Vragen van het lid Schreijer-Pierik aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de verwerking van radioactief schroot.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Voorzitter. De Netwerkuitzending van maandag jongstleden, waarin melding wordt gemaakt van de problematiek van radioactief besmet schroot en de gebrekkige handhaving rond dit onderwerp, vervult ons, zeker in het licht van recente calamiteiten als in Enschede en Volendam, met grote zorg. De rapportage van Netwerk geeft aanleiding tot de volgende vragen aan de minister van VROM.

Hoe beoordeelt u de uitspraken van het bedrijfsleven dat de situatie met betrekking tot radioactief schroot "niet onder controle" is, en dat de handhaving van de Kernenergiewet, waar het radioactief schroot betreft "zo lek als een mandje" is?

Waarom is de vondst van Cesium 137, een heel gevaarlijk goedje, in een lading schroot in september 2000 wel aangemeld als "nucleair incident" bij het Internationaal agentschap voor atoomenergie, maar niet gemeld aan de Tweede Kamer? Kan een overzicht gegeven worden van "incidenten" met radioactief schroot die zich de afgelopen vijf jaar hebben voorgedaan en kan daarbij ook aangegeven worden of het schroot uiteindelijk op milieuvriendelijke en verantwoorde wijze is verwerkt?

Deelt u de visie van het bedrijfsleven dat de Kernenergiewet illegale verwerking van onvrijwillig ontvangen radioactief schroot in de hand werkt door de verantwoordelijkheid voor de verwerking van het schroot eenzijdig bij het bedrijfsleven neer te leggen? De CDA-fractie is van oordeel dat vanuit milieu- en gezondheidsoogpunt de overheid ook een verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de verwerking of verwijdering van onvrijwillig ontvangen radioactief schroot. In dit verband vraagt de CDA-fractie om een uitvoerige reactie op het pleidooi van collega Van den Akker uit 1998 voor de ontwikkeling van een risicofonds, samen met het bedrijfsleven, en een centraal depot waar onvrijwillig ontvangen radioactief schroot op milieuverantwoorde wijze kan worden gereinigd c.q. verwerkt. Het tegenhouden van schroot aan de grens is immers nauwelijks mogelijk en het terugzenden van radioactief schroot blijkt in de praktijk uiterst problematisch.

Is het waar dat de douane niet of nauwelijks is uitgerust met detectieapparatuur, dat de deskundigheid inzake radioactiviteit beperkt is en dat de schrootstromen die het land binnenkomen nauwelijks gecontroleerd worden op radioactiviteit?

Minister Pronk:

Voorzitter. Het is nauwelijks mogelijk om de invoer of het terugzenden van radioactief schroot tegen te houden. Dat is de stand van zaken van de internationale regelgeving met betrekking tot het transport van schroot. Met de douane is een algemeen handhavingsprotocol – met een aantal deelprotocollen – afgesproken. Over het deelprotocol dat te maken heeft met de invoer van (radioactief) schroot, zal ik de Kamer binnen afzienbare tijd nader informeren, bijvoorbeeld in het kader van de zomerbrief over de handhaving van het milieubeleid. In de verschillende zomer- en winterbrieven die de Kamer hebben bereikt sinds medio 1998, ben ik regelmatig ingegaan op het onderwerp "radioactief schroot". Daarover is ook overlegd met de Kamer, onder andere tijdens een algemeen overleg begin 1998. Toen bleek er algemene overeenstemming in de Kamer dat de verantwoordelijkheid diende te worden gelegd bij het bedrijfsleven en niet bij de overheid. Toen is afgesproken dat het bedrijfsleven, dat geconfronteerd wordt met onvrijwillig ingevoerd radioactief schroot, dat dient te melden maar ook dat de kosten van opslag en verwijdering voor rekening zijn van dat bedrijfsleven. Dat ligt ook voor de hand. Als de overheid dat zou betalen, zou dat een aanzuigende werking hebben op de invoer van radioactief schroot. Dit alles heeft geresulteerd in de afspraak om te komen tot een algemene maatregel van bestuur die het mogelijk maakt voor de desbetreffende bedrijven om te komen tot detectie van radioactief schroot. Die algemene maatregel van bestuur zal waarschijnlijk in september in conceptvorm klaar zijn. Er heeft onderzoek plaatsgevonden naar poortjes, stralingsnormen e.d. Dat onderzoek is klaar en het onderzoeksrapport heb ik bij mij. Ik kan de Kamer de concept-AMvB doen toekomen en ik hoop dat zij begin volgend jaar operationeel zal kunnen worden.

Ik heb ook bij mij een aantal overzichten met betrekking tot de handhaving van de Kernenergiewet bij schrootverwerkende bedrijven in 1999 en de lijst van incidenten met radioactieve stoffen in 1999 en 2000. Deze rapporten zijn al gepubliceerd, maar ik kan ze de Kamer natuurlijk ook overhandigen. Ze leiden tot de conclusie dat er problemen zijn en die pak ik dan ook aan. Het is echter onzinnig om te veronderstellen dat de handhaving van de Kernenergiewet op dit punt zo lek is als een mandje.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de toezegging dat wij voor het "milieuoverleg" van 12 juni nog de nodige informatie krijgen. Toch heb ik nog een vraag. Volgens een woordvoerder voert de Inspectie milieuhygiëne zogenaamde proactieve (onaangekondigde) controles uit bij schrootverwerkende bedrijven. Hoe verklaart de minister dat sommige bedrijven beweren dat ze nog nooit een inspectie hebben ondergaan en dat een bedrijf zelfs meldde dat een inspectie plaatsvond nadat er een afspraak was gemaakt? Het kan toch nooit de bedoeling zijn dat de controle op deze manier wordt uitgevoerd?

Minister Pronk:

Voorzitter. Dat verklaar ik op grond van het feit dat er steekproeven worden gehouden. Er vinden steekproefsgewijs proactieve inspecties plaats en een bedrijf dat niet in de steekproef zit, krijgt dus geen bezoek van de inspectie. Ik heb de inspectie opgedragen de steekproeven te intensiveren. Als die AMvB bijna klaar is, zal ik overleg voeren met de bonafide schrootverwerkende industrie om te bezien of er wellicht een lijst van eventueel verdachte bedrijven is op te stellen die zich niet lenen voor een steekproefsgewijs onderzoek maar meer voor een heel gericht onderzoek. De inspectie voert zowel aangekondigd als niet aangekondigd inspecties uit, maar het aantal zonder aankondiging is in ieder geval toegenomen in vergelijking met die met aankondiging. Dat past ook in de de Kamer welbekende cowboymentaliteit die een inspectie dient te hebben.

De voorzitter:

Mevrouw Schreijer, ik zou nog graag de heer De Wit zijn vragen aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid willen laten stellen. Nadat ik uw vragen had goedgekeurd, heb ik begrepen dat er volgende week nog een overleg zal plaatsvinden waarin deze kwestie ook aan de orde zal komen. De minister heeft gezegd dat hij nog heel veel informatie heeft. Als ik hem verzoek die onmiddellijk naar de Kamer te sturen, kunt u die voor het overleg van de volgende week gebruiken en eventueel bezien of wij er nog eens hier over moeten praten.

Minister Pronk:

De informatie die ik op dit moment beschikbaar heb, zal ik u direct sturen, maar ik heb ook informatie toegezegd die pas deze zomer beschikbaar zal komen. De informatie die ik heb, komt in ieder geval deze week naar u toe!

De voorzitter:

Dat lijkt mij een goede afspraak!

De heer Poppe (SP):

Mag ik er nog een vraag aan toevoegen?

De voorzitter:

Neen, mijnheer Poppe, ik heb net gezegd dat ik de heer De Wit nog de gelegenheid wil geven om zijn vragen te stellen!

Naar boven