Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Intrekking van de Wet tegemoetkoming studiekosten en vervanging door de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten) (27414)

,

- van:

- de motie-Rabbae over verhoging van de tegemoetkoming tot een gemiddeld kostendekkend niveau (27414, nr. 13);

- de motie-Lambrechts over het VAVO (27414, nr. 14);

- de motie-Lambrechts over een OV-trajectkaart (27414, nr. 15);

- de motie-Kant over BOL-opleidingen waarvan de kosten de tegemoetkoming overschrijden (27414, nr. 16).

(Zie vergadering van 17 januari 2001.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik wijs de leden erop dat er geen tijd is om het debat over te doen. Ik verzoek de woordvoerders dan ook, hun standpunten kort en krachtig naar voren te brengen, opdat ik hen niet behoef te onderbreken.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! De reden voor deze heropening is het feit dat er verschillende amendementen lagen, die allemaal beoogden een tegemoetkoming te bieden aan BOL-studenten die met reiskosten worden geconfronteerd. Een aantal van die amendementen ondervond in de Kamer geen breed draagvlak en het resultaat zou kunnen zijn dat er uiteindelijk niets voor deze groep zou worden geregeld. Vandaar dat wij in onderling overleg zijn gekomen tot het opstellen van een amendement. Dit amendement is onder nr. 20 ingediend door de heer Rehwinkel; het is mede door de fractie van GroenLinks ondertekend.

Wat de langere termijn betreft zijn wij van oordeel dat de genoemde tegemoetkoming het best gestalte kan worden gegeven met een OV-jaarkaart. Daartoe zal mevrouw Lambrechts een motie indienen. Wij geven steun aan die motie.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Mevrouw de voorzitter! Tijdens het debat over deze kwestie zijn verschillende mogelijkheden aangedragen om iets te doen aan de BOL-reiskostenvoorziening, maar voor geen van die mogelijkheden kon een meerderheid worden gevonden. Bij nader overleg zijn wij tot de conclusie gekomen dat het in elk geval voor de lange termijn gewenst is dat een OV-voorziening wordt getroffen. Daarmee kan maatwerk worden geboden aan de reizende BOL-deelnemer die vaak zeer hoge kosten maakt, gemiddeld meer dan ƒ 1080. Daartoe dien ik, mede namens de collega's Rabbae, Rehwinkel, Mosterd en Van der Vlies, een motie in, waarmee de motie onder nr. 15 wordt vervangen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de reiskosten voor de helft van de BOL-deelnemers meer dan ƒ 1080 per jaar bedragen;

overwegende, dat het ophogen van het normbedrag voor de WTOS-gerechtigde BOL-deelnemers weliswaar verlichting biedt, maar geen oplossing op maat;

van mening, dat een OV-(traject)kaart een passende oplossing kan bieden;

verzoekt de regering te bevorderen dat een OV-(traject)kaart wordt ingevoerd ten behoeve van de WTOS-gerechtigde BOL-deelnemer;

verzoekt de regering tevens deze optie in te brengen in de aanstaande onderhandelingen met de vervoerbedrijven over de OV-jaarkaart voor het hoger onderwijs;

verzoekt de regering voorts de Kamer over voortgang en uitkomst te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lambrechts, Rabbae, Rehwinkel, Mosterd en Van der Vlies.

Zij krijgt nr. 21 (27414).

Aangezien de motie-Lambrechts (27414, nr. 15) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Een feit is dat een OV-trajectkaart niet kan worden ingevoerd per 1 augustus 2001. Een gat van één tot twee jaar moet worden overbrugd en daartoe hebben wij het aangepaste amendement-Rehwinkel medeondertekend.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Het gewijzigde amendement op stuk nr. 20 gaat nog steeds uit van een korting op de glijdende schaal, waardoor een ander bedrag als tegemoetkoming in de reiskosten resulteert. Het gaat om een bedrag van ƒ 250, in plaats van de ƒ 440 waarover wij verleden week spraken. Wat mij betreft gaat het hierbij om iets in plaats van niets. De vrees was verleden week namelijk dat er uiteindelijk geen resultaat zou worden geboekt als gevolg van de verschillende gedachten die er op dit punt waren. Tegen die achtergrond is het van groot belang te constateren dat in dit gewijzigde amendement alsnog resultaat wordt geboekt. De deelnemers aan de beroepsopleidende leerweg worden er soms mee geconfronteerd dat zij maar op enkele plekken in het land een bepaalde opleiding kunnen volgen. Zij kunnen nu een tegemoetkoming in hun reiskosten krijgen.

De heer Mosterd (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De reiskosten in de BOL hadden een prominente plek in de discussies over de WTOS. Van het begin af aan heeft het CDA aandacht gevraagd voor dit reële probleem. Wij hebben er ook een amendement over ingediend. Daarvoor zou exogene dekking nodig zijn. Voor het amendement-Rehwinkel, dat ook een tegemoetkoming in de reiskosten beoogt, is die exogene dekking niet nodig. Wij hebben daar moeite mee, omdat het erop neerkomt dat de ene groep – de middeninkomens – moet betalen voor de andere, in casu de lagere (midden)inkomens. In zijn gewijzigde amendement komt de heer Rehwinkel hier enigszins aan tegemoet, maar het principe blijft dat de ene groep moet betalen voor de andere. Mijn fractie kiest duidelijk voor exogene dekking. Dat houdt in dat wij het gewijzigde amendement van de heer Rehwinkel niet kunnen steunen.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Dit vind ik eerlijk gezegd een wrang resultaat van de beraadslagingen van de CDA-fractie. De heer Mosterd vroeg destijds als eerste ondertekenaar van een motie om een reiskostenvoorziening, onder andere voor de beroepsopleidende leerweg. Ik moet nu constateren dat het binnen deze Kamer mogelijk is om op dit punt iets van de grond te krijgen, maar dat juist de eerste ondertekenaar van de motie ons daarbij in de steek laat. Gelukkig lijkt het erop dat er een meerderheid voor het gewijzigde amendement is, maar daaraan heeft in ieder geval de CDA-fractie niet bijgedragen.

De heer Mosterd (CDA):

Dat klopt, maar wij hebben een duidelijke, andere oplossing aangedragen. In een tijd waarin de overheid ruim in haar financiën zit, is het toch niet te veel gevraagd om de hiermee gemoeide 30 mln. in de Voorjaarsnota aan te wijzen. Dat had een goede oplossing geweest. Dan waren de betrokkenen geholpen en was er geen verslechtering opgetreden voor de middeninkomens. Dat was ons ideaal. Er ligt nog steeds een amendement om dat te verwezenlijken. U kunt dat ook steunen.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Tussen dromen en idealen staan soms praktische bezwaren. U wist dat deze oplossing nooit op de steun van de meerderheid van de Kamer kon rekenen. Dan valt het mij van het CDA tegen dat het de mensen in de steek laat waar het gaat om het creëren van een reiskostenvoorziening. U bent gewoon bij uw standpunt gebleven. Wij hadden dat ook kunnen doen. Wellicht was het uiteindelijke resultaat daarvan dan geweest dat er in het geheel geen reiskostenvoorziening voor de BOL was gecreëerd. Ik vind het goed dat de rest van de Kamer in beweging is gekomen, maar ik constateer dat u aan een oplossing van dit probleem niet hebt bijgedragen.

De heer Mosterd (CDA):

Wij hebben een drietal amendementen ingediend, waarvan er twee gericht waren op oplossing van de reiskostenproblematiek. Daarbij hebben wij aangegeven dat in alle redelijkheid dekking zou kunnen worden gevonden in de Voorjaarsnota. Het gaat tenslotte niet om grote bedragen. Van de meevallers die de regering toevallen, moet het toch mogelijk zijn een bedrag van 30 mln. te reserveren. Dat lijkt ons een reële optie. U kunt die helaas niet steunen, maar wij houden daar op dit moment wel aan vast. Dan kunnen wij zowel de midden- als de lagere inkomens tevreden stellen. Dat was ons doel.

De heer Rehwinkel (PvdA):

De heer Mosterd heeft niet meer gedaan dan de eigen CDA-plannen in amendementen verwoorden. Politiek bedrijven betekent op een gegeven moment elkaar opzoeken om daadwerkelijk iets te bereiken en niet alleen op je eigen standpunt blijven staan. Dat is wel wat het CDA heeft gedaan. De eigen CDA-plannen, die het CDA inderdaad heeft en langdurig heeft, zijn in amendementen opgenomen. Je moet dan niet voortdurend op je standpunt blijven staan. Op een gegeven moment moet je met elkaar kijken hoe je daadwerkelijk tot resultaat kunt komen en hoe je in de buurt kunt komen van wat je zelf graag wilt.

De heer Mosterd (CDA):

Ik kan de heer Rehwinkel zeggen, dat wij altijd willen proberen om in onderling overleg tot een gezamenlijk standpunt te komen. Op dit moment is de stap die mijn fractie daarvoor moet zetten, te groot. Daarom doe ik dat op dit moment niet. Ik kan daar verder niets aan toevoegen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Ik heb maar één vraag aan collega Mosterd. Als zijn amendement kon rekenen op een meerderheid, was er geen probleem. Dan hadden wij geen heropening kunnen bewerkstelligen. Maar het is helaas niet zo. Betekent het feit dat het CDA het hernieuwde amendement-Rehwinkel niet steunt, dat het CDA het voor zijn rekening neemt dat op een gegeven moment voor deze leerlingen niets geregeld kan worden?

De heer Mosterd (CDA):

Dat nemen wij helemaal niet voor onze rekening. Ik heb nadrukkelijk aangegeven dat er wegen zijn om deze mensen in een BOL-opleiding te helpen. In het amendement is dat ook opgenomen. Ons inziens is de economische situatie ook van de rijksoverheid zodanig dat dit heel goed bij de Voorjaarsnota gerealiseerd kan worden. Daarom zien wij niet in dat op een gegeven moment ons amendement hier niet overeind kan blijven. Dat is het punt waar het mij om gaat. Ik neem dus niet voor mijn rekening dat er voor deze mensen niets gebeurt. De heer Rehwinkel heeft ook terecht gezegd dat ik van het begin af aan altijd en juist van de reiskosten een probleem heb gemaakt en dat aan de orde heb gesteld.

Ik had nog één puntje, dat ik graag naar voren wil brengen. Ik heb al eerder gezegd dat ons ideaal is een goede structurele oplossing via een OV-jaarkaart. Daarover heeft mevrouw Lambrechts een motie ingediend. Ik wil nog eens beklemtonen dat mijn fractie vindt, dat de regering een duidelijke toezegging moet doen dat zij ervoor gaat om via die lijn oplossingen te vinden. Doet zij dat niet, dan sluit zij de groep-BOL, 16- en 17-jarigen, uit van een bepaalde reiskostenvergoeding, terwijl de groep erboven die wel heeft en de groep eronder die kosten niet maakt. Dan blijft er dus altijd een hiaat.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Mijn naam staat onder de motie, dus ik hoop dat de toezegging wordt gedaan. Als de regering echter die toezegging niet zou doen, zou dat dan nog repercussies hebben voor het stemgedrag van de CDA-fractie ten aanzien van het amendement of constateert de heer Mosterd dan gewoon dat het allemaal niet gelukt is?

De heer Mosterd (CDA):

Dan zal ik naar andere wegen zoeken om toch iets voor die reiskosten te doen. Ik heb op dit moment echter niet de vrijheid om te zeggen dat wij dan voor het amendement gaan. Op dit moment ga ik ervan uit dat het kabinet al het mogelijke zal doen om inhoud te geven aan die lijn via de OV-jaarkaart.

Mevrouw De Vries (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Wij hebben kennisgenomen van het gewijzigde amendement van collega Rehwinkel. Wij hebben daar wat afwegingen bij gemaakt. Het is ordentelijk gedekt; dat is dus prima. Maar de glijdende schaal, wat betekent dat meer mensen met een middeninkomens ervan gebruik kunnen maken, wordt nog wat afgezwakt. Daarom neigen wij ertoe om vast te houden aan het voorstel van de minister. Wij hebben ook een beetje moeite met het feit dat het een tussenoplossing is. Maar goed, dat is een afweging van de Kamer en van de diverse partijen zelf. Wij hebben dus geen behoefte om het amendement in die zin te steunen.

Collega Lambrechts heeft nog een gewijzigde motie ingediend. Ik moet zeggen dat de volgorde waarin die motie gesteld is, enigszins opmerkelijk is. Immers, eerst wordt gezegd bevordering te willen van invoering van de OV-trajectkaart en daarna wordt gezegd dat er ook eens onderzoek naar gedaan zou moeten worden. Ik vind die volgorde wat vreemd. Ik zou zeggen: onderzoek eerst eens de mogelijkheden en zeg dan dat je het wilt bevorderen. Nu, dat is misschien iets technisch.

Wij hebben geen behoefte aan zo'n OV-kaart, maar ik zou de minister wel willen vragen, als er een brede meerderheid blijkt te zijn voor die motie en hij dat gaat onderzoeken, om in ieder geval andere mogelijkheden daarbij te betrekken. Ik zou graag alternatieven willen zien, méér dan in de brief van 14 december bijvoorbeeld, zodat op het moment als dat onderzoek is afgerond, wij in het kader van de prioriteitsstelling – kijkend ook naar hoeveel geld we hebben voor onderwijs en voor de onderdelen daarvan – die prioriteitsstelling ook kunnen maken.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Ik heb de indruk dat mevrouw De Vries nog reageert op de oude motie zoals die er lag. Inmiddels heb ik een gewijzigde motie ingediend, die niet meer alleen het accent legt op het onderzoeken, maar heel duidelijk ook op het bevorderen van en de inbreng in het overleg met de vervoersbedrijven zoals die nu aanstaande zijn. Wat dat betreft is daarmee, denk ik, aan haar bezwaar tegemoet gekomen en als zij wil, mag zij hem ook nog ondersteunen.

Mevrouw De Vries (VVD):

Voorzitter! Ik heb gezegd wat wij van die motie vinden. Wij zullen hem niet steunen, maar ik wil de minister vragen daar mogelijke alternatieven aan toe te voegen, zodat we toch nog een afweging kunnen maken.

Minister Hermans:

Voorzitter! Ik zal mij beperken tot een reactie op datgene wat er nu vandaag opnieuw is voorgelegd, omdat we het debat twee weken geleden uitgebreid hebben gevoerd hierover.

Het effect van het nieuwe amendement van de heer Rehwinkel is een gemitigeerd effect ten opzichte van zijn aanvankelijke amendement. Het blijft de politieke afweging tussen de consequenties die dit heeft en de consequentie voor de middeninkomens. Je blijft natuurlijk toch met problemen zitten. Het is nog steeds zo dat ook in dit amendement 13.000 gerechtigden in de middeninkomensgroepen geen vergoeding meer krijgen. Het is toch zo dat met name de voortgezetonderwijsgerechtigden er allemaal op achteruitgaan op dit punt. Gezinnen met twee kinderen, ouder dan 16 jaar, in het voortgezet onderwijs en met een inkomen van ƒ 65.000 gaan bijna ƒ 470 minder ontvangen per jaar. Dat zijn toch punten die nog steeds meetellen. Ik blijf dus in mijn totale afweging de afweging die ik na ampele overwegingen heb gemaakt voor mijn wetsvoorstel, uiteindelijk nog de beste vinden. In alle helderheid merk ik op, voorzitter, dat ik de afweging zie, maar ik geef aan dat ik dit amendement ontraad, omdat ik een andere afweging heb gemaakt en ook vind dat de afweging die ik heb gemaakt, nog steeds het beste is van datgene wat er ligt.

Over de gewijzigde motie van mevrouw Lambrechts merk ik het volgende op. Ik denk niet dat de Kamer mij met gebonden handen naar onderhandelingen zou willen sturen. Dat lijkt mij in alle helderheid het geval; ik zie ook in alle blikken dat niemand dat graag zou willen. Ik stel dat maar even vast hier, want de OV-bedrijven zullen natuurlijk ook goed meeluisteren. Bij een uitgesproken wens van de Kamer dat er iets moet gaan komen, zal men gemakkelijk achterover gaan zitten en zeggen: eens kijken welke prijs we daarvoor kunnen gaan vragen.

Wat ik dus wil doen, is het volgende. Ik wil kijken en onderzoeken – ik heb dit ook aangegeven in de eerste termijn – wat een OV-kaart en een trajectkaart zouden betekenen. Die gegevens zal ik aan de Kamer voorleggen. Op grond daarvan kunnen we dan kijken of het ook daadwerkelijk een reële optie is die we straks willen inbrengen in de daadwerkelijke onderhandelingen met de OV-bedrijven over de OV-kaart. Immers, die onderhandelingen lopen, zeg maar, van dit jaar tot begin volgend jaar. Een nieuw kabinet zal bij de formatie dan een besluit moeten nemen of het de extra middelen, die niet in deze motie vermeld zijn, beschikbaar zou willen stellen. Immers, dat het extra geld gaat kosten, moge duidelijk zijn. Dat zal bij de formatie uiteindelijk op tafel moeten komen. Net zo goed als bij deze formatie op tafel is gekomen de ruimte die is gemaakt om te komen tot de OV-kaart zoals we die op dit moment hebben, waardoor ik twee dagen na mijn aantreden het nieuwe OV-contract kon tekenen dat inging per 1 januari 1999, zo zal ook de minister van Onderwijs in het volgend kabinet het contract voor de periode 2003-2007 moeten tekenen en dat zal, denk ik, gebeuren in augustus van het jaar 2002.

Voorzitter! "Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, maar ook weemoedigheid die niemand kan verklaren, die des avonds komt, wanneer men slapen gaat." Dat is de officiële zin die er staat en dat betekent dat enige weemoedigheid over de uitkomst van dit debat ook mij niet vreemd is. Ik moet zeggen dat ik het jammer vind, dat we niet elkaar hebben kunnen vinden op de lijn van de reiskosten en dat wat er nu op tafel komt, de tussenoplossing, toch ten principale de bedoeling van het regeerakkoord, namelijk om ook de middeninkomens te laten profiteren van de extra regeling, verder mitigeert. Ook de BOL-deelnemers in de middengroepen gaan er nu op achteruit. Daarmee ontstaat een situatie die wij niet beoogd hebben. Daarom houd ik vast aan mijn wetsvoorstel.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Volgens mij is er voor de minister helemaal geen reden om al te gedeprimeerd te zijn. Er zitten heel veel goede dingen in dit wetsvoorstel en als wij ook dit punt tot een goed einde kunnen brengen, zijn wij allemaal content.

De intentie van de motie is om op zo kort mogelijke termijn – bijvoorkeur 1 januari 2003 – via extra middelen een OV-kaart op maat mogelijk te maken. Op die manier krijgen wij allemaal onze zin. Het is natuurlijk wel de bedoeling dat de minister deze optie meeneemt als inzet voor zijn onderhandelingen met de vervoersbedrijven. Zo is de motie bedoeld en zo moet zij gelezen worden.

Minister Hermans:

In het eerste stuk van het dictum staat ook: "verzoekt de regering te bevorderen dat een OV-trajectkaart wordt ingevoerd ten behoeve van de WTOS-gerechtigde BOL-deelnemers". Ik begrijp de intentie van mevrouw Lambrechts wel, maar naar mijn mening is het zaak om in de voortgangsrapportage aan de Kamer de ins en outs van een dergelijke aanpak aan te geven. Die moeten wij allereerst bekijken.

Vervolgens wil ik in ieder geval in de onderhandelingen mijn handen vrijhouden. Als blijkt dat de prijs-/prestatieverhouding onvoldoende is dan wel dat de prijs zodanig is dat wij tot de conclusie komen dat wij dat niet moeten doen, moet ik wel de ruimte hebben om het niet te doen. Anders is het geen kwestie van onderhandelen en kunnen de openbaarvervoerbedrijven vragen wat zij willen want het kabinet betaalt toch wel. Dat lijkt mij niet de bedoeling van de motie.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Met dat laatste kan ik het eens zijn.

De minister geeft aan dat hij nu al onderhandelingen gaat voeren met de vervoersbedrijven. Het is dus niet goed als wij al te lang op die informatie moeten wachten en er straks pas gekeken wordt of er nog iets voor de vervoersvoorziening geregeld kan worden. Nee, dat moet zo snel mogelijk serieus ingebracht worden opdat zo'n OV-kaart spoedig geregeld kan worden.

Minister Hermans:

Ik heb aangegeven dat ik wil onderzoeken wat de gevolgen daarvan zijn, of het kan en op welke manier. De resultaten daarvan zal ik aan de Kamer voorleggen. Dan kunnen wij verder daarover spreken. Natuurlijk wacht ik daar geen jaar mee, want dan zijn de onderhandelingen afgelopen. Ik probeer dat zo snel mogelijk te doen. Ik moet echter wel alle gegevens op tafel hebben, wil ik überhaupt een positie kunnen innemen in de besprekingen met vervoersbedrijven.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Net als mevrouw Lambrechts, vind ook ik dat de minister niet veel redenen heeft om zo somber te zijn aan het eind van dit debat. Ik vind dat wij samen en met druk vanuit de Kamer heel wat hebben bereikt.

De minister zei dat BOL-deelnemers uit de middeninkomens er ook op achteruitgaan. Ik maak bezwaar tegen dat beeld. BOL-deelnemers uit de middeninkomens met kinderen die de tegemoetkoming in de reiskosten gaan ontvangen, gaan er niet op achteruit.

Minister Hermans:

Het is onmiskenbaar dat door het amendement de middeninkomens en de leerlingen in het VO inleveren voor de BOL. Dat is duidelijk. Wij kunnen natuurlijk een lang debat daarover voeren, maar die afweging wordt gemaakt.

Als u uit de door mij aangehaalde woorden hebt begrepen dat ik hier met een bepaalde weemoedigheid sta, hebt u het mis. Ik heb willen aangeven dat er meer zit tussen droom, daad, wet en praktische bezwaren. Het gaat erom dat wij samen bekijken hoe wij daar het beste uitkomen. Ik vind nog steeds dat het voorliggende wetsvoorstel veruit het beste is, omdat dit het meest tegemoetkomt aan mijn interpretatie van hetgeen in het regeerakkoord staat. Ik vind het dan ook jammer dat er nu een amendement op tafel ligt dat daaraan afbreuk doet. Voor de rest kan voor het wetsvoorstel met zijn 270 mln. extra de vlag wel degelijk worden uitgestoken. Het betekent een forse verbetering van de positie van velen en van vele inkomensgroepen.

Mevrouw De Vries (VVD):

Ik prijs de minister ervoor dat hij het ook voor de middeninkomens opneemt. Ik heb de minister echter ook gevraagd of hij bereid is om naast die kaart, waar de VVD-fractie niet zo veel behoefte aan heeft, andere mogelijkheden te noemen. Op die manier kunnen wij het in zijn totaliteit afwegen, hetgeen de VVD-fractie graag zou willen.

Minister Hermans:

Ik wil nagaan of er nog andere mogelijkheden zijn. In het vervoer zijn er de OV-kaart, de trajectkaart, de kortingskaart, de knipkaart en misschien nog een aantal andere mogelijkheden.

Mevrouw De Vries (VVD):

Dat bedoel ik niet. Kunt u naast het onderzoeken van welke kaarten er mogelijk zijn ook bekijken of wij niet in de generieke sfeer kunnen blijven, zoals u in de brief van 14 december heeft gezegd? Doet zich wellicht nog een mogelijkheid voor om BOL-deelnemers op een andere wijze tegemoet te komen, los van een kaart?

Minister Hermans:

Ik zal al mijn creativiteit blijven aanwenden om te bekijken of wij met elkaar de beste oplossing kunnen vinden. Voorlopig vind ik het voorliggende wetsvoorstel het allerbeste. Ik denk evenwel dat de uiteindelijke uitkomst van het debat zal leiden tot verbeteringen voor veel inkomensgroepen. Ik had dat graag wat scherper voor de middeninkomens bepaald, hetgeen minder het geval zal zijn als het amendement wordt aangenomen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week over het wetsvoorstel en de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven