klinkt dat laatste voor sommigen mooi, maar uiteindelijk gaat het om niets anders dan sturing door de overheid met het gevaar van bureaucratisering. De staat-marktcombinatie heeft wat de CDA-fractie betreft haar langste tijd gehad. Voor ons geldt de staat-maatschappij-marktcombinatie. Wat nodig is, is dat mensen weer greep krijgen op hun bestaan en dat niet-winstbeogende ondernemingen en organisaties hun verantwoordelijkheid ook werkelijk kunnen nemen. Vraagsturing, persoonsgebonden budgetten, transparante prijzen en zaken aanpakken "van onderop" in plaats van "van bovenaf"; zo'n beleid neemt mensen serieus. Er is behoefte aan een nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling met een sterke ontbureaucratisering! De overheid moet loslaten wat niet tot haar wezenlijke verantwoordelijkheden hoort en vasthouden wat typische staatszaken zijn. Mensen hebben genoeg van nodeloze regels en voorschriften. Men is de bureaucratisering van de samenleving via overheidsregels zat. Inmiddels wordt dit denken in Den Haag met de mond beleden, maar het is wel opvallend dat de verkenningsnota's – overigens waardering daarvoor – niet bijvoorbeeld een jaar na de vorige verkiezingen zijn verschenen. Met goede voornemens alleen zijn we er niet. In dat kader deed de CDA-fractie enkele weken geleden een beleidssuggestie. We zien de tekorten bij scholen en zorginstellingen. Ondanks alle welvaart en een verlate extra inspanning in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden is er wrevel over de problemen die mensen bij deze instellingen in hun dagelijks werk ervaren. Het is noodzakelijk dat de financiële ruimte ten behoeve van niet-personele voorzieningen voor scholen en zorginstellingen wordt vergroot. Het gaat hierbij dus om meer vrije financiële beleidsruimte. Het CDA zou er veel aan gelegen zijn als de overheid elke school eenmalig ƒ 1000 per leerling en iedere AWBZ-instelling ƒ 10.000 per patiënt verstrekt. Deze middelen kunnen dan vrij van overheidssturing worden besteed. Op die manier kan het achterstallig onderhoud worden tegengegaan. Minister Hermans heeft inmiddels een begin gemaakt met de schoolbudgetten. Prima, maar het is niet genoeg. Staatssecretaris Vliegenthart heeft inmiddels naar aanleiding van de motie-Dankers over de brutering bij de zorginstellingen een uitvoeringsplan bij de Kamer ingediend. Ook hier wordt in een balansversterking voorzien, waardoor er sprake is van een overlap met het CDA-idee. Op deze weg moet worden doorgegaan. Tijdens de algemene politieke beschouwingen, als er nader inzicht bestaat in de plannen van het kabinet, komen we op dit pleidooi terug. Als het parlement dit idee zou steunen, zou de kwaliteit van het werk in onderwijs en zorg kunnen worden versterkt en zou er sprake zijn van echte bestedingsvrijheid.

Een laatste punt van herijking betreft de financiële systematiek. Ik kom hierop omdat steeds meer en terecht wordt gewezen op het belang van transparantie en openheid. Bij het financieel beleid zien we steeds de officiële cijfers, maar er zijn ook de potjes en de – hoe zeg je dit netjes – creatieve financiële methoden om extra ruimte te krijgen. Ik som de meest in het oog springende zaken op. Een eenvoudige is de zgn. uitgavenreserve. Deze was aanvankelijk bedoeld voor de ruilvoetproblematiek, maar allengs is het een gewoon dekkingsmiddel geworden. Zie ook de voorjaarsnota. Dan is er de onderuitputting: geld dat ergens voor bestemd is, wordt niet uitgegeven. Daarmee kan dan het volgende jaar nog een keer worden gescoord, want wie is er in staat alle overlappingen nauwkeurig bij te houden? Het is als een cadeautje dat opnieuw wordt ingepakt. Handig is ook het bewust te hoog vaststellen van de sociale premies. Zo creëer je van tevoren al de meevallers. Vorig jaar gaf ik al aan dat daarmee een mooie basis wordt gelegd voor een verkiezingscadeautje. Uit de Lisv-berichten blijkt dat dit geen slechte voorspelling is geweest. Het kabinet verdient een "compliment" dat het vullen in een dusdanig tempo is gegaan, dat het overlopen van de emmer netjes vlak voor de verkiezingen kan plaatsvinden. Maar misschien is deze opmerking voorbarig, want de minister heeft toegezegd over deze materie binnen afzienbare tijd met een notitie te komen en het kabinet is terughoudend als het gaat om het verlagen van de premies. Een andere echte klapper – en dan vooral bij hogere inflatie – is de "deflator". Je leest in de stukken zo over deze kleine getalletjes heen, maar de toepassing ervan kan honderden miljoenen opleveren. We zijn benieuwd hoe hoog de ijklatten met Prinsjesdag zijn opgerekt. Een nieuwe variant is het nemen van een voorschot op de toekomst:- het aanwenden van rentemeevallers in 2003 en 2004 als dekkingsmiddel voor extra uitgaven. Via een omweg, namelijk via de staatsschuldreductie, worden inkomstenmeevallers dan uiteindelijk toch ingezet voor uitgaven. Maar het lijstje is nog niet ten einde, want – en nu kom ik bij de verborgen schat – er is ook nog de te lage raming van rente- en aflossingsverplichtingen die naderhand weer extra ruimte kan opleveren. Tijdens de kabinetsformatie van 1998 werden de ijklatten geruisloos met 4 mld gulden verhoogd. En wat te denken van de raming arbeidsvoorwaarden, die voor dit jaar 3,8 mld gulden bedroeg maar volgend jaar slechts de helft? Het is voor financieel specialisten allemaal prachtig, maar bevordert dit alles nu de financiële transparantie? Het zou beter zijn om de transparantie te vergroten en de toegankelijkheid tot de informatie te verruimen. Het spelletje begint doorzichtig te worden: voor de buitenwacht een enorme strijd over de Zalmnorm en binnen de muren van het Haagse regeringsbastion gewoon de financiële wondermiddeltjes benutten. Meer transparantie voorkomt ook dat er steeds iets blijft hangen van "de plooien van de jas van de minister van Financiën". Financiële camouflage– de minister-president noemt dit creativiteit – vinden wij een niet erg verheven gezelschapsspel. Het financieel herijken achter de dijken kan wat de CDA-fractie betreft beginnen.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Het is altijd weer een genoegen met de minister in debat te gaan over de voorjaarsnota. Dat genoegen heeft ook betrekking op het debat met de collega's. Ik heb al bij interruptie aangegeven dat ik het zo fijn vind dat een grote oppositiepartij geen enkel wijzigingsvoorstel doet. Dat zullen wij wel doen, want er blijft toch altijd wel wat te wensen over.

Wij zijn blij met deze voorjaarsnota; het accent zal minder dan vorig jaar liggen op bespiegelingen over de toekomst en meer op het uitstralen van tevredenheid over het resultaat. Er is een substantiële inspanning door het kabinet verricht. Daar ga ik allereerst op in, waarna ik nog enkele concrete voorstellen zal doen.

Het kabinet legt voor 2001 een enorme intensivering op tafel: 6,7 mld gulden naast de 7,1 mld gulden van het regeerakkoord voor het lopende jaar. Bovendien is er nog de 7,7 mld gulden die al in de vorige miljoenennota was afgesproken. Alleen al voor het jaar 2001 is er sprake van 21,5 mld gulden aan intensiveringen ten behoeve van collectieve uitgaven die wij belangrijk vinden. Ik denk aan zorg, onderwijs enz. Het gaat hier om structurele investeringen voor de kernprioriteiten. Soms staat het er ook, bijvoorbeeld als het gaat om de Van Rijn-gelden, soms kun je tussen de regels door lezen dat het grosso modo structureel geld is voor 2002 en latere jaren. Deze ruimte is in het uitgavenkader gevonden omdat andere uitgaven sterk zijn meegevallen, met name in de sociale zekerheid en de rente-uitgaven. Dat zijn twee structurele financieringsbronnen. Daarnaast zijn er inkomsteninvallers die voor het overgrote deel zijn ingezet voor schuldverlaging. Dat is heel belangrijk, want op die manier zijn inkomstenmeevallers aangewend om het uitgavenniveau te verhogen. Dat is gebeurd via de rentevrijval, want van de 32 mld gulden aan inkomstenmeevallers is zo'n 26 mld gulden ingezet voor uitgavenverhoging via de rentemeevallers. Dat vinden wij een goede keuze, maar je had natuurlijk ook een ander evenwicht kunnen vinden tussen directe uitgavenverhoging en schuldverlaging. Dan had je een iets lagere rentevrijval en dus een minder groot begrotingsoverschot gehad. De balans had dus iets anders gekund, maar wij kunnen leven met het totaalpakket.

De heer Balkenende (CDA):

Eind vorig jaar zette de heer Melkert de aanval in op de Zalmnorm. De weg terug begon bij het PvdA-congres. Begrijp ik nu uit uw opmerkingen dat het debat in de PvdA over de Zalmnorm nu definitief is beëindigd? U zegt namelijk dat de inkomstenmeevallers niet rechtstreeks worden benut voor uitgaven maar dat ze worden aangewend voor verlaging van de staatsschuld waardoor de rentevrijval groter wordt.

De heer Crone (PvdA):

Uw waarneming dat de heer Melkert de aanval heeft ingezet op de Zalmnorm, slaat nergens op. De Zalmnorm staat permanent ter discussie vanaf het moment dat dit kabinet begon. Die norm zal ook ter discussie blijven staan en de minister zelf heeft vorige week bij het VBTB-debat laten zien hoe flexibel hij denkt over invulling van onderdelen van de norm. U maakt zich als oppositie wel erg klein door voortdurend te roepen dat de Zalmnorm niet ter discussie staat, tenzij de heer Melkert of ik erover begin. U zou die norm zelf ter discussie kunnen stellen en een debat met de minister kunnen voeren. De norm staat permanent ter discussie.

De heer Balkenende (CDA):

Een debat mag best op het scherp van de snede worden gevoerd, maar het moet wel een zeker niveau hebben. Als u zegt dat mijn opmerkingen over de heer Melkert nergens op slaan, slaat u de plank volledig mis. Tijdens een debat in het televisieprogramma Buitenhof haalde de heer Melkert in feite het schot tussen de grote inkomstenmeevallers en de uitgaven weg. Daarna kwam het PvdA-congres waar men zei: ach, het is eigenlijk maar een techniek. Daaruit trek ik de conclusie dat toen de weg terug is begonnen. Het enige wat ik nu wil weten, is of u alles wat de heer Melkert over de Zalmnorm heeft gezegd gewoon laat lopen.

De heer Crone (PvdA):

Daar is geen sprake van. Het is voor ons voortdurend een technisch debat geweest. Wij hebben steeds gezegd dat het om de inhoud gaat. Er zijn inkomstenmeevallers omdat de economische groei veel hoger is dan was geraamd. Wij vonden dat die meevallers niet te veel voor lastenverlichting mochten worden gebruikt en voor een deel moesten worden benut voor uitgavenverhoging. Dat heeft het kabinet daadwerkelijk gedaan. Het legt twee jaar achter elkaar extra miljarden op tafel binnen de begrotingsregels. Wij vinden dat een uitstekend resultaat, ook al had het anders gekund. Ik denk dat u het daarmee eens bent, want u hebt niet voorgesteld om nog meer uitgaven te doen. U hebt zelfs de indruk gewekt dat er maar minder uitgaven moeten worden gedaan omdat de rentevrijval nog niet zeker is. Wie verwijt hier nu wat? Als het kabinet anders had gehandeld, hadden wij wellicht voorstellen gedaan om het anders te doen.

De heer Balkenende (CDA):

Mijn politieke conclusie is dat de minister bij het begrotingsakkoord van april aan het langste eind heeft getrokken. U bevestigt dat nu.

De heer Crone (PvdA):

Daar is geen sprake van. Wij trekken aan hetzelfde eind van het touw. Zowel de minister als wij hebben een maximale inspanning gedaan om zoveel mogelijk ruimte te realiseren voor uitgavenvergroting. Wij hebben vorig jaar een wensenlijstje gepresenteerd en er is meer gebeurd dan wij hebben gevraagd. Er is sprake van een zeer ordentelijke financiering. De begrotingsregels zijn dit jaar nageleefd en volgend jaar zien wij wel weer verder.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Voorzitter. Collega Crone suggereert nu dat de PvdA voortdurend de Zalmnorm ter discussie heeft gesteld. Laten we voor de geschiedschrijving helder blijven: dat is natuurlijk onzin. De PvdA discussieert er wel voortdurend over, maar heeft haar nimmer ter discussie gesteld. Vorige week introduceerde een partijgenoot van hem een nieuwe term hiervoor: het problematiseren van de Zalmnorm. Als één ding uit het debat naar voren is gekomen, dan is het dat de norm zelf niet ter discussie staat. Je mag erover praten wat je wilt, problematiseren en problemen maken, maar ter discussie stellen, daarvan is geen sprake. Laat hem dus niet zulke grote woorden gebruiken.

De heer Crone (PvdA):

Ieder mag zijn eigen toon kiezen. Ik stel slechts vast dat wij vanaf de eerste dag van dit kabinet – en overigens ook daarvoor – voortdurend hebben gezegd dat wij uitgaan van de begrotingsregels, maar voortdurend scherp zullen zeilen om daarbinnen het maximale te realiseren voor de publieke investeringen. Daarbij is geen woord Spaans geweest. Dit heeft nu 16 mld opgeleverd, nog los van de incidentele bedragen daarbovenop. Dat resultaat is uitstekend. Het betekent ook dat wij de Zalmnorm voortdurend ter discussie zullen stellen. Maar de minister is zelf ook flexibel: zo zei hij niet alleen afgelopen week, maar ook vorig jaar in een debat dat bijvoorbeeld een andere inflatie-indicator mogelijk is. De studiegroep Begrotingsruimte stelt dit nu ook voor. De Zalmnorm is voortdurend in beweging. De minister is zelf zo flexibel als een zalm die tegen de stroom moet inzwemmen.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Voorzitter. Als dat flexibel is, dan is de PvdA wel heel inflexibel.

De heer Crone (PvdA):

Dat moet u toelichten, want het is volstrekt helder dat wij twee maal 8 mld op tafel hebben gekregen.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. In mei verschenen berichten in de krant over de heer Crone, de heer Van der Ploeg en anderen die zich buigen over een nieuw verkiezingsprogramma. Mij werd daaruit duidelijk dat de Zalmnorm intern bij de PvdA voor de nieuwe kabinetsperiode wel degelijk ter discussie staat, onder andere wat het schot tussen inkomsten en uitgaven betreft. Kloppen die berichten?

De heer Crone (PvdA):

U doelt op een artikel op de voorpagina in de NRC. Dat artikel klopte niet en werd de dag daarna ook gerectificeerd, zij het een beetje verborgen want kranten geven nooit toe dat zij iets fout hebben opgeschreven. De NRC gaf echter toe dat de woordvoerders het bericht hadden ontkend. Dat wist men overigens daarvoor ook al, maar dan is er natuurlijk geen nieuws op de voorpagina. Alle andere kranten hadden wel hoor en wederhoor toegepast en hebben er dus helemaal niets van overgenomen. Het verkiezingsprogramma komt eind augustus of begin september uit en dan zullen wij duidelijk maken wat ons voorstel voor de begrotingsregels voor de volgende periode is. Dit past in mijn betoog: wij hebben een regeerakkoord, deels door het kabinet zelf aangevuld met begrotingsregels en wij houden ons aan de spelregels zolang zij niet knellend zijn. Wij hebben een en andermaal scherp gezeild, wij zijn voortdurend langs het randje gegaan en nu is er twee keer 8 mld vrijgekomen, tot grote tevredenheid van de samenleving.

De heer Marijnissen (SP):

Voor mij is het een optelsom. De heer Melkert spreekt over de "gesel van Zalm", de heer Duivesteijn zegt dat ze de VVD kwijt moeten. De laatste had bij het debat van vorige week over de verantwoordingen met terugwerkende kracht forse kritiek op de manier waarop Paars de publieke zaak heeft behandeld. En daarbij komt het gecorrigeerde bericht. Als je die zaken optelt, dan kun je denken dat een van de belangrijkste pijlers onder de Zalmnorm zal verdwijnen als het aan de PvdA ligt. Misschien kunt u een tipje van de sluier oplichten.

De heer Crone (PvdA):

Ik ga niet uitvoerig de zes kernelementen van de Zalmsystematiek uitleggen: die loopt van de groeiraming tot de scheiding van inkomsten en uitgaven. Iedere partij zal daarin haar keuze maken. Ik loop hier niet op vooruit, maar u kunt ervan op aan dat de vruchten van de economische groei – hetzij via inkomstentoename, hetzij via uitgavenmeevallers – opnieuw voor het overgrote gedeelte zullen gaan naar uitgavenvergroting en schuldverkleining en in mindere mate naar lastenverlichting. Met die volgorde zal het verkiezingsprogramma u vast bevallen. Ik moet u trouwens corrigeren: Duivesteijn heeft nooit gezegd of geschreven dat wij van de VVD af moeten. Hij heeft partijen die van Paars af willen, juist voorgehouden dat er tussen hen – hij noemde het CDA, GroenLinks en de ChristenUnie – dan wel inhoudelijke overeenstemming moet worden bereikt. Hij toonde aan dat op vier onderdelen grote verschillen bestaan tussen het CDA, GroenLinks en de PvdA.

De heer Marijnissen (SP):

Begrijp ik u goed dat in het nieuwe verkiezingsprogramma niet meer expliciet zal staan dat inkomstenmeevallers niet gebruikt kunnen worden voor investeringen?

De heer Crone (PvdA):

Dat begrijpt u niet goed, want ik weet niet wat in het nieuwe conceptverkiezingsprogramma zal staan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Deze voorjaarsnota gaat niet over de volgende kabinetsperiode, maar over vandaag. Begrijp ik het goed dat de heer Crone de Zalmnorm nu, vandaag bij de bespreking van de voorjaarsnota, niet ter discussie stelt?

De heer Crone (PvdA):

Ik ben nog niet klaar met mijn betoog. Ik stel vast dat wij een zeer goed resultaat hebben geboekt binnen de begrotingsregels van het kabinet. Dat betekent een zeer goede ontwikkeling in de schuldaflossing en uitgavenvergroting. Straks zal ik een aantal voorstellen doen die het nog mooier kunnen maken, maar die zijn de strik om het geheel en doen niets af aan de hoofdboodschap. Dat heb ik er vandaag over te zeggen. De discussie over de Zalmnorm gaat altijd door en alleen dat is al een reden waarom de heer Zalm gewoon moet doorgaan.

Ik sprak dus over het uitgavenkader en de ruimte daarbinnen. Het kabinet heeft aanvullend het FES-bruggetje gehanteerd. Het heeft een nieuwe methode voorgesteld: de opbrengsten van bijvoorbeeld veilingen rechtstreeks in het FES storten. Het kabinet kan rekenen op onze steun voor deze wetswijziging omdat wij al eerder hebben gezegd dat vermogenstitels voor ons mogen worden gebruikt voor het vullen van het FES; vermogen voor vermogen dus, en dat niet via de omweg van rentemeevallers. Zo zie je maar weer hoe creatief de minister is: wij waren ertegen toen het wetsvoorstel werd aangenomen dat dit verbood en het was een grote strijd, maar het is nog niet geregeld of hij komt met het voostel van de PvdA op de proppen.

Een bijzondere rol in het uitgavenkader speelt de ruilvoet. Tot en met 2001 is er een ruilvoetverbetering. De inflatie is meer gestegen dan de lonen ten opzichte van de raming in het regeerakkoord. Ik zei het al eerder: politici, kennelijk minister Zalm voorop, hebben een pervers belang bij een hogere inflatie, want die geeft meer ruimte in het uitgavenkader. Ik kom daarmee wel op het belangrijke punt dat de inflatie nu erg hoog is. Wij wisten dat voor een belangrijk deel al, dit was door de verschuiving van directe naar indirecte belastingen voor een deel gepland, maar ik heb hier toch twee vragen over. Allereerst neem ik aan dat de incidentele hoge inflatie nu niet het uitgangspunt wordt voor de huuraanpassing, want dat zou een inflatieversterkend effect opleveren. Ten tweede houdt het CPB vol dat het effect van de inflatie vrij snel zal wegvallen: volgend jaar weer naar 2,5%, overigens wel 0,5% meer dan het kortgeleden voorspelde. De Nederlandsche Bank zit echter nog steeds boven 3%. Ik ben benieuwd naar wat de minister verwacht, uit economisch oogpunt, maar ook vanwege het budgettaire belang: als de inflatie immers dit en volgend jaar uitkomt op de cijfers van De Nederlandsche Bank, dan is dat een eerste bron van nieuwe uitgavenruimte die structureel in de honderden miljoenen zal lopen.

Verder zijn de olieprijs en de dollarkoers een belangrijk aspect. Inmiddels heeft het kabinet de eerste opwaarts bijgesteld: de olieprijs naar 25 dollar. De dollarkoers heeft zij echter stabiel op ƒ 2,20 gehouden. Dit verbaast mij zeer. Niet alleen ik denk dat dit te laag is, ook in het CEP werd al uitgegaan van een meer realistische raming van ƒ 2,30. De Nederlandsche Bank kwam vorige week in het kwartaalbericht met ramingen voor dit jaar zelfs uit op een dollarkoers van ƒ 2,42 voor het hele jaar. In de praktijk zitten wij hier zelfs boven. Een dollarkoers die een dubbeltje hoger ligt, kan al gauw een flink bedrag aan ruimte opleveren: inkomstenmeevallers van 450 mln, waarvan 140 mln sowieso via de formule in het FES vloeien. Hier zit een extra ruimte voor het FES-bruggetje, want bij twee dubbeltjes is dit dus 280 mln. Dat is een tweede meevaller, in ieder geval voor het komende jaar, maar mogelijk ook structureel, al wil ik daar geen voorschoot op nemen.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter. De heer Crone had het over een belangrijk punt: als de inflatie volgend jaar hoger is dan de aangenomen 2,5%, dan zal dat formeel leiden tot extra ruimte in het uitgavenkader. De opmerking van de heer Wellink is bekend: hij zegt dat je daarmee moet uitkijken, omdat het onverstandig kan zijn voor de inflatieontwikkeling. Hoe kijkt de heer Crone aan tegen de ontstane ruimte als de inflatie hoger is dan 2,5%?

De heer Crone (PvdA):

Ik wil bij u het misverstand wegnemen dat dit kabinet de inflatie zou aanjagen. Hoe jaag je inflatie aan? Door voortdurend meer uitgaven te doen en, al dan niet via lastenverlichting, burgers daartoe aan te zetten. Dit kabinet voert echter een verkrappend beleid: over vier jaar genomen, gaan wij van een financieringstekort van 1,3% naar een financieringsoverschot van 1 à 1,3%. In Keynesiaanse zin voert dit kabinet dus een verkrappend beleid en dat is inflatiebeperkend. Dat is de hoofdzaak en daar kijkt iedere econoom naar. De inflatiebevordering zit natuurlijk visueel wel in de hogere indirecte belastingen, in ruil voor de lagere directe belastingen. Dat verdwijnt volgend jaar; dat zegt Wellink en verder iedereen. Dit kabinet bevordert de inflatie per saldo dus niet: het verandert een tekort in een overschot en verkrapt daarmee de ruimte, want het haalt geld uit de economie.

De heer Balkenende (CDA):

Dit is een heel interessant betoog, maar helaas geen antwoord op mijn vraag. Die was simpel: als volgend jaar de inflatie hoger uitkomt dan 2,5% en daardoor extra ruimte ontstaat, vindt u dan dat die volledig moet worden opgevuld?

De heer Crone (PvdA):

Uiteraard zullen in dat geval ook een aantal kostenposten van het Rijk stijgen: als de inflatie stijgt zullen de lonen namelijk wat stijgen en zullen de potloden duurder worden. Voor een deel is dit al in de cijfers verwerkt, want ook De Nederlandsche Bank verwacht dat de inflatie meer versnelt dan de loonontwikkeling. Daardoor ontstaat een gat. De deal was altijd: het uitgavenkader is het uitgavenkader, niet erover, maar dan ook niet eronder. Mijn antwoord is dus helder: natuurlijk gaan wij hierover in debat met het kabinet, maar het kabinet zal er als eerste altijd voor zorgen dat het uitgavenkader volledig kan worden ingezet, zoals nu ook met de meevallers in de najaarsnota gebeurt. Overigens is dit niet inflatiebevorderend als het wordt gebruikt om aanbodknelpunten in de economie op te lossen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Zijn de zorgen van de heer Crone over de oplopende inflatie nog reden voor de PvdA om in de komende periode de voorgenomen lastenverlichting ter discussie te stellen?

De heer Crone (PvdA):

De lastenverlichting die het kabinet nu voorstelt, wil ik niet in extenso bespreken, want die komt in het belastingpakket. Het gaat om een betrekkelijk klein bedrag, dat in macro-opzicht past in het beeld van de beperking van de bestedingen; het financieringssaldo loopt immers nog steeds op. De aanbodversterkende aspecten van de stimulering van de warmtekrachtkoppeling zijn bijvoorbeeld wel een goede zaak, omdat er een tekort aan stroomcapaciteit dreigt te ontstaan, waardoor de energieprijs omhoog gaat. De instandhouding van warmtekrachtkoppeling is dus inflatiebeperkend. Met de verlaging van de vennootschapsbelasting heb ik veel meer moeite. Ik zou liever een aantal lasten voor het midden- en kleinbedrijf verlagen dan de vennootschapsbelasting, maar wij zien wel wat het kabinet op dit punt voorstelt.

Nu het werken in de collectieve sector. Structureel wordt een substantieel deel van het pakket ingezet voor de verbetering van arbeidsvoorwaarden en arbeidsmarktbeleid. Dat is een prima bedrag. Maar een belangrijke kanttekening vind ik wel dat toch een relatief groot deel wordt ingezet voor generiek loonbeleid, en dat terwijl wij steeds hebben benadrukt om deze middelen voor specifieke knelpunten in te zetten. Wij ontvangen het onderwijsakkoord van minister Hermans met de bonden dan ook met gemengde gevoelens, want van een aantal dingen die wij ook wilden, zoals een extra loonschaal – ik meen groep 10 in het basisonderwijs en de mogelijkheid van schaal 12 in het vmbo – is geen sprake; er is dus geen nieuwe functiewaardering en het personeelsbeleid blijft dus van de agenda. Dit is temeer wonderlijk, omdat minister Hermans altijd wilde flexibiliseren in de arbeidsvoorwaarden en het arbeidsmarktbeleid. Ik vind het heel jammer dat dit niet is gebeurd, maar wij zullen in afzonderlijke debatten met de vakministers op deze zaken terugkomen. Toch hoor ik graag de persoonlijke mening van de minister hieromtrent.

De heer Bakker (D66):

Hoe beoordeelt u in dit licht dan dat uitgerekend minister De Vries, in coördinerende zin verantwoordelijk voor dit beleidsonderdeel, als eerste een cao afsloot waarin een opbouw naar een dertiende maand – ofwel generiek loonbeleid – was verwerkt en ook het feit dat uit uw fractie geluiden hierover kwamen? Ik herinner mij goed dat de heer Melkert ooit in Den Haag Vandaag eigenlijk maar twee woorden zei: "dertiende maand" en "vakbonden". Dat heeft een beweging in gang gezet die tot generieke looneisen heeft geleid, ook tot mijn treurnis.

De heer Crone (PvdA):

U zegt dat de dertiende maand zou zijn bevorderd door de politie-cao van staatssecretaris De Vries. Ik denk dat het tegendeel het geval is, want flexibilisering is het hoofdthema in de politie-cao. Mensen bij de politie hebben de optie om langer te gaan werken. Het is de verwachting dat de meerderheid van de politiemensen dat gaat doen en daarmee verdienen zij een deel van hun loonruimte terug. Zij krijgen dat via de generieke ruimte, de dertiende maand, terug. Dat is een goede zaak, waarmee wordt aangesloten op cao's die in de markt zijn afgesloten. Als deze discussie over de combinatie van arbeidstijdverlenging, arbeidsvoorwaarden en flexibiliteit ook in het onderwijs was gevoerd, had dat zeker geholpen. De politie-cao is dus zeker geen aanjager bij het opnemen van een dertiende maand in een cao, in tegendeel: de politie-cao laat zien dat een dertiende maand in een groter pakket kan worden ingebed dat deels wordt gefinancierd uit inverdieneffecten en deels uit nieuw geld.

Het CPB heeft zojuist bekendgemaakt dat het ook dit jaar uitgaat van een groei van 2,75%, inclusief een verlies van 0,25% door de MKZ-crisis. De structurele groei voor dit jaar wordt dus nog steeds op 3% geraamd. Dat is ruim boven de behoedzame raming van het kabinet. De inflatie neemt iets toe, maar per saldo blijft het budgettaire beeld in lijn met de besluiten van de voorjaarsnota. Ook andere signalen laten zien dat de economie weliswaar iets minder hard groeit dan 4%, maar dat de groei nog altijd zeer hoog is. Vroeger vonden wij een groei van 3% immers bijna onbereikbaar.

De heer Marijnissen (SP):

In mei sprak u over de noodzaak van een nieuw akkoord van Wassenaar. In de toelichting op dat pleidooi sprak u in wezen over het gevaar van een loonexplosie. De FNV vraagt nu om een loonsverhoging van 4% voor volgend jaar. Hoe beoordeelt u dat?

De heer Crone (PvdA):

Het is mijn gewoonte om noch hier noch buiten deze zaal uitspraken te doen over mijn opvatting over de gewenste uitkomst van de loononderhandelingen. Dat is immers nu juist een zaak die de sociale partners, werkgever en werknemer, aangaat. De overheid kan hier echter wel invloed op uitoefenen en dat was het punt dat ik toen wilde maken. Ik heb namelijk nooit gepleit voor loonmatiging, maar ik zou het wel zorgelijk vinden als men als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt en de productiviteitsstijging uitkomt op een loonstijging van 5 à 7% die vervolgens de trend zet voor de collectieve sector en de dienstensector. Dat zou namelijk kunnen leiden tot een haasje-over-effect dat uiteindelijk kan uitmonden in een hogere werkloosheid en hogere premies, precies de spiraal die wij allemaal willen vermijden.

De heer Marijnissen (SP):

Met zijn uitspraken is de heer Crone wel ongewild in het kamp terechtgekomen van de heer Wellink, de werkgevers en natuurlijk ook zijn eigen minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Vermeend. Ik vind mijn vraag overigens terecht, want de heer Crone hoeft natuurlijk niet een exact percentage te noemen. Kan hij misschien wel zeggen of hij vindt dat de FNV onverantwoorde looneisen stelt?

De heer Crone (PvdA):

Doorgaans doet de FNV dat niet. Ik ben een voorstander van een flexibele loonontwikkeling. Het maakt mij daarbij niet uit of men uitkomt op een loonstijging van 3 à 5%, want ook dan zullen sommige sectoren uitkomen op 2% en andere op 7%. Wat ik niet wil, is dat er een bandbreedte ontstaat waarbinnen men elkaar opjaagt via het haasje-overeffect met als gevolg dat de loonontwikkeling ver uitgaat boven de inflatie en de stijging van de arbeidsproductiviteit. Daardoor zou immers de investeringsruimte worden uitgehold.

De heer Marijnissen (SP):

Dat mag zo zijn. Als de woordvoerder voor financiën van de grootste fractie dit soort uitspraken doet voor het overleg over de voorjaarsnota, moet hij beschikken over bepaalde indicatoren die hem deze uitlatingen ingeven. Het CPB gaat in zijn cijfers uit van een inflatie voor 2001 en 2002 van 7% en een contractloonstijging van 8%. Waar hebben wij het dan over? De looneis van 4% van de FNV is dan toch zeker geen enkel probleem?

De heer Crone (PvdA):

Ik had een nog beter moment gekozen, want ik deed mijn uitlatingen niet voor de voorjaarsnota, maar voor het voorjaarsoverleg. Getuige een artikel in NRC Handelsblad heeft dat tot een reactie geleid van de FNV. Materieel zit ik niet zover af van de vakbonden, want ook zij zien in dat het niet gaat om de jaarlijkse loonstijging maar om de trend. De heer Welling heeft erop gewezen, maar ook ikzelf heb bij de algemene politieke beschouwingen aandacht besteed aan het gegeven dat de loonkosten nu al een aantal jaren oplopen en ons loonkostenvoordeel ten opzichte van Duitsland en andere concurrerende landen daardoor op langere termijn dreigt te verdwijnen. Dat de vakbonden dat ook inzien, blijkt uit het voorjaarsoverleg. Ik vind overigens wel dat men beter meer concrete afspraken had kunnen maken, maar het kabinet zal hierover ongetwijfeld bij het najaarsoverleg verder spreken met de sociale partners als duidelijk wordt dat de loonkostenontwikkeling te snel gaat.

De heer Marijnissen (SP):

Ik stel vast dat de heer Crone een oproep heeft gedaan die nergens op was gebaseerd, want hij had geen enkele indicatie dat er een reëel gevaar was van een loonexplosie of van onverantwoorde looneisen van de FNV.

Ik vind het verder opmerkelijk dat hij spreekt over het loonkostenvoordeel van Nederland ten opzichte van andere landen. Is het namelijk niet juist een probleem dat door de lage loonkosten "research and development" in Nederland achterblijven. De loonkostenachterstand wordt nu gedicht en voor de innovatie van onze economie is het maar goed ook dat dat gebeurt.

De heer Crone (PvdA):

Het gegeven dat ons loonkostenvoordeel in vier of vijf jaar wegspoelt, is een probleem. Ik ben overigens blij dat de heer Marijnissen erkent dat dit een discussiethema behoort te zijn. Het gaat mij niet om de specifieke loonstijging, maar om de ruimte die daarvoor aanwezig is. Als die ruimte wordt overschreden, kan dat leiden tot meer werkloosheid en hogere sociale premies. Dat is een ontwikkeling die de heer Marijnissen ongetwijfeld ook niet wil. Het is overigens niet mijn standpunt dat in Nederland te weinig zou worden gedaan aan "research and development", omdat de loonkosten te laag zouden zijn. Integendeel: door de matige loonkostenontwikkeling is zowel de dienstensector gegroeid als de werkgelegenheid in de particuliere sector.

Voorzitter. Het omscholingsbeleid voor dansers en musici, die vaak op relatief jonge leeftijd moeten stoppen, schijnt niet langer binnen de regeltjes van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te passen. Omdat het niet binnen die regeltjes past, verdwijnt zelfs de hele regeling. Geld is hierbij niet het echte probleem, want hiermee is maar 4 à 5 mln per jaar gemoeid. Het probleem met de regeltjes kan echter alleen worden opgelost door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, het cultuurdepartement. Dit departement is voor de financiering hiervan weer afhankelijk van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en dat is de reden dat ik het hier aan de orde stel. Ik weet dat aan dit probleem wordt gewerkt, maar ik zou graag de steun van de minister hebben voor het overeind houden van deze regeling of WW-gefinancierd door Sociale Zaken en Werkgelegenheid of gefinancierd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ik hoop dat de onderhandelingen hierover snel worden afgerond.

Een substantiëler probleem voor de langere termijn is dat de cultuursector door Van Rijn niet echt goed is bediend. Dat is de reden dat men Cap Gemini een onderzoek heeft laten uitvoeren. Uit dat onderzoek is gebleken dat er nog steeds een achterstand is van zo'n 20 à 22 mln. Ik heb een dekking gevonden voor dat gat. Bij de Staatsloterij gaat namelijk een nieuwe loterij van start, waarvan de opbrengst nog niet is ingeboekt. De opbrengst van deze loterij zal ongeveer 20 mln structureel zijn. Ik doel op de verjaardagsloterij. Deze loterij, waarover in de Kamer al vaker is gesproken, is in het leven geroepen om een gat in de cultuurbegroting te dichten. Ik breng hier dus twee zaken bij elkaar: een gat en een oplossing. Ik stel mij zo voor dat de minister ons op de dag dat hij zijn verjaardag viert als langst zittende minister van Financiën, een brief stuurt waarin staat dat ik een punt heb en dat hij dit gat in de arbeidsvoorwaardenontwikkeling in de cultuursector zal vullen met de opbrengst van deze loterij.

De heer Marijnissen (SP):

Heeft u het nu over een bejaardenloterij?

De heer Crone (PvdA):

De verjaardagsloterij.

De heer Marijnissen (SP):

De verjaardagsloterij?

De heer Crone (PvdA):

Zo is die loterij ooit genoemd, want je kunt gokken op alles wat feestelijk is.

De heer Marijnissen (SP):

Ik hoor nog wel van de minister wat dat precies voor loterij is, maar hoe haalt een sociaal-democratische partij het in haar hoofd om een structurele dekking te zoeken in een verjaardagsloterij? Ik dacht dat socialisten het niet zo'n goede zaak vonden dat mensen op oneigenlijke wijze geld verwerven. Er was zelfs een tijd dat wij tegen loterijen waren en nu gaat u structureel zoiets belangrijks als de kunsten financieren uit de opbrengsten van een loterij!

De heer Crone (PvdA):

Ik zie de heer Van der Vlies al naar de interruptiemicrofoon lopen. U krijgt dus ook steun uit de christelijke hoek. Ik had daar natuurlijk op moeten anticiperen.

De sociaal-democratie heeft haar honderdste verjaardag inmiddels gevierd. Ik kies nu voor een pragmatische aanpak, want de inkomsten uit loterijen worden nu ook al gebruikt voor cultuur en andere goede doelen. Dat is staand beleid van het kabinet en het parlement. De Staatsloterij is ook altijd verdedigd met het argument dat de opbrengsten kunnen worden gebruikt om het gat in de cultuurbegroting te dichten. Dat is ook zo opgenomen in het regeerakkoord. Er is niets tegen loterijen als het maar niet uit de hand loopt. Sommige mensen vinden overigens dat ook verkiezingen het karakter van een loterij hebben en ook daar neemt uw partij aan deel.

Voorzitter. Voor het natuurbeleid is een structureel bedrag nodig dat ligt tussen de 200 en 500 mln, omdat de klad zit in de versnelling van de aankoop van natuurgebieden die is voorgesteld in het natuuroffensief en de motie van de heren De Graaf, Rosenmöller en Melkert. De oorzaak hiervan is de stijging van de grondprijzen. De grootste problemen zitten bij de ecologische hoofdstructuur, maar zeker ook bij het groen in en om de steden en natuurbeheer wordt men met de nodige problemen geconfronteerd. De financiële middelen voor al deze aspecten van het milieubeleid worden immers beheerd door het Groenfonds. Mijn fractie vindt dat er geen tijd meer mag worden verloren en daarom willen wij voorkomen dat voor dit jaar pas bij de najaarsnota eenmalig geld beschikbaar wordt gesteld.

Wij willen dat geld nu al beschikbaar stellen. Dat kan ook behulpzaam zijn bij de afspraken die nog moeten worden gemaakt over het Zandmaasproject, waarvan natuurontwikkeling ook een onderdeel is. Dit project dreigt nu te stagneren, omdat men na 2006 met een tekort van 500 mln zal worden geconfronteerd. Door nu al geld te reserveren, bij voorkeur structureel maar in ieder geval incidenteel, kunnen wij de problemen rond het Zandmaasproject oplossen. In de jaren tot 2006 kan dat geld structureel worden gebruikt voor andere natuuraankoopprojecten. Ik heb hiervoor een aantal dekkingsmogelijkheden in de aanbieding.

Het kabinet is gestopt met de verkoop van pachtgronden, omdat de opbrengst te laag zou zijn en een ander meer marktconform moest worden geregeld. Mijn fracties is het daarmee eens, maar wij stellen voor om een aantal belangrijke categorieën nu al te ontdooien. Wij willen dit doen door de pachtgronden tegen een marktwaarde van 80% te verkopen met daar bovenop een antispeculatiebeding. Daardoor wordt het sterk marktconform. De opbrengst hiervan is al gauw zo'n 50 mln.

Wij stellen verder voor om de ruilverkavelingsleningen versneld af te lossen. Hiermee is meer dan 1,3 mld gemoeid. Als wij de boeren dat vragen, zal dat wat kosten, want anders doen zij het niet vrijwillig. Maar ondanks dat levert dit ook al gauw 100 mln per jaar op. Met het oog hierop moet het mogelijk zijn om een kosten-batenanalyse te maken voor het "break-even point" tussen dit punt en het punt dat ik nu aan de orde wil stellen.

Veel grond wordt steeds maar duurder. Als wij nu grond kopen, doen wij dat dus tegen een lagere prijs dan die wij later moeten betalen. Ik moedig de minister aan om slim koopmanschap aan de dag te leggen en versneld aan te kopen. Uit studies is gebleken dat dit een kostenvoordeel oplevert van 500 à 600 mln in de periode na 2011. Dat geld kunnen wij via de netto contante waarde naar voren halen en dan verdient het zichzelf terug. Kan de minister ons een berekening van dat "break-even point" doen toekomen?

Ik zie wat smalend lachende gezichten in de zaal, maar dat is onterecht. Ik heb namelijk niet voor niets in een tussenzinnetje gewezen op het naar voren halen van de netto contante waarde. Als je dat doet, is het gewoon een kwestie van de juiste financiering. En wie kan goedkoper lenen dan de minister van Financiën? Hij haalt daarmee bovendien ook nog een kostenvoordeel naar zich toe. Overigens is dit voorstel vergelijkbaar met de studiefinanciering. Als men versneld aflost, is dat namelijk voordelig voor zowel de student als de overheid. Zo wonderlijk is mijn voorstel dus niet, maar het kost ons een beetje geld. Dat heb ik echter ook zelf aangegeven.

De provincies geven nog steeds 43 mln uit aan het aankoopbeleid voor natuur- en landinrichting. Hun aandeel in de totale kosten is echter sterk teruggelopen en wel van 25 naar 6%. Ik vind het een goed idee om de provincies te vragen hun bijdragen te verhogen. Die verhoging kan worden gefinancierd uit het accres van het Provinciefonds.

De MKZ-crisis is gelukkig voorbij. Het kabinet heeft 180 mln gereserveerd voor de bestrijding van deze crisis. Dit geld komt in kleine porties terug van de EU. Omdat het goed mogelijk is dat dit geld al dit jaar terugkomt van de EU, kan die 180 mln worden ingezet als een incidentele financiering in de aanloop naar een structurele dekking.

Ik heb veel meer mogelijkheden voor dekking aangegeven dan nodig is voor de 200 mln die ik vraag voor dit jaar. Het kabinet zal dan ook wel reageren met de opmerking dat de dekking te groot is en dat ik nog meer moet uitgeven.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Tijdens de algemene beschouwingen werd niet alleen gevraagd om meer geld voor natuurbeheer, maar ook om een breed natuuroffensief. Een plan voor een dergelijk offensief is er nog steeds niet. Bent u niet met mij van mening dat wij het kabinet vandaag moeten aansporen om de motie van de heren De Graaf, Rosenmöller en Melkert nu echt uit te voeren? Er moet in september echt een plan voor dat natuuroffensief voorliggen.

De heer Crone (PvdA):

Dat is precies wat ik ook zei. Ik ben zelfs iets verder gegaan, want ik heb voorstellen gedaan voor een mogelijke dekking, deels incidenteel, deels structureel. Ik ben het geheel met u eens dat het kabinet hier vol voor moet gaan en dat er niet moet worden gewacht op de najaarsnota, want dan is de financiering weer incidenteel. De structurele dekking komt hopelijk weer in de miljoenennota terug.

In het regeerakkoord is afgesproken dat er regionale pakketten voor infrastructuur moeten komen. Die pakketten zouden er niet alleen voor de Randstad maar ook voor het oosten het zuiden en het noorden moeten komen. In die pakketten moeten voorstellen worden opgenomen voor mobiliteit, fietsen, openbaar vervoer, lightrail en een aantal knelpunten bij de veiligheid in het wegverkeer. In een reeks moties is vastgelegd dat het kabinet hier enthousiast mee aan het werk zou moeten gaan. Ik denk dan aan de meer algemene moties van de heer Van Heemst en mij en aan de meer specifieke moties over Dieren en Almelo. Deze moties zijn allemaal Kamerbreed ondersteund, maar desondanks gebeurt er helemaal niets. Wij hebben het voorstel om er een deel van de onderuitputting voor te bestemmen die mogelijk uit de vermoedelijke uitkomsten zal blijken, of dit anders nu al aan te geven in het Infrastructuurfonds. Wij hebben daar een amendement toe in voorbereiding, ertoe strekkende om hiervoor dit jaar 150 mln en volgend jaar 150 mln beschikbaar te stellen, zodat de vaak zelfs tot en met het niveau van de hoofdinspectie uitonderhandelde projecten uit de regio vanaf augustus van start kunnen gaan. Alvorens wij ons amendement op dit punt indienen, vernemen wij graag de reactie van de minister ten aanzien van de dekking, eventueel ook uit andere posten.

Laat ik het voorgaande nog even toelichten. Ik noemde tussentijds de vermoedelijke uitkomsten. Vorig jaar bleek dat de vermoedelijke uitkomsten 800 mln ruimte gaven. De vermoedelijke uitkomsten van het lopende jaar komen meestal in augustus bij het kabinet. Wij gaan ervan uit dat net als vorig jaar het kabinet ook dan – het kan nu natuurlijk een ander bedrag zijn – de vermoedelijke uitkomsten, de meevallers, al in de miljoenennota mede kan bestemmen voor 2001. Het laatste "plakje" komt dan in de najaarsnota.

Wij zullen bij de miljoenennota met kracht vragen om een voorziening voor de mantelzorg, een cruciale stille kracht van duizenden vrijwilligers in de zorgsector. Deze vrijwilligers staan zwaar onder druk, want ook die mensen hebben recht op het af en toe nemen van verlof, maar dan is er onvoldoende ruimte om ondersteunend nieuwe mensen in te zetten of de patiënten tijdelijk intramuraal te helpen. Wij willen graag een bedrag in de orde van grootte van 25 tot 40 mln structureel hiervoor geregeld zien in de miljoenennota. Dit kan, zoals ik al eerder aangaf, als de ruilvoetverbetering en het bruggetje wat enthousiast worden ingezet.

De allerkwetsbaarste groep in Nederland die bij het verdelen van het geld van de voorjaarsnota over het hoofd is gezien, zijn de jongeren en dan met name probleemjongeren, van zwerfjongeren tot jeugdige delinquenten, maar deels ook dak- en thuislozen. Het is voor ons niet aanvaardbaar dat bij de algemene welvaartsgroei er hier niet een betere aanpak door het kabinet is gevolgd, temeer daar er ook een aantal concrete projecten voorligt om uit te voeren. Het dak- en thuislozenwerk en in het algemeen het jongerenwelzijnswerk zijn niet bedeeld in de Van Rijn-operatie. Je ziet nu dat daar de vacatures toenemen en dat mensen niet solliciteren, want elders in de welzijnssector wordt veel beter verdiend. Hier moet het kabinet echt een correctie op aanbrengen en dat zal uiteindelijk structureel – wij dragen dit ook aan voor de miljoenennota – een substantieel bedrag aan Van Rijn-gelden vergen. Sommigen spreken zelfs van 200 mln, maar hier zijn echt problemen op te lossen.

Een aantal onderdelen betreft uitstekende initiatieven, bijvoorbeeld het internaat voor Marokkaanse jongeren. Ik zal dit, gelet op de tijd, nu niet intensief toelichten, maar wijs nog op het voorstel uit Leeuwarden, het Asja-project. Het gaat hierbij om relatief kleine bedragen en wij willen graag dat die initiatieven nu van start kunnen gaan.

Tot slot, voorzitter. De prognose van de dollarkoers, de vermoedelijke uitkomsten, de ruilvoetverbetering, de onderuitputting die bij de najaarsnota ontstaat plus een aantal specifieke dekkingen, zoals de verjaardagsloterij en in de natuurgelden, geven ons alleszins het vertrouwen dat wij over dit pakket met het kabinet en een Kamermeerderheid tot overeenstemming kunnen komen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb een korte vraag over de daklozenopvang. Begrijp ik het goed dat u met voorstellen komt in het kader van de voorjaarsnota om de problemen die daar zijn, te repareren?

De heer Crone (PvdA):

Voor een deel gaat het om structureel geld en dat kun je nu moeilijk regelen, want dat doe je in de miljoenennota. Immers, het moet niet alleen voor dit jaar gelden. Maar met betrekking tot een aantal projecten dat nu al klaar ligt en van start kan gaan, waaronder projecten voor zwerfjongeren, zou ik het kabinet willen vragen daar niet mee te wachten en dit nu al te doen.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik vind dat dit kabinet en deze minister wel iets weg hebben van Sisyphus, een figuur uit de Griekse mythologie. Deze werd ertoe veroordeeld een zware steen tegen de helling op te rollen, maar telkens als hij op de top kwam, rolde de steen weer naar beneden en begon hij opnieuw. De inspanningen van het kabinet, als het gaat om de problemen in het onderwijs, de zorg en de veiligheid voor burgers, doen soms denken aan Sisyphus: veel inspanningen, maar vooralsnog weinig resultaat. Er zijn miljarden aan investeringen, ook weer blijkens de voorjaarsnota, en niemand bestrijdt het nut ervan, maar het lijkt of we steeds weer bij het nulpunt beginnen.

Nu was Sisyphus niet het inventieve type. De steen moest naar boven en zijn methode was telkens dezelfde, hoe ondoeltreffend ook. In de voorjaarsnota zegt deze minister: "Er worden extra middelen beschikbaar gesteld voor een gerichte wachtlijstenaanpak". Hoe prijzenswaardig ook, maar dit is niet vindingrijk en het resultaat is allerminst zeker. Allereerst weten we niet goed over welk probleem we spreken. Hoewel ik zelf al anderhalf jaar op een oproep van het Dijkzigtziekenhuis voor een operatie wacht, is dat geen betrouwbaar ijkpunt. Maar wat wel? De huidige registratie van wachtlijsten is onvolledig. Veel klinieken melden niet eens de wachtlijsten en de wachttijden. Wat erger is: slechts in 30% van de gevallen is bekend wat de oorzaken zijn van de wachtlijsten. En dan toch maar weer meer geld, zonder een narekenbare doelstelling. Waarom niet eerst het probleem nader geanalyseerd? In België en Duitsland hebben zij helemaal geen wachtlijsten en hun gezondheidszorg is zeker niet slechter dan bij ons, maar wel goedkoper. Er ging al zoveel geld naar de wachtlijstproblematiek: wat is er met dat geld gebeurd en waarom heeft de inzet van dat geld niet geholpen en waarom zal dit geld wel helpen?

De voorjaarsnota laat hoegenaamd geen concrete doelstellingen zien. Wat doen we ervoor? Nu, dat kunnen wij uit de stukken wel opmaken, maar bij de vraag wát we precies willen bereiken, komen wij niet veel verder dan: we pakken de arbeidsmarktproblematiek aan; we willen de wachtlijsten verkorten, de veiligheid in de wijk bevorderen, de marechaussee op Schiphol uitbreiden en compensatie bieden voor de oplopende milieudruk. Het zijn allemaal even nastrevenswaardige doelen, maar hoeveel extra marechaussees moeten er komen en tot welk niveau moet de extra milieudruk worden gecompenseerd? Wij willen graag het kabinet kunnen narekenen.

Het HGIS-budget daalt in 2001 ten opzichte van de miljoenennota. Dit wordt deels veroorzaakt door een verhoging van het Nederlandse aandeel in de uitgaven van de Europese Unie voor het buitenlands beleid. Wat in Europees verband extra wordt uitgegeven, komt in mindering op de Nederlandse bestedingsruimte. Wat in Europees verband extra is gedaan, wordt verder niet verantwoord en ook niet of er Nederlandse beleidsprioriteiten zijn die daaronder geleden hebben of zullen lijden. Dat laatste is toch een punt van aandacht, omdat als gevolg van een lagere dan geraamde BNP-groei de mogelijkheden sowieso onder druk staan. Graag verkrijg ik hierop een reactie van de minister.

De ontwikkeling van het Gemeentefonds en het Provinciefonds is gekoppeld aan de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De voorjaarsnota geeft aan dat als gevolg daarvan er sprake is van een extra accres. Nu wil het kabinet met de gemeenten tot afspraken komen over de wijze waarop de extra middelen mogen worden aangewend. Het moet zoveel mogelijk worden aangewend voor de prioriteiten zorg, onderwijs en veiligheid. Ik begrijp die redenering wel, maar hier raken wij aan de gemeentelijke en provinciale beleidsvrijheid. Bovendien kan er sprake zijn van lokale en regionale verschillen omtrent de vraag wat er op genoemde terreinen aan knelpunten ligt en wat daar in het verleden al aan extra inspanningen voor is gedaan door de onderscheiden gemeenten en provincies. Ik vind dan ook deze druk vanuit het Rijk wat betreft de bestedingsmogelijkheden op lokaal en provinciaal niveau een principieel ongewenste. Zo vindt er een centralisatie van beleidsprioritering plaats die wat mijn fractie betreft niet moet worden nagestreefd.

Er wordt door het kabinet een toevoeging gedaan bij "natuur". Dat is prachtig, maar de ambitie is nogal mager. Slechts compensatie voor de gestegen grondprijzen voor de SGR-grondcategorieën. De uitspraak van de Kamer met het oog op het natuuroffensief wordt heel defensief tegemoet getreden: "zo mogelijk" wordt dit betrokken bij de Najaarsnota 2001 en bij de nog te verschijnen Natuurverkenning die zal dienen voor de volgende kabinetsformatie. Ik vind dit een schoffering van de Kamer en het zoveelste bewijs van de stelling dat Paars niet groen is. Ik daag alle paarse partijen uit klare wijn te schenken waar het gaat om de uitvoering van hun motie van eertijds.

Geldgebrek kan hier niet het doorslaggevende motief zijn. Immers, lang niet alle beleidsdoelen hoeven het Rijk geld te kosten. De doelstelling kan ook, al dan niet in samenhang met subsidies, worden bereikt door middel van heffingen en via fiscale instrumenten. Het regeerakkoord uitte de ambitie om de extra milieubelasting die ontstaat als gevolg van een hogere economische groei, tegen te gaan. Ook hier rolt de steen wel weer erg gemakkelijk terug naar beneden.

Politiek gesproken was het best moedig van Paars om af te spreken dat de extra milieudruk als gevolg van een hogere economische groei wordt gecompenseerd. Bij de behandeling van de begroting van VROM, afgelopen najaar, heeft collega Van Middelkoop zelfs gesproken van een doorbraak; die moet worden vastgehouden. Er is toen afgesproken met minister Pronk dat hij samen met deze minister de berekeningswijze van de hoogte van de compensatie zou evalueren. De berekeningsmethode voor de milieudrukcompensatie kan immers zeker worden verfijnd, bijvoorbeeld door deze te koppelen aan de doelen uit het NMP-3 en het NMP-4, maar ook andere methoden zijn denkbaar. Bij de voorjaarsnota is echter gebruik gemaakt van dezelfde methode als vorig jaar. De evaluatie van de berekeningswijze heeft dus geen beslag gekregen. Waarom niet? Ik vind dat het kabinet deze toezegging moet nakomen. Wil het Van Dijkekabinet in dat licht de Kamer een notitie doen toekomen? Ik benadruk dat dit reeds een staande afspraak is, toegezegd aan mijn collega Van Middelkoop.

Het kabinet wil met gemeenten bestuurlijke afspraken maken over een betere uitvoering van de ABW. Ik vraag dan: wat zijn de klachten? Van Amsterdam weten wij dat zo ongeveer. Maar hoe is dat in Vlissingen, Leeuwarden of 's-Hertogenbosch? Is er wat aan de hand? Wij zagen van de minister geen notitie waarin hij ons op de hoogte stelde. Faalt het toezicht van de minister of schiet het effect van de verbetertrajecten tekort? En kost dit laatste geld? Zo ja, waaraan wordt dat dan besteed?

Ook neemt het kabinet zich voor om de gemeenten te gaan intomen bij het voeren van categoraal armoedebeleid. Wij kennen de ergernis die daarover leeft bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en wij delen die voor een belangrijk deel. Het lijkt mij een verbetering als het kabinet uitvoering geeft aan zijn in de voorjaarsnota aangekondigde generieke toelage voor mensen die langdurig van een ABW-uitkering moeten rondkomen. Maar waarom wordt niet uitgelegd wáárom dit wordt gedaan? Ik wil deze minister erop wijzen dat onze fractie dit nu voorgestane kabinetsplan al jarenlang bepleit, maar dat het steeds door het kabinet van de hand werd gewezen. Wat is er veranderd, zodat dit nu wel een goed plan is? Hoe hoog wordt de toelage en hoe definieert dit kabinet de doelgroep? Welke mogelijkheden van de gemeenten om categoraal beleid te voeren, sneuvelen? Kortom, graag verkrijg ik meer inzicht in dit beleidsvoornemen.

Vorige week, tijdens het VBTB-debat, beloofde deze minister mij een beleidsnotitie aangaande de vermogens- en exploitatieoverschotten van de sociale fondsen. Dank voor deze toezegging, maar intussen heeft het Lisv geadviseerd de premies te verlagen. De kranten meldden dan ook prompt dat de premies omlaaggaan. Dat is niet zonder risico; ik denk aan het inflatiecijfer. Nu wacht ik met belangstelling de notitie van het kabinet af, maar ik vraag voor het moment of de minister er duidelijkheid over wil geven wat het beleid op korte termijn is.

Nu wij het toch over de inflatie hebben...

De voorzitter:

Uw tijd is om.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Ik heb nog twee korte punten, voorzitter.

Er zijn verontrustende cijfers over de inflatie, maar de minister komt steeds met bezweringsformules. Hoe lang kunnen wij ons inflatiecijfer op dit niveau volhouden en een freeridersgedrag vertonen in Europa? Ik vraag mij af hoe de minister de ontwikkelingen taxeert en hoe hij het inflatiespook wil beteugelen. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat elke eventuele inzet van het kabinet om arbeidsknelpunten op te lossen een opdrukkende werking heeft op het inflatiecijfer, ook als het gaat om de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie-Van Rijn. Het komt mij als een goede zaak voor, indien telkens bij de voorjaarsnota een analyse wordt gegeven van de inflatieontwikkelingen met daarbij een beleidsreactie van het kabinet. Wil de minister dit toezeggen?

Vorige week maandag is Nederland officieel MKZ-vrij verklaard. Het is alweer meer dan drie maanden geleden dat het eerste getroffen bedrijf werd ontruimd en een groot aantal boerengezinnen verkeert door de MKZ-crisis nog steeds in grote financiële problemen. Wij vinden dat onaanvaardbaar. Hier is sprake van een totaal gebrek aan solidariteit. Dit, terwijl de MKZ-boeren in wezen zijn opgeofferd om ernstiger gevolgen voor de rest van Nederland te voorkomen. Er komt een noodfonds, maar financiering daaruit heeft alleen betrekking op bedrijfsinvesteringen – als een faillissement dreigt – en niet op verlies aan inkomen. Maar juist dáár wringt de schoen. De getroffen bedrijven kampen met grote inkomensterugval en kunnen in vrijwel geen enkel geval het gederfde inkomen vergoed krijgen. De BBZ- en IOAZ-regelingen bieden in hun huidige vorm geen soelaas, gelet op de vermogenstoets.

De voorzitter:

Ik verzoek u, nu af te ronden.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil van deze minister weten wat hij voor deze ondernemingen wil gaan doen. Ik stel hem voor de gedupeerde ondernemingen een eenmalige belastingvrije tegemoetkoming te geven uit het noodfonds, zonder vermogens- of levensvatbaarheidstoets. Zo nodig dien ik hierover in tweede termijn een motie in.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Onze dank voor de antwoorden die op de door ons en anderen gestelde vragen in het kader van de Voorjaarsnota 2001 gegeven zijn, want daardoor is het mogelijk om vandaag inderdaad op hoofdlijnen te spreken. Ik wilde mij ook beperken tot de voorjaarsnota, ondanks het feit dat er heel interessante rapporten liggen. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan de rapportage van de studiegroep Begrotingsruimte, waarover, vooruitlopend op de komende jaren, wel wat opmerkingen te maken zijn. Ik wilde dit vandaag echter niet doen. Ik vind dat in de volgorde der dingen eerst de partij zelf aan de beurt is om zich daar een mening over te vormen. Interessant is ook het rapport dat collega Vendrik van GroenLinks al over dit onderwerp heeft geschreven. Ik kan daaruit concluderen dat er in ieder geval weer wat te kiezen valt.

Op zichzelf is het plezierig om van andere collega's te horen dat zij tevreden zijn over de voorjaarsnota. Ook de VVD-fractie is dat, omdat een groot aantal van onze inhoudelijke wensen kan worden gehonoreerd, binnen de spelregels die wij voor deze kabinetsperiode hebben vastgelegd. Dit zijn overigens geen begrotingsregels van het kabinet, maar van de coalitiepartijen. Zij zijn er gedrieën aan gebonden, want zij hebben met elkaar die afspraak gemaakt. In ieder geval blijkt het opnieuw mogelijk om substantiële intensiveringen te doen binnen de met elkaar vastgestelde spelregels. Al heeft de totstandkoming van de voorjaarsnota deze keer iets te veel stof en iets te veel grote woorden opgeleverd, het eindresultaat telt.

De VVD-fractie is er tevreden mee dat er extra geld is voor onderwijs, zorg en veiligheid, om maar eens een paar belangrijke punten te noemen. Ik mis in dat rijtje de infrastructuur, maar moet eerlijkheidshalve zeggen dat de infrastructuur vorig jaar met het BOR heel zwaar aan de beurt is geweest. Ik hoop dat de infrastructuur er volgend jaar weer bij zit, want het is één van de beleidsonderdelen waar ook in de toekomst grote bedragen voor nodig zijn.

De heer Crone (PvdA):

Het BOR is inderdaad een mooi pakket, zo is door velen gezegd, vooral voor de Randstad. Ik heb in dit verband voorgesteld om uit meevallers of uit onderuitputting in het Infrastructuurfonds de regionale investeringspakketten te faciliteren. Dit jaar is daar al 300 mln gulden ruimte voor, uit onderuitputting in het Infrastructuurfonds die het kabinet zelf aangeeft. Zoudt u ons daarin willen steunen?

De heer Van Beek (VVD):

Als ik iets kan betekenen voor infrastructuur, spits ik mijn oren. Ik wil de voorgestelde dekking echter wel eerst door het kabinet laten beoordelen, alvorens een eindoordeel te geven.

Zoals gezegd, komen er weer grote bedragen beschikbaar voor belangrijke beleidsonderdelen: zorg, onderwijs en veiligheid. Met het oog op de VBTB-procedures en -afspraken moeten wij niet alleen kijken naar de input bij dit soort bedragen, maar ook en vooral naar de output ervan. Ik noem daarbij de zorg als voorbeeld. De afgelopen jaren hebben wij zo ongelooflijk veel extra geld voor de zorg beschikbaar gesteld, dat het nu echt nodig is dat het leidt tot de beoogde doelstellingen en dat in ieder geval de wachtlijsten op korte termijn verdwijnen.

De VVD-fractie is op zichzelf blij dat er in dit grote pakket enkele miljarden guldens zitten voor de "Van Rijn-operatie". Het gaat om 2 mld gulden in de voorliggende voorjaarsnota, oplopend tot een veel hoger bedrag, waarbij wel het dubbele wordt genoemd. Wij menen dat dit bedrag niet zou mogen wegvloeien naar generieke maatregelen, maar vooral moet wordt besteed aan de uitvoering van de voorstellen die in het rapport-Van Rijn worden beschreven. Deze commissie heeft terecht geanalyseerd dat in veel sectoren geen generieke, maar veeleer specifieke problemen spelen. Heeft de minister enig zicht op de vraag, mede gelet op de tot nu toe gemaakte cao-afspraken, of er voldoende wordt ingespeeld op het rapport-Van Rijn? Ik wil voorkomen dat wij over een paar jaar het rapport-Van Rijn 2 op tafel hebben liggen, aan de hand waarvan wij moeten constateren dat de specifieke problemen er nog steeds zijn en alleen het geheel op een hoger niveau is gekomen, doordat vooral generieke maatregelen zijn genomen.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb een vergelijkbare zin over de onderwijsbegroting uitgesproken. Juist minister Hermans heeft uitgestraald dat het personeelsbeleid wordt gedecentraliseerd. Hij had dan toch wel wat langer kunnen onderhandelen, in plaats van in één dag alles weg te geven? Hij heeft nu immers niets binnengehaald.

De heer Van Beek (VVD):

Ik wil geen waardeoordeel geven over onderscheiden cao-afspraken. Het gaat er niet om – en ik ben blij dat de heer Crone dat onderschrijft – dat iedereen generiek extra geld krijgt. Er moet met het beschikbare geld juist geprobeerd worden om specifieke problemen op te lossen en die spelen in de zorg, in het onderwijs en bij de politie. In dat kader is er ook het punt van de verlenging van de arbeidsduur: de keuze uit 36, 38 of 40 uur per week. Dat is bijzonder belangrijk, omdat daarmee een deel van de huidige tekorten kan worden opgelost. Ik vraag dan ook een kritisch oordeel van het kabinet op dit punt, zonder mij specifiek te willen richten op één van de afgesloten cao's.

Collega's hebben al opmerkingen gemaakt over het probleem van de inflatie. Het gaat mij daarbij met name om de onderliggende inflatie. Het feit dat de inflatie een procentpunt hoger is in verband met een verschuiving van directe maar indirecte belastingen, is volgens mij niet het belangrijkste onderdeel. In de binnenlandse markt wordt dit gecompenseerd door de lastenverlichting en op de buitenlandse markt speelt het niet. De onderliggende ontwikkeling is echter zorgelijk. Zo is het zorgelijk dat de olieprijsontwikkeling waar iedereen – dus ook onze concurrenten – mee te maken heeft, in Nederland scherper doorwerkt dan in een aantal ons omringende landen. Zorgelijk is ook de prognose dat over de jaren 2001 en 2002 de totale inflatie wel eens op 7 tot 8% zou kunnen uitkomen, terwijl tweejarige cao's worden afgesloten met een loonstijging van ongeveer hetzelfde niveau. Ik gun iedereen zijn loonstijging, maar als daar zo'n prijsstijging tegenover staat, is daar niemand bij gebaat.

Ik heb dan ook enige weken geleden de regering gevraagd om samen met de sociale partners te proberen een oplossing te vinden die de werknemers de koopkrachtverbetering biedt zoals die uit de huidige contracten naar voren komt en die voorkomt dat de inflatie zo blijft doorgroeien. Nu een deel – en soms zelfs een niet onaanzienlijk deel – van de inflatie door overheidsbeleid wordt veroorzaakt, vraag ik de minister tevens of de regering denkt aan maatregelen in tegenovergestelde zin, maatregelen dus die een dempend effect hebben. In dat verband is het van belang te horen, of het kabinet voornemens is om met behulp van de overschotten in de sociale fondsen te proberen een inflatiedempend beleid te stimuleren, bijvoorbeeld door verlaging van werkgeverspremies, opdat daarmee tevens een lagere loonkostenontwikkeling wordt bevorderd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

U telt nu de inflatie van twee jaar bij elkaar op; dan klinkt het al een stuk ernstiger. Verder komt uit uw betoog ook naar voren dat de vakbeweging met de loononderhandelingen ternauwernood een reële loondaling heeft weten te voorkomen. Toch horen wij de laatste maanden van VVD-zijde weer veel over het Akkoord van Wassenaar en dergelijke termen, met een pleidooi aan uitsluitend het adres van de vakbeweging om de lonen nog verder te matigen. Hoe kunt u dat stand houden, gezien de opmerkingen die u zojuist maakte?

De heer Van Beek (VVD):

Ik ben niet van plan om dit stand te houden, want ik heb dat nooit gezegd. Ik heb mij nooit specifiek tot de vakbeweging gericht, maar altijd tot regering, werkgevers én werknemers, dus tot alle drie de partijen gezamenlijk. Het gaat mij helemaal niet om de schuldvraag en ook niet om een hoog percentage door twee jaren bij elkaar op te tellen. Wel moet ik vaststellen dat er over twee jaren zo'n hoog percentage dreigt, dat daar eigenlijk niemand bij gebaat is, dat onze concurrentiepositie verslechtert omdat de loonkostenontwikkeling over die periode van twee jaar te hoog is, en dat ook de werknemers er geen voordeel van hebben omdat hun loonsverhoging weer wegvloeit door de inflatieontwikkeling. Juist nu er zoveel tweejarige cao's worden afgesloten, ben ik bang dat de remweg heel lang wordt, waardoor wij, als wij niet uitkijken, in feite pas over het jaar 2003 kunnen gaan praten, omdat het in 2001 en 2002 gewoon doorgaat.

De heer Vendrik (GroenLinks):

U gebruikt nu de term "remweg". Dan is het kennelijk toch aan de vakbeweging om geen tweejaarlijkse cao's af te sluiten. Volgens u zou de vakbeweging zich dus tijdig moeten aanpassen.

De heer Van Beek (VVD):

Nee, de vakbeweging sluit niet in haar eentje een contract af. Contracten worden afgesloten door vakbeweging en werkgevers samen. Het gaat mij om het doel. Wij zien nu dat de zaken langzaam maar zeker aan het scheefgroeien zijn, terwijl wij ook zien dat niemand daarbij gebaat is, dat onze concurrentiepositie verslechtert en dat wij de kans lopen dat het uiteindelijk heel slecht gaat uitwerken voor de werkgelegenheid. Gezien dat alles moeten wij proberen op tijd en gezamenlijk, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, zodanige maatregelen te treffen dat wij er uiteindelijk beter uitkomen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wat is in uw visie dan de remweg van de overheid? Wilt u minder uitgaven, minder lastenverlichting, moet de btw omlaag wat weer meer lastenverlichting betekent? Welke opties liggen er in de visie van de VVD open voor dit kabinet voor het jaar 2002?

De heer Van Beek (VVD):

Het zal u opgevallen zijn dat de VVD-fractie de laatste tijd buitengewoon terughoudend is geweest met spreken over lastenverlichting. De bedragen die voor dat doel voor 2002 worden genoemd, zijn ook laag te noemen in vergelijking met de bedragen die wij op basis van het regeerakkoord of op basis van de bestaande overschotten zouden kunnen gebruiken voor lastenverlichting. Daarnaast heb ik gevraagd om na te gaan, hoe de overschotten in de sociale fondsen gebruikt zouden kunnen worden voor dit doel. Ik ben dus aan het zoeken naar mogelijkheden om naar een situatie toe te groeien waarin de lasten voor het bedrijfsleven en de ontwikkeling van de prijzen te temperen zijn. Ik had eerst willen zeggen "te stuiten", maar zover gaat onze invloed niet.

De heer Balkenende (CDA):

De fracties van de VVD en het CDA hebben dezelfde zorg over de inflatieontwikkeling. Er speelt voor volgend jaar nog wel een specifiek punt. Als de inflatie volgend jaar hoger uitvalt dan 2,5%, leidt dat volgens de regels tot extra ruimte. De vraag is dan of die opgevuld moet worden. Ik heb die vraag al aan de heer Crone gesteld en hij heeft daarop geantwoord dat hij die ruimte feitelijk wil opvullen. De boodschap van de heer Wellink is echter dat wij daar toch mee moeten oppassen in het licht van de inflatieontwikkeling, en ook de studiegroep Begrotingsruimte dringt aan op voorzichtigheid met het uitgavenkader. Als nu inderdaad door een hogere inflatie meer ruimte ontstaat, vindt u dan dat die ruimte kan worden ingevuld, of wilt u die ruimte juist niet invullen met het oog op een dempend effect op de inflatieontwikkeling?

De heer Van Beek (VVD):

De heer Balkenende legt de vinger op de zere plek. De huidige indexeringsmethodiek werkt op zichzelf goed; wij hebben daar een groot aantal jaren goede ervaringen mee opgedaan. Echter, als de inflatie hoger wordt en uitkomt boven de 2%, is het de vraag of wij daarmee door moeten gaan. Ik zal graag horen of ook de regering hier aarzelingen over heeft. Ik zou in ieder geval niet staan te juichen als er volgend jaar een half procentje bijkomt en wij daardoor weer extra bestedingsruimte hebben. Ik zou graag zien dat wij de inflatie op 2% kunnen houden. Als de inflatie echt blijft doorgroeien, zal daar in gesprekken over een toekomstig regeerakkoord heel serieus naar gekeken moeten worden.

De heer Balkenende (CDA):

Uw boodschap is dus in ieder geval een andere dan die van de heer Crone. Dat is mooi. Daarnaast hebt u een opmerking gemaakt over lastenverlichting in relatie tot de overschotten bij de sociale fondsen. Er is veel ruimte en de technische mogelijkheid is er om tot lastenverlichting te komen, maar u vindt dat kennelijk niet verstandig. Kunt u daar nog wat meer over zeggen?

De heer Van Beek (VVD):

Zoals blijkt uit wat ik hierover het afgelopen jaar heb gezegd en wat trouwens ook door collega Dijkstal is gezegd, zijn wij heel terughoudend geweest na de invoering van het belastingplan met het op tafel leggen van zware claims in de sfeer van lastenverlichting, niet omdat wij geen lastenverlichting zouden willen – niets liever dan dat, zou ik zeggen – maar omdat zoiets moet worden beoordeeld in het kader van het totale economische kader.

Je ziet dat belastingen en premies eigenlijk een geheel zijn gaan vormen. Ik denk dat het verstandig is dat wij die weer goed uit elkaar halen in de zin van belastingen ter dekking van de begroting, premies ter dekking van de sociale uitgaven en premies volksverzekering echt ter dekking van de volksverzekering. Nu zijn de schotten ertussenuit. Ik pleit er niet voor om het bedrag waarvan nu sprake is in één keer te gebruiken voor een grote premieverlaging. Ook dat zou ik wel graag willen, maar het lijkt mij niet verstandig in de huidige fase van de conjunctuur. Als het kan in combinatie met afspraken die leiden tot een lagere loonsom hebben wij wat te ruilen en is het denkbaar, te proberen het op die manier te regelen.

De heer Balkenende (CDA):

Maar geen verkiezingscadeautje.

De heer Van Beek (VVD):

Dat geven wij nooit, dus nu ook niet.

Voorzitter. Een deel van de uitgaven wordt gedekt vanuit het FES. Daartegen is geen bezwaar. Daarover zijn afspraken gemaakt. Vorig jaar heeft het kabinet voorgesteld om vooruitlopend op de werkelijke verkopen alvast 35 mld in te zetten en heeft het de bespaarde rentekosten daarover ingezet in het FES. Nu wij zien dat KPN en Schiphol niet op korte termijn verkocht worden – om heel uiteenlopende redenen overigens – is het de vraag of wij de post van 35 mld wel moeten handhaven en de voeding van het FES niet een keer tegen het licht moeten houden. In dat kader is mijn fractie niet erg geporteerd voor wat voorgesteld wordt ten aanzien van de opbrengsten van de veilingen. De heer Crone had het trouwens over "bijvoorbeeld veilingen", maar dat staat niet in de stukken. In de stukken staat: veilingen, bijvoorbeeld UMTS. Die nuance wil ik graag aanbrengen, want ik heb goed geluisterd.

De heer Crone (PvdA):

Volgens mij bedoelt het kabinet opbrengsten die niet incidenteel van aard zijn, maar terugkeren en min of meer een structureel karakter hebben. De opbrengst van de UMTS-veiling is niet structureel, maar na een bepaald aantal jaren wordt er opnieuw geveild en is er weer sprake van een opbrengst. Als u dat een goede lijn vindt, denk ik dat wij een eind zijn opgeschoten. Het is trouwens meestal zo dat, als de PvdA iets niet meer vraagt, het opeens wel kan en dat het niet kan als wij erom vragen.

De heer Van Beek (VVD):

Misschien dat wij dat vol moeten houden, maar dat terzijde. Ik wilde net uitleggen dat ik grote moeite heb met het voorstel op dit punt. De regering gaat van een structurele dekking die op basis van de FES-wet gerealiseerd wordt naar een meerjarige incidentele dekking, omdat niets valt te zeggen over toekomstige opbrengsten van veilingen. Ik heb het gevoel dat de financiële onderbouwing van het FES minder wordt, dat er meer risico's gelopen worden en dat wij er weliswaar op korte termijn wellicht enkele honderden miljoenen per jaar meer uit kunnen halen, maar wij het op langere termijn daarmee niet verstandiger maken. Ik ben erg benieuwd naar de uitleg van de minister over dit voornemen van het kabinet. Ik zeg erbij dat de VVD-fractie er vooralsnog niet van overtuigd is dat dit een goed voorstel is. Wij zullen daarover de discussie met het kabinet aangaan.

Voorzitter. Het beleid van het kabinet moet, ook wat de voorbereiding van de begroting voor volgend jaar betreft, gericht zijn op verlichting van de druk op de arbeidsmarkt. Wij moeten proberen meer mensen op de arbeidsmarkt beschikbaar te krijgen, als het niet kan voor fulltime functies dan voor parttime functies. Wij moeten proberen meer arbeidsongeschikten aan het werk te krijgen, oudere mensen langer in het arbeidsproces te houden, mensen uit de WW en de bijstand opnieuw een kans te bieden en met name mensen die zich niet aangemeld hebben te stimuleren, wellicht ook fiscaal, om betaald werk te verrichten. Dat blijft belangrijk. Op die manier kan de druk op de arbeidsmarkt wat verminderd worden en kan het ontwikkelingsniveau dat zich de afgelopen jaren heeft gevormd, worden voortgezet. Wij weten dat de groei niet zozeer heeft plaatsgevonden door productiviteitsontwikkeling, maar vooral door het feit dat steeds meer mensen een bijdrage aan betaald werk hebben geleverd. Die aanmoediging wil in namens mijn fractie graag in de richting van de minister uitspreken.

Voorzitter. Ook bij de VVD-fractie leven er natuurlijk wensen als het gaat om extra uitgaven. Van belang is dat extra uitgaven niet elke keer mogen leiden tot een hoger budget en dat extra uitgaven op onderdelen niet mogen leiden tot een hoger totaal. Dit vergt dat wij elke keer opnieuw weer nagaan hoe wij oud beleid vrij kunnen maken voor nieuw beleid en welke bedragen wij kunnen besparen om de hoofdprioriteiten van ons beleid extra te bedienen. Het is prima dat er extra geld gaat naar onderwijs, zorg, veiligheid en infrastructuur. Tegelijkertijd moeten wij de begrotingen kritisch blijven doorakkeren. Zowel collega Dijkstal als collega Kamp heeft als voorbeeld het asielbeleid genoemd bij de voorbereiding van de voorjaarsnota. Gezegd is: als wij consequent datgene doen wat wij met elkaar hebben afgesproken, zijn er heel nadrukkelijk mogelijkheden om uit te komen onder de 3,8 mld die wij hiervoor nu uitgeven en dat geld vrij te maken voor belangrijke doelen.

Er zijn natuurlijk ook wensen van incidentele aard. Wij verschuiven die graag naar de najaarsnota, omdat op het moment van de behandeling daarvan vaak een paar bedragen incidenteel beschikbaar blijken te zijn. Wij hebben vorig jaar om deze tijd een motie aangenomen, waarin een aantal posten zijn genoemd. Ik zal zo'n voorstel nu niet doen, maar het zal duidelijk zijn dat wij vinden dat bijvoorbeeld de fondsen voor natuuraankopen en monumentenzorg moeten worden bijgevuld zodra dit uit incidentele overschotten kan. Overigens wacht ik met veel belangstelling de reactie van de regering af op de voorstellen op het gebied van natuur die door collega Crone zijn gedaan.

Voorzitter. De verslechterde concurrentiepositie van ons land is een grote zorg. Uit allerlei cijfermateriaal blijkt dat de zo zorgvuldig opgebouwde voorsprong van ons land op de ons omringende landen aan het wegsmelten is. Ik denk dat wij heel nadrukkelijk moeten nagaan hoe wij verbetering kunnen brengen in onze concurrentiepositie en het vestigingsklimaat in ons land. In dat kader hebben wij met belangstelling kennis genomen van het rapport van de commissie-Van Rooy. Wij hopen dat het kabinet in de komende begroting een eerste stap aankondigt van de verlaging van de vennootschapsbelasting.

De heer Balkenende (CDA):

Onze concurrentiepositie is buitengewoon belangrijk. Nederland heeft het wat dit betreft goed gedaan, maar in een heel hoog tempo verliezen wij onze voorsprong. Dat komt door de inflatie en vooral door de loonkostenontwikkeling. De loonkostenontwikkeling hangt samen met de schaarste op de arbeidsmarkt. U hebt gezegd dat wij in deze tijd met lastenverlichting zeer terughoudend moeten zijn. Hangen de problemen met onze concurrentiepositie niet samen met het lastenverlichtingsbeleid in de afgelopen jaren? Is destijds de economie niet nodeloos aangejaagd? Veel economen zeggen dat. Ik wil daarover graag iets van u horen.

De heer Van Beek (VVD):

Volgens mij komt het verslechteren van onze concurrentiepositie niet of nauwelijks door de lastenverlichting. De lastenverlichting in deze periode is aanzienlijk lager dan die in de vorige periode was. In de vorige periode bedroeg zij ruim 18 mld en in de eerste twee jaar van deze periode denk ik dat zij ongeveer 9 mld bedraagt, hetgeen vooral komt door de piek in het laatste jaar als gevolg van de invoering van het belastingplan. Overigens bestond tussen ons daarover geen verschil van mening, want u heeft wel bezwaar aangetekend, maar blijkens uw stemgedrag hebben wij elkaar toch gevonden.

Van belang is dat wij proberen de druk op de arbeidsmarkt zo gering mogelijk te maken. Dat houdt in dat wij ervoor moeten zorgen dat zoveel mogelijk mensen beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Ik heb het daar net over gehad. Er zijn nog altijd veel mensen die tegen hun zin in niet kunnen werken en voor wie wij geen goede oplossing kunnen bieden. Als wij dat kunnen ondervangen, moet de druk op de arbeidsmarkt kleiner worden.

Er zijn analyses waaruit blijkt waarom het de afgelopen zeven jaar in Nederland beter is gegaan dan in de ons omringende landen. Natuurlijk hebben wij het voordeel gehad van een relatief lage eurokoers en een grote export naar de dollarlanden. Wat intern gebeurd is, is vooral dat wij veel mensen aan het werk hebben gekregen. Er is sprake geweest van een groei van het aantal arbeidsplaatsen met meer dan een miljoen. Dat moeten wij blijven stimuleren. Verder denk ik dat, zoals het CPB aangeeft, in de komende periode de productiviteit wat meer moet stijgen. Ook daardoor wordt de druk op de arbeidsmarkt weggenomen. De huidige productiviteitsstijging in Nederland blijft achter bij die in andere interessante landen.

De heer Balkenende (CDA):

Op dit punt zijn wij het eens, maar u ontkent dat de lastenverlichting die de afgelopen jaren is geboden, losstaat van de problematiek van schaarste op de arbeidsmarkt, van het aanjagen van de economie en dergelijke. Als u zegt dat daar geen verband tussen is, hebben wij op dat punt een verschil van mening.

De heer Van Beek (VVD):

Ik kan natuurlijk niet zeggen dat er geen verband tussen is. Uw vraag was: is dat de oorzaak van het feit dat de inflatie zo stijgt? Het gaat erom in welke mate dat aantoonbaar is. Dat zou wel eens veel bescheidener kunnen zijn dan soms gesuggereerd wordt. Tot nu toe zijn niet echt goede publicaties verschenen die duidelijk aantonen in welke zin dat het geval is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De heer Van Beek schaart zich achter het rapport van de studiegroep-Van Rooy. Neemt hij daarmee afstand van de eerste reacties van de staatssecretaris van Financiën van wie dat rapport eigenlijk – overigens terecht, want het is een intern nogal inconsistent rapport – onmiddellijk naar een diepe la op het ministerie van Financiën mag worden getransporteerd?

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Hoe is het mogelijk dat je in één vraag zoveel misverstanden kunt creëren! Ik heb hier niet het rapport-Van Rooy omarmd. Ik heb gezegd dat dit rapport op tafel ligt en ik heb gevraagd of het kabinet alvast een stap wil doen in de richting van het verlagen van de vennootschapsbelasting. Er is, als je bijvoorbeeld denkt aan de dekkingsproblematiek en de alternatieven die gegeven worden, nog een lange weg te gaan. Ik kan mij ook niet herinneren dat de staatssecretaris het rapport meteen gearchiveerd heeft in een daarvoor speciaal bestemde la. Ik mag ervan uitgaan dat het kabinet heel serieus het debat aangaat over de invloed van het niveau van de vennootschapsbelasting, over de ontwikkeling van onze economie in relatie tot die van de ons omringende landen en over de mate waarin het nu beoogde in de situatie, waarin onze concurrentiepositie terugloopt en het vestigingsklimaat onder druk staat, een bijdrage kan leveren. Die inhoudelijke discussie wil ik graag voeren. Het ligt dus iets genuanceerder dan de heer Vendrik meent.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik vertrouw erop dat de staatssecretaris heel serieus op zoek gaat naar die onderste bureaula. Pleit de heer Van Beek voor verlaging van de vennootschapsbelasting in 2002?

De heer Van Beek (VVD):

Evenals vorig jaar is het antwoord: ja.

Het EMU-saldo is wat tegengevallen. Het was 0,7 en het is gedaald naar 0,5. Dat is ver beneden het niveau dat volgens alle rapporten die wij tot nu toe hebben gekregen, nodig is om in de komende jaren de doelstelling voor het aflossen van de staatsschuld binnen 20 tot 25 jaar te realiseren. Ik ben blij dat er grote bedragen zijn gebruikt om de staatsschuld af te lossen. Hoe het kan, begrijp ik niet, maar in de stukken blijft elke keer 497 mld gulden staan. Elke keer hoop je te zien dat er fors is afgelost, maar dat hebben wij nog steeds niet bereikt. Voor de VVD-fractie is het belangrijk dat de overschotten worden gebruikt om de staatsschuld af te lossen. Daarom hebben wij opmerkingen gemaakt over de veilingopbrengst bij het FES.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter. Begin februari verscheen het rapport-Van Rijn, waarin uitstekend in kaart wordt gebracht waar de jarenlange paarse kaasschaafmethode in de publieke sector toe heeft geleid. Het gevoel van urgentie over de personeelstekorten in de publieke sector greep na publicatie snel om zich heen, voorzover het nog niet aanwezig was. Zo sprak het CNV over de noodzaak van een nationaal herstelplan.

Hoewel de commissie-Van Rijn geen prijskaartje hing aan haar voorstellen, is het duidelijk dat er 15 tot 20 mld gulden op dat kaartje moet staan. Het kabinet komt dit jaar met slechts 2 mld voor de arbeidsvoorwaarden en volgend jaar nog eens 1,5 mld over de brug. Dat is te weinig. Op deze manier hebben wij volgens een eenvoudige rekensom tien jaar nodig om de achterstanden in te halen en die tijd is er niet, getuige de deplorabele situatie in de publieke sector.

Het gevoel van urgentie lijkt bij het kabinet nog steeds te ontbreken. Op deze manier zal het geschonden vertrouwen van de werkers in de zorg en het onderwijs niet worden hersteld. In onze verzorgings- en verpleeghuizen zijn er nog steeds ouderen die eenmaal in de maand onder de douche gaan of die dag in dag uit koud eten krijgen, niet omdat het koud wordt opgediend, maar omdat het koud is, voordat zij hulp hebben gekregen bij het eten. Er zijn nog steeds mensen die doorliggen, omdat zij te weinig worden gedraaid. Dit is nog steeds het praktische gevolg van zeven jaar pappen en nathouden in de zorg.

De inschrijving voor hbo-v, de opleiding voor verpleegkundigen, is dit jaar 16% lager dan vorig jaar. Afgelopen jaar liepen er weer 4500 mensen weg uit de zorg, en dat met de dubbele vergrijzing in het vizier. De vraag dringt zich op wat het antwoord van Paars hierop is. Wij hebben er jarenlang over gediscussieerd hoe ernstig de problemen in de zorg en in het onderwijs zijn, ook met de werving van personeel in de publieke sector. Ik heb het gevoel dat wat in de cao's is neergeslagen naar aanleiding van de commissie-Van Rijn, niet heeft bijgedragen aan een omslag in de publieke sector, in die zin dat het kabinet heeft begrepen hoe ernstig het is. Ik hoor graag van de minister welke planning het kabinet hanteert. Hoeveel jaar denkt het kabinet nodig te hebben om de adviezen van de commissie-Van Rijn volledig te kunnen implementeren?

Een andere ergernis in samenhang met Paars heeft te maken met hoe de zwakkeren in onze samenleving in het algemeen worden geholpen, of beter gezegd niet geholpen. Het meest navrante voorbeeld vind ik nog steeds de daklozenopvang. Afgelopen vrijdag was ik te gast bij zo'n opvang in Den Bosch, waar ik heb kunnen zien en horen hoe groot de problemen zijn.

Mijn fractie heeft de afgelopen week onderzoek verricht bij de daklozenopvang in Nederland. De cijfers uit zo'n onderzoek zijn toch wel schokkend te noemen. Van de mensen die er werken, zegt 47% dat er sprake is van te weinig opvang, 91% dat er een te hoge werkdruk is en 71% dat er te weinig personeel is. Als je alle strikte wensen bij elkaar optelt, kom je op een bedrag van 164 mln gulden om de problemen te kunnen oplossen. Ik begrijp wel dat dit de verantwoordelijkheid van de gemeenten is, maar het is ook een verantwoordelijkheid voor de rijksoverheid. Het is mijn fractie een lief ding waard, wanneer wij bij de voorjaarsnota 50 mln gulden kunnen vrijspelen om de urgente problemen in deze sector op te lossen.

In het onderwijs zijn de gezamenlijke onderwijsorganisaties van mening dat 2 mld gulden in de voorjaarsnota niet voldoende is om de kwaliteit te verhogen en te kunnen handhaven. De verloedering van het onderwijs houdt rechtstreeks verband met het feit dat wij in 1975 nog 8% van het BBP uitgaven aan onderwijs en dat dit is gedaald naar minder dan 5%. Ook hier ziet Paars naar de mening van mijn fractie de urgentie niet. Je ziet bij de pabo's dat er minder mensen zijn die zich inschrijven dan vorig jaar. In het tempo van Paars wordt de door de gezamenlijke onderwijsorganisaties gewenste 12 mld gulden, de felbegeerde OESO-norm, pas over een jaar of tien bereikt. Hoe rijmt de minister dit gegeven met de een beetje pathetische uitspraak van de heer De Graaf op het congres van D66 over een aanstaande nationale ramp in het onderwijs?

Een andere norm. Bij de laatste algemene beschouwingen heeft de Kamer er in twee moties bij het kabinet op aangedrongen dat er snel meer geld moet komen voor de arbeidsvoorwaarden en om op termijn te komen tot de norm van 1% voor kunst. Na al die mooie woorden kunnen de fracties die het voortouw hebben genomen bij het indienen van deze moties en die deze moties hebben gesteund, waaronder de mijne, het echt niet laten zitten bij waar het kabinet nu bij de voorjaarsnota mee komt. Ik spoor de indieners van de motie dan ook aan om de leiding te nemen in het verzet tegen het kabinet, waarbij ik mij met name richt tot de heer Crone.

Een andere norm is het recht van alle mensen op toegang tot het recht, met adequate en deskundige ondersteuning. Het gaat slecht met de gefinancierde rechtshulp in ons land. Niet alleen neemt het aantal mensen dat hierop aanspraak kan maken, af, maar nog erger is dat de advocaten die zich nog wel bekommeren om toegang tot het recht voor iedereen, een uurvergoeding hebben die zo laag is dat steeds meer mensen het voor gezien houden. De SP-fractie is van mening dat de uurvergoeding onmiddellijk verhoogd moet worden naar ƒ 210. Dat is echt niets te veel. Als de paarse partijen dat niet willen, moeten zij later naar mijn mening niet met krokodillentranen aan het graf van de sociale advocatuur gaan staan.

Na jaren van hoogconjunctuur moeten wij ons diep schamen dat wij de armoede in dit land nog niet hebben kunnen uitbannen. Het aantal kinderen dat opgroeit in armoede, is tussen 1990 en 1998 gegroeid met 15%. Ik hoor wel eens mensen zeggen dat het eenoudergezinnen of allochtone gezinnen zijn, alsof dat een argument is om er schouderophalend aan voorbij te gaan. Dat lijkt mij niet aan de orde. Wij hebben het over een stijging van 307.000 naar 354.000, waarlijk geen kleine stijging. Waarom laten wij het gebeuren dat zeven van de tien gezinnen met een minimuminkomen niet voldoende kleding kunnen kopen voor hun kinderen, of dat een op de vijf ouders met een minimuminkomen zelfs niet voldoende geld heeft voor duurdere medicijnen of bijvoorbeeld een beugel? Unicef berekende vorig jaar dat wij slechts 0,31% van het BBP nodig hebben om de armoede onder deze kinderen op te heffen.

Mijn fractie stelde twee jaar geleden al voor om de kinderbijslag voor de topinkomens af te bouwen en voor de laagste inkomens met ƒ 600 te verhogen. Waarom doen wij dat niet? Ik weet uit eigen waarneming dat mensen met hoge inkomens zeggen dat dit wordt bijgeschreven en dat het gewoon in de grote pot gaat. Zij halen hun schouders erover op. Wij weten allemaal dat het in de arme gezinnen een enorm bedrag is dat kan bijdragen aan een eerlijke kans voor de kinderen in die gezinnen. Het is een budgettair-neutraal voorstel, dat zal de minister aanspreken. Ik wil graag een inhoudelijke reactie op deze suggestie.

Behalve de kunst lijkt ook het milieu vergeten te zijn door het kabinet. De aangekondigde steun voor warmtekrachtkoppeling is volstrekt onvoldoende om deze centrales weer economisch rendabel te maken. Het beste zou zijn om de problemen bij de bron aan te pakken door de import van atoom- en bruinkoolstroom aan banden te leggen. Daar wil dit liberale kabinet echter niet aan. Voor een natuuroffensief is meer nodig dan mooie woorden en een prijscompensatie van 75 mln gulden. De Kamer heeft hierover naar aanleiding van de motie-De Graaf een duidelijke uitspraak gedaan. Graag een reactie van de minister.

Mijnheer de voorzitter. Ik heb de heren Crone en Van Beek over 2002 gehoord, en wel over de lastenverlichting die dit kabinet in petto heeft; toch snel een bedrag oplopend tot 2,2 à 2,3 mld gulden, waaronder een verlaging van de vennootschapsbelasting. Het is meerdere mensen opgevallen dat het paarse kabinet vaak te raden gaat bij CDA'ers, in dit geval bij mevrouw Van Rooy. Ik weet niet of de terugkeer van het CDA in de regering een echte verbetering zal vormen voor het sociale karakter van dit land, maar dat terzijde. De commissie-Van Rooy stelt een verlaging van de vennootschapsbelasting voor van 35 naar 30%, een voorstel dat bij dit kabinet door de bank genomen in redelijk goede aarde is gevallen. Wij kunnen de heer Bos niet vragen wat nou precies zijn standpunt is en of dat inmiddels in de la is verdwenen. Hoe denkt deze minister over het waarlijk oprechte VVD-pleidooi om weer eens wat te doen aan de concurrentiekracht van ons land door middel van douceurtjes aan het bedrijfsleven? Neemt hij dat ook voor zijn rekening of vindt hij dat 18 plus 7 mld gulden lastenverlichting in zeven jaar paars wel voldoende is geweest?

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Vandaag bespreken wij de laatste beleidsintensieve voorjaarsnota van dit kabinet. Ik zeg bewust "beleidsintensieve", want wij mogen ervan uitgaan dat het kabinet bij leven en welzijn volgend jaar demissionair is en ons staatsrecht leert dat van een demissionair kabinet geen nieuwe beleidsintensiveringen mogen worden verwacht. Daar komt nog bij dat bij de verschijning van de Voorjaarsnota 2002 de verkiezingen reeds achter de rug zullen zijn. Ik voorzie dat na een royale begroting voor het verkiezingsjaar 2002 bij voorjaarsnota weinig valt bij te plussen. Want dat de begroting voor het jaar 2002 als een feestelijke afsluiter moet fungeren, daar heeft ook deze minister van Financiën nooit een geheim van gemaakt. De conjuncturele afzwakking dreigde echter roet in het eten te gooien, maar dankzij de creativiteit en de behendigheid van deze minister werden de nodige miljarden bijeengebracht en daarmee is het voortbestaan van de huidige paarse feestcommissie veiliggesteld, althans, als je ook van sigaren uit eigen doos kunt genieten, want ik heb begrepen dat een deel van de gelden voor volgend jaar uit de lopende departementale begrotingen afkomstig is.

In de Voorjaarsnota 2001 wordt reeds een voorschot genomen op het verkiezingsjaar. Mede dankzij het gevoerde begrotingsbeleid kan circa 6,7 mld gulden extra worden ingezet; een respectabel bedrag dat in het bijzonder ten goede komt aan de zorg, het onderwijs en het terrein van de veiligheid. Speciale aandacht wordt zeer terecht ook besteed aan de aanpak van arbeidsmarktknelpunten in de collectieve sector. Het moge duidelijk zijn dat de SGP-fractie zich met de gekozen prioriteitenstelling zeer goed kan verenigen. Het gaat hier immers om sectoren waarin de nodige inhaalslagen dringend moeten worden gemaakt. Wij zijn er ook na dit rondje nog lang niet.

En nu moet er bij voorjaarsnota dus nog een schepje bovenop, alsof de regering zo kort voor de verkiezingen schoon schip wenst te maken en drastisch opruiming wil houden. Daarbij komt dat het op het moment waarop de wijzigingen in de ramingen van uitgaven en ontvangsten worden besproken, bijna hoogzomer is. Wij kunnen in dat opzicht in plaats van over voorjaarsnota wellicht beter over "summer sales" spreken. Als het echter om opruiming gaat, heeft de SGP-fractie nog een en ander in de aanbieding.

Allereerst kom ik op de onderwijshuisvesting in de gemeente Aalburg. Ook vorig jaar heb ik bij gelegenheid van de behandeling van de voorjaarsnota hiervoor aandacht gevraagd. Ik gaf toen aan dat het hierbij gezien de aard en de omvang van de problematiek om een unieke situatie gaat. De minister van Financiën deed daarop de welkome toezegging dat hij binnen de gestelde regels voor een praktische oplossing zou zorgdragen. Mag ik hem daar nog eens aan herinneren? Tot nu toe is het er immers niet van gekomen.

Toen voor de zoveelste maal bleek dat de Kamer in meerderheid wel iets voor Aalburg wilde regelen, is de Raad voor de financiële verhoudingen om advies gevraagd. Terecht zag de raad geen aanleiding om de verdeelsystematiek van het Gemeentefonds aan te passen. Het was immers reeds duidelijk dat de gemeente Aalburg slechts baat zou hebben bij een specifieke oplossing. Het treffen van zo'n oplossing zou volgens de raad echter leiden tot rechtsongelijkheid. Dat zou het geval zijn als er sprake is van vergelijkbare gevallen. De problematiek in de gemeente Aalburg is gezien aard en omvang ervan zodanig dat de gemeente redelijkerwijs niet in staat is om aan haar verplichtingen voor het onderwijs in dezen te voldoen. Dat is voor mijn fractie niet acceptabel. Gelukkig word ik hierin tot nu toe Kamerbreed gesteund, welke mooie redenering dat ook moge rechtvaardigen. Alle gemeenten in ons land moeten zonder het leggen van een disproportionele hypotheek op de toekomst in staat zijn om hun taken betreffende de huisvesting van het onderwijs gestalte te geven. Het gaat immers om het welzijn van onze kinderen. Ik heb dan ook een amendement ingediend waarmee wordt voorzien in het knelpunt bij de onderwijshuisvesting in de gemeente Aalburg. Er is daar behoefte aan minstens 17 mln gulden, waarbij van de gemeente redelijkerwijs mag worden gevergd dat zij ook een deel voor haar rekening neemt. Daarom heb ik het bedrag in mijn amendement op 10 mln gulden gesteld.

Een tweede punt waar de SGP-fractie, evenals overigens andere fracties in dit huis, in de achterliggende periode aandacht voor heeft gevraagd, is de zogenoemde inkoopkorting zoals die momenteel nog geldt voor instellingen in de gehandicaptenzorg. Bij het begin van de huidige kabinetsperiode is afgesproken aan de instellingen in de sectoren gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg en verpleging en verzorging een korting op het apparaatsbudget op te leggen vanuit de veronderstelling dat deze sectoren efficiencywinst konden behalen door een doelmatiger inkoopbeleid. Inmiddels is deze inkoopkorting voor de laatste twee genoemde sectoren ongedaan gemaakt. De SGP-fractie vindt dat hier het principe van gelijke monniken, gelijke kappen moet gelden. Vandaar dat ik ook op dit punt een amendement heb ingediend. Ik weet mij daarbij gesteund door een onlangs verschenen rapport van het Sociaal en cultureel planbureau, te weten "Verstandig verzorgd", waarin expliciet wordt aangegeven dat de efficiency van de instellingen voor gehandicaptenzorg op een zodanig hoog niveau ligt dat er hier vrijwel geen winst meer te behalen valt. Ziehier, bijval vanuit onverdachte hoek!

Voorzitter. Gezien mijn spreektijd moet ik het hierbij laten. Over het agrarisch natuurbeheer, de vestigingssteun jonge boeren, de MKZ-problematiek, het noodfonds en de vermogenstoets in de BBZ-regeling kom ik bij de desbetreffende suppletoire begrotingen nader te spreken. Men merkt het; ook de SGP-fractie wil op bescheiden wijze schoon schip maken. Mijn fractie rekent daarbij uiteraard op de gulle medewerking van de minister van Financiën. Wij kennen immers zijn in tweeërlei betekenis op te vatten "opgeruimde" karakter!

De heer Van Beek (VVD):

In de toelichting op uw amendement inzake Aalburg wordt gesteld dat precedentwerking derhalve is uitgesloten. Op welke grond komt u tot die conclusie? Of bedoelt u dat precedentwerking vermeden moet worden?

De heer Van der Vlies (SGP):

Wij spreken als medewetgever uit dat er geen precedentwerking mag ontstaan. Dit betreft een unieke situatie waarover in het verleden vaak is gesproken. De constructie leidt tot een voorziening voor deze gemeente ter genoegdoening voor de aldaar bestaande, ons aller bekende problematiek. Het is een gelegenheidsoplossing. Wij moeten dan ook uitkijken dat er geen precedentwerking van uitgaat. Vandaar dat ik klip en klaar in de toelichting op het amendement, dus behorend tot de wetsgeschiedenis, uitspreek dat er geen precedentwerking kan nog zal zijn.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Ik begin met de gemeente Aalburg. Van twee kanten in mijn fractie hoorde ik dat ik Bas van der Vlies moest steunen. Dus ik steun hierbij Bas van der Vlies.

De besluitvorming over de voorjaarsnota was dit voorjaar moeizamer dan wij gewend waren, maar het resultaat mag er zijn. Dat geldt zowel voor een aantal prestaties op het gebied van staatsschuldreductie en financieringsoverschot als voor het bedrag van bijna 8 mld voor extra uitgaven, waarbinnen een grote ruimte is voor de voorstellen van de commissie-Van Rijn en voor urgente investeringen in de zorg, het onderwijs en de veiligheid. Één prioriteit van het kabinetsbeleid kom ik echter consequent niet tegen en dat is natuur en milieu. Die twee zaken zijn wat weinig bediend, maar daar kom ik nog op terug. In algemene zin hebben wij grote waardering voor de besluitvorming van het kabinet. Vooral voor de arbeidsmarktproblematiek in de diverse publieke sectoren heeft het kabinet binnen de mogelijkheden maximale oplossingen gevonden. Dat neemt niet weg dat er de komende jaren meer zal moeten gebeuren.

Het rapport-Van Rijn is met een aanbiedingsbrief van het kabinet naar de Kamer gestuurd. Daarin is een begin van een kabinetsstandpunt verwoord, maar er is geen sprake van een volwaardig kabinetsstandpunt. Er zit meer in het rapport dan alleen de cao-aspecten. Het lijkt ons dan ook de moeite waard om tot een uitgebreidere discussie te komen over dat rapport, maar daarvoor is een uitgebreidere standpuntbepaling van het kabinet gewenst. Dan zouden wij er in het najaar over kunnen debatteren. Het kabinet kan het rapport natuurlijk ook als zodanig voor zijn rekening nemen, maar in dat geval horen wij dat graag. Nu lijkt het alsof het rapport alleen maar is geschreven voor de miljarden en dat was volgens mij niet de bedoeling.

De heer Marijnissen (SP):

Wilt u het rapport-Van Rijn voor uw rekening nemen?

De heer Bakker (D66):

Het rapport-Van Rijn bevat veel aanbevelenswaardige elementen, waaraan niet geheel tegemoetgekomen is in de besluitvorming rondom de voorjaarsnota. Dat is wel gebeurd voor 2001 en 2002, maar niet voor de jaren daarna. Dan is het probleem echter nog niet opgelost. Het rapport bevat tal van elementen waar wij verder over moeten praten. De bedoeling is ook om het rapport te agenderen.

De heer Marijnissen (SP):

U straalt nu een bepaalde rust uit omtrent het rapport van de commissie-Van Rijn. U denkt blijkbaar dat het allemaal wel goed komt. Ik heb net gerefereerd aan de uitspraak van uw fractievoorzitter over het onderwijs. Hij sprak van een nationale ramp. Dat was weliswaar op het congres van D66 en niet in deze Kamer, maar ik vind dat het één zich niet verhoudt tot het ander.

De heer Bakker (D66):

Ik vind dat het kabinet een heel eind is gekomen met het rapport-Van Rijn, maar daarmee is het probleem nog niet opgelost.

De heer Marijnissen (SP):

Bij een nationale ramp doen wij toch iets heel anders? Ik kan mij herinneren dat de Betuwe op een gegeven moment onder water kwam te staan. Toen kon ineens alles. Deze minister kwam meteen met geld en minister Jorritsma liet meteen de dijken verhogen. Sindsdien hebben wij droge voeten in Nederland. Ik geef toe dat ik het woord "nationale ramp" bedacht had kunnen hebben, maar uw fractievoorzitter zei het. Wat gaat u nu doen?

De heer Bakker (D66):

Het kabinet heeft al veel gedaan binnen de ruimte die beschikbaar is voor 2001 en, zoals het er nu naar uitziet, voor 2002. Ik betitel het echter als een goede eerste aanzet. Er zal nog meer op moeten volgen. U weet net zo goed als ik dat sommige dingen wat tijd nodig hebben, hoe urgent het karakter ervan ook is.

De heer Marijnissen (SP):

Zou het loslaten van de Zalmnorm ons kunnen helpen om adequaat te reageren op die nationale ramp?

De heer Bakker (D66):

De Zalmnorm heeft in de discussies vaak wat ideologische trekjes gekregen. U bent daar mede debet aan. De VVD-fractie maakt er een sacrosancte norm van: zonder die norm komen wij nergens met dit land. De PvdA-fractie heeft het verzet daartegen weer georganiseerd, aangeblazen door u. Ik heb altijd gezegd dat de Zalmnorm ook mijn norm is, maar je moet wel kunnen doen wat nodig is.

De heer Crone (PvdA):

Het is werkelijk een gotspe. Wie heeft hier nu als eerste geroepen dat er 1 mld moest worden overgeheveld van de inkomstenkant naar de uitgavenkant? Dat was u. Vervolgens roept u in de krant dat wij de discussie aanblazen. Dat hebben wij gedaan en daar zijn wij ook trots op. Bent u nu de pot of de ketel? Volgens mij bent u allebei.

De heer Bakker (D66):

Ik was midden in mijn zin, maar toen u wat geagiteerd naar voren beende, hield ik even op.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben volkomen ontspannen en de rust zelve. Ik stel alleen feiten vast.

De heer Bakker (D66):

Ik heb altijd gezegd dat de Zalmnorm ook mijn norm is. Het is trouwens ook uw norm. Niemand heeft het monopolie op de Zalmnorm. Het is een manier om tot een buitengewoon verstandig en evenwichtig begrotingsbeleid te komen. Ik heb van andere normen gehoord, zoals de Balkenende-norm, maar daar hoor ik nu niets meer van. In de afgelopen jaren zijn wij geconfronteerd met grote problemen op het gebied van zorg en onderwijs. Toen hebben wij gezegd dat daar meer ruimte voor moest worden gevonden. Dat hebt u gezegd en dat heb ik gezegd. Wie het eerst was, doet er niet toe. Ik heb trouwens nooit gezegd dat er 1 mld moest worden overgeheveld van de meevallers naar de uitgaven. Ik heb vorig jaar een keer gezegd dat er ruimte gevonden moest worden voor extra uitgaven, om te beginnen met een bedrag van 1 mld. U hebt mij alleen nooit horen zeggen waar die ruimte gevonden moest worden en dat het bedrag per se uit de meevallers moest komen. Ik heb alleen gezegd dat wij moesten kijken naar de ruilvoetproblematiek en het aanpassen daarvan.

De heer Crone (PvdA):

Uw standpunt was helder. U zei dat er 1 mld extra moest worden uitgegeven. Dat kon bijvoorbeeld door een andere inflatiecorrectie. Daar was ik het helemaal mee eens, want dat had ik ook al voorgesteld. Dan kun je niet zeggen dat het niet uit de inkomstenmeevallers komt. Het komt tenslotte ergens vandaan. Zo hebt u het overigens zelf ook geafficheerd in de kranten.

De heer Bakker (D66):

Wij hebben altijd gezegd dat het geld er moest komen. Als het nodig is om de Zalmnorm aan te passen op het punt van de ruilvoet, dan moet dat gebeuren. Ik constateer dat het geld er ook gekomen is. Daarom ben ik overgestapt op de Zalmnorm om daar een aantal opmerkingen over te maken.

De heer Crone (PvdA):

Over het resultaat zijn wij het eens. U roept op hoge toon dat wij het verzet tegen de Zalmnorm hebben aangeblazen en daarin hebt u volkomen gelijk, maar u moet niet doen alsof u een heilig boontje bent. Dat wilde ik even vaststellen.

De heer Bakker (D66):

Misschien hebt u het begin van mijn zin niet gehoord. Ik zei namelijk dat de discussie daarover ideologische trekjes heeft gekregen door de heer Marijnissen, door de VVD-fractie en ook door uw fractie. Natuurlijk heb ik daar ook een steentje aan bijgedragen, maar niet zozeer op het punt van de ideologie. Daarom is het goed dat ik nog eens heb kunnen uiteenzetten hoe die discussie precies is verlopen. Over het resultaat zijn wij het inderdaad eens.

De heer Balkenende (CDA):

Ik herinner mij zeer wel dat de fractie van D66 sprak over het eenmalig verplaatsen van het schot. Dat was dus een relativering van de norm dat inkomsten en uitgaven strikt gescheiden moeten blijven. Na het begrotingsakkoord was de discussie over de Zalmnorm toch afgelopen? Als je ervoor pleit om de inkomstenmeevallers in mindering te brengen op de staatsschuld en de vrijval van rente-uitgaven te benutten voor uitgaven, dan zit je gewoon vast. Die discussie is nu toch een nepdiscussie geworden?

De heer Bakker (D66):

Daarom stond er in mijn tekst dat de discussie over de Zalmnorm ideologische trekjes kreeg. Naar aanleiding daarvan kwamen er allerlei interrupties. De discussie daarover is inmiddels weer geluwd. Het kabinet heeft het namelijk voor elkaar gekregen om ruimte te vinden voor urgente uitgaven en voor uitgaven in het kader van het rapport-Van Rijn voor zorg, onderwijs, veiligheid en wat mij betreft nog iets meer voor natuur en milieu. Toch heeft het kabinet kunnen vasthouden aan de Zalmnorm, waar wij allemaal de positieve resultaten van ondervinden. Het kabinet heeft daar dus een praktische oplossing voor gevonden. Dat neemt niet weg dat de discussie over de begrotingsnormering wel is geagendeerd. Wij allen hebben dat gedaan en de studiegroep Begrotingsruimte. Er is een notitie van GroenLinks en straks komen nog de verkiezingsprogramma's. Ik ga op dat alles nu niet uitgebreid in. Het gaat om een buitengewoon interessante ontwikkeling in de richting van een meer trendmatig begrotingsbeleid met automatische stabilisatoren en al, maar ik vind het te vroeg voor een meer uitgebreide evaluatie van het begrotingsbeleid. In het kader van de verkiezingsprogramma's wordt daaraan hard gewerkt. De discussies daarover vinden plaats binnen de partijdemocratie, als ik het zo mag zeggen. In algemene zin voel ik mij wel aangesproken door de aanbevelingen van de studiegroep. Er schijnt wel – en dat heeft natuurlijk ook te maken met uitlatingen hier in de Kamer – een soort nieuwe norm bij te zijn gekomen waarover naar mijn mening nooit is besloten, namelijk dat in vijfentwintig jaar de staatsschuld moet worden afgelost. Het lijkt mij overdreven om daar een nieuw sacrosanct-idee van te maken. Je moet minstens de afweging kunnen maken of op een slimme manier investeren in de samenleving, in mensen kan leiden tot een groter draagvlak voor bijvoorbeeld de opvang van de vergrijzing. Wil je rechtsaf rentenieren of linksaf investeren of wil je recht vooruit denken aan mens en maatschappij?

Dat alles zeg ik overigens tegen de achtergrond van wat minder rooskleurige vooruitzichten op de korte termijn en van toenemende zorgen over de gestegen inflatie. Ik meen bij interruptie al te hebben gezegd dat wij het niet moeten overdrijven, maar dat het wel reden tot zorg is. Wij zien overigens dat de economische temperatuur geleidelijkaan aan het afnemen is. Op de arbeidsmarkt is dat bepaald nog niet het geval. Ik heb dit ook al gewisseld in de discussie met de heer Balkenende. Er zijn best inflatiebeperkende maatregelen voor te stellen, maar dan moet er bijvoorbeeld minder salaris worden betaald aan de verpleegsters of dan moet een aantal uitgavenintensiveringen achterwege blijven. Het lijkt mij eerlijk gezegd dat dit soort maatregelen niet wordt nagestreefd. Wel heel goed zou zijn een intensivering van het beleid om meer mensen op de arbeidsmarkt te brengen of te houden en daar dus voor een afkoeling te zorgen. Naar ik meen, heeft het kabinet voor 2002 plannen daarvoor op de plank liggen

Ik zal nog enkele opmerkingen maken over de begroting 2001 en dan een enkel doorkijkje geven naar de begroting 2002. Mijn fractie maakt zich zorgen over het feit dat niettegenstaande de grote extra investeringen er niet in alle opzichten een evenwicht is gevonden. Ik noem als voorbeeld onderwijs. Het kabinet heeft in het onderwijs opnieuw gekozen voor prioriteit voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Dat is op zichzelf begrijpelijk, maar dat heeft ertoe geleid dat bijvoorbeeld in het hoger beroepsonderwijs de financiering de afgelopen jaren geen gelijke tred heeft gehouden met de groeiende studentenaantallen, terwijl wel volledig wordt afgeboekt op het moment dat de studentaantallen afnemen. Misschien zie ik het verkeerd. Ik hoor graag van de minister hoe die getallen zich hebben ontwikkeld, want naar mijn gevoel is er sprake van een verdere bijdrage aan een zekere onderfinanciering van het hoger onderwijs.

Over het rapport-Van Rijn heb ik al een aantal opmerkingen gemaakt. Het is het begin en niet het einde van het verhaal. Komende jaren zal blijvend moeten worden geïnvesteerd in de aantrekkelijkheid van het werken in de publieke sector. Veel wordt verwacht van die publiek sector, van de werking van de overheid, de kwaliteit van de publieke dienstverlening en de handhaving tot en met de bemensing in onderwijs en zorg.

De minister heeft het altijd over de prioriteiten van het kabinetsbeleid. Verleden week zei hij dat hier nog. Die prioriteiten waren zorg, onderwijs en veiligheid. Ik vul dan altijd aan: ook natuur en milieu. De VVD zegt misschien: ook infrastructuur. Voor ons behoren natuur en milieu tot de belangrijke prioriteiten. Naar mijn gevoel zijn natuur en milieu ook prioriteiten van het kabinet, in ieder geval in naam. Daarvan is te weinig terug te vinden. Er is al van alle kanten gewezen op de motie van de heer De Graaf c.s., ingediend bij de algemene politieke beschouwingen, waarin Kamerbreed een versnelling van het natuurbeleid (ecologische hoofdstructuur, natuur bij de stad enzovoort) is gevraagd, inclusief de ontwikkeling en uitvoering van een nationaal natuuroffensief. Ik begrijp dat de plannen daarvoor op zichzelf al klaar liggen, maar dat de financiering nog niet is ingevuld. Wel worden nu opgelopen achterstanden via de grondprijscompensatie ingelopen, maar de heer Crone heeft er al op gewezen dat je, als je voortdurend achter de feiten aanloopt uiteindelijk veel geld kwijt bent en bovendien niet het beleid realiseert dat je zou willen. Ondertussen zie je een breed draagvlak in de samenleving ontstaan van natuur- en milieuorganisaties en de ANWB, waarnaar het kabinet anders geneigd is te luisteren. In de begrotingsvoorstellen voor het volgende jaar is er nog te weinig van te ontdekken.

Daar komt bij dat het kabinet nalaat om te komen met de zogenaamde missiebrief waar de natuur- en milieuwoordvoerders over spreken. In die brief zal worden ingegaan op de vraag hoe economische infrastructuur kan worden gecombineerd met ecologische duurzaamheid. Het kabinet heeft gezegd dat versterking van de economische structuur de belangrijkste missie is. Ik vind dit wat kaal en wat al te economisch getint. Het debat zal in september weer worden gevoerd, maar het lijkt mij de moeite waard om dit jaar al 150 mln tot 200 mln gulden vrij te maken. Dat kan langs verschillende wegen. De heer Crone heeft enkele suggesties gedaan, die de mijne zouden overlappen. De trits onderwijs, zorg en veiligheid komt ook terug in de brieven aan het IPO en de VNG waarin wordt gevraagd om een bijdrage aan de uitvoering van de door het kabinet gestelde prioriteiten. In dat rijtje ontbreekt echter natuur en milieu en dus wordt niet aan gemeenten en provincies gevraagd om ook op dit terrein een bijdrage te leveren. Ik wil de minister vragen dit te corrigeren. Er zijn enkele suggesties gedaan voor dit jaar. Wat ons betreft moet het de komende jaren oplopen tot in eerste instantie 300 mln en vervolgens 500 mln gulden om de ambitieuze en mooie plannen voor een groen Nederland te realiseren. Dan pas voer je met enige verbeelding een natuurbeleid als pendant van alle nationale bereikbaarheidsoffensieven en asfaltplannen. De financiering kan komen uit eventuele onderuitputting of nog niet gerealiseerde maar wel mogelijke bezuinigingen binnen de sociale zekerheid. Dat kan mij eerlijk gezegd niet zoveel schelen. De tijd ontbreekt mij om daarop uitvoerig in te gaan, maar in het vervolg van het debat kom ik daar graag op terug.

Wat betreft de cultuur is het kabinet ook niet tegemoet gekomen aan de wensen van de Kamer, die tijdens de algemene politieke beschouwingen zijn geuit. Dat betreft met name de arbeidsvoorwaarden in de kunstensector. Op dit punt sluit ik mij aan bij de heer Crone. Iets anders is dat er wel geld wordt uitgetrokken ten behoeve van het Rijksmuseum – dat is natuurlijk prachtig – maar dat het Stedelijk Museum niet op enige steun kan rekenen voor de hard nodige renovatie. Dit punt wil ik nadrukkelijk agenderen.

Voorzitter. De lokale en regionale omroepen zijn een belangrijk element van de publieke omroep en hebben bij uitstek een publieke functie. Hierover heeft de Kamer een en andermaal uitspraken gedaan en het kabinet is daaraan vorig jaar incidenteel tegemoetgekomen, maar heeft het dit jaar weer geschrapt. Ik heb amendementen in voorbereiding die ertoe strekken de vorig jaar verschafte financiering structureel te maken. Eerlijk gezegd heb ik er een beetje genoeg van om dat ieder jaar weer opnieuw te moeten doen. Ik doe dan ook een dringend beroep op de minister om zijn halsstarrigheid op dit punt te laten varen. Het kan zijn dat wij van mening verschillen, maar uiteindelijk is de Kamer medewetgever. In dat licht moeten de nog in te dienen amendementen worden gezien.

De heer Van Beek (VVD):

Het gaat om een bedrag van 15 mln gulden. Waar wil de heer Bakker dat geld vandaan halen?

De heer Bakker (D66):

Het betreft 15 mln gulden voor de regionale omroepen en 4 mln gulden voor de lokale omroepen. Wij schrijven dat af van respectievelijk de prijsbijstellingen, zoals die in de suppletoire begrotingen zijn opgenomen, en de centraal beheerde middelen, in casu de onderwijsbegroting.

De heer Van Beek (VVD):

De provincies en gemeenten krijgen er in deze voorjaarsnota 600 mln gulden bij. Zouden wij niet kunnen zeggen dat dat inclusief die 15 mln gulden is?

De heer Bakker (D66):

Het gaat nu om de vraag of de fiscalisering van de omroepbijdrage een toereikende compensatie inhoudt. Naar mijn oordeel en wellicht ook dat van de indieners van het amendement was dat niet het geval, is dat nog steeds niet zo en moet dit worden gecorrigeerd. Dat zijn die 19 mln. Ten tweede heeft u natuurlijk wel gelijk met uw opmerking dat provincies en gemeenten er veel extra geld bij krijgen. Maar als ik provincie- of gemeentebestuurder was, dan zou ik zeggen: wij zijn jarenlang samen de trap afgegaan, als er moest worden bezuinigd, dan moesten wij ook inleveren, maar nu er wordt geïnvesteerd krijgen wij ook extra ruimte. Het gaat te ver om hierbij alles inbegrepen te beschouwen. Het lijkt inderdaad wat raar om, nu extra in zorg en onderwijs wordt geïnvesteerd, gemeenten en provincies automatisch weer een aantal miljoenen erbij krijgen. Maar zolang die regel bestaat, moet je hem ruimhartig toepassen.

De heer Van Beek (VVD):

Daarom gaat het mij nu niet; ik vind het ook goed dat die regel nu wordt toegepast. Maar ik heb het gevoel dat het voor u zo langzamerhand echt een prestigestrijd wordt.

De heer Bakker (D66):

Het is geen kwestie van een prestigestrijd, maar van de Kamer die elke keer uitspreekt hoe het moet, het kabinet dat het vorig jaar eenmalig deed en dit niet doortrok naar de begroting voor 2001. Ik heb er dus langzamerhand ook een beetje genoeg van. Ik zou graag zien dat de wens van de Kamer wordt gevolgd, nog onze motie en dergelijke daargelaten op dit punt.

De heer Van Beek (VVD):

Die gevoelens deel ik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Vorige week tijdens het debat over de financiële verantwoording 2000 toverde de heer Duivesteijn van de PvdA-fractie deze zaal om in een dependance van Oibibio, want hij had behoefte aan een geestelijke ruimte om de Zalmnorm ter discussie te stellen. Ik begrijp dat wij vandaag weer terug bij af zijn. Ik begrijp overigens dat het indruk heeft gemaakt, want in het antwoord op vraag 51 schijnt het ministerie zich ook al bezig te houden met kabbala en numerologie. Als Financiën nu ook al gaat zweven, waar moet het dan naartoe met dit land?

Over numerologie gesproken: de studiegroep Begrotingsruimte heeft onlangs het rapport "Stabiel en duurzaam begroten" over de begrotingsregels voor de komende kabinetsperiode uitgebracht. Dat is een mooi stukje werk en buitengewoon belangrijk. Maandag jongstleden hebben wij hierop gereageerd en ons alternatief "Duurzaam en trendmatig begroten" uitgebracht, met andere begrotingsregels voor de komende kabinetsperiode. Graag bied ik de betreffende notitie aan de minister van Financiën en de collega's hier aan. Ik vraag de minister van Financiën om een eerste reactie. Misschien is de intellectuele uitdaging bij Financiën, toch het ambtelijk epicentrum van de studiegroep, misschien zo groot dat wij ondanks de aanstaande zomer een nadere schriftelijke beschouwing mogen ontvangen, want dit debat is van erg groot belang. Wij zouden dit zeer waarderen en het debat daardoor met verhevigde kracht kunnen voortzetten bij de algemene financiële beschouwingen van dit najaar.

Wij verschillen bijvoorbeeld met de studiegroep van mening over de keuze voor het groeiscenario. Wie echt trendmatig wil begroten, zal voluit moeten kiezen voor een trendmatig scenario. Die discussie is van groot belang, omdat voor oktober aanstaande de politieke partijen hun standpunt moeten hebben bepaald, voordat de doorrekening van de verkiezingsprogramma's bij het CPB een aanvang neemt.

GroenLinks introduceert met deze notitie tevens een nieuw element. Wij denken het trendmatig begrotingsbeleid te voltooien door conjunctuurgevoelige uitgaven een flexibel, conjunctuurafhankelijk uitgavenkader mee te geven. In de huidige kabinetsperiode worden veel conjuncturele meevallers gebruikt voor structurele beleidsintensiveringen. Dat is natuurlijk niet goed, maar wel logisch gelet op de aanname van behoedzame groei in het regeerakkoord. In de komende periode zou dit wel eens andersom kunnen zijn. Vrij vertaald: dan moeten de onderwijzers en verpleegsters gaan betalen voor oplopende werkloosheid. Dat zou toch niet de bedoeling mogen zijn! Daarnaast vullen wij ook het begrip "duurzaam" een tikje anders in dan de studiegroep. Het belang van natuur en milieu moet ook werkelijk in financiële zin worden geborgd door deze in de begrotingsregels in te bouwen.

Voor het verkiezingsprogramma zijn ook de vele door het kabinet toegezegde Verkenningen van belang. Wij zijn razend benieuwd en dringen erop aan om voor eind augustus al deze interessante studies naar de Kamer te zenden. Wij weten niet zeker of dat ook gaat gebeuren, vandaar deze oproep aan de minister van Financiën. Wij geven hem ook graag mee dat wat ons betreft de ene verkenning niet hoeft te wachten op de andere.

Het belang van deze verkenningen is groot. Wat het kabinet nu doet, maakt ze echter nog belangrijker. De Kamer heeft namelijk op twee zeer belangrijke onderwerpen, natuur en onderwijs, moties aangenomen waarin het kabinet wordt gevraagd, nog in deze kabinetsperiode meerjarige investeringsplannen op te stellen. Op beide punten is een toezegging gedaan door de regering. Nu blijkt echter dat het kabinet de gevraagde meerjarige investeringsplannen voor natuur en onderwijs in de verkenningen wil onderbrengen en dus wil overlaten aan een volgend kabinet. Dat was echt niet de bedoeling van deze uitspraken van de Kamer.

De fractie van GroenLinks steunt het voorstel van het kabinet in de voorjaarsnota om in 2001 extra geld ter beschikking te stellen voor onderwijs en zorg. Dat geld had er natuurlijk eerder moeten komen. Het komt te laat en nog steeds te weinig.

De heer Crone (PvdA):

Ik begrijp nu dat GroenLinks een financieringstekort aanvaardbaar vindt en dat dit tekort ook nog eens mag oplopen tot 2%. Dat is een gevolg van de keuze om allerlei andere uitgaven voor te laten gaan. Dat betekent dat de schuld oploopt en de vergrijzingsproblematiek op termijn wordt vergroot.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voor een volledig antwoord verwijs ik naar de notitie. Wij geven daar een uitgebreide motivatie voor onze keuze voor die 2%. De essentie van de door ons gekozen manier van trendmatig begroten ligt niet alleen besloten in onze keuze voor een trendmatig scenario, maar ook in onze opvatting dat kabinetten zich veel meer zouden moeten oriënteren op het structurele EMU-saldo. Dat saldo is geschoond van conjuncturele ontwikkelingen. De heer Crone weet beter dan wie dan ook hier dat het feitelijke EMU-saldo door de jaren heen nogal kan fluctueren. Het structurele saldo is van belang voor het trendmatig begrotingsbeleid. Daar moeten wij nog een uitspraak over doen. Het is verder van belang voor de vergrijzing, zo wij al vinden dat wij daarvoor de staatsschuld versneld moeten aflossen.

Het kabinet heeft nog niet aangegeven hoe hoog het structurele saldo zal uitvallen, maar ik vermoed dat het op ongeveer 1% zal uitkomen. In deze notitie spreken wij uit dat dit saldo in ieder geval niet moet worden verlaagd. Met dat structurele saldo van 1% wordt de staatsschuld afgelost. In een jaar dat het economisch slechter gaat, kan het feitelijke saldo lager uitkomen, maar in een jaar dat het economisch beter gaat, kan het ook hoger uitvallen. Dat is voor de begrotingstechniek en het trendmatig begroten niet van wezenlijk belang.

Voor het feitelijke saldo is één ondergrens wel van belang en dat is het Groei- en stabiliteitspact. De studiegroep zegt dat als het feitelijke saldo onder de 0% komt een en ander moet worden heroverwogen. Dat is een heel strakke interpretatie van het Groei- en stabiliteitspact. Mijn fractie wil wat meer ruimte geven, omdat dat het mogelijk maakt om het EMU-saldo te gebruiken als een automatische stabilisator. De studiegroep zet in op 1,5 à 1,75% en wij op minimaal 1%. De tijd zal leren of wij in het verkiezingsprogramma kiezen voor een iets hoger saldo. Er moet echter ruimte zijn om in de loop van een jaar af te wijken van het in het regeerakkoord vastgelegde structurele saldo. Dat is de reden dat wij hebben gekozen voor een ondergrens van 2%.

De heer Crone (PvdA):

U stelt onder meer dat het uitgavenkader mee moet stijgen met de loonontwikkeling en dat er een apart fond moet komen voor milieudrukcompensatie en investeringen. Daarmee legt u de uitgaven vast en dat betekent dat zelfs bij conjuncturele tegenwind extra werkgelegenheidsuitgaven boven het kader moeten worden gefinancierd. Het gevolg van deze enorme claim op de uitgavenbegroting is dat de kans dat u het financieringstekort niet op 1% houdt, 200% is. Bovendien gaat u ook nog eens uit van een trendmatig groeipad van 2,75%, hetgeen de kans op tegenvallers verdubbelt. Al met al kan ik niet anders dan concluderen dat het gevolg van uw voorstellen zal zijn dat de schuld wordt vergroot en het financieringstekort terugkomt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

U moet onze notitie toch even zorgvuldig lezen. Ik neem het u overigens niet kwalijk dat u dat nog niet gedaan heeft.

De heer Crone (PvdA):

Dit is een heel rare opmerking, want dan moet u die notitie niet laten uitdelen terwijl u al aan het woord bent.

De voorzitter:

Ik hoop dat dit voor u beiden een aansporing is om hierop in tweede termijn en na lezing terug te komen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als je werkelijk trendmatig wilt begroten, moet je ervan uitgaan dat de kans op tegen- en meevallers over een langere periode even groot is. Daarmee zijn de mee- en tegenvallers die per jaar in het EMU-saldo worden verwerkt, niet van wezenlijk belang voor het begrotingsbeleid. U kunt er één jaar uitlichten en daaraan verbinden dat het wel moet leiden tot een verhoging van de staatsschuld, maar ik kan daar een jaar tegenover zetten waarin het feitelijke saldo hoger is. Het punt is dat mee- en tegenvallers door de jaren heen tegen elkaar weggestreept zouden moeten kunnen worden. Als je zoals de stuurgroep uitgaat van een lager groeipad, is de kans op inkomstenmeevallers substantieel groter dan de kans op inkomstentegenvallers. Dan ben je dus niet werkelijk trendmatig aan het begroten. Dit betekent dat je niet werkelijk trendmatig aan het begroten bent en dat je, als je dit overneemt, eigenlijk alweer een extra aflossing van de staatsschuld bovenop wat je al afspreekt via een structureel saldo voorziet. Dat vinden wij oneigenlijk. Als je werkelijk trendmatig wil begroten, moet je een echt trendscenario kiezen en moet je de automatische stabilisatoren volledig hun werk laten doen.

De voorzitter:

Ik heb de heer Vendrik toegestaan om de notitie rond te delen. Ik sta geen interrupties toe naar aanleiding van wat men net in de notitie heeft kunnen lezen. Dat kan men in tweede termijn aan de orde stellen. De heer Vendrik zet nu zijn betoog voort.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik was gebleven bij onderwijs en zorg. Wij steunen de extra intensiveringen die het kabinet bij gelegenheid van de voorjaarsnota doet van harte. Nogmaals, het had eerder gemoeten en het is nog te weinig, maar dat debat zullen wij bij de behandeling van de miljoenennota voluit voeren als duidelijk is wat er in 2002 precies gaat gebeuren.

Minder tevreden, voorzitter, zijn wij over de stiefmoederlijke behandeling van natuur. Wij vragen het kabinet met klem waarom er nog steeds geen goed gefinancierd natuuroffensief ligt. Het punt is vorige week al aan de orde geweest, maar onze ontevredenheid blijft maximaal. Voor 2001 wensen wij fors meer extra geld. Wij praten dan met anderen in de Kamer over een bedrag van 300 tot 400 mln voor natuur. De heer Crone heeft enkele suggesties gedaan. De minister mag van mij al zijn creativiteit gebruiken, desnoods een zeer late kasschuif, om de 2 mld die in 2000 overbleef en ten onrechte in de staatsschuld is verdwenen ondanks alles wat hierover in de Kamer is gezegd, alsnog voor de EHS en andere natuurprojecten ter beschikking te stellen. Wij hebben begrepen dat deze minister ten aanzien van 2002 alles uit de kast haalt om ruimte te creëren. Dan kan dat dit jaar natuurlijk ook!

Voorzitter. Ik kom tot de milieudrukcompensatie. Daar heb je hem weer, a never ending story, die nooit echt concreet is gemaakt. Wij willen er graag vanaf dat wij elke keer weer via vragen moeten achterhalen wat er precies gaat gebeuren. Wij wensen heldere, concrete en procedurele regels. Over die procedurele regels hebben wij vorige week met de minister van Financiën afspraken gemaakt. Daarvoor nogmaals dank. Elke keer bij gelegenheid van de verantwoording zullen wij op de hoogte worden gesteld van de extra milieuschade als gevolg van hogere economische groei.

Nu de inhoud van de milieudrukcompensatie. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 58. Dit lijkt op gespannen voet te staan met het Milieuprogramma 2000. De essentie van mijn kritiek is dat de minister in dat antwoord lijkt te suggereren alsof de extra milieudruk is berekend ten opzichte van doel 2000. Maar dat is niet de wezenlijke notie van milieudrukcompensatie. Daarbij ga je uit van een laag groeipad, daar hoort een bepaalde milieudruk bij en valt de groei hoger uit dan is dat verschil nodig om te compenseren. Volgens ons is er een markant verschil met wat de minister in het antwoord op vraag 58 hierover zegt – hij lijkt zich vooral te oriënteren op de milieudoelen in 2000 – en lijkt er spanning te zijn met het milieuprogramma. Graag krijgen wij nadere helderheid. Wij weten nog steeds niet wat er precies gaat gebeuren. Overigens ontbreekt ook een beleidspakket waaruit blijkt hoe wij deze extra milieuschade kunnen oplossen. Ik begrijp dat dit aan de orde komt in het kader van de Miljoenennota 2002, maar wellicht kan de minister nu al een globale uitwerking geven van het pakket milieudrukcompensatie.

Voorzitter. Wat de milieudrukcompensatie betreft, wil ik nog twee dingen horen. Ik wil van de minister horen of bij zo'n pakket het heffingeninstrument nog geldt, zodat wij niet alleen via fiscale maatregelen die eigenlijk grondslagversmallend werken deze milieudrukcompensatie gestalte gaan geven, maar ook door het verhogen van bestaande of het introduceren van nieuwe heffingen.

Graag krijg ik ook een reactie op het feit dat verkeer en vervoer met deze milieudrukcompensatie toch weer als de grote boosdoener naar buiten komt. Het kabinetsbeleid ten aanzien van mobiliteit om vooral te accommoderen in plaats van te sturen is daarmee voor het milieubeleid dus feitelijk desastreus. De vraag is of de te nemen maatregelen in het kader van de milieudrukcompensatie vooral gezocht zullen moeten worden binnen de sector die verantwoordelijk is voor deze extra milieudruk. Of wordt de sector verkeer en vervoer weer ontzien?

Voorzitter. Ik kom tot de commissie-Van Rijn. Wij zijn blij dat het kabinet in ieder geval een studie heeft laten verrichten en voor de sectoren onderwijs en zorg specifieke en generieke maatregelen neemt. Opvallend is wel het verschil tussen wat in beide sectoren gebeurt: generieke maatregelen vooral bij onderwijs in het kader van de cao en specifieke maatregelen bij zorg. Wij moeten op Prinsjesdag nog maar zien of de afgesloten cao in de zorg werkelijk gepaard gaat met voldoende geld. Er lijkt daarbij een tekort te ontstaan van enkele honderden miljoenen. Een echte beoordeling is derhalve lastig te geven, maar wat ons betreft moet dit geld er komen. Deze cao is niet meer dan een begin op weg naar een betere arbeidsmarktpositie voor verpleegsters en verplegend personeel.

In Het Financieele Dagblad van gisteren stond een stuk van de heren Salverda en Paping over de Van Rijn-gelden. De strekking van hun stuk was dat de onderliggende analyse van de commissie-Van Rijn eigenlijk niet deugt. Indien namelijk gecorrigeerd wordt voor de vele vrouwen en, nog belangrijker, het deeltijdwerk in de publieke sector, dan is de beloning over de gehele linie in de publieke sector niet concurrerend met die in het bedrijfsleven en moet er méér gedaan worden om de arbeidsvoorwaarden in de publieke sector op orde te krijgen. Ik zou graag een reactie van de minister verkrijgen – als het kan vandaag, maar anders wellicht bij gelegenheid van de miljoenennota – op de bevindingen van Salverda en Paping. Kennelijk valt er op de analyse van Van Rijn, die op zich een goed begin is, het een en ander af te dingen.

Wat betreft de topinkomens overweeg ik een motie in te dienen – dit punt is vorige week blijven liggen – als mij tenminste de tijd is gegeven om vanmiddag bij het debat aanwezig te zijn. Wij vragen nogmaals om in het onderzoek dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitvoert, ook de ontwikkeling van topinkomens in de publieke sector, met name buiten het Rijk, in ogenschouw te nemen. De minister heeft vorige week nogal procedureel gereageerd, zeggende dat dit aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is. Nu, die heb in de tussentijd niet weten te spreken, behalve dan de minister van SZW, daar waar het ging over zijn nieuwe directeurschap van de sociale dienst in Amsterdam; er is echter geen ruimte geweest om de onderhavige zaak goed met hem te bespreken. Graag verkrijg ik nogmaals een reactie van de minister; ik overweeg op dit punt een motie voor te leggen aan de Kamer.

Wat betreft de lokale omroep sluit ik mij volledig aan bij wat de heer Bakker op dit punt naar voren heeft gebracht. Hier moet nu echt iets aan gebeuren; de betreffende motie moet gewoonweg uitgevoerd worden.

Het kabinet heeft twee moties op het punt van de cultuur niet voldoende tot uitvoering gebracht. In het bijzonder springt daarbij in het oog de motie-Rosenmöller, ingediend bij de afgelopen algemene politieke en financiële beschouwingen en die ertoe strekt extra gelden ter beschikking te stellen voor arbeidsvoorwaarden. Dat is eigenlijk niet goed geregeld en wij vragen het kabinet alsnog om deze motie uit te voeren.

Het punt van de heer Crone betreffende de dansers en de problematiek die dienaangaande speelt bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, heeft ook onze belangstelling. Wij hebben daar al eerder vragen over gesteld. Dat moet een keer opgelost worden. Het gaat om niet zoveel geld en, zo vraag ik de regering, doe dit nu een keer.

Bij gelegenheid van de suppletoire begroting zullen wij de minister van Justitie vragen om eindelijk werk te maken van het afschaffen van de sobere regimes. Hij wil dit wel, maar zegt daar nu geen geld voor te hebben. Die 6 mln gulden moet echter gevonden kunnen worden. Wij zullen daar een amendement toe indienen.

Tot slot kom ik bij de maatschappelijke opvang. Het gaat hierbij tevens om de zwerfjongeren. Daar is een bedrag van 20 mln voor nodig en dat moet geregeld worden. Het sluit ook aan bij eerdere moties, onder andere van collega Van Gent. Hetzelfde betreft de maatschappelijke opvang. Daar zou dit jaar minimaal 100 mln bij moeten. Ook daar is het kabinet toe opgeroepen bij gelegenheid van een motie van collega Van Gent. Wij vragen om uitvoering van deze motie, want anders komt er vanmiddag een nieuwe.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Zoals de woordvoerders weten, heeft er in de korte schorsing even informeel overleg plaatsgevonden over mogelijk schuiven in het schema zoals het voor u ligt. U hebt waarschijnlijk ook gehoord, maar ik zeg het maar even vanaf deze plaats, dat dit helaas voor de betrokkenen niet gelukt is. Dat wil zeggen dat wij ons houden aan het schema zoals het er ligt, dus dat de minister van Financiën na de lunchpauze in zijn eerste termijn zal antwoorden. Dat zal zijn om 13.50 uur, na de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt van 13.05 uur tot 13.50 uur geschorst.

Voorzitter: Van Nieuwenhoven

De voorzitter:

Ingekomen is een beschikking van de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake aanwijzing van het lid Van der Hoeven tot lid van de Interparlementaire commissie van de Nederlandse Taalunie.

Ik stel voor, deze beschikking voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe Voorzitterwordt besloten.

De voorzitter:

Ingekomen is een brief van Prins Constantijn en zijn vrouw Laurentien, waarin zij de Tweede Kamer bedanken voor de zilveren uil die wij hen cadeau hebben gedaan bij hun huwelijk.

De overige ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven