Aan de orde is de behandeling van:

de Voorjaarsnota 1997 (25341).

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik maak een kleine opmerking vooraf.

Vanmiddag hebben wij een ernstig debat gevoerd over de verhouding tussen de omvang van de agenda en de beschikbare tijd. Dat heeft er tot nu toe alleen maar toe geleid dat wij inzake de verhouding tussen die twee ver over de schreef zijn gegaan.

Ik stel voor dat wij ons in het debat over de Voorjaarsnota strikt houden aan de aangegeven tijden. Ik zal mij daar in ieder geval strikt aan houden, zodat wij, als het even kan, dit debat rond 24.00 uur kunnen beëindigen. Het feit dat wij morgen om 9.00 uur beginnen, betekent niet voor u allen dat u er dan moet zijn, behalve dan dat u deel uitmaakt van het quorum, maar een enkele uwer zal er wel moeten zijn. Wij moeten elkaar dezer dagen niet over de kling jagen. Als dat toch een keer moet, kan dat beter donderdagavond dan dinsdagavond.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Ik wil eerst iets zeggen over het beeld van de Voorjaarsnota 1997. Ik meen dat het opvallend is dat in deze Voorjaarsnota zoveel extra ruimte is vrijgemaakt voor beleidsprioriteiten van het kabinet. Die beleidsprioriteiten worden door mijn fractie over de hele linie gesteund. Ik denk hierbij met name aan zaken zoals de eerste stap voor de kleinere klassen, de informatie- en communicatietechnologie en de extra bijdrage in de zorgsector. Daarmee kan een aantal belangrijke knelpunten al in de loop van 1997 worden aangepakt. Naar ik hoop, geldt voor een aantal prioriteiten dat daar in de begroting voor 1998 op wordt voortgebouwd.

Uit de Voorjaarsnota blijkt dat het beeld van de sociale zekerheid toch aan het veranderen is. De sociale zekerheid had bij de Miljoenennota nog een ruimte van 2,6 mld. onder het uitgavenkader. In de Voorjaarsnota wordt het beeld geschetst dat die ruimte is teruggebracht tot 1,4 mld. Onlangs hebben wij uit een publicatie van het Centraal planbureau kunnen constateren dat het planbureau verwacht dat de ontwikkelingen in de socialezekerheidsuitgaven nog verder zullen tegenvallen. Ik hoor graag van de minister hoe hij de ontwikkeling in de socialezekerheidsuitgaven over een iets langere periode – laten wij zeggen de afgelopen twee jaar en iets vooruitkijkend – beoordeelt. Ik maak mij daar zorgen over.

In de Miljoenennota was sprake van een overschrijding van 300 mln. in de zorgsector. Nu is die overschrijding opgelopen tot 500 mln. Uit de Miljoenennota blijkt dat de verklaring daarvoor gevonden moet worden in de nominale sfeer. Dat de verklaring gevonden moet worden in de nominale sfeer, is een verklaring die bij overschrijdingen in de zorgsector met een zekere regelmaat terugkomt. Ik kom daar straks nog even op terug.

Mijn fractie is blij dat zij kan vaststellen dat de bescheiden wensen die ik af en toe namens mijn fractie in dit soort debatten op tafel leg, door de regering vrij consequent worden uitgevoerd. Het gaat meestal om vrij bescheiden bedragen, maar toch wel om belangrijke zaken, zoals het toevoegen van zes steden aan het grotestedenbeleid en de strafrechtelijke opvang van drugsverslaafden.

In deze Voorjaarsnota wordt een enkele passage gewijd aan de consequenties van het zogenaamde wijnarrest. Ik heb daar indertijd vragen over gesteld. Volgens het arrest – dat weten wij al een tijdje – moet een bedrag van 400 mln. aan ten onrechte geïnde wijnaccijns worden teruggegeven. Ik hoor graag van de minister of dat nog bepaalde gunstige consequenties heeft voor de consument. Ik heb daar in mijn vragen voor gepleit. Is het niet mogelijk om dit douceurtje voor de wijnhandel voor een deel ten goede te laten komen aan de consumenten?

Voorzitter! Het beeld van het tekort in de Voorjaarsnota is wat wisselend. Als wij kijken naar het EMU-tekort, is er geen verandering ten opzichte van de Miljoenennota, maar als wij kijken naar de schuldquote, is er sprake van een aanmerkelijke verbetering van 76,2 in de Miljoenennota naar 74,3 nu. Dat is bijna 2 punten naar beneden. De verklaring daarvoor zou zijn een lager schatkistsaldo, een lager tekort en een lagere schuld van de lagere overheden. Die verklaring wil ik graag aannemen, maar ik vind 2 punten naar beneden zo fors. In het verleden vochten wij vaak om een half puntje en nu gaat het opeens met punten naar beneden. Graag hoor ik een nadere toelichting op deze verklaring.

Dan kom ik op het economische beeld voor 1997 en de verwachtingen voor 1998. Wij hebben in de kranten kunnen lezen dat de berekeningen van het planbureau op dit punt leiden tot een bijstelling van de verwachte economische groei voor dit jaar en volgend jaar. Voor dit jaar was er al een bijstelling in de Voorjaarsnota van 3% naar 3,25%. Voor 1998 zou er zelfs sprake zijn van een bijstelling naar een niveau van bijna 4%, om precies te zijn 3,75%.

De consequenties van dat beeld uit de publicaties zijn vrij forse meeropbrengsten van de belastingen in 1997 en 1998. Er worden bedragen genoemd van respectievelijk 2 mld. en 4 mld. Is dat inderdaad de verwachting voor het bijgestelde beeld voor 1997? Is er alleen maar sprake van meevallers in de belastingopbrengsten of staan er nog tegenvallers in de sfeer van de premieopbrengsten tegenover?

Over de koopkracht wil ik nog een opmerking maken, omdat ik voor de vaste commissie voor Financiën daarover vanmiddag een petitie in ontvangst heb genomen van een platform uit Amsterdam dat zich bezighoudt met de koopkrachtproblemen van mensen met kleine inkomens. Die mensen hebben terecht gepleit, met het oog op dit debat, om vooral ook eerlijk te delen in een rijk land. D66 doet nogmaals een beroep op het kabinet om bij de begroting voor 1998 de mensen in de bijstand of met een langdurige uitkering te laten meeprofiteren van de groeiende welvaart.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Collega Ybema vraagt het kabinet om te komen met een oplossing voor de minima. Mag ik weten in welke richting hij concreet denkt? Wat voor oplossing moet het kabinet vinden voor deze mensen?

De heer Ybema (D66):

Ik kan dat niet concreet aangeven, omdat ik niet precies weet hoe het beeld is bij de afronding van de besprekingen over de begroting voor 1998. De Kamer heeft vorige week nog een debat gehad met minister Melkert over deze problemen. Ik heb begrepen dat men zei dat het voor 1997 vrij redelijk is gerepareerd. De verwachting voor 1998 ken ik op dit moment niet. Ik hoop dat de meevallende economische groei en de waarschijnlijk meevallende koopkrachtontwikkeling in de marktsector via de koppeling aan de uitkeringen ook zullen betekenen dat de uitkeringen behoorlijk in de plus komen. Verder kan ik niet gaan, want ik ken het beeld voor 1998 helemaal niet. Ik verzoek de regering uitdrukkelijk om die categorie te laten meeprofiteren van de welvaart.

Voorzitter! Economische groei is op zichzelf heel mooi. Mijn fractie pleit er ook voor, maar de studie van het RIVM wijst ons weer op de andere kant van de medaille van de economische groei, met name de CO2-uitstoot, met alle nadelige gevolgen voor het milieu van dien. Ik leg bij de minister een punt op tafel waarmee ik voortborduur op de beslissing die het kabinet heeft genomen, toen er een meevaller te verdelen was. Toen heeft men gezegd: het is een meevaller van bijna 3 mld. Wij gebruiken 2 mld. daarvan voor lastenverlichting en een aantal andere zaken, maar er gaat ook een bedrag van 750 mln. naar het milieu. Die combinatie spreekt mijn fractie erg aan. Gezien de verwachte meevaller volgend jaar zou ik dat punt onder de aandacht van de minister willen brengen.

Voorzitter! Wij hebben onlangs met de minister gesproken over de tekorten bij de sociale fondsen. Dat punt heeft mijn aandacht omdat ik het nog steeds een heel lastig probleem vind dat ik niet goed weet te plaatsen. Ik vraag daarom specifiek aandacht voor de consequenties van de premieontwikkeling in relatie tot de invoering van de PEMBA. De PEMBA is ingevoerd om de socialezekerheidsuitgaven verder te beheersen. De consequenties van de premieontwikkeling van de PEMBA zijn onduidelijk. Wij zullen die moeten afwachten, maar bij de PEMBA is steeds benadrukt dat er sprake zou moeten zijn van een inkomens- en loonkostenneutraal verloop. Mij bereiken berichten dat men daar nogal twijfels over heeft, vooral gezien de inkomensconsequenties voor de ouderen. Kan de minister mijn twijfels op dat punt begrijpen?

Een mogelijk gevolg van PEMBA zou kunnen zijn een verdere versmalling van de premiegrondslag. Dat heeft te maken met de vormgeving van de lastenverlichting. Als je de belastingvrije som verhoogt, is de consequentie ook grondslagversmalling. Daardoor zullen de premieramingen misschien nog meer tegenvallen dan wij sinds 1993 al hebben geconstateerd. Kan de minister ervoor zorgdragen dat het kabinet bij de Miljoenennota inzicht geeft in de premieraming voor de AOW?

Voorzitter! Ik kom nog even terug op de zorg. Nog kortgeleden is daarover het een en ander gezegd. De conclusie kan zijn dat Kamerbreed wordt geconstateerd dat het budget voor de zorg te krap is. Als wij kijken naar de plannen van enkele partijen voor de verkiezingsprogramma's voor de volgende kabinetsperiode, dan is iedereen bezig met het voteren van vrij forse bedragen voor de zorg. Dat is hét bewijs dat het budget nu te krap is.

Dat het budget te krap is, merken wij voortdurend. Wij gaan van debat naar debat om te proberen de problemen op te lossen en er een beetje bij te plussen. Maar de maatregelen vallen in de ogen van mijn fractie in de categorie: te laat en te weinig. Wij proberen te repareren, maar de problemen blijven bestaan en dan dient het volgende debat zich alweer aan. Ik noem slechts de knelpunten verzorgingshuizen, wachtlijsten, thuiszorg en nieuwe geneesmiddelen. Wij kunnen ze allemaal wel opdreunen. Gezien de prioriteit die alle partijen aan deze sector geven, niet alleen de volgende periode, maar nu reeds, zou mijn fractie ervoor willen pleiten in de laatste begroting van dit kabinet voor 1998 voor de zorgsector de zaak recht te trekken.

Een speciaal punt van aandacht is de uitwerking van de nominale systematiek die geldt voor het beleidskader zorg. Dit betekent dat men in volume terug moet. Op die manier krijgt men al een zekere bezuiniging te verwerken.

Voorzitter! Ik rond af. Mijn laatste vraag koppel ik aan de publicatie van de studiegroep Begrotingsruimte. Ik heb vorig jaar bij de financiële beschouwingen gevraagd om een dergelijk advies. De minister was dat al van plan. Dat sloot mooi bij elkaar aan. Dat advies is vorige week verschenen. Wij zijn er heel blij mee, omdat het een zeer belangrijk advies is. Ik zou er in dit debat niets over zeggen, ware het niet dat de minister er zelf al iets over heeft gezegd. Dat had ik niet van hem verwacht, omdat hij altijd buitengewoon terughoudend is met het doen van uitspraken die verdergaan dan het lopende begrotingsjaar en hij doet zeker geen uitspraken voor de volgende kabinetsperiode. Wie schetst mijn verbazing over het feit dat hij over dit onderwerp zeer opvallende uitspraken doet? Hij zegt dat het in de volgende kabinetsperiode 0% dient te zijn. Hij wijkt daarmee af van het desbetreffende ambtelijke advies, hetgeen zeer opvallend is. Echter, het is geen kabinetsstandpunt dat hij weergeeft. In dezelfde uitzending waarin deze uitspraak werd gedaan, was kennelijk zijn collega Wijers in de buurt en die zei: tuut tuut, ho ho; dit gaat al te hard; met die 0% ben ik het nog lang niet eens. Voorzitter! Wat heeft de minister ertoe gebracht om dit standpunt in te nemen? Het kan niet anders dan een puur persoonlijk standpunt zijn. Is het wellicht een partijpolitiek standpunt? Hoe moet dit worden geplaatst? Of had de minister het – toen hij zei: we moeten terug naar nul – over de zetels van zijn eigen partij en niet over het financieringstekort?

De heer Marijnissen (SP):

Kunt u de Kamer zeggen waar D66 in deze discussie staat? Ik kan mij voorstellen dat u vindt dat men met 0% te ver gaat. In de krant heb ik gelezen dat u voor 1% gaat, hetgeen neerkomt op 6 mld. Het CPB schat de ruimte ook op ongeveer 6 mld., maar hoe zit het met de lastenverlichting die u verlangt tot aan 10 mld. en de bezuinigingen die daarbij horen?

De heer Ybema (D66):

Uw vraag slaat in feite op het hele financieel-economische kader voor de volgende kabinetsperiode. Daar wil ik graag op ingaan, maar ik denk dat dit debat daarvoor niet echt geschikt is. D66 heeft als eerste partij gepleit voor het op orde brengen van de overheidsfinanciën met een tekort van 1%. Twee jaar geleden heb ik als eerste die stelling betrokken. Ik houd er nog steeds aan vast en dat geldt ook voor mijn fractie. U zult het ook zeker terugvinden in het verkiezingsprogramma van D66: 1% als structureel tekort, waaromheen wordt geschommeld met het trendmatig begrotingsbeeld. Ik denk dat wij met dat tekort van 1%, met een vrij fors bedrag voor lastenverlichting, vergelijkbaar met de 9 mld. die voor de huidige periode werd afgesproken, en met prioriteiten voor zorg, onderwijs en economische structuurversterking het financiële beeld kunnen rondbreien, zij het in combinatie met een fors bedrag aan bezuinigingen. Ik denk dat dit D66 gaat lukken.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter! Het is een open deur, maar wéér moeten wij constateren dat het goed gaat met de Nederlandse economie. Het gaat goed met één deel van de Nederlandse samenleving, waarschijnlijk zelfs té goed. Dat gedeelte weet eigenlijk niet goed hoe zijn portefeuille leeg moet worden gemaakt. Een ander gedeelte van dezelfde samenleving kijkt toe, met pijn, soms zelfs met lichamelijke pijn, hoe het eerste gedeelte zich onbegrensd kan verrijken. Dit is een facet van het poldermodel dat de heer Kok waarschijnlijk Clinton deze week niet heeft verteld. Hoe is het mogelijk dat wij in dezelfde samenleving te maken hebben met dergelijke extremen? Kan het paarse kabinet nog met opgeheven hoofd naar dat andere gedeelte van de samenleving kijken?

Voorzitter! In het begin waren er maar een paar mensen die erkenden dat er in Nederland armoede was. Later, als gevolg van acties van Muskes en anderen, heeft ook het kabinet moeten toegeven dat in dit rijke land wel degelijk armoede bestaat. Het kabinet is bereid om op de hier in het geding zijnde groep specifiek beleid los te laten. Dit beleid biedt naar het oordeel van het kabinet het voordeel dat precies de juiste mensen worden bereikt. Welnu, dat is schijn. Dit specifieke beleid komt neer op een lappendeken waarmee de zwakke mensen in onze samenleving niet volledig kunnen worden bedekt. In de jaren tachtig hebben wij al de nodige ervaring opgedaan met de eenmalige uitkering. Verder zien wij dat in het kader van de individuele huursubsidie ongeveer 365 mln. niet terechtkomt bij de mensen die dit geld nodig hebben. Ik verwijs naar de bevindingen van het Nibud. Wij constateren voorts dat in Rotterdam van de 120.000 huishoudens die recht hadden op de koudetoeslag, er maar 7000 van hebben geprofiteerd. Wij constateren dat alleen al de uitvoeringskosten van dit soort eenmalige acties in de miljoenen kunnen lopen. De kosten van de eenmalige uitkering van het vorig jaar waren iets van 4 mln. Ik kan zo doorgaan, maar ik heb te weinig tijd om mijn tijd te verspillen aan dit soort voorbeelden.

De kardinale vraag is of het zo zou moeten doorgaan. Immers, uit verschillende onverdachte hoeken, namelijk van een aantal wethouders en van de voorzitter van de VNG, van VVD-huize en bekend bij de minister, is gezegd dat het afgelopen moet zijn met het lapwerk. Het sociaal minimum zou structureel verhoogd moeten worden, willen wij het hoofd kunnen bieden aan het probleem van de armoede.

Het kabinet heeft natuurlijk een aantal tegenargumenten, die mij bekend zijn, maar die zetten geen zoden aan de dijk, niet alleen voor het morele vraagstuk op dit punt, maar ook voor het politieke vraagstuk. Kunnen wij in de politiek, het kabinet voorop, het ons wel veroorloven om een deel van de samenleving aan zijn lot over te laten, wel of niet "afhankelijk van de politieke posities op dit terrein"? Mijn fractie kiest voor een duidelijke oplossing voor het probleem. Zij pleit ervoor het sociaal minimum structureel te verhogen met 2,5%. Dat dekt eigenlijk niet alle schade die in de afgelopen tien à veertien jaar is opgelopen, maar het is een poging om niet langer met lappendekens iets te doen, maar om de mensen een structurele oplossing te bieden. Wij hopen dat dan niet langer – ik weet niet of de minister het heeft gezien; misschien was hij voor de zoveelste keer aan het flipperen – een vrouw in Rotterdam voor de televisie hoeft te verklaren dat zij pas om vijf uur naar de markt gaat, omdat zij dan gratis de achtergebleven tomaatjes, komkommertjes etc. van de tafel kan rapen. Dat is Nederland anno 1997! Dat is het poldermodel. Voorzitter! Ik ben benieuwd naar het antwoord van het kabinet.

Het kabinet is gehouden om om de vier jaar de SER te vragen of de positie van de minima in het kader van de WKA, de Wet koppeling afwijkingsmogelijkheden, kan worden bijgesteld. Is het kabinet bereid deze kwestie in 1998 weer voor te leggen aan de SER? Zo ja, dan is dat positief. Zo nee, waarom niet?

Minister Melkert heeft in de afgelopen weken geopperd dat hij een oplossing heeft voor de minima, namelijk via de fiscale weg, door het creëren van een extra belastingschijf ten behoeve van deze groep. Heeft de minister van Financiën dit idee van zijn collega inmiddels tot zich genomen? Zo ja, wat is dan zijn reactie?

Een punt van een andere orde is dat onze minister van Financiën het begrotingstekort naar nul wil terugbrengen.

De voorzitter:

Wilt u afronden?

De heer Rabbae (GroenLinks):

Kan de minister aangeven waar de bezuinigingen op een gegeven moment gelokaliseerd zullen worden, om die nul te halen?

Vanmiddag hebben wij uitgebreid gediscussieerd over de OV-jaarkaart voor studenten. Ik heb begrepen dat de PvdA vanavond een oplossing zal vinden voor de 90 mln. extra die minister Ritzen nodig heeft om het gat in zijn begroting te dichten. Komt de woordvoerder van de PvdA met een initiatief? Dan weten wij waar wij aan toe zijn met de PvdA-fractie.

De heer Schutte (GPV):

Mijnheer de voorzitter! Bij een debat over de Voorjaarsnota is het verleidelijk iets verder te kijken dan het voorjaar. En dit geldt zeker als de minister van Financiën kan rapporteren dat hij zijn zaakjes behoorlijk op orde heeft. Dat kun je immers in een paar zinnen zeggen, al hebben de woordvoerders van de coalitie daar meestal iets meer tijd voor nodig.

Een algemeen oordeel over de voorstellen is dat de nota redelijk evenwichtig is. Het financieringstekort loopt verder terug; dat is overigens ook niet meer dan normaal in een tijd van hoogconjunctuur. Anderzijds zou het niet goed zijn oren en ogen te sluiten voor breed ervaren maatschappelijke problemen. Er is dus terecht gekozen voor het realiseren van een aantal beleidsprioriteiten. Voor een deel betreft het overigens prioriteiten waarvoor bij de opstelling van de verschillende begrotingen van dit kabinet ten onrechte onvoldoende ruimte is geboden. De mate waarin in de eerste jaren prioriteit is gegeven aan lastenverlichting en bezuinigingen, ging ons in een aantal gevallen te ver. Dit maakt het ook wat moeilijk zonder voorbehoud in te stemmen met de gekozen beleidsprioriteiten. Het gaat veelal om belangrijke zaken, maar het is de vraag of die altijd voorrang zouden moeten hebben boven andere zaken.

Eigenlijk geldt iets dergelijks voor de discussie over het na te streven structurele financieringstekort. Met name VVD-bewindslieden hebben een liefde uitgesproken voor een tekort van nul. Wie zou dat op zichzelf niet prettig vinden? Leven op kosten van het nageslacht is nooit goed, maar het nastreven van zo'n aantrekkelijke doelstelling moet wel worden afgewogen tegen de offers die ervoor gebracht moeten worden. Zulke offers kunnen ook alles te maken hebben met de toekomst van onze samenleving. Investeringen kunnen voorwaardenscheppend zijn voor toekomstige werkgelegenheid. Het opvangen van de kosten van de vergrijzing heeft alles te maken met het tijdig onderkennen van de gevolgen van de veranderende samenstelling van onze bevolking. En ik hoef maar even te herinneren aan het recente rapport van het RIVM om te illustreren voor welke enorme opgave wij komen te staan als het gaat om het verantwoord omgaan met de schepping. Het is overigens opmerkelijk dat het milieubeleid in deze Voorjaarsnota de grote afwezige lijkt te zijn. Komt dit misschien ook doordat het milieu in onze tijd niet zoveel stem lijkt te hebben?

Uit het overzicht van de belastingopbrengsten blijkt dat er sprake is van een duidelijke verschuiving van directe naar indirecte belasting. Dat is op zichzelf goed, maar opvallend is de relatief sterke daling van de opbrengst van de inkomstenbelasting. Er worden enkele oorzaken genoemd, zoals verschuiving naar de vennootschapsbelasting en hogere aftrekposten voor met name hypotheken, maar is dat de volledige verklaring? Zit er niet ook een element in van beperking van betaling van belasting op inkomen tot een steeds kleinere groep, de gewone man die niet zo handig weet om te gaan met de mogelijkheden van ons stelsel? Wil de minister hier eens op reageren?

Dan de sociale fondsen. Er is met name een tekort bij het AOW-fonds; via een rijksbijdrage wordt dit nu verminderd, maar niet weggewerkt. Tegelijkertijd wordt er een AOW-schommelfonds opgebouwd; ik heb begrepen dat er nog dit jaar een eerste storting zal plaatsvinden. Maar hoe verhoudt dit schommelfonds zich nu tot het AOW-fonds? Heeft het zin om geld in dit fonds te storten als het AOW-fonds nog tekorten vertoont?

Voorzitter! Na deze overwegend vriendelijke woorden tot de minister wil ik mijn bijdrage afsluiten met wat minder vriendelijke. Het gaat mij om zijn brief van 29 mei over de informatieverstrekking inzake de voorbereiding van de begroting voor 1998. De vaste commissie heeft haar ongenoegen uitgesproken over de wijze waarop het kabinet daarmee omgegaan is. In zijn brief geeft de minister het stereotype antwoord dat de Kamer op Prinsjesdag precies zal horen hoe de vork in de steel zit en dat het tot dat moment alleen nog maar om hoofdlijnen met een voorlopig karakter zal gaan. En zo behoort het inderdaad te gaan. En als de regering zich hiernaar gedroeg, zou ik er ook geen kwaad woord over spreken. Maar er is nog een andere regel in het verkeer tussen regering en Kamer, namelijk dat de Kamer ten minste de informatie ontvangt die de pers krijgt, en in ieder geval gelijktijdig met de pers. Deze regel heeft het kabinet dit jaar geschonden. Het enthousiasme van de ministers over de gemaakte afspraken was kennelijk zo groot dat zij niet konden wachten tot Prinsjesdag en dat zij ook geen sobere, overwegend inhoudelijke toelichting aan de pers gaven. Welnu, als bewindslieden zich voor de media niet kunnen beheersen, dan behoren zij de Kamer dezelfde informatie te geven. De relatie tussen regering en Kamer verloopt via de postkamer op Binnenhof 1a en niet via Nieuwspoort.

De heer Meijer (groep-Nijpels):

Voorzitter! Ik moet helaas constateren dat wat ik ga zeggen, een herhaling zal zijn van wat vorige sprekers gezegd hebben, maar ik zal het toch maar doen.

De voorzitter:

Het hóéft niet; u kunt ook volstaan met een eenvoudige verwijzing en dan spaart u nog tijd en moeite ook!

De heer Meijer (groep-Nijpels):

Ik wil er toch ook een eigen draai aan geven, voorzitter.

Verleden jaar heeft de heer Van der Ploeg minister Zalm toegedicht dat die bereid zou zijn soepel op te treden, als de nood in de samenleving hoog is. Ik wil dit graag geloven. Het gaat goed in Nederland. Het Centraal planbureau voorspelt voor volgend jaar een extra toename van 20.000 banen; er zijn meevallers die in miljarden guldens worden uitgedrukt. En natuurlijk wordt er aan alle kanten aan getrokken voor degenen in de samenleving die dat het meest nodig hebben. Is er dan geen sprake van overmoed als minister Zalm en staatssecretaris De Grave de groei van het financieringstekort op korte termijn op nul stellen? Is dat werkelijk nodig?

Het stelt mij teleur dat alleen onder maatschappelijke druk de extra en kennelijk toch onverwachte meevallers mondjesmaat worden verdeeld over de sectoren die behoefte hebben aan een extra financiële injectie. De thuiszorg heeft door ingrijpen van de minister-president wat erbij gekregen. Ik verwacht niet dat de minister-president bij elke gelegenheid ingrijpt, maar ook naar de mening van mijn fractie is het hoogst noodzakelijk dat er extra middelen komen voor de sectoren in onze samenleving die deze nodig hebben. Ik ben ervan overtuigd dat niemand in de Tweede Kamer problemen zal hebben met bijvoorbeeld de gevraagde extra financiële bijdrage aan de verzorgingshuizen. Ik weet niet eens zeker of het daardoor komt, maar na acties schijnt er altijd meer geld los te komen. Eerst gebeurde het in de thuiszorg en nu bij de verzorgingshuizen, hoewel de laatste telkens moeten ervaren dat zij wel erbij krijgen, maar niet exact datgene wat kennelijk nodig is. Ik hoop dat het niet de gewoonte wordt dat er alleen op acties wordt gereageerd. Anders zie ik binnenkort de volgende actie: iedereen die ergens op een wachtlijst staat, komt hier op het Plein demonstreren, omdat het geld dat reeds is toegezegd als onvoldoende wordt beschouwd.

Hoewel wij natuurlijk nooit enig bezwaar hebben tegen een maatregel die het basispensioen AOW op het vereiste koopkrachtniveau kan brengen en houden, zijn wij van mening dat een AOW-fonds niet de enige maatregel mag zijn voor de dreigende problemen met dit basispensioen. Hoe zit het nu precies met de voorgenomen stortingen in dat fonds? Uit de nota blijkt dat er 2 mld. in de vorm van een rijksbijdrage in het AOW- en het AWBZ-fonds wordt gestort, maar ik hoor stemmen zeggen dat dit niet genoeg zal zijn. Welke garanties kan dit kabinet geven dat de gelden uit dit fonds niet door het volgende kabinet worden gebruikt voor andere, zeer nobele doeleinden, die dan de hoogste prioriteit hebben? Worden deze gelden geoormerkt en is het fonds inbraakvrij?

Op Teletekst las ik dat er wordt gewerkt aan een reparatie van de nare gevolgen van de invoering van de PEMBA per 1 januari 1998. Kan het kabinet de spijkerharde garantie geven dat hierdoor geen inkomensachteruitgang voor gepensioneerde 65-plussers ontstaat?

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter! De minister van Financiën moet de laatste dagen een erg plezierig gevoel hebben. Zijn aandeel in het Verdrag van Amsterdam, het stabiliteitspact, is een relatief succes geworden. Vandaag mag hij een Voorjaarsnota in de Kamer verdedigen, waarbij het woord "verdediging" nauwelijks op zijn plaats is. De financiële positie van ons land oogt zeer rooskleurig. De ene meevaller is nog niet geïncasseerd of de volgende dient zich aan. De economische groei voor dit jaar wordt op 3% geraamd, maar het CPB heeft de laatste dagen cijfers gepresenteerd die hier bovenuit stijgen. In stoffelijk opzicht gaat het ons dus voor de wind. Zoals ik tijdens de behandeling van de Najaarsnota al opmerkte, is dit helaas geen garantie voor de geestelijke welstand van ons land.

De vraag die in de eerste plaats rijst, is voor welke doeleinden de extra gelden ten gevolge van de economische groei worden aangewend. De minister heeft te kennen gegeven te hechten aan het terugdringen van het financieringstekort. Op langere termijn moeten wij naar zijn mening naar nul, naar begrotingsevenwicht. Zijn VVD-staatssecretaris De Grave heeft dit nog eens onderstreept. Naar de smaak van anderen, de fracties van D66 en de PvdA, voldoet een tekort van 1% à 2%. De fractie van de SGP is vooralsnog het standpunt van de minister toegedaan. Wij zien alleen voordelen in het terugdringen en zo mogelijk wegwerken van het tekort. De met het tekort samenhangende financieringslasten kunnen beter worden ingezet ten behoeve van andere noodzakelijk activiteiten. Op welke termijn zal de minister zijn doelstelling verwerkelijkt zien indien het huidige tempo van tekortreductie kan worden volgehouden? Wat zijn zijn verwachtingen hieromtrent, gegeven de op dit moment bekende feiten omtrent economische groei en dergelijke?

De vraag die vervolgens rijst, is hoe de economische welvaart in de samenleving zichtbaar wordt. Kan ook iedereen in gelijke mate van de economische groei profiteren? Uitspraken zoals "volgend jaar gaat niemand er in koopkracht op achteruit", doen het wel goed, maar geven geen rechtstreeks antwoord op deze vraag. Ik denk hierbij aan de ouderen. De discussie over de financiering van de oudedagsvoorziening krijgt haar financiële weerslag in deze Voorjaarsnota. Ten behoeve van het AOW-fonds is 1 mld. uitgetrokken. Nochtans wil het kabinet de premie voor de AOW verhogen. Dit druist overigens ten enenmale in tegen de eerder gemaakte afspraak van bevriezing op het niveau van 1996, namelijk 15,4%. Hoe zal het de bijdrage aan het fonds in de komende jaren vergaan? Zal ook deze moeten worden verhoogd? Welke ruimte ziet de minister hiervoor precies? In het tiende rapport van de studiegroep Begrotingsruimte, Op weg naar begrotingsevenwicht, dat de minister ons op 19 juni deed toekomen, lees ik dat de overheid met de vorming van een AOW-spaarfonds een duidelijk signaal kan afgeven over de toekomst van de AOW als basispensioen. Ik citeer: "Een randvoorwaarde hiervoor is wel dat het fonds van voldoende omvang is, zodat dit een substantieel deel van de toekomstige AOW-uitgaven, en over een voldoende lange periode, kan dekken." Dit staat op bladzijde 42 van het rapport. De minister zal deze stelling kunnen onderschrijven. Ik vraag hem echter aan te geven of, door de storting in het AOW-fonds op de hoogte van deze eerste bijdrage te houden, in voldoende mate voorzien wordt in de zekerstelling van de AOW op termijn.

Voorzitter! De financiering van de zorg blijft een punt van zorg. Telkenjare wordt het uitgavenkader overschreden. De afspraken die erover gemaakt zijn – mijn fractie heeft het reeds eerder bepleit – zouden moeten worden bijgesteld. Ook de nieuwe lijsttrekker van D66 heeft hierover inmiddels uitlatingen gedaan. In een volgende regeerperiode moeten volgens haar enkele miljarden meer op tafel komen. Het probleem wordt dus wel erkend. Maar hoe kunnen in deze kabinetsperiode op dit terrein nog zaken worden gedaan? Het kan toch niet zo zijn dat de problemen blijven voortbestaan, omdat er nu eenmaal budgettaire afspraken gemaakt zijn? Juist ten aanzien van een zo belangrijk beleidsterrein moet het kabinet daadkracht tonen. Met andere woorden: de minister van Financiën moet in dezen de hand maar van de knip halen. Ik denk dan concreet aan de thuiszorg en, meer algemeen, de ouderenzorg.

Voorzitter! Ik kom tot een afronding. Wat betreft de inkomenspositie van bepaalde categorieën bijstandsgerechtigden denk ik dat er iets zal moeten gebeuren. Ik heb al eens voorgesteld om een extra toelage te geven aan mensen die bijvoorbeeld drie of vijf jaar op dat minimumniveau van de bijstand verkeren. Ik heb dat tot nu toe niet gehaald, maar gelukkig duikt dat idee hier en daar weer op. Ik zou ook aandacht willen blijven vragen voor de monumentenzorg en opnieuw voor het milieu, lettend op de laatste gegevens die ons daarover hebben bereikt.

De heer Terpstra (CDA):

Voorzitter! Vandaag gaat het over de uitvoering van de begroting 1997. Opvallend is het grote verschil in informatie tussen het Rijk enerzijds en de sectoren sociale zekerheid en volksgezondheid anderzijds. De eerste vraag die ik aan de minister zou willen stellen, is deze: wat is de bemoeienis van de minister van Financiën met de verbetering van de informatievoorziening inzake de sectoren sociale zekerheid en volksgezondheid?

De uitgaven van het Rijk vallen weer mee. Wel is het zo dat de onderschrijding van de afgesproken normen steeds geringer wordt. De bijdragen in het kader van de Europese Unie zijn ook weer meegevallen. Bij de sociale zekerheid worden de meevallers kleiner dan verwacht. De WW vraagt 1 mld. meer en aan de bijstand wordt minder uitgegeven. Deze ontwikkeling zou men niet verwachten, gelet op de gunstige economie en de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Heeft de minister hiervoor een verklaring?

Bij de volksgezondheid is naar mijn idee het inzicht nog steeds redelijk gering. De ijklijn, de afspraken over de uitgaven, wordt jaarlijks overschreden. Een vraag aan de minister is: is deze ijklijn misschien te laag vastgesteld of hebben de bewindslieden van Volksgezondheid de zaak niet onder controle?

Uit de beantwoording van vragen rondom de suppletore begroting Volksgezondheid blijkt dat de eindejaarsmarge die was afgesproken, voor een deel weer is teruggestort bij de minister van Financiën. Ook de gelden die men had gekregen voor de Melkertbanen in de volksgezondheidssectoren, worden weer teruggegeven. Ik zou aldus graag van de minister van Financiën een helder antwoord verkrijgen ten aanzien van de vraag of de ijklijnen ondeugdelijk zijn of dat de zaak bij de sector volksgezondheid niet helemaal onder controle is.

In onze jaarlijkse tegenbegrotingen hebben wij elk jaar geld uitgetrokken voor de thuiszorg en de verpleegtehuizen. Op dit punt voert het kabinet onze tegenbegrotingen steeds uit, zij het een jaar later. Zou het voor de stabiliteit van de sector niet beter zijn geweest onze tegenbegrotingen maar direct uit te voeren? In dit licht heb ik weinig waardering voor de PvdA en D66, die tegen onze plannen stemmen en daarna steeds zeggen dat er meer geld moet worden uitgegeven. Mevrouw Borst zegt ongeveer hetzelfde, maar dan voor wat betreft de volgende kabinetsperiode.

Onze bezuinigingen op de Melkertbanen, het afgelopen jaar, heeft de minister van Financiën bij de vorige algemene financiële beschouwingen afgewezen met het argument dat hij anders mensen zou moeten ontslaan. Nu blijkt dat Binnenlandse Zaken 75 mln. heeft overgehouden en dat de sector volksgezondheid de Melkertbanen weer teruggeeft. Achteraf blijkt dus dat de argumentatie van de minister van Financiën tegen onze dekking niet geheel juist is geweest. Tevens vragen wij ons af hoe het mogelijk is dat in de sector volksgezondheid de Melkertbanen niet van de grond komen, terwijl men daar juist veel spreekt over de werkdruk.

Bij de vorige Voorjaarsnota hebben wij gesproken over het feit dat bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat de infrastructurele uitgaven niet worden uitgegeven. Men houdt dus elk jaar geld over. Dit jaar is dat gelukkig voorbij, al is het wel zo dat men dit heeft bereikt door België sneller te betalen. Op langere termijn boekt men daar een zekere rentewinst mee, maar het investeringspeil in Nederland stijgt hier niet door. Dat vinden wij echter wel nodig. Wij maken ons zorgen over de ontwikkeling van de investeringsprojecten in Nederland. Daar komt nog bij dat met name partijen die de economische groei niet zo belangrijk vinden en die ook steeds proberen om projecten tegen te houden, over het algemeen wel steeds meer geld nodig hebben.

Bij de belastingen valt het op dat er minder inkomstenbelasting wordt ontvangen, terwijl er in de sector van de loonbelasting, de vennootschaps belasting en de BTW zeer grote meevallers zijn. Vooral de vennootschapsbelasting is conjunctuurgevoelig, hetgeen volgens ons des te meer reden geeft om de belastingmeevaller te gebruiken voor reductie van de staatsschuld. Door deze verschuiving van de factor arbeid naar de sector winst en verbruik wordt de financiering van de sociale zekerheid op langere termijn een probleem. Desondanks gaan velen, ook de minister van Sociale Zaken, door met het invoeren van beperking van het draagvlak. Ik hoor graag hoe de minister van Financiën aankijkt tegen deze trend in de belastingen en de gevolgen daarvan voor de financiering van de sociale zekerheid.

Veel extra uitgaven voor 1997 sporen wederom met onze eigen voorstellen van het afgelopen jaar. De PvdA heeft de afgelopen periode veel reclame gemaakt voor het AOW-fonds. Mijn vraag is hoe het daar nu exact mee staat. Dit jaar krijgt het AOW-fonds van Bert de Vries, om het zo maar te zeggen, 1 mld. Volgens mij is dat gewoon het aanzuiveren van het vermogen van het AOW-fonds zelf en staat dit los van de start van het AOW-fonds nieuwe stijl. De vraag is of, indien er zich in 1997 extra meevallers voordoen, de regering van plan is om deze alvast te reserveren voor het AOW-fonds in oprichting.

Vorig jaar hebben veel collega's de behandeling van de Voorjaarsnota aangegrepen om diepgaande beschouwingen te geven over het volgende jaar. De minister heeft daar nauwelijks op gereageerd; hij stelde dat het alleen maar ging over de lopende begroting. Dit jaar blijken bewindslieden hier echter ook zelf aan mee te doen. Ik wil nu reeds wijzen op het risico van de eerste wet van Wöltgens. Deze wet houdt in dat bewindslieden over het algemeen exact weten hoe het moet voordat zij minister worden, en het nog beter weten na afloop van de periode. Zij weten het dan in ieder geval veel beter dan in de periode dat zij zelf regeerden. Deze wet is door de heer Wöltgens ontwikkeld. Voorzover ik weet, is dit de eerste wet van Wöltgens. Ik verwacht echter nog veel meer van deze wetten. Dit gevaar bedreigt zeker mevrouw Borst. Zij schuift alle problemen voor zich uit en zegt dat er in de volgende kabinetsperiode miljarden naar de zorg worden gestuurd. De heer Ritzen loopt hetzelfde risico met het openbaar vervoer. Mevrouw De Boer wil de CO2-uitstoot drastisch beperken, terwijl zij nu alleen maar maatregelen neemt om de CO2-uitstoot op te voeren, namelijk door Borssele te sluiten, door haar beleid inzake de geluidsoverlast van Schiphol waardoor men meer energie nodig heeft, en dergelijke. Na 1998 wordt het echter allemaal beter. Ik ben nagegaan of deze minister dit risico ook loopt. Hij heeft zich voor het eerst met de komende kabinetsperiode bemoeid. Ik heb dus even bestudeerd of hij onder de wet van Wöltgens zou vallen. Die wetenschappelijke analyse komt echter nog.

Onze economie draait goed in vergelijking met die van Duitsland. Ik ga ervan uit dat wij op de langere termijn weer meer in de pas gaan lopen met Duitsland. Duitsland saneert, investeert meer en heeft minder schulden. Op grond van deze redenering ben ik er sterk voor om een groot deel van de incidentele meevallers te gebruiken voor vermindering van de staatsschuld. Op deze wijze verminderen wij de kwetsbaarheid van de begroting en leggen wij een stevige bodem onder de AOW-financiering in de volgende eeuw.

Voorzitter! Vervolgens ga ik in op de visie van de minister van Financiën op de volgende kabinetsperiode. In de discussie rondom het EMU-dossier heb ik mij uitgesproken voor een financieringstekort van 1% op langere termijn. Bij 1% kunnen wij de conjuncturele schommelingen redelijk opvangen binnen de marge van 3%. Daar was het pact voor stabiliteit en groei voor bedoeld. Als men dan ook de AOW wil veiligstellen, is het gewenst nog verder te gaan.

De studiegroep Begrotingsruimte volgt ongeveer dezelfde redenering, maar de minister wil verdergaan en wel richting 0%. Ogenblikkelijk werd hij daarbij tegengesproken door de collega's Wijers en Melkert. Daar staat tegenover dat hij werd gesteund door de heer De Grave. Daaruit heb ik afgeleid dat het streven naar een financieringstekort van 0% geen kabinetsstandpunt is. Het lijkt een beetje op een VVD-idee, maar dat is ook niet helemaal waar, want de heer Bolkestein wil de verkiezingscampagne pas drie weken voor de verkiezingen beginnen. Minister Zalm begint dus veel te vroeg. Vanwaar deze haast en waarom heeft hij dit standpunt ingenomen?

Nu kom ik toe aan de beantwoording van de vraag of de wet van Wöltgens ook voor minister Zalm geldt. Ik heb daarvoor op basis van de cijfers uit het Centraal economisch plan 1997 ruwweg berekend hoeveel de economische groei is versneld na het aantreden van dit kabinet en wat men met de resultaten hiervan heeft gedaan. De economie is ongeveer 2% sneller gegroeid, door welke oorzaken dan ook. Deze groei heeft men voor iets minder dan de helft gebruikt voor lastenverlichting en voor iets meer dan de helft voor vermindering van het financieringstekort. Dit zijn de resultaten die voor de minister pleiten.

De werkgroep Begrotingsruimte gaat ervan uit dat het begrotingstekort dat volgens de EMU-definitie nu 4% is, zal dalen tot 2%. De cijfers zijn nog onduidelijk. In het rapport is sprake van een tekort van 2,25%, maar de uitgelekte cijfers van het CPB wijzen op een tekort van iets onder de 2%.

De minister wil in de volgende kabinetsperiode hetzelfde doen als nu wordt gedaan. Ik ga er daarom van uit dat het huidige beleid zal worden voortgezet bij een vrij gunstige economische groei. Gelet op deze twee elementen kan men zeggen dat de wet van Wöltgens niet op minister Zalm van toepassing is; dit in tegenstelling tot de opvatting van de meeste collega's die zich in het openbaar hierover hebben uitgelaten.

In het rapport wordt gesteld dat de rust in het begrotingsbeleid sterk is verbeterd. Bij de Voorjaarsnota zijn alleen maar extra uitgaven gedaan die ook in de tegenbegrotingen het CDA waren opgenomen. Als bij de financiële beschouwingen onze tegenbegrotingen waren geaccepteerd, was de rust in het begrotingsbeleid nog aanmerkelijk groter geweest. Dit historische feit wil ik in ieder geval voor de Handelingen vastleggen.

Voorzitter! Wij steunen de minister in zijn macronormen. Wij willen weinig extra geld uitgeven. De collega's van de sector onderwijs hebben toch 10 mln. willen reserveren ten behoeve van het Gemeentefonds voor de financiering van het leerlingenvervoer van gehandicapte kinderen. Deze uitgave wordt gedekt door het schrappen van 5 mln. op de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en 5 mln. op de begroting van Verkeer en Waterstaat. Over de terzake ingediende amendementen wordt geen apart debat aangevraagd. Ter wille van de tijd kan dit zeer snel afgehandeld worden.

Over de begroting van Buitenlandse Zaken heb ik nog een vraag aan de minister. De ambassade in Berlijn wordt gerenoveerd. Dit lijkt mij heel goed. Deze renovatie wordt gefinancierd uit meevallers in de VN-contributie van 1998. Is dat wel een deugdelijke financiering? Als die meevallers al zijn voorzien, moeten zij leiden tot een lagere begroting van Buitenlandse Zaken.

Verder ben ik het eens met de vragen van de heer Meijer over de gevolgen van de WAO-effecten op de inkomens. Mogen wij ervan uitgaan dat het kabinet deze effecten ruwweg compenseert? Ik ben een vrij ruwe rekenaar, dus ik kan ook niet van de regering eisen dat zij alles tot op de cent compenseert. Zal de onrust die in de publiciteit over de effecten hiervan is ontstaan, worden weggenomen?

De heer Van Dijke (RPF):

Mijnheer de voorzitter! Bij het lezen van de Voorjaarsnota moest ik onwillekeurig denken aan het voorwoord dat Godfried Bomans ooit schreef bij de 26ste druk van het boekje "Erik". Hij schreef: "In deze uitgave is niets veranderd. Het was niet nodig. Ik zeg dit zo gewoon mogelijk, maar toch met een lichte trilling. Alles is waar gebleken. Met vertrouwen zie ik de volgende kwart eeuw tegemoet."

Hoewel ik ook wel weet dat de cijfertjes er her en der wat anders uitzien dan voorgaande jaren – met name de prognoses zijn gunstiger – is de teneur van deze Voorjaarsnota toch dezelfde als voorgaande jaren: alles is onder controle, er doen zich geen schokkende ontwikkelingen voor. Naar aanleiding van het rapport "Op weg naar begrotingsevenwicht" sprak de minister over toekomstige tekortreductie. We gaan – als het aan de minister ligt – in snel tempo naar nul. En, zo communiceerde de minister non-verbaal: met vertrouwen zie ik de volgende kwart eeuw tegemoet.

Mijnheer de voorzitter! De in de Voorjaarsnota gepresenteerde cijfers geven ogenschijnlijk wel enige grond voor dit vertrouwen. Het financieringstekort lijkt lager uit te komen en de cijferlijst voor de EMU ziet er ook beter uit dan verwacht. Echter, deze cijfers zeggen niets over het welzijn van de samenleving. En daar zijn andere geluiden te horen. Het RIVM-rapport over het milieu laat zien dat onze woonomgeving steeds verder wordt aangetast. De voorstellen die gedaan worden in de nota Milieu en economie zijn in dat licht niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat. Verder verdwijnt de samenhang in de samenleving steeds meer. Het aantal miljonairs is nog nooit zo groot geweest en stijgt nog steeds, maar de armoedeproblematiek verdiept zich aantoonbaar. Ook zou ik willen noemen de wachtlijsten in de gezondheidszorg en de problematiek in de thuiszorg. Het streven van de minister naar een begrotingstekort van nul op korte termijn is volgens mijn fractie niet in overeenstemming met de problemen in onze samenleving. Wil de minister op dit punt ingaan? Denkt hij zonder verdere investeringen het hoofd te kunnen bieden aan de gegeven problemen?

Voorzitter! Ik ben dan ook niet zo onbekommerd als het over de toekomst gaat als dit kabinet. Er is 11 mld. lastenverlichting gerealiseerd de afgelopen kabinetsperiode. Daar staat tegenover dat bijvoorbeeld de gemeentelijke heffingen zijn gestegen. We hebben vorige week tussendoor even een overleg gehad over de inkomensgevolgen van de Voorjaarsnota. Daarmee zou dan – wat de coalitiepartijen betreft – het debat over de inkomensgevolgen van het kabinetsbeleid zijn gevoerd. D66 pleitte een halfjaar geleden in de nota "Niet bij brood alleen" nog voor een verhoging van de uitkeringen. De noodzaak daartoe is toegenomen, zoals ook prominente VVD'ers zoals Opstelten aangeven. Echter, de roep van D66 is verstomd.

Nu ben ik geen voorstander van een generieke verhoging van de uitkeringen, maar dat laat onverlet dat het hoog tijd is voor een categoriale toedeling van koopkrachtverbeteringen voor groepen die al zo lang in de knel zitten en wier positie niet echt wordt verbeterd. Dat ook deze Voorjaarsnota daarop geen onbelemmerd uitzicht biedt, vind ik slecht te verteren. Een generieke verhoging van de kinderbijslag met 100 mln. is nodig, maar repareert slechts voor een klein deel de enorme slag in de wapenkamer van gezinnen, zoals dit kabinet heeft aangericht. Daarbij is het geen verbetering van een omvang die nodig is voor gezinnen met kinderen die moeten rondkomen van een laag inkomen. Het lijkt mij dan ook alleszins verdedigbaar een toeslag te bepleiten in de kinderbijslag voor gezinnen met een laag inkomen, die een relatie hebben met de kosten die gepaard gaan met de opvoeding van kinderen. Wil de minister op deze suggestie reageren?

Ook de voorgestelde versnelde invoering van de ouderenaftrek lijkt voor volgend jaar niet meer dan een doekje voor het bloeden. De koopkracht van ouderen zal vanwege de PEMBA volgend jaar dalen. Wat is de reactie van de minister op deze ontwikkeling? Zijn er op dit punt nog extra maatregelen te verwachten?

Voorzitter! Dit kabinet heeft zwaar ingezet op lastenverlichting. Als het aan minister Zalm ligt, zal het ook de komende kabinetsperiode gebeuren. En het is – om tal van redenen – goed om die lastendruk zo laag mogelijk te houden. Toch heeft mijn fractie het idee dat de lastenverlichting steeds meer ten goede komt aan de groepen die economisch het meeste kunnen bijdragen. Wil de minister aangeven welke groepen in de toekomst kunnen rekenen op lastenverlichting? Hoe zal daar invulling worden gegeven aan het rechtvaardige principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten betalen?

Ik heb nog een vraag over de verdere vervroegde aflossing aan België. Ik begrijp niet dat deze versnelde betaling voor Nederland rentelasten voorkomt. Kan de minister dit nader toelichten? Dan heb ik nog een vraag over de junicirculaire en het behoedzaamheidsfonds. Gemeenten moesten toch veel eerder over deze gegevens kunnen beschikken willen zij een adequate begroting kunnen maken. Waarom moeten de gemeenten daar zo lang op wachten?

Voorzitter! Ik moet afronden. Dit kabinet, deze bewindspersonen zien de volgende kwart eeuw met vertrouwen tegemoet. Even los van de cijfers geven de ontwikkelingen in de samenleving daarvoor niet veel grond. Paars is een kille kleur; kille cijfers maken haar niet warmer. De opvatting over de Voorjaarsnota vat ik samen met een variant op het voorwoord van Godfried Bomans bij de 26ste druk van zijn boekje "Erik": "In deze uitgave is niets veranderd. Het was wel nodig. Ik zeg dit zo gewoon mogelijk, maar toch met een lichte trilling. Alles is slechts ogenschijnlijk waar gebleken. Met grote zorg zie ik de volgende kwart eeuw tegemoet."

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Het CPB heeft berekend dat de economische groei weer hoger uitvalt dan verwacht. Het zou de regering dit jaar 2 mld. en volgend jaar zelfs 4 mld. extra opleveren. Het zit paars waarlijk niet tegen. Er is nog een groep in dit land die het niet tegenzit, de ondernemers. De winsten zijn alweer voor het vierde achtereenvolgende jaar gestegen. Desondanks konden zij in totaal ook nog een douceurtje van 6 mld. lastenverlichting in hun zak steken, met dank aan het paarse kabinet.

Wie er niet op vooruitgingen en gaan, zijn de mensen die van een loontje of een uitkering moeten rondkomen. Een paar jaar terug heb ik hier al eens voorgesteld dat wij het wettelijk minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen met 5% zouden verhogen, beter gezegd: fors zouden verhogen, om te beginnen met 5%. Dat was overigens voordat de bisschop zijn stem verhief. Inmiddels is de SP allang geen roepende meer in de woestijn. Divosa, de vereniging van directeuren van de sociale diensten, is dezelfde mening toegedaan. Al meer dan 60 gemeenten hebben de Kamer laten weten dat zij vinden dat het sociaal minimum omhoog moet. Ook de voorzitter van de VNG – een VVD'er – burgemeester Opstelten van Utrecht, pleitte twee weken geleden voor een verhoging van het sociaal minimum. In de Volkskrant van 14 juni staat te lezen dat de vier wethouders van sociale zaken van de vier grote gemeenten eveneens van mening zijn dat de bijstandsuitkeringen omhoog moeten.

Voorzitter: Weisglas

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Het budgettaire aspect schrikt mij in het geheel niet af. Hoe kan het ook anders, wanneer de politieke vrienden van de Partij van de Arbeid in Frankrijk onder leiding van de heer Jospin besluiten om én het wettelijk minimumloon met 4% te verhogen én de werkweek te bekorten van 39 uur tot 35 uur zonder dat dit salaris hoeft te kosten én toezeggen dat er geen banen meer geschrapt zullen worden in de publieke sector. Als u hier met z'n allen – ik bedoel met name de paarse coalitie – 6 mld. kunt weggeven aan ondernemers, die het overigens voor de wind gaat, dan heb ik geen enkele moeite om een paar miljard – 3 mld. om precies te zijn – op te eisen om mensen met een uitkering en mensen met het minimumloon te laten meeprofiteren met de gestegen welvaart.

Mijnheer de voorzitter! Tot slot het andere punt, te weten de miljarden die ons de afgelopen dagen weer om de oren vlogen, ouderwets kun je wel zeggen. De oorzaak was de uitspraak van de minister van Financiën, dat het volgend kabinet het financieringstekort moet terugbrengen tot 0% in het jaar 2002. Nadat dit kabinet al 18 mld. heeft bezuinigd zou een volgend kabinet daar nog eens tussen de 10 mld. en 20 mld. bovenop moeten doen. Deze rekenmeester van paars houdt meer van een mooi kasboek dan van een mooi leesboek. Overmoedig geworden, zo is mijn vermoeden, door het onder het Nederlandse voorzitterschap geredde stabiliteitspact en in de overtuiging dat het monetaire strafkamp dat EMU heet hem een nieuw alibi zal verschaffen, denkt de minister nog verder te kunnen gaan dan de topambtenaren die hem hebben verzekerd dat een financieringstekort van 1% zeer acceptabel is. Terwijl de gehele samenleving nog kermt onder de zogenaamde successen van het poldermodel, heeft de minister van Financiën alweer een nieuwe gesel uit de kast gehaald.

Mijnheer de voorzitter! Daarom tot slot de volgende vragen. Ik wil nu wel eens graag weten of deze minister namens het kabinet heeft gesproken. Ik zou denken van wel, want in de uitzending van Den Haag Vandaag zegt hij: dat het overeenkomt met de VVD-doelstelling is slechts toeval. Hij antwoordt op die vraag dan ook vrij expliciet: ik zeg dit als minister van Financiën. Maar hoe valt dat te rijmen met enerzijds de steun van De Grave, maar anderzijds de kritiek van Melkert en Wijers?

Voorzitter! Uitgaande van de verwachtingen omtrent de economische groei, hoeveel zal er volgens de minister aan bezuinigingen tot 2002 gerealiseerd moeten worden om de doelstelling van 0% financieringstekort te halen? De heer De Grave had het afgelopen zondag in Buitenhof over 12 mld. Moet de door de VVD-geplande lastenverlichting van 10 mld. daar dan nog bij worden opgeteld?

Voorzitter! Ten slotte: welke sociale prijs zijn deze minister en het kabinet bereid te betalen voor het nog verder terugdringen van het begrotingstekort? En wat te doen wanneer de economische groei tegenvalt? Met andere woorden: hoe hard is die wens van 0% begrotingstekort?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Voorzitter! Het gaat allemaal fantastisch in Nederland. Als wij het CPB mogen geloven, stijgt de groei naar 3,75%; de inflatie daalt nog meer; de goederenuitvoer schijnt een kolossale aanjager te zijn van de groei; het tekort daalt; de collectievelastendruk daalt flink; het AIQ daalt; de groeiende werkgelegenheid is onstuimig: er komen zo'n 10.000 banen per maand bij; de jeugdwerkloosheid staat nu op 5,6% en dat is het laagste percentage sinds tien jaar. Natuurlijk zijn er ook knelpunten. Zo is de participatie van ouderen nog te laag, terwijl die wel belangrijk is voor een goed draagvlak van de economie. Ondanks die knelpunten wordt Nederland de hemel in geprezen voor het poldermodel, of je nu Bill Clinton heet, Helmut Kohl of Tony Blair. Aan dat model wordt in het algemeen toegeschreven dat Nederland daadwerkelijk kapitalisme met een fatsoenlijk gezicht heeft weten te realiseren.

Wij weten allemaal dat de heer Zalm als jongeman in Enkhuizen veel PvdA-vlugblaadjes heeft rondgestrooid bij de potentiële PvdA-kiezers. Daar ben ik hem dankbaar voor. Ik ben dan ook van mening dat hij zijn oude PvdA-idealen in deze begroting duidelijk heeft weten te realiseren. Ook de heer Hoogervorst heeft in het verleden duidelijk geleerd wat het PvdA-gedachtegoed is. Ik heb nog nooit in een fractie gezeten die zo blij was met de begroting en de inhoud van deze nota.

De heer Van Dijke (RPF):

Het is toch wel curieus dat de heer Bolkestein anderhalf jaar geleden de heer Kok de hemel in prees en dat de heer Van der Ploeg nu als PvdA-woordvoerder de minister van Financiën geweldige complimenten maakt. Wat is het onderscheid tussen hen beiden nog?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Wij hebben het over de Voorjaarsnota, dus over 1997 en een gedeelte van 1998; ik wilde eerst even duidelijk stellen wat er in die periode al is gebeurd.

Ik heb een heel tevreden fractie en ik zal enkele leden bij naam noemen. Mevrouw Kalsbeek is dolblij dat de ouderenaftrek en ook de aanvulling daarop naar voren is gehaald. Ik ben dolblij dat het tekort flink daalt, zodat er ruimte is voor toekomstig beleid op het gebied van milieu, zorg en onderwijs. Jan van Zijl is hartstikke blij dat er een begin wordt gemaakt met een AOW-spaarpot. Wallage is zeer blij dat er een eerste stap wordt gezet naar kleinere klassen in het basisonderwijs. Mariëtte van Zuijlen is blij dat er een begin wordt gemaakt met computers in het onderwijs. Van Heemst is blij met het beleid voor de grote steden. Mevrouw Noorman is blij met de nieuwe normeringssystematiek voor het Gemeentefonds, die in lijn is met het akkoord tussen het Rijk, VNG en IPO. Ook zijn wij blij met een aantal zaken die door D66 zijn bewerkstelligd. Ik denk daarbij aan de motie-Giskes en aan de wachtlijsten- en overgangsproblematiek bij de WSW, aan de incidentele IHS-cheques voor gezinnen en alleenstaanden, aan de verhoging van de kindertoeslag IHS. Ik denk ook aan de uitvoering van de wensen van Margot Vliegenthart en Rob Oudkerk met betrekking tot de extra aanpak van de wachtlijsten door meer handen aan het bed, maar ook aan de 200 mln. voor de aanspraak op gebitsprotheses, die weer in het ziekenfonds zijn opgenomen. Driewerf hulde voor het kabinet – ook voor de heer Hoogervorst als oud-PvdA-gezinde; ik zie hem al bij de interruptiemicrofoon staan – omdat al deze sociale wensen zo hard zijn ingezet, met name door PvdA en D66. Er wordt wel eens gezegd dat de liberalen degenen zijn van de luide woorden. Daar moet ik op zeggen dat de socialen – daar reken ik minister Zalm ook toe – eerder degenen zijn van de stille daden.

De heer Hoogervorst (VVD):

Als alle leden van de PvdA-fractie zo zielsgelukkig zijn, waarom gaan er dan zoveel weg?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Misschien weet de heer Hoogervorst dat niet, maar de PvdA is een fractie met enorm veel talent. Wij vinden het aanvoeren van fris bloed belangrijk; degenen die weggaan, maken plaats voor nog betere PvdA-leden die een bijdrage kunnen leveren aan het toekomstige Kamerwerk.

De heer Van Dijke (RPF):

Ik stel toch een vraag bij deze jubel over het paarse beleid. Als ik het goed begrijp, is de fractie van de Partij van de Arbeid ontzettend gelukkig met het paarse beleid tot nog toe. Hoe kan het dan dat de heer Wallage op een persconferentie zegt dat hij ertegen wil waken de compromissen van paars tot inzet voor zijn verkiezingen te maken? Daar moet dan toch wel een geweldige discrepantie tussen zitten.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Er is ook discrepantie. Daar zal ik zo meteen op ingaan. Ik wil hier duidelijk maken dat vaak, met name door de VVD, is beleden – ik herinner aan de woorden van de heer Hoogervorst, die hij uitsprak in het debat dat ik met hem voerde in Den Haag Vandaag – dat er een hele waslijst van wensen is en dat die toch echt absoluut niet allemaal kunnen worden ingewilligd. Ik merk nu dat dankzij de oud-PvdA'er Gerrit Zalm een hele hoop bereikt is op sociaal terrein. Het kan natuurlijk altijd een stuk beter, maar dankzij deze minister is het toch een stuk beter. Overigens merk ik ook dat de heer Bolkestein nu een spagaat gemaakt heeft van jewelste.

De heer Mateman (CDA):

Ook een oud-PvdA'er!

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Dat zou mij niet verbazen.

De heer Bolkestein is een van de betere koopmannen van Nederland. Nu is hij zelfs een exporteur geworden. Het exportproduct dat hij overal probeert aan te prijzen, is het Nederlandse poldermodel, met name het model van de sociale consensus. Ik herinner de VVD eraan dat zij nog niet zo lang geleden een motie heeft ingediend waarin werd ingegaan op de sociaal-economische rem. Zo werd dat dan genoemd. De SER moest in ieder geval om advies gevraagd worden. Nu zien wij toch een transformatie van de VVD naar de partij die probeert sociaal-economische en sociaal-democratische idealen in het kabinet te verwezenlijken.

De heer Rabbae (GroenLinks):

De heer Van der Ploeg is nu in een hallelujastemming over paars. Geven de toestand van het milieu of de bijstandsvrouw die ik net heb omschreven, die pas om vijf uur naar de markt gaat om de tomaatjes op te rapen, hem evenveel aanleiding tot vreugde als de rest van het verhaal?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Ik probeer eigenlijk een tegenstelling aan te geven tussen de retoriek die ik wel eens, met name van VVD-zijde, heb gehoord – jongens, het kan echt niet, al die wensen – en deze Voorjaarsnota. Ik kijk hoe de besprekingen zijn gegaan. Dan zie ik dat de heer Zalm en de heer Melkert toch een goed tandem hebben gevormd en dat een hoop van de wensen, die van de heer Zalm natuurlijk voorop, voor al deze sociale doelen toch maar mooi verwezenlijkt zijn. Natuurlijk zijn er nog een hoop en het kan nog veel beter gaan. Als u even wacht, zal ik daar de rest van mijn inbreng aan wijden. Misschien is het het beste als ik dat nu even doe.

Wil de minister van Financiën ook in komende jaren investeren in het succes van het Nederlandse model? Dat betekent in feite dat een beetje sociale cohesie en een beetje sociaal beleid ook een economisch rendement heeft. De Kamer heeft het verhaal vast al eerder gehoord van de heer Melkert. Als het er uiteindelijke op aankomt, moeten wij ook durven te investeren in de kwaliteit van de samenleving. Ik wil nu geen discussie gaan voeren over de vraag waarop het tekort moet uitkomen. Wij willen allemaal dat het zo laag mogelijk wordt. Het heeft geen zin om een discussie over cijfers te voeren.

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb de heer Van der Ploeg zojuist horen verwijzen naar het PvdA-verleden van deze minister, en zelfs naar het PvdA-verleden van de heer Hoogervorst. Nu de heer Van der Ploeg zo euforisch is over paars, in het bijzonder over deze VVD-minister van Financiën, mag ik hem toch recht op de man af vragen wanneer hij ex-PvdA wordt en overgaat naar de VVD? Want wat let hem nog?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Ik ben iemand die vasthoudt aan zijn standpunten. Ik ben Partij van de Arbeid en ik zal dat aan het eind van het debat, en voor zeer lange tijd, nog zijn.

De heer Marijnissen (SP):

Waarom zou hij nog? Hij is euforisch over paars. Dat is bij uitstek een neoliberaal kabinet. Er is niemand meer die dat bestrijdt. Op alle terreinen wordt dat manifest. Op een aantal punten zijn een paar grijpstuivers binnengehaald voor de zorg en voor de armoedebestrijding, maar dat zijn niet meer dan grijpstuivers. De heer Van der Ploeg geeft daar vreselijk over op. Hij gaat hier ook nog eens twee VVD-personen herinneren aan hun PvdA-verleden. Hij identificeert zich nu volledig met hen. Met andere woorden: wat let hem nog om de helderheid in de Nederlandse politiek een handje te helpen door gewoon zelf lid te worden van de VVD? Dan is er tenminste helderheid.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Mijnheer Marijnissen! Als ik met het pistool op de borst gedwongen zou worden om te kiezen tussen de VVD en de Socialistische Partij, zou het nog een moeilijke keuze voor mij zijn. Misschien kan dat u geruststellen.

De heer Marijnissen (SP):

Dat is precies wat ik bedoel, dat het een moeilijke keuze voor u zou zijn. Als u een rechtgeaard socialist zou zijn, zou u geen seconde twijfelen.

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! De heer Marijnissen mag de heer Van der Ploeg hebben.

De voorzitter:

Zullen wij langzamerhand weer teruggaan naar de Voorjaarsnota?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Dat zou ik wel plezierig vinden.

Er zijn behoorlijk wat meevallers, omdat het goed gaat met de economie. Dat heeft ook te maken met het behoedzaam ramen. Het geldt zowel voor de belastingen als voor de uitgaven. Het gaat mij erom dat wij in de komende jaren, dus ook in 1997 en 1998, de vinger behoorlijk goed aan de pols moeten houden. Als er knelpunten zijn, kunnen met een klein beetje geld, door de heer Marijnissen grijpstuivers genoemd, na zorgvuldige afweging en goed beraad een hoop problemen in de samenleving worden opgelost. Ik hoop dat de goedertierenheid die de minister bij de vaststelling van deze begroting heeft getoond, nu niet afgelopen is, maar zal voortduren voor de rest van het jaar 1998.

Ik noem een aantal zorgpunten die bij mijn fractie leven. Wij zeggen daarvan nog niet dat er meer geld bij moet, maar wij houden wel de vinger aan de pols en wij hopen dat Financiën dat ook doet. Ik noem de jeugdhulpverlening, de wachtlijsten voor gezinsvoogden, die per 1 juli beginnen, het leerlingenvervoer voor gehandicapte kinderen, de ouderenzorg en de verzorgingshuizen. Er is een motie-Van Boxtel/Vliegenthart aanvaard, die betrekking had op de wijze waarop de nominale component van de BKZ werd verwerkt. Die motie is slechts gedeeltelijk uitgevoerd. Het idee is dat het ontbrekende financiële deel misschien ingezet zou moeten worden voor verzorgingshuizen.

Ik zeg niet dat wij hier geld voor willen hebben, maar ik vraag er wel aandacht voor. Ik vraag mij af wat voor signalen de minister van Financiën hierover bereikt hebben, met name over de problematiek van ouderenzorg en verzorgingshuizen.

Er is één punt dat ik wat nader wil uitwerken en waarover ik een wat serieuzer gesprek wil hebben met alle partijen die hier vanavond aanwezig zijn. Er is vanmiddag een debat geweest over de OV-studentenkaart. De bedoeling is dat er zo'n kaart komt. Dat is belangrijk voor het milieu, voor de verkeersveiligheid, voor de studenten, voor de toegankelijkheid van het onderwijs, voor de instellingen en dergelijke. Het staat buiten kijf dat die kaart er moet komen, vinden wij. Er ligt nu een soort principeovereenkomst. De thuiswonende studenten krijgen een weekkaart en de studenten die niet thuis wonen, zullen dan wel een weekendkaart krijgen. Zij krijgen daarnaast nog een aantal leuke dingen. De 40% korting van die kaart is wat ruimer dan bij andere kortingskaarten, want die krijg je ook in de spits.

De voorzitter:

Mag ik u even onderbreken? U doet het in uw eigen spreektijd, maar ik ben er geen voorstander van om het hele inhoudelijke debat over te doen dat uw collega Rehwinkel vanmiddag heeft gedaan over de OV-kaart. Die argumenten zijn vanmiddag al naar voren gebracht, maar u doet het in uw eigen spreektijd. Ik meende toch die opmerking te moeten maken.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Dat is uw goed recht als voorzitter en ik zal daar mijn voordeel mee doen.

Er zijn toch knelpunten. Die zijn vanmiddag aan de orde geweest bij minister Ritzen. Dat zijn voornamelijk de stagestudenten, mensen met twee studies en uitwonende studenten die studeren in steden waar kamernood is.

Ik zal tot de kern van de zaak komen. Er is een motie ingediend op stuk nr. 7 van mevrouw J.M. de Vries van de VVD, waarin deze overeenkomst wordt afgewezen. Zij zegt dat de voorliggende principeovereenkomst onvoldoende tegemoetkomt aan de onderwijsbehoefte van studenten. Ik weet niet wat ik met deze motie aan moet. Deze motie dreigt een Kamermeerderheid te verwerven. Collega Rehwinkel vertelde mij dat GroenLinks, het CDA en de SP daar steun aan zullen verlenen. Ik vind dat zich achter deze motie een bizarre alliantie heeft geschaard. Op z'n Engels zouden wij zeggen: here is a case of unlikely bedfellows. Aan de ene kant heb je de VVD die zegt: pik in die 100 mln., laat die studenten maar door de vloer zakken. Aan de andere kant krijgt deze motie de steun van partijen waarvan ik weet – ik kijk naar GroenLinks en naar de SP, maar ook naar het CDA, als ik goed heb geluisterd naar de heer Ad Lansink – dat zij een OV-jaarkaart hebben die net ietsje beter is en in die knelpunten voorziet. Als financieel woordvoerder heb ik, het hele veld overziend, een groot probleem. Er ligt een motie waar het kabinet geen chocola van kan maken. De minister van Financiën zal zeggen: dat is mooi, dan pakken wij die 100 mln. weer in. Deze motie verschaft mij de legitimatie, hoewel ik mij niet kan voorstellen dat dit de bedoeling was van de VVD-fractie, te zeggen dat zij deze motie niet kunnen indienen. Of zij accepteren het voorstel, of het is boter bij de vis.

Ik ben bijna geneigd een motie in te dienen, sterker nog, ik heb al een motie klaarliggen. Je moet toch wat. Als de motie van mevrouw De Vries wordt ingediend, wat ik in zekere mate kwajongensgedrag vind ten opzichte van de andere twee partijen in de coalitie, voel ik mij welhaast gedwongen de minister van Financiën in casu het kabinet te vragen over de brug te komen met die 90 mln. en het probleem op te lossen. Want zoals het er nu naar uitziet, is het risico te groot dat als deze motie wordt afgewezen, dit desastreuze gevolgen heeft voor de studenten, de instellingen, de verkeersveiligheid en het milieu. Ik geef dat de Kamer ter overweging mee, want ik overweeg in tweede termijn dat te doen.

De voorzitter:

De heer Schutte kan nu interrumperen. Ik hoop niet dat ik mij vergis in wat hij gaat zeggen, maar hij mag echt niet het debat van vanmiddag overdoen.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! Mijn vraag is wat de relevantie voor dit debat over de Voorjaarsnota 1997 is om te spreken over een motie voor 90 mln. extra voor een periode die ruimschoots na 1997 ligt. Misschien kan de heer Van der Ploeg deze vraag beantwoorden.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Het gaat inderdaad om de periode vanaf 1 januari 1999. Maar nu wordt over het contract onderhandeld. Er zit een ontsnappingsmogelijkheid in, omdat nog even afgewacht kan worden of die optie van 90 mln. ingevuld wordt of niet. Naar mijn mening dreigt echter een groot gevaar. Ik snap overigens de VVD-fractie niet dat als de heer Zalm zo vriendelijk is die 100 mln. beschikbaar te stellen om een mooie overeenkomst te sluiten, zij dat de studenten niet gunt. Als een Kamermeerderheid zich dreigt te scharen achter een motie die deze principeovereenkomst afwijst, vinden wij het risico te groot. Of de motie wordt ingetrokken, of er wordt een oplossing geforceerd. Ik wil niet op mijn geweten hebben, los van alle politieke strubbelingen, dat er straks geen OV-jaarkaart komt.

De heer Schutte (GPV):

Dat heeft niets te maken met de Voorjaarsnota, zo constateer ik nogmaals. Minister Ritzen heeft vanmiddag toegezegd het kabinet te zullen raadplegen over dit punt. Hij zal de Kamer daarover informeren. Hij hoort misschien wat de heer Van der Ploeg nu zegt, maar ik neem aan dat hij die overweging bij het beraad zal betrekken.

De voorzitter:

De heer Ybema kan nu interrumperen. Daarna sluit ik mij als voorzitter aan bij de opmerkingen van de heer Schutte om dit onderwerp buiten de orde van dit debat verklaren.

De heer Ybema (D66):

Ik wil mij in lijn met de opmerking van de heer Schutte uitlaten. Dit debat is vanmiddag gevoerd. De politieke consequentie, maar ook de budgettaire effecten zijn in dat debat aan de orde geweest. Ik weet niet goed raad met deze opmerking van de heer Van der Ploeg.

De voorzitter:

Ik ben dat met u eens.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Collega Van der Ploeg vroeg zich af of de motie van mevrouw De Vries ingediend is. Dat is inderdaad het geval.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Ik wilde nog iets zeggen over het toekomstig beleid. In de eerste plaats betreft dat de belastingen, want daarover heb ik nog weinig gezegd. Ik sluit mij aan bij Gerrit de Jong die zich in een interview met Trouw zorgen maakte over excessen van aftrekposten omdat deze de grondslag uithollen. Een modern belastingstelsel moet die excessen echt hard aanpakken. Wat vindt de minister van Financiën daarvan? Het is belangrijk om door te gaan met specifieke lastenverlichting. Dat betekent met name dat wij de lastenverlichting dusdanig moeten inzetten dat de participatie zoveel mogelijk verhoogd wordt. Het is belangrijk dat de minister van Financiën meer belastingcentjes binnen krijgt. Collega Van Zijl stelde voor daarbij met name te denken aan de verhoging van de participatie van 55-plussers. Ik noem daarbij ook de categorie van gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Mocht het helpen de participatie te verhogen, dan is dat des te belangrijker. Ik voeg hieraan toe dat wij al zeer lang pleiten voor een speciale IB-korting voor laagbetaalde werknemers om de participatie te verhogen. Ook houd ik een pleidooi voor het witten van zwartwerken in de sfeer van de persoonlijke dienstverlening. Daarnaast noem ik de koopkrachtproblematiek, waarbij ik denk aan een verdergaande intensivering van de alleenstaandeouderenaftrek. Deze groep kent grote problemen. Ik hoop dat wanneer er wordt gesproken over het belastingbeeld voor het volgende jaar, deze zaken op een goede manier worden meegenomen.

De heer Terpstra (CDA):

De eerste helft van uw betoog heeft u gewijd aan lof aan het adres van de minister; het financieringstekort was verminderd en verder was alles meegevallen. Sprekend over de toekomst komt u met een hele waslijst met uitgaven. Vervolgens heeft u het over extra lastenverlichting. Wat vindt u nu het belangrijkst? De heer Van Zijl heeft eerst gezegd dat hij de meevallers in het AOW-fonds wil stoppen – dat vinden wij een degelijke gedachte – maar daarna heeft hij aangegeven dezelfde centen te willen gebruiken voor een subsidieregeling ten behoeve van oudere werknemers. Het laatste wordt ook door u bepleit. Betekent dit nu dat het AOW-fonds een minder grote prioriteit is geworden of moet alles tegelijkertijd? Als de minister een en ander niet uitvoert, gaat u hem dan achteraf weer prijzen omdat hij het zo goed heeft gedaan?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

U heeft het over een waslijst met uitgaven; ik wijs erop dat ik een aantal knelpunten heb genoemd. Ik vind dat je als financiële woordvoerder ook de vinger aan de pols moet houden voor het geval zich onvoorziene uitgaven en tegenvallers voordoen. Verder wijs ik erop dat de PvdA het vorige jaar keer op keer werd verweten dat zij met een waslijst met wensen kwam, maar die zijn vervolgens allemaal ingewilligd.

Wat de aanwending van meevallers betreft hebben Van Zijl én ik gesteld dat de meevallers over 1997 in lijn met de motie-Van der Ploeg voor een flink gedeelte moeten worden ingezet als dotatie aan het AOW-fonds. Daarmee slaan we twee vliegen in één klap. Enerzijds helpen we de AOW veilig te stellen; anderzijds wordt er gedaan aan tekortreductie. Wat 1998 betreft moet het belastingplaatje nog worden uitgedokterd; het kabinet gaat daar deze zomer mee aan de slag. In hoeverre er ruimte is voor lastenverlichting – wij weten niet hoe groot de belastingmeevallers zullen zijn – vind ik dat er vooral ook moet worden gedacht aan de werknemersaftrek, de verhoging van de participatie van 55-plussers en gedeeltelijk arbeidsongeschikten, de positie van alleenstaande ouderen en het witten van zwartwerk in de persoonlijke dienstverlening. Dat lijkt mij een helder verhaal.

De heer Terpstra (CDA):

Ik weet wel wat u wil gaan doen, maar naar mijn idee wordt er in 1997 niets gedaan op het terrein van stortingen in het AOW-fonds van de heer Van Zijl. U veronderstelt dat er middelen van meevallers over 1997 in dat fonds worden gestopt, maar volgens mij is dat niet zo.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Neen, maar daarvoor heeft u mij zojuist een pleidooi horen houden.

De heer Terpstra (CDA):

Het is dus een kwestie van en-en?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Als er over 1997 meevallers optreden, kunnen ze worden ingezet voor tekortreductie maar ook voor dotaties aan het AOW-fonds. Ik pleit er ook tegenover de minister voor dat een flink gedeelte daadwerkelijk in dat fonds terechtkomt. Ik zeg dit mede omdat ook de studiegroep Begrotingsruimte erop wijst dat dit fonds een zekere omvang moet hebben om echt effect te hebben. Overigens vind ik dat deze groep niet alleen naar het AOW-fonds moet verwijzen om de AOW veilig te stellen, maar ook naar de tweede pijler, de verhoging van de participatie. Daarnaast is er de derde pijler in de vorm van de fiscalisering waarmee de regering al een begin heeft gemaakt.

Voorzitter! Ik sluit dit betoog af met enkele opmerkingen over het financiële kader voor het volgende kabinet; ook anderen hebben dit gedaan, ook al is dit niet aan de orde. Als de groei net zo onstuimig blijft als zij is geweest en als het patroon van meevallers blijft doorzetten, kan ik mij voorstellen dat er uiteindelijk sprake is van een tekort van 1% of van een overschot. Echter, je mag je vooraf niet rijk rekenen. Als de verkiezingsprogramma's worden geschreven, dient men uit te gaan van behoedzame ramingen. De PvdA wil daarbij allereerst investeren in de kwaliteit van de samenleving en denkt vooral aan zorg, onderwijs en milieu. Er is dan relatief weinig ruimte voor een forse lastenverlichting. Een groot deel daarvan zou tot stand moeten komen door een verschuiving naar indirecte belastingen en naar het zwaarder belasten van vervuilende activiteiten. Voorts zouden aftrekposten beperkt moeten worden waar er excessen zijn.

Is de minister van mening dat het verstandig is voor de VVD om een financieringstekort van 0% ex ante in het verkiezingsprogramma op te nemen? Het is gemakkelijk om daar ex post op uit te komen. Dat is gemakkelijk als er veel meevallers zijn. Zitten in de 0% dan al de dotaties voor het AOW-fonds? Of denkt hij de facto aan een tekort van 1%, dat 0% wordt als je niet denkt aan de dotaties in het AOW-fonds? Stel dat het zo is, dat je een lastenverlichting van 10 mld. wilt en uit wilt komen op 0%, dan kost dat laatste misschien 12 mld. Het totaal wordt dan 22 mld. Bij 5 mld. ruimte kom je op 17 mld. Als je ook nog wat ruimte wilt maken voor nieuw beleid, hoe groot moet het bezuinigingspakket waar de minister zijn partij over adviseert dan zijn? Waar zal zijn partij naar zijn verwachting die bezuinigingen laten neerslaan? Zijn collega De Grave heeft al gezegd dat dit bij de sociale zekerheid zou moeten gebeuren. De PvdA heeft daar geen behoefte aan. Zij investeert liever in de kwaliteit van de samenleving.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Van der Ploeg heeft op zeer treffende wijze, die ik niet kan verbeteren, de plannen van de minister getypeerd als budgettaire anorexia. Dat is heel beeldend en duidelijk. Hij herhaalde dat woord hier helaas niet. Misschien kan ik hem een handje helpen met de volgende vragen.

Hoe groot schat hij, ten eerste, de kans op een tweede paars kabinet indien de VVD vasthoudt aan het financieringstekort van 0%? Wist de minister-president er overigens van dat hij ging zeggen dat hij vasthield aan 1%? Welke garantie is er, ten tweede, voor de Nederlandse burger dat niet zal gebeuren wat in augustus 1994 is gebeurd? De PvdA heeft toen uiteindelijk ingestemd met een bezuinigingstaakstelling die precies zo in het verkiezingsprogramma van de VVD stond. In het programma van de PvdA stond 8 mld., in het programma van de VVD 18 mld. Vervolgens ging de PvdA akkoord met 18 mld. Welke garantie geeft de heer Van der Ploeg dat zijn typering voor de plannen van de minister, budgettaire anorexia, niet weer wordt ingeslikt na de verkiezingen in mei 1998?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Ik ken de minister van Financiën goed genoeg om te weten dat hij voor zijn opvolger geen lijk in de kast zal achterlaten. Waarschijnlijk hoopt hij dat hij zichzelf opvolgt. Dit kabinet had voor 5 mld. een lijk in de kast staan. Nu ja, een lijk in de kast, het was een doorloopproblematiek. Daardoor kwamen wij uiteindelijk uit op een bezuinigingstaakstelling van 13 mld.

De heer Marijnissen (SP):

Uw eigen minister-president was minister van Financiën. Als iemand er wat van had geweten, was hij het wel.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Het is al laat op de avond. Er was een doorloopproblematiek, een tegenvaller. Nu hebben wij meevallers. Die problematiek moest opgelost worden. In feite moet de 13 mld. afgezet worden tegen de 8 mld. van de PvdA en de 18 mld. van de VVD.

Desalniettemin is er veel bezuinigd. Nu zijn de overheidsfinanciën goed op orde. Wij zitten nu flink onder het tekortcriterium van het Verdrag van Maastricht, 3%. Ik heb de minister van Financiën al eens gezegd dat het poldermodel niet om zeep geholpen moet worden. Ik ben ermee begonnen te zeggen dat tot nu toe de minister van Financiën flink heeft meegewerkt aan het succes van de Nederlandse formule. Er moet worden geïnvesteerd in sociale cohesie, in onderwijs en in zorg. Als je dat niet doet, rijd je de economie in de wielen. Bij budgettaire anorexia, als je jezelf te veel als boekhouder opstelt, kom je jezelf ook economisch uiteindelijk flink tegen. Je komt jezelf niet alleen flink tegen bij de kiezers, maar ook als je niet investeert in zorg en onderwijs. Wij willen in de volgende regeerperiode wat meer prioriteit geven aan de kwaliteit van de samenleving en wat minder aan tekortreductie. Tekortreductie mag van ons best, maar alleen als de economie zeer onstuimig blijkt te zijn. Bij investerin gen is de samenleving uiteindelijk beter af.

Dan de vraag of er dan te regeren valt met de VVD. De minister van Financiën gaat natuurlijk altijd wat aan de voorzichtige kant hangen. Hij denkt altijd dat het financieringstekort hoger zal worden. Ik heb nog nooit een minister van Financiën gezien die dacht dat andere ministers het tekort nog lager wilden hebben dan hijzelf. Dat hoort een minister van Financiën nooit, dus hij zet wat beperkter in.

De heer Marijnissen (SP):

U neemt hem niet serieus?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Ik heb al een kwalificatie gegeven van zijn berekening en ik wil weten of het AOW-fonds bij die 0% inbegrepen is. Het gaat er dus in feite om of hij pleit voor een tekort van 1% of van 0%. Ik neem een minister van Financiën natuurlijk wel altijd serieus, maar er zal over onderhandeld moeten worden. En de posities, de profileringen van de verschillende partijen zijn volstrekt duidelijk. Nu heeft een aantal kranten uit mijn mond opgeschreven dat het 2% zou moeten zijn. Welnu, ook de Partij van de Arbeid zou graag een lager tekort zien, maar niet ten koste van de prioriteiten. Dus als de economie onstuimig blijft groeien, volgen ook wij de leer van de overheidsfinanciën: in vette jaren moet je geld opzijzetten voor magere jaren. Dat hebben wij in de laatste paar jaren ook op grote schaal gedaan.

De heer Marijnissen (SP):

Maar waarom is dit zo belangrijk? Omdat dit natuurlijk de inleidende beschietingen zijn voor de programma's en voor de formatie daarna. Voorzitter! Daarom vraag ik de heer Van der Ploeg nogmaals welke garantie hij de Nederlandse burger wil geven dat er geen herhaling zal optreden van wat er gebeurd is in augustus 1994, toen de PvdA 180 graden draaide en een bezuinigingstaakstelling accepteerde die dichter bij het VVD-verkiezingsprogramma dan bij haar eigen programma kwam, om het maar voorzichtig te zeggen. Met andere woorden, tot welke garantie aan de Nederlandse burger is de heer Van der Ploeg bereid, dat hij niet uiteindelijk toch zal instemmen met een taakstelling van 0%, met als gevolg dat alles wat hij zo-even noemde, niet kan?

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Ik zal ook proberen een duidelijk antwoord te geven, voorzitter.

Even de feiten op een rijtje: de PvdA wilde 8 mld., de VVD 18 mld., en er is in het regeerakkoord 13 mld. uitgekomen. Vervolgens hebben er in deze kabinetsperiode beleidsintensiveringen plaatsgevonden: ik heb zojuist een hele waslijst genoemd. Uiteindelijk kom je dus dichter bij de PvdA dan bij de VVD uit, maar dit vind ik een oninteressante discussie. Uiteindelijk is er een regeerakkoord ontstaan. Ik zeg alleen dat wij het voor een volgende periode zeer belangrijk vinden om er de nadruk op te leggen dat wij ons in de vingers zouden snijden als wij, nu uit de cijfers van het Centraal planbureau blijkt dat er 5 mld. à 6 mld. beschikbaar is voor lastenverlichting, verhoging van de uitgaven of reductie van het tekort, dat geld allemaal wilden inzetten om het tekort te reduceren. Maar dit laat onverlet dat ook de Partij van de Arbeid van mening is dat zelfs om ruimte voor nieuwe prioriteiten en ruimte in het onderwijs te creëren, oud beleid geschrapt zal moeten worden. Wij zeggen: je zou moeten bezuinigen om ruimte vrij te maken voor nieuw beleid, maar je moet niet bezuinigen om het tekort verder te reduceren. Dat is een cruciaal verschil.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Het is geen 13 mld. geworden, maar 18 mld. Maar goed, dat terzijde.

Voorzitter! Ik had de heer Van der Ploeg gevraagd of hij aandacht wilde schenken aan met name het milieu en de minima. Dat het milieu geen woord van de sociaal-democraten krijgt, is bekend. Ik hoopte dat hij wel iets over de minima zou zeggen, maar ook voor hen had hij niets in petto. En als er één groep te lijden heeft gehad van de vermageringskuur van dit kabinet met de PvdA, dan is het wel die van de minima. Mijn fractie pleit ervoor het sociaal minimum structureel met 2,5% te verhogen. Steunt de heer Van der Ploeg dit initiatief van GroenLinks?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Wij zijn van mening dat je ook moet letten op de gevolgen voor de arbeidsmarkt. Het kabinet heeft gekozen, minister Melkert voorop, voor verhoging van de bijzondere bijstand. Het voordeel daarvan is dat er maatwerk geleverd kan worden en dat er steun kan worden gegeven aan mensen die vanuit de bijstand proberen om weer op de arbeidsmarkt te komen. Wij vinden dat er ook met andere middelen, zoals de ouderenaftrek en de cheques in de individuele huursubsidie, beleid kan worden gevoerd om de positie van de laagste inkomens te verbeteren. Ik heb ook gezegd dat ik knelpunten zie, zoals voor alleenstaande moeders. Er is ook al iets aangekondigd in die sfeer, ook voor de Miljoenennota, maar er is nog steeds een knelpunt voor alleenstaande ouderen met alleen AOW en een heel klein aanvullend pensioentje. Met name daarvoor heb ik specifiek de aandacht van de minister van Financiën gevraagd.

De heer Rabbae (GroenLinks):

De PvdA durft het dus niet aan, door het verhaal over de werkgelegenheid heen te prikken en in ieder geval te kiezen voor een politiek en moreel aanvaardbare verhoging van het sociaal minimum.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Ik ben geen expert in de socialezekerheidswetgeving, maar ik meen dat in de koppelingswet de mogelijkheid staat dat om de vier jaar bekeken wordt of het allemaal wel hoog genoeg is. Laten wij dat moment rustig afwachten. Ongetwijfeld komt die vraag ook bij de komende kabinetsformatie aan de orde. Het is nu niet aan de orde. Ik wijs er alleen op dat er voordelen zijn, zoals directe inkomensverbetering, maar ook nadelen, zoals voor de werkgelegenheid. De Partij van de Arbeid vindt het de koninklijkste manier van koopkrachtverbetering die je kunt bedenken, dat gedurende deze kabinetsperiode 0,5 miljoen mensen aan de slag gekomen is.

De heer Rabbae (GroenLinks):

De laatste vraag...

De voorzitter:

Dit is echt de laatste vraag. Dan is het woord aan de heer Hoogervorst.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Ik neem aan dat, mocht de SER inderdaad positief adviseren over een structurele verhoging, u dit zult steunen.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Dat weet ik niet. Wij moeten dan bekijken hoeveel het kost en het afwegen tegen andere prioriteiten.

De voorzitter:

De heer Ybema mag nog een korte interruptie plaatsen. Wij gaan nu echt een beetje tempo maken.

De heer Ybema (D66):

Ik heb nog een korte, heldere vraag aan de heer Van der Ploeg. De inzet van de Partij van de Arbeid voor het tekort in de volgende periode is mij niet helemaal helder. Is die inzet het tekort waarmee dit kabinet eindigt, of verwacht hij gezien de ontwikkelingen dat het tekort in de volgende periode op 1,75% tot 2% moet blijven?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Zolang het economische tij heel gunstig is, wat het voorlopig nog lijkt te zijn, is het niet het beleid van de Partij van de Arbeid om het tekort als percentage van het nationaal inkomen te verhogen. Dit betekent dat het tekort waarop wij in 1998 eindigen, een gegeven is voor het verkiezingsprogramma dat wij gaan opstellen. Dat is natuurlijk een heel belangrijk ijkpunt voor ons. Waarom zouden wij het tekort willen verhogen? Ook wij hebben belang bij een lager tekort. Als de economie sterk doorgroeit, kom je misschien ooit op een overschot uit. Ik wil echter niet op voorhand hiervan uitgaan bij het opstellen van de plannen voor een volgende regeerperiode, omdat ik evenals vele anderen in de Kamer ruimte wil vrijhouden voor extra zorguitgaven, extra onderwijsuitgaven etc.

De heer Ybema (D66):

Mag ik...

De voorzitter:

Nee, ik had u één interruptie toegestaan. Bij mij is één echt één. Het spijt mij.

De heer Ybema (D66):

Dat hanteert u bij de collega's niet.

De voorzitter:

Dat zijn flauwe opmerkingen. Ik kijk naar de klok en neem op een gegeven moment een beslissing over het verdere verloop van het debat. Van dat soort opmerkingen ben ik niet gediend.

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! Deze Voorjaarsnota is gepresenteerd tegen de achtergrond van een forse economische groei. De groeiverwachting is opgewaardeerd tot 3% en de laatste prognoses van het CPB zijn zelfs dat de groei in de richting van 3,25% gaat. Mede als gevolg van deze groei vallen de belastingontvangsten ruim 2,5 mld. mee. Het beleidsrelevante tekort, dat volgens de Miljoenennota op 2,8% zou uitkomen, daalt in de richting van 2,6%. Het twaalfmaandsgemiddelde stond in mei zelfs op 1,8%, zeer veel lager dan het streefgetal. Duidt dit op een nog sterkere groei van de belastinginkomsten dan al was aangenomen? In dit verband vraag ik in het bijzonder naar de stand van zaken bij de dividendbelasting, met het oog op de uitvoering van de motie van mijn collega Bibi de Vries, waarin werd gevraagd extra inkomsten als gevolg van de herziening van het aanmerkelijkbelangregime terug te ploegen in een verlaging van de vermogensbelasting, om ook het laatste lid van de fractie van de PvdA dat nog niet gelukkig is, gelukkig te maken. De EMU-schuldquote daalt met 1,9% extra tot onder 75% en naar verluidt kunnen wij in 1998 dicht bij 70% eindigen.

Deze klinkende cijfers duiden erop dat het kabinet de economische groei niet heeft verjubeld. Toch heeft het kabinet de Voorjaarsnota benut om enigszins op de lopende begroting in te breken. Ten eerste heeft het kabinet de extra ruimte gebruikt om eenmalig 2 mld. te storten in de noodlijdende sociale fondsen, zoals AOW en AWBZ. Hiermee kan een al te steile premieverhoging in de komende jaren worden voorkomen. Het is misschien niet al te fraai, maar in het licht van de grote tekorten op die fondsen is deze maatregel te billijken.

Daarnaast heeft het kabinet in de buidel getast om de begroting 1997 tussentijds op een aantal punten bij te plussen. In totaal wordt 1,2 mld. extra uitgegeven, waaronder een groot bedrag om een begin te maken met klassenverkleining in het basisonderwijs en dat is ook voor ons een zeer belangrijke prioriteit. Dat is gewoonweg iets dat wenselijk is. Andere uitgaven waren onvermijdelijk, zoals de 300 mln. voor de varkenspest. Mijn vraag is of het bij dit bedrag zal blijven of dat de minister van Financiën veel hogere uitgaven voor die varkenspest vermoedt in de loop van dit jaar.

Voorzitter! In het licht van de intensivering van het grotestedenbeleid heb ik een vraag in verband met de problemen van de stad Den Haag, waarover ook moties zijn aangenomen in het kader van het niet doorgaan van een stadsprovincie voor Den Haag. Kan het kabinet aangeven hoe men denkt om te gaan met het saneren van de oude tekorten van de stad Den Haag? Ik wil niet zeggen dat het allemaal van het Rijk moet komen, maar ik begrijp dat men daar toch naar toe wil gaan werken.

Voorzitter: Bukman

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! Ondanks het feit dat het merendeel van de intensiveringen de rijksbegroting betreft, is er nog sprake van een onderschrijding van krap 1 mld. bij de rijksuitgaven. De enorme onderschrijding die er was bij de sociale zekerheid, slinkt nu snel, mede door een tegenvaller van een dikke miljard bij de WW. Ik kom daar later nog over te spreken.

Bij de zorg wordt een overschrijding van meer dan 0,5 mld. geconstateerd. Is het niet waarschijnlijk, gegeven de ervaring uit de voorgaande jaren, dat die overschrijding nog wat groter zal worden, zo vraag ik de minister.

Voorzitter! Cijfers voor 1998 lijken er op te duiden dat de ruimte onder het uitgavenkader wegsmelt al sneeuw voor de zon. Kan de minister hier misschien al iets over zeggen?

Voorzitter! Ik heb met veel belangstelling de voorjaarsbrieven van minister Melkert en minister Borst gelezen. Ik had ze trouwens ook zo uit. De Voorjaarsnota van minister Zalm verschaf 57 pagina's gedetailleerde informatie over de rijksbegroting. Ik heb uitgerekend dat dit 2,7 mld. per pagina is. De brief van mevrouw Borst beslaat slechts twee pagina's en dat is 27 mld. per pagina. De voorjaarsbrief van minister Melkert beslaat drie pagina's en dat is, omgerekend, 33 mld. per pagina.

Minister Melkert meldt dat zijn uitgaven met zo'n 1,5 mld. opwaarts moeten worden bijgesteld. Als oorzaak noemt hij het feit dat het aantal WW'ers tegenvalt, evenals het aantal JWG'ers en gebruikers van het vangnet ZW. Hij geeft er totaal geen informatie over over hoeveel mensen het gaat. Ook over de verhouding tussen de drie tegenvallende posten geeft hij geen informatie. Weet men dat gewoonweg niet op Sociale Zaken of gelden voor de voorjaarsbrieven van minister Borst en minister Melkert heel andere rapportageregels als die voor de Voorjaarsnota, waarin elke mee- of tegenvaller boven de 25 mln. gedetailleerd wordt geëxpliceerd?

Voorzitter! Ik weet dat er pogingen gaande zijn om de financiële informatievoorziening te verbeteren, vooral op het vlak van de zorg, maar ik hoop toch dat wij aan het eind van de volgende kabinetsperiode geen genoegen meer hoeven te nemen met de primitieve informatieverschaffing die in die twee dure briefjes vermeld staat en dat wij op veel meer gedetailleerde informatie kunnen rekenen. Dat is toch altijd het begin van budgettaire beheersing.

Tot slot, voorzitter. De uitvoering van de begroting 1997 laat een solide beeld zien en dat is een goede zaak, want een poldermodel kan alleen maar floreren bij de gratie van een goede dijkbewaking. Die dijkbewaking is geen makkelijke taak voor een minister van Financiën, als de economie zo goed draait als nu het geval is. Wij moeten ons dan ook niet gek laten maken door het jongste beeld van het Centraal planbureau, dat voor 1998 een economische groei voorspelt van 3,75%, een groei van de werkgelegenheid met 120.000 mensen en uitgaven- en belastingmeevallers die in totaal zo'n 4 mld. schijnen te belopen. Ten eerste moet die uitbundige groei nog optreden en als je zo hoog inschat, is het risico op neergang groter dan de kans op verdere meevallers. Ten tweede lijkt het erop dat het uitgavenkader in 1998 geheel vol gaat lopen. Kortom, in de uitgavensfeer is de rek eruit. De meevallers komen bijna geheel voort uit de economische groei en moeten conform het regeerakkoord worden teruggeploegd in het financieringstekort en/of in lastenverlichting.

Voorzitter! De VVD-fractie is natuurlijk niet vies van extra lastenverlichting, maar zij wil het kabinet vragen om volgend jaar voorrang te geven aan tekortreductie. Daar is een aantal goede redenen voor. Ook het volgende kabinet zal het tekort verder moeten terugbrengen. Ik denk dan aan maximaal 1%. Wij discussiëren hier wel over 0% of 1%, maar in feite is het natuurlijk een zegening voor het land dat het tekort tot deze proporties is teruggebracht. In ieder geval zijn wij het erover eens dat het tekort verder omlaag moet gaan.

Het is verstandig om de extra ruimte die nu als het ware uit de hemel komt vallen, via verkleining van het tekort te reserveren voor de financiering van het nieuwe regeerakkoord. Anders moeten wij straks onnodig gaan bezuinigen in de verkiezingsprogramma's. Ik ben het met de heer Van der Ploeg eens dat het belangrijk is om niet zoals de vorige minister van Financiën lijken in de kast achter te laten voor het volgende kabinet. Het volgende kabinet krijgt ongetwijfeld te maken met een conjuncturele dip. Tekortverkleining nu is dus investeren in een succesvol tweede paars kabinet of een ander kabinet waar de VVD in zit. Wij moeten het volgende kabinet in ieder geval al het goede toewensen.

Als wij in de volgende periode werkelijk een belastingherziening willen, is het onverstandig om nu reeds alle ruimte op te maken. Wat dat betreft, raad ik de minister ook aan om de lastenverlichting niet al te veel te versnipperen. Anders moeten wij het allemaal weer gaan repareren bij die belastingherziening. Met de andere fracties vraag ik trouwens aan het kabinet of het de ongerustheid die is ontstaan over het lot van de gepensioneerden in verband met de PEMBA-herziening, kan wegnemen. In de aanvulling op het regeerakkoord op dit punt stond toch klip en klaar dat dit inkomensneutraal zou geschieden.

Voorzitter! Tot slot merk ik op dat ook het AOW-fonds uit de tekortreductie gefinancierd kan worden. De VVD-fractie steunt die gedachte van harte, zeker in het licht van het rapport van de studiegroep Begrotingsruimte.

De vergadering wordt van 23.21 uur tot 23.33 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heb met de minister afgesproken dat hij niet te lang zal antwoorden. Dat zegt uiteraard ook niet alles, want het begrip "te lang" is niet goed te definiëren. Verder is afgesproken dat een aantal detailvragen schriftelijk zal worden beantwoord en dat in de volgende ronde een aantal detailvragen schriftelijk zal worden gesteld.

Minister Zalm:

Mijnheer de voorzitter! Alle woordvoerders hebben gesproken over het financieringstekort. Wij hebben nu een post op de rijksbegroting waar weinig mensen plezier aan beleven. Ik heb het over de 30 mld. aan rente-uitgaven. Deze post is zo hoog, omdat mijn ambtsvoorgangers en voorgaande kabinetten meenden dat het verlagen van het tekort de benodigde beleidsruimte te veel verkleinde. Uiteindelijk is alle ruimte die op die manier is gecreëerd, meer dan opgegeten door de rentelasten. Of het van belang is of er ruimte wordt geboden of niet, is vooral een kwestie van de termijn die daarbij in ogenschouw wordt genomen. Naarmate de termijn korter is, is dat vervelend. Naarmate de termijn langer is, wordt duidelijker dat tekortverkleining voordelen biedt. Jaarlijks wordt dan minder toegevoegd aan de schuld en er is een toenemend voordeel in termen van rentelasten.

De heer Meijer heeft op de problemen gewezen waarmee wij in de verdere toekomst worden geconfronteerd, zoals de bekostiging van de AOW en de vergrijzing. Wij moeten dus proberen het aandeel van de rentelasten – de nutteloze rijksuitgaven – omlaag te brengen, liefst ook in guldens. De tekortreductie speelt een rol in het opvangen van de kosten van de vergrijzing, al dan niet via de vorming van een AOW-fonds. Op die manier is er nog een zekere garantie dat de rentevoordelen ook daadwerkelijk voor de AOW worden aangewend.

Moeten wij in de volgende kabinetsperiode dan tot elke prijs op nul uitkomen? Voorzitter! Dat heb ik nooit beweerd. Ik dacht namens het kabinet te kunnen spreken, omdat ik heb gezegd dat het mooi zou zijn als wij in deze kabinetsperiode op nul uit zouden kunnen komen. Ik heb ook gezegd dat ik dat niet kan garanderen. Wat ik bedoeld heb, is dat wij, wanneer het tekort op nul "dreigt" uit te komen, dit niet als iets bezwaarlijks moeten zien. Dat is juist een goede ontwikkeling, zeker voor de lange termijn.

Of dit zal lukken, hangt van drie dingen af. In de eerste plaats is van belang wat bij de formatie wordt overeengekomen aan bijdragen aan de tekortreductie, uitgaande van een groei van 2%. In de tweede plaats is het plaatje van het tekort in 1998 van belang. Dat is nu nog onbekend. In de derde plaats is de mate van groei van belang. Als de groei meezit, kan meer worden gedaan dan bij de formatie is afgesproken. Dat gebeurt nu ook. Wij dachten in 1994 een aanzienlijk hoger tekort te hebben dan uiteindelijk is gerealiseerd.

Voorzitter! Die tekortreductie is dus afhankelijk van de economische ontwikkeling. Een onderdeel van de filosofie van het trendmatig begrotingsbeleid is dat je niet onmiddellijk in de begroting behoeft in te grijpen als de belastingopbrengsten tegenvallen. Dit is een goede reden om in de planning een redelijk laag tekort op te nemen. Bij conjuncturele tegenvallers zijn er minder maatregelen nodig. Zeker in de vorige kabinetsperiode heeft het zich regelmatig voorgedaan dat een slechtere raming van de belastingopbrengsten tot grote ombuigingsprogramma's leidde. Dat moet wat mij betreft echt verleden tijd blijven.

Voorzitter! Het gaat om een voorzichtige benadering, maar de nul moet wel voor ogen gehouden worden.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! In de bewuste uitzending van Den Haag Vandaag heeft de minister gezegd dat hij het vermoeden heeft dat het streven naar nul in het verkiezingsprogramma van de VVD komt te staan. Ik begrijp dat de minister nu vooral het kabinetsstandpunt vertolkt. Is hij het wel eens met dat streven?

Minister Zalm:

Er kwamen ook twee collega's aan het woord. De heer Wijers vond het ook mooi, maar minder waarschijnlijk. De heer Melkert heeft zich in vergelijkbare zin uitgelaten. Wij moeten afwachten hoe waarschijnlijk het is.

Zoals ik al zei, hangt het van drie dingen af. Ten eerste gaat het erom wat autonoom wordt ingezet als bijdrage aan de tekortreductie in het programma. Ten tweede is het van belang te weten welk niveau als vertrekpunt gehanteerd wordt. Ten derde speelt de vraag of de economische groei hoger is dan 2%. Dat zijn de drie factoren die de einduitkomst bepalen. Ik ben maar in één soort tekort geïnteresseerd. Dat is niet het tekort dat geraamd wordt, maar het tekort dat gerealiseerd wordt.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Kan de minister aangeven op welke punten er bezuinigd zal worden?

Minister Zalm:

Dat zal bij de formatie pas blijken. Dit kabinet zal geen programma maken tot het jaar 2002. Eerst verschijnen er verkiezingsprogramma's. Dan komt er een formatie en dan wordt er een begrotingsbeleid uitgestippeld. Vervolgens kan het kabinet aan de slag gaan.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Dat betekent dus dat de indicatie die uw collega De Grave aangaf in Buitenhof volledig voor zijn rekening is?

Minister Zalm:

Dat is uiteraard voor zijn rekening. Ik geloof niet dat regeringen verkiezingsprogramma's maken.

Voorzitter! Daarmee wil ik gezegd hebben dat wij zo snel mogelijk die nul moeten bereiken, maar niet tot elke prijs en niet onder alle omstandigheden. Nu is aan mijn collega Wijers gevraagd of ik gezegd heb dat wij in de volgende kabinetsperiode op nul uit moeten komen. Daar heeft de heer Wijers een antwoord op gegeven, maar ik heb niet het gevoel dat er sprake is van grote verschillen. Na het verschijnen van de verkiezingsprogramma's kunnen wij bekijken hoe een en ander is verwoord in de verschillende programma's. Dan zal ook de meevallersformule aan de orde komen. Al dat soort zaken is natuurlijk van belang.

Alle woordvoerders hebben de PEMBA en de bejaarden genoemd, waarschijnlijk mede naar aanleiding van krantenberichten. Ik herkende die cijfers volstrekt niet. Ik neem aan dat men getracht heeft de berekeningen zo goed mogelijk te doen, maar het zijn buitengewoon partiële uitkomsten. Er is in ieder geval geen rekening gehouden met wat er bij het wetsvoorstel PEMBA is gezegd over de reparatie van de koopkracht voor bejaarden. Zeker voor bejaarden die geen aanvullend pensioen hebben of een klein pensioen hebben, zal in 1998 sprake zijn van een behoorlijk koopkrachtbeeld. Dat is een koopkrachtklus die voor de komma begint en niet erachter. Het streven is natuurlijk om voor alle gepensioneerden het beeld positief te doen zijn. Het is niet mijn verwachting dat de minnen die in de krant hebben gestaan, in de Miljoenennota zullen paraisseren. Het is niet gebruikelijk voor mij om dit soort bespiegelingen te houden. Er is echter veel onrust ontstaan. Men denkt dat men er nominaal 2% op achteruit zal gaan en daar komt de prijsstijging nog overheen. Dan kom je uit op een koopkrachtplaatje van min 4. Dat is volstrekt absurd. Dergelijke cijfers zal men niet in de Miljoenennota aantreffen. Nu staan er überhaupt geen koopkrachtcijfers in de Miljoenennota. Men zal ze echter ook niet in de Sociale nota aantreffen. Wij hebben al het een en ander in petto als het gaat om de koopkracht van bejaarden. Ik wijs met name op de fiscale faciliteit die per 1 juli al voor de helft is ingegaan en per 1 januari voor de andere helft zal ingaan.

De heer Meijer (groep-Nijpels):

Ik vroeg om een garantie. U vindt dit een garantie?

Minister Zalm:

Ik garandeer u dat de negatieve cijfers die in de krant stonden, op geen enkele manier zullen worden benaderd in de echte stukken. Dit is voor mijn doen een forse toezegging, want ik ben altijd terughoudend in het doen van toezeggingen. Maar het is ter voorkoming van onrust een goede zaak dat ik dit vermeld. Wij hebben nog enkele maanden de tijd om dit uit te werken, maar ik kan nu al zeggen dat u zeer tevreden zult kunnen zijn over het koopkrachtbeeld dat voor de bejaarden resulteert.

Voorzitter! Dan kom ik nu toe aan een aantal andere kwesties. Er is een vraag gesteld over ten onrechte geïnde wijnaccijns. Men heeft daar recht op. Alle wijnhandelaren zullen proberen daar marktwinst mee te boeken en er zal waarschijnlijk een kleine feestactie ontstaan. Wij hebben geen instrument om dat af te dwingen. Het is wel de verwachting dat men een leuke actie zal starten voor de consument.

Ten aanzien van de verschillen in schuldquote heeft de heer Ybema al het schatkistsaldo genoemd, goed voor 0,5 punt, een lager financieringstekort, ook 0,5 punt. De schuld van de lagere overheden hebben wij behoedzaam ingeschat, omdat wij de plank al een keer hadden misgeslagen, ook daarvoor 0,5 punt, en 0,5 punt vanwege een groter BBP. Op die wijze heb je 2 punten te pakken. Met de schuld kan het dus snel gaan, trouwens zowel de goede als de slechte kan op.

Voorzitter! Het onderwerp CO2 en milieu zal ook aandacht krijgen. De herinnering van de heer Ybema liet hem iets in de steek. Het bedrag van 2,75 mld. had met het FES te maken. Er is 2 mld. besteed in het kader van het bereikbaarheidsplan en 0,75 mld. aan de CO2-problematiek. Men zal de Miljoenennota verder moeten afwachten.

Het te krap ramen van de uitgaven voor zorg is een bekend probleem, ook voor de zorg zelf. Het mag duidelijk zijn dat de zorg onze bijzondere zorg zal hebben in de begroting 1998.

De heer Rabbae heeft opgemerkt dat het financieel goed gaat, maar dat de mensen er weinig van merken. De afgelopen jaren zijn er zeker 100.000 à 120.000 mensen geweest die het echt hebben gemerkt, namelijk degenen die aan de slag kwamen. De banengroei van meer dan 100.000 is de echt grote koopkrachtklapper. Daar kunnen ook de 5% en de 2,5% inkomensverbetering die de SP en GroenLinks in het vooruitzicht stellen niet tegenop. Het is van belang om die groei vast te houden. Het is contraproductief om minimumlonen en minimumloonkosten te verhogen. Die probeer je juist te beperken, zodat de vraag naar dat type arbeid, waar juist het grootste overschot aan werklozen voor in aanmerking komt, zal toenemen. Vervolgens proberen wij via fiscale ondersteuning ervoor te zorgen dat de koopkracht toch op peil blijft, ondanks de gematigde kostenontwikkeling.

De heer Marijnissen heeft naar het Franse programma verwezen. Ik ben blij dat ik niet in dat kabinet zit. Dat zou ik toch niet graag voor mijn rekening nemen in Nederland. De Fransen moeten natuurlijk zelf weten wat zij doen. Ik wijs echter op de uitkomst van het Nederlandse concept op het punt van de werkgelegenheidsgroei en op de koopkrachtontwikkeling. Op den duur komt de werkgelegenheidsgroei via lagere uitkeringen en lagere premies in ieders koopkracht weer tot uitdrukking, ook van degenen die al een baan of een uitkering hebben.

Wat de armoedeproblematiek betreft, ondersteunen wij één groep categoriaal, te weten de 65-plussers. Zij hebben geen band met de arbeidsmarkt. Voor de bejaarden is er een generieke koopkrachtondersteuning; 85% van de gehele populatie wordt alleen belast in de eerste schijf. De oplossing van verdere knelpunten in de sfeer van de individuele huursubsidie – voor een groot deel ten gunste van bejaarden – en van de bijzondere bijstand is het gevolg van een op maatwerk gerichte benadering. Hiermee wordt het probleem voorkomen dat ontstaat bij structurele verhogingen van het minimumloon. De regering hecht eraan die benadering te blijven volgen. Zij is niet strijdig met de werkgelegenheidsdoelstellingen. Je kunt beter een inkomen hebben uit arbeid, want daar heb je meer aan dan een inkomen uit een uitkering. Het eerste is meer waard in die zin dat het netto meer is, maar het is voor de mensen zelf en voor hun sociale beleving beter dan een inkomen uit een royale uitkering.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Dat is natuurlijk waar, maar als de heer Jospin de binnenlandse vraag wil stimuleren en daarmee het midden- en kleinbedrijf in Frankrijk en tegelijkertijd de armoede wil oplossen, heeft hij ook een punt. Dat is precies wat ik altijd naar voren breng. Vervolgens vind ik dat de minister wel erg gemakkelijk over het structurele probleem van de armoede heen stapt. Hij heeft gelijk dat het hebben van werk beter is voor het inkomen, want dan maak je inderdaad een forse klapper en ook macro-economisch is het beter, omdat er waarde wordt toegevoegd. Ook sociaal en maatschappelijk is het hebben van werk beter. Dat is allemaal waar, maar tegelijkertijd moeten wij vaststellen dat er veel mensen überhaupt niet aan de bak komen, langdurig werkloos zijn en dus in armoede vervallen. De minister kan niet verdonkeremanen dat de SP allang niet meer een roepende in de woestijn is, als het om de 5% gaat. Wij krijgen op dat punt steun uit vrijwel alle gemeenten.

Minister Zalm:

Het kabinet heeft daar in de afgelopen periode aanzienlijk meer aan gedaan dan in vorige kabinetsperioden is gebeurd. Het gekke is dat juist op dit moment het armoededebat opduikt, terwijl wij koopkrachtontwikkeling kunnen garanderen, zelfs voor met name de bejaarden, wij een behoorlijke plus kunnen laten zien, veel mensen aan de slag komen en er aanzienlijke verbeteringen in de huursubsidie zijn aangebracht. Nu is plotseling de armoede het grote vraagstuk geworden. Ik denk dat wij de ingezette lijn moeten voortzetten, moeten proberen om steeds meer mensen aan de slag te krijgen en om de koopkracht generiek te ondersteunen. Voor de specifieke probleemgevallen moeten wij dan specifieke oplossingen zoeken, en dan kom je terecht bij de bijzondere bijstand, waarmee op maat gesneden voorzieningen getroffen kunnen worden, en bij de individuele huursubsidie.

Ik denk niet graag aan inkomensafhankelijke kinderbijslag, waarover het debat al vaak is gevoerd. Hoe je het ook wendt of keert, het komt erop neer dat de armoedeval daarmee verder wordt vergroot en dat is natuurlijk de vloek van de goede daad. De voorzieningen worden toegespitst op lage inkomens en als die iets minder laag worden, vervalt die voorziening.

De heer Van Dijke (RPF):

Als mensen die een laag inkomen hebben én kinderen, extra kinderbijslag krijgen die stapsgewijze wordt afgebouwd naarmate het inkomen toeneemt, bijvoorbeeld tot anderhalf maal modaal, dan wordt de armoedeval zodanig afgevlakt dat deze betrekkelijk weinig pijn doet. Daarnaast is de inkomensafhankelijke kinderbijslag allang via een geweldig ingewikkelde route geïntroduceerd in de vorm van de kindertabel voor de individuele huursubsidie. In feite is dat een inkomensafhankelijke kinderbijslag.

Minister Zalm:

Ja, zij het dat dit bedrag niet verandert zolang iemand individuele huursubsidie ontvangt. Zodra dat laatste niet meer het geval is, is er sprake van een amputatie. Dat is het verschil met een inkomensafhankelijke regeling die geleidelijk wordt afgebouwd.

De heer Van Dijke (RPF):

Kan de minister dat nog een keer zeggen?

Minister Zalm:

Bij mijn weten krijgt iemand die individuele huursubsidie ontvangt en kinderen heeft, een forfaitair bedrag, ongeacht de hoogte van het inkomen. Maar zodra geen individuele huursubsidie meer ontvangen wordt, is men in één keer alles kwijt. Dat is dus iets anders dan afromen van de kinderbijslag.

De heer Van Dijke (RPF):

Ik zit toch met het probleem dat een niet onbelangrijk deel van de Nederlandse bevolking geen beroep doet op de individuele huursubsidie, óf omdat men een eigen woning heeft, óf anderszins. Via de eigen woning moeten zij de woonkostentoeslag halen. Deze mensen vallen buiten de regeling die de minister schetst. Mijn suggestie lijkt mij eenvoudiger en brengt ook een goedkopere uitvoering met zich. Bovendien is het een breder en rechtvaardiger middel voor de betrokkenen dan het ingewikkelde systeem dat paars heeft verzonnen.

Minister Zalm:

Ik houd het er toch op dat het verstandiger is om geen nieuwe inkomensafhankelijke regelingen te introduceren, nu wij steeds meer oplopen tegen het probleem dat er al zoveel van die regelingen zijn.

De heer Van Dijke (RPF):

Maar mijn suggestie geldt ter vervanging van een heleboel andere regelingen die hoge perceptiekosten hebben en veel imperfectie kennen in de wijze waarop zij neerslaan bij degenen die er recht op hebben.

Minister Zalm:

Naast de algemene kinderbijslag – na de herziening die heeft plaatsgevonden, is deze nog simpeler geworden dan hij al was – is het enige wat wij met betrekking tot kinderen hebben het vaste bedrag voor IHS-gerechtigden. De uitvoering is dus betrekkelijk simpel: mensen hoeven alleen maar op te geven hoeveel kinderen zij hebben. Ik zie dus geen grote doelmatigheidswinst.

Voorzitter! Milieu is ook genoemd.

De heer Van Dijke (RPF):

De minister gaat voorbij aan de imperfecte wijze waarop de regelingen neerslaan in de samenleving. Een belangrijk deel van de samenleving heeft geen profijt van die regelingen.

Minister Zalm:

Daar hebben wij de voorzieningen via de bijzondere bijstand ook voor. Degenen die een eigen woning hebben, kunnen een vergelijkbare inkomenscompensatie bij de bijzondere bijstand krijgen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! In mijn eerste termijn heb ik de minister gevraagd of het kabinet bereid is om in het kader van de WKA de SER te verzoeken of het sociaal minimum kan worden bijgesteld. Wat is daarop zijn antwoord?

Minister Zalm:

Ik zou het niet weten. Ik heb daarover geen overleg gehad in het kabinet, dus ik kan daar niet in mijn eentje op antwoorden.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Zal de minister hierover alsnog overleggen en de Kamer daarover rapporteren?

Minister Zalm:

Dit lijkt mij meer een zaak voor de minister van Sociale Zaken.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Ik heb begrepen dat het kabinet altijd uit één mond sprak.

Minister Zalm:

Ja zeker.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Vanavond ook?

Minister Zalm:

Ik spreek hem niet tegen. Ik ga niet zeggen dat wij dat niet gaan doen, want ik weet niet wat hij wil. Het is primair de minister van Sociale Zaken die zo'n voorstel in het kabinet doet. Dan beoordelen de andere kabinetsleden mede. Ik ga dus niet op eigen houtje hier toezeggingen doen over zaken die op het terrein van mijn collega van Sociale Zaken liggen. Ik ga hem ook niet tegenspreken.

Voorzitter! Er is gesproken over het creëren van een extra belastingschijf voor lage inkomens. Wij hebben het belastingstelsel voor de 21ste eeuw op de rol staan. Op Prinsjesdag wordt daarnaast een belastingplan gepresenteerd. Daaruit zal blijken wat de voornemens zijn, zowel voor de lange termijn als voor 1998.

Ik heb van de Kamer begrepen dat de OV-jaarkaart in het kabinet zal worden besproken. Het lijkt mij dan ook beter dat wij dat in het kabinet bespreken voordat ik daar bespiegelingen van mijzelf op loslaat. Dat kan immers leiden tot problemen met de eenheid van regeringsbeleid. Dat hoeft niet, maar dan is het wel gokken.

De voorzitter:

Ik zie verschillende Kamerleden bij de microfoon, maar ik sta geen interrupties toe op dit punt. Wij hebben daar net een debat over gevoerd. De minister van Onderwijs is in dezen de eerstverantwoordelijke en spreekbuis namens de hele regering.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Het gaat niet over dit punt.

Ik heb de minister gevraagd of hij op de hoogte is van het idee van zijn collega van Sociale Zaken, de heer Melkert. In het kader van het belastingplan of het belastingstelsel 2000 kan wellicht voor de laagstbetaalden een speciale schijf worden ingevoerd. Is dat deze minister bekend en, zo ja, wat is zijn mening daarover?

Minister Zalm:

Waar de staatssecretaris en ik mee bezig zijn, het belastingstelsel 21ste eeuw, is mij bekend. Dat zal de Kamer bekend worden op Prinsjesdag.

Voorzitter! Door de heer Schutte en door anderen is bij al die dingen die een beslag op ruimte leggen, het milieu genoemd. Ik dacht nu juist aan het milieu te gaan verdienen door mooie heffingen op te leggen, zodat je daarmee andere lasten kunt verlagen. Het idee dat wij het milieu steeds maar moeten bevorderen via subsidies en belastingvoordeel, is niet het eerste dat in mij opkomt. De regulerende energieheffing die dit kabinet heeft geïntroduceerd, heeft een opbrengst. Dat hoeft dus niet ten laste van enigerlei ruimte te gaan. Als je de prijzen beter in overeenstemming probeert te brengen met de werkelijke kosten – dus inclusief de maatschappelijke kosten – hoeft een dergelijk milieubeleid geen beslag op ruimte te leggen. Dan kan het zelfs ruimte creëren voor verlaging van andere lasten. Dat is eerder mijn primaire invalshoek dan de gedachte dat het milieu mij ook nog een hoop geld gaat kosten. Als je het goed inricht, kan het geld opleveren. Dan zijn wij volgens mij beter bezig. Dit dient natuurlijk wel te gebeuren binnen de internationale randvoorwaarden, de concurrentiepositie, enz. Ik doel nu op de bekende cluster.

Dan kom ik op het AOW-schommelfonds. Wat mij betreft, is het geen schommelfonds, maar een fonds dat tot 2020 groeit. Schommelen – heen en weer – is niet de bedoeling. In deze Voorjaarsnota zit geen storting in het AOW-spaarfonds, maar is sprake van het aanzuiveren van tekorten in het bestaande AOW-fonds. In de nota staat dat wij ons nog beraden op het AOW-spaarfonds. Dan zal worden bekeken of wij nog in 1997 een storting willen doen. Dat zou uiterlijk bij de Miljoenennota aan de Kamer worden voorgelegd.

De heer Meijer, maar ook anderen, spraken over de CPB-prognoses. Wat ik in de krant heb gelezen, is heel mooi: 3,75% van 1998. Ik heb eens laten nagaan hoe vaak het CPB sinds 1975 in de Macro-economische verkenningen – dat is dus een jaar voorafgaand aan het jaar waar het om gaat – heeft gedurfd 3% of meer te voorspellen. Dat heeft het sinds 1975 vier keer gedurfd. Drie van de vier keren werd het percentage lager dan 3. De laatste keer dat het CPB dit heeft gedurfd, voorspelde het 4,5% en toen is het op 2,3% uitgekomen. Ik zeg dit uit mijn hoofd. Dat relativeert een klein beetje de euforie die aan een prognose kan worden ontleend. Zeker als oud-directeur CPB heb ik wat dat betreft meer lol van realisaties dan van prognoses. Voordat je het weet, slaat de zaak om, om welke reden dan ook die wij nu nog niet kunnen voorzien. Dan zit je toch wat minder gunstig. Het is wel een uitzonderlijk hoge prognose. Of de realisatie ook uitzonderlijk hoog zal worden, moet nog worden afgewacht. Enige voorzichtigheid op dat vlak, ook bij de voorbereiding van de begroting voor 1998, is naar mijn mening wel op haar plaats.

Het AOW-spaarfonds zal natuurlijk niet mogen worden misbruikt. De wettelijke voorziening die daarvoor wordt gecreëerd, zal dat ook moeten garanderen.

Ik dank de heer Van der Vlies dat hij enige sympathie heeft geuit voor mijn geclausuleerde streven om eindelijk eens een begroting te hebben die geen schulden toevoegt, maar in evenwicht is.

De heer Meijer (groep-Nijpels):

U zegt dat er een wet in voorbereiding is over het AOW-spaarfonds, maar ik hoop dat zij er tegelijk met de eerste storting is.

Minister Zalm:

Ja zeker, het geld ligt klaar, wat mij betreft.

De heer Van der Vlies repte ook nog van de bevriezing van de AOW-premie op 15,4%. Hier zijn wij weer de PEMBA-operatie tegen het lijf gelopen. Om de koopkrachtverhoudingen in orde te houden, is een aanzienlijke verhoging van de premievrije voet ingevoerd. Dat heeft geleid tot een versmalling van de premieheffing AOW. Als wij hiervoor niet zouden corrigeren, zou dat juist voor de bejaarden betekenen dat zij er erg slecht af komen, want zij betalen niet die AOW-premie, maar wel de inkomstenbelasting. Daarom hebben wij bij die PEMBA-operatie de AOW-premie gecorrigeerd. Dat is echt nodig om de inkomensverhouding tussen bejaard en niet-bejaard niet te zeer uit het lood te laten slaan. Wij zullen deze technische correctie vanwege de effecten van de PEMBA-operatie toch moeten toepassen.

Ik ben het met iedereen eens dat de AOW niet alleen via een AOW-spaarfonds gered kan worden. Dat heeft ook te maken met een economische politiek van participatie, met name van de ouderen beneden de 65. Het is heel belangrijk dat die groep goed aan de slag blijft en daarmee ook het draagvlak verbreedt. Het is ook belangrijk dat je de indexatie van de eerste schijf op een goede manier doet. Daarover heeft de SER ook geadviseerd. Daarnaast is er de maximering van de AOW-premie en daarmee enige financiering uit de algemene middelen. Die hele combinatie kan tot een alleszins acceptabele financiering van een welvaartsvaste AOW leiden, althans dat is de doelstelling van dit kabinet.

Voorzitter! Door bijna iedereen zijn diverse prioriteiten genoemd, met het verzoek om die mee te nemen bij de begrotingsvoorbereiding. Dat zeg ik graag toe, zonder dat ik op iedere wens en prioriteit inga.

De heer Terpstra heeft gewezen op de pikanterie dat het economisch goed gaat, maar dat de WW tegenvalt. Daar is al het een en ander van verklaard. Wij zijn dat nog verder aan het onderzoeken. De laatste cijfers over de WW zijn gelukkig weer gunstiger. Nu begint de WW ook lekker naar beneden te gaan. Wellicht kunnen wij in de Miljoenennota weer een kleine gunstige correctie op dat beeld geven, waardoor dat ecart dat wij eerder zagen, weer tot normale proporties wordt teruggebracht.

De heer Terpstra en de heer Van Dijke hebben gevraagd naar het rentevoordeel van de versnelde betaling aan België. Er is een contract afgesloten met België, dat een bepaald bedrag fixeert op een bepaalde datum en verder een rentebeding heeft. De rente die wij aan België moeten vergoeden, is hoger dan de staatsleningen die wij op dit moment uitschrijven. Zij is boven 6%, terwijl wij onder 6% kunnen lenen. Dan levert het voordeel op om versneld aan België te kunnen betalen. Er was budgettaire ruimte voor, omdat de infrastructuur toch met enige vertraging totstandkomt. Het is een versnelde betaling waar de Nederlandse belastingbetaler beter van wordt, en geen kastransactie zonder betekenis.

Voorzitter! Ik ben de heer Terpstra erkentelijk voor de eerste wet van Wöltgens, want die heb ik in mijn studie nog niet gehad. Ik ben blij dat ik nog niet voldoe aan de categorie van de eerste wet van Wöltgens. Dat kan ook niet, want hij weet niet wat ik na mijn ministerschap zal zeggen. Pas dan zal blijken of ik tot die categorie behoor.

Voorzitter! Er is gesproken over de ambassade in Berlijn en meevallers in de contributie van de VN. Beide categorieën vallen onder de Homogene groep internationale samenwerking. Daarvoor geldt een eigen budgetdisciplineregel, waarbij meevallers en tegenvallers binnen die homogene groep worden opgevangen. In dit speciale geval is gehandeld volgens de regels. Als er iets binnen die Homogene groep internationale samenwerking gebeurt, komt dat niet ten gunste van de algemene regeling.

De heer Terpstra (CDA):

Voorzitter! Het ging mij met name om de kwestie dat men een uitgave in 1997 al verrekent met een meevaller in 1998. Ik vroeg mij af of dat wel helemaal correct was.

Minister Zalm:

Er is een systematiek voor de eindejaarsmarge, ook voor die homogene groep. Deze marge is zelfs wat ruimer dan voor de gewone begrotingsuitgaven. Op die manier kan die verrekening worden verantwoord. Dit wordt ook wel intertemporele compensatie genoemd. Deze groep kent een vrij bijzonder regime.

Voorzitter! De heer Van Dijke heeft gesproken over het milieu en de relatie met de collectieve sector. Ik heb getracht aan te geven dat het bevorderen van een goed milieu niet per se veel uitgaven meebrengt of veel aan belastingen behoeft te kosten. Integendeel. Op de andere kwesties ben ik in meer algemene zin reeds ingegaan in antwoord op vragen van de heer Marijnissen.

Gevraagd is wie op lastenverlichting kan rekenen in de toekomst. Voor 1998 zal dat blijken uit de Miljoenennota. Voor de jaren daarna is het aan een volgend kabinet.

De opmerking van de heer Van Dijke over de junicirculaire van het Gemeentefonds vond ik goed. Ik wil er graag naar streven die circulaire een maand eerder te doen uitgaan, zodat men die informatie eerder heeft. Dat moet mogelijk zijn, omdat wij de besluitvorming over de Kaderbrief tegenwoordig ook eerder bespreken. Het kabinet behandelt integraal in april zowel de Voorjaarsnota als de Kaderbrief. Zo snel mogelijk daarna moet de informatie naar de gemeenten uitgaan.

De vragen en opmerkingen van de heer Marijnissen heb ik al volledig besproken.

Ik begrijp van de heer Van der Ploeg dat je, om complimenten van de Partij van de Arbeid te krijgen, je geen lid meer van die partij moet zijn. Niettemin ben ik hem erkentelijk voor de complimenten. Een aantal van die zaken was mij nog niet zo opgevallen. Het enthousiasme van de heer Van der Ploeg voor de tekortreductie is de ene dag wat groter dan de andere. Ik ben blij dat hij gelukkig is met de verdere tekortreductie. Dat mevrouw Noorman gelukkig is met de normering van het Gemeentefonds, doet mij ook genoegen, want die indruk was mij nog niet geheel geworden bij het algemeen overleg. Van de zaken die hij aankaart ten behoeve van de begrotingsvoorbereiding voor 1998 neemt het kabinet nota. Die zullen ook wel via andere bewindslieden tot het kabinet komen. Daaraan kan ik verder voorbijgaan. Als ik spreek over begrotingsevenwicht of over nultekort kan ik hem zeggen dat, gelet op het advies van de studiegroep over het EMU-tekort, dit inclusief de reservering voor het AOW-fonds is. In het EMU-tekort telt de instroom in het AOW-fonds mee.

De heer Hoogervorst moet ik afremmen in zijn hoop dat wij nog zeer grote meevallers krijgen, gezien het cijfer voor het financieringstekort van mei. In de eerste plaats is er een zekere mate van oplopend verloop gepland in het jaar. In de tweede plaats willen die cijfers van maand tot maand nogal fluctueren. Het loopt redelijk volgens plan. Wij zaten in maart wat hoger dan gepland. In april zaten wij weer wat gunstiger dan gepland. Dat geldt ook voor mei. Ik hoop dat het zo blijft, maar daar is nog niet al te veel kijk op. Bij de vermoedelijke uitkomsten zullen wij daar verder op ingaan. Ik weet ook nog niet of wij een schuldquote van 70% in 1998 zullen halen. Wij moeten dat afwachten. Ik kan hem wel zeggen dat het steeds waarschijnlijker wordt dat er aardig wat geld bij moet ten gevolge van de varkenspest. Voor een zeer belangrijk deel wordt dit door Brussel betaald, maar ook de Nederlandse schatkist wordt behoorlijk aangeslagen. Afhankelijk van de scenario's gaat het toch al gauw om honderden miljoenen. Dat is afhankelijk van de vraag wanneer de pest wordt geacht beëindigd te zijn: is dit 1 september of 1 januari. Je praat dan over honderden miljoenen extra. Dat is een zorgelijk punt waarover ik nog overleg heb met de minister van LNV.

Vervolgens richt ik mij op de financiële problematiek van Den Haag en de sanering van oude tekorten. Hier geldt de bekende artikel-12-regeling. Binnen het Gemeentefonds worden artikel-12-gemeenten geholpen. Juist om de andere gemeenten niet te zwaar te belasten, worden de kosten in de tijd uitgesmeerd. Ik wil wel overwegen om na te gaan of een soort rijksvoorfinanciering kan plaatsvinden, zodat Den Haag wat sneller uit de tekorten loopt terwijl de spreiding van de bijdragen van de andere gemeenten toch lang kan blijven. Echter, ten principale vind ik dat de artikel-12-regeling moet worden uitgevoerd binnen het Gemeentefonds. Als met enige voorfinanciering deze zaak kan worden versneld, zou dat te overwegen zijn, maar dat is afhankelijk van het algemene begrotingsbeeld dat in de loop van dit jaar zal ontstaan.

Over de budgettaire ontwikkeling in de zorgsector heb ik nog geen nieuwe informatie. Ik zal de opmerkingen, gemaakt over het summiere karakter van de nota's van de collega's van Sociale Zaken en van Volksgezondheid, overbrengen. Ik ben het eens met degenen die menen dat behoedzaam moet worden geopereerd wanneer de conjunctuur goed is. Dan moeten wij vet op de botten zien te krijgen.

De heer Terpstra (CDA):

Ik heb gevraagd of ook Financiën zich wil inspannen om de informatie van andere sectoren op te vijzelen.

Minister Zalm:

Dat doen wij, en dit type debat is daar ook bevorderlijk voor. Overigens berust de coördinerende rol wat betreft de informatievoorziening over sociale zekerheid bij de minister van Sociale Zaken; wat de zorg betreft gaat het om de minister van Volksgezondheid. Niettemin doen wij altijd ons best om het bekende Financiënzweepje over de informatievoorziening van andere bewindslieden te leggen.

Voorzitter! Ik meen dat mijn beantwoording vrij compleet is geweest, zodat mijns inziens geen schriftelijke antwoorden behoeven te worden gegeven.

De voorzitter:

Ik heb het idee dat er geen oploop ontstaat om een langdurige tweede termijn te genereren. Over negen uur zitten wij hier weer, zij het niet u allemaal. Overigens moet u er wél zijn om uw handtekening te zetten omdat wij anders geen quorum hebben. Hoe dan ook, over negen uur gaan wij hier weer aan de slag. Ik zou de tweede termijn dan ook buitengewoon kort willen houden. Wellicht kan de tweede termijn worden benut voor het indienen van moties.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Ik zal het in tweede termijn niet meer hebben over het wetenschapsbudget, het leerlingenvervoer, het beroepsonderwijs, het dreigende lesgeld voor 16-jarigen en de oplopende kosten van de infrastructuur. Ik zal mij beperken tot een kwestie die niet alleen mijn zorg is, maar ook de zorg van de Kamer, namelijk de aanhoudende budgettaire problemen in de zorg. Het gaat om een prioriteit die door iedereen wordt onderschreven, maar niettemin blijken de budgetten voortdurend te krap te zijn in relatie met de problemen. In eerste termijn heb ik al gewezen op de consequenties voor de nominale systematiek. Daarover is al eerder een motie ingediend door mijn fractiegenoot Van Boxtel en mevrouw Vliegenthart van de PvdA, mede in verband met de negatieve effecten op het volumebeleid. Voorts heb ik aandacht gevraagd voor de knelpunten waarover nu voortdurend wordt gediscussieerd: de verzorgingshuizen, de nieuwe geneesmiddelen, de wachtlijsten enz. Het zijn allemaal zaken die niets met luxe te maken hebben; het gaat om elementaire voorzieningen in onze maatschappij. Graag zou ik het kabinet willen oproepen om in het kader van de begroting voor 1998 te trachten het budget voor de zorgsector op een niveau te krijgen dat nodig is om deze problemen op een verantwoorde manier aan te pakken. Deze oproep heb ik verwoord in een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de extra financiële middelen voor de zorg voor een groot deel dienen ter dekking van nominale prijseffecten en budgetoverschrijdingen;

overwegende, dat het kabinet onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan de aanvaarde motie-Van Boxtel/Vliegenthart over aanpassing van de BKZ-systematiek;

voorts overwegende, dat er in de zorg nog een aantal forse knelpunten liggen bij onder meer de verzorgingshuizen, de nieuwe geneesmiddelen, de wachtlijsten en de thuiszorg;

dringt er bij de regering op aan in de begroting 1998 het budget voor de zorg met een substantieel bedrag structureel te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ybema en Van der Ploeg. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (25341).

De heer Hoogervorst (VVD):

Voor mijn goede begrip stel ik een tweetal vragen over de motie. Ten eerste is sprake van knelpunten bij nieuwe geneesmiddelen. Over welke geneesmiddelen gaat het?

De heer Ybema (D66):

Het gaat over geneesmiddelen die op dit moment niet in het vergoedingensysteem zitten, maar waarvoor steeds meer wordt gepleit om ze daaraan toe te voegen, door de organisaties die primair de belangen op die terreinen behartigen, zoals geneesmiddelen voor reuma.

De heer Hoogervorst (VVD):

Naar mijn beste weten is er onlangs in het Catshuis een akkoord gesloten tussen de coalitiepartijen en het kabinet over het oplossen van problemen in de thuiszorg. Nu zie ik dat u daar toch weer extra geld voor vraagt. Betekent dit dat u eigenlijk uw handen aftrekt van dat akkoord?

De heer Ybema (D66):

Ik heb niet willen suggereren dat de problemen op deze manier moeten worden opgelost. Ik heb deze knelpunten genoemd ter adstructie van knelpunten waar voortdurend over gesproken wordt.

De heer Hoogervorst (VVD):

U wilt dus niet meer geld voor de thuiszorg bovenop het akkoord dat er al is?

De heer Ybema (D66):

Dat kan ik niet helemaal beoordelen. Er is een debat over de thuiszorg geweest. Er zijn moties over aangenomen en stemmingen geweest. Ik zou niets liever wensen dan dat daarmee de thuiszorg geregeld was. Ik noem dit alleen ter adstructie van knelpunten die voortdurend terugkeren.

De heer Hoogervorst (VVD):

Een laatste opmerking...

De voorzitter:

U had twee vragen, maar u bent nu aan de vierde toe.

De heer Hoogervorst (VVD):

Ik zal zelf geen gebruikmaken van de tweede termijn.

De voorzitter:

Dat is nooit een argument!

De heer Hoogervorst (VVD):

De heer Ybema weet waarschijnlijk even goed als ik, dat het kabinet in de voorbereiding van de Miljoenennota 1998 reeds een aantal knelpunten in de zorg heeft geïnventariseerd en daar geld voor zal uittrekken. Is deze motie niet een vragen om iets waarvan hij weet dat het gaat komen?

De heer Ybema (D66):

Nee, dat is uitdrukkelijk niet de bedoeling. Voorzover ik kennis heb van de zaken die daar spelen – dat is ook maar heel beperkt – is het de bedoeling dat er ten opzichte van de huidige problemen iets extra's wordt gedaan.

De heer Van der Vlies (SGP):

Toch is het een wat merkwaardige motie. De doelstelling is volstrekt helder en wordt door iedereen gesteund. Vanmiddag is er gestemd over moties terzake van de thuiszorg. Ik moet mij sterk vergissen als er niet een motie bij was, inderdaad van oppositiefracties, die exact hetzelfde vroeg als wat de heer Ybema nu vraagt. Die motie is door de coalitie afgewezen. Dat is vanmiddag gebeurd.

De voorzitter:

Gistermiddag!

De heer Terpstra (CDA):

Een snelle bekering!

De heer Van der Vlies (SGP):

Intussen gistermiddag! Donderdagavond gaan wij praten over het verslag van het algemeen overleg modernisering ouderenzorg. Ik heb dat debat meegemaakt. Ook daar ligt een optie waarin exact hetzelfde wordt gevraagd. Daarover moet nog worden gestemd, dus die kans krijgt de heer Ybema nog. De heer Ybema legt er eenzelfde motie naast.

De heer Ybema (D66):

Collega Van der Vlies weet dat dit debat een van de weinige debatten is waarin de generale problematiek aan de orde is. Daarom gebruik ik juist dit forum om te pleiten voor een verhoging van het budget voor eigenlijk alle problemen in de sector van de zorg. De andere debatten zijn partiële debatten, die maar voortduren omdat, volgens mij, het generale budget voor de zorg te laag is. Ik denk dat wij dat allemaal vinden.

De heer Van der Vlies (SGP):

Daar hebben wij geen verschil van mening over, maar ik vind dat het wat wringt dat u gistermiddag een motie wegstemde en twaalf uur later om hetzelfde vraagt.

De heer Terpstra (CDA):

Ik ben het helemaal eens met de heer Van der Vlies.

Mevrouw Borst heeft gezegd dat zij na de verkiezingen een extra groot budget zou willen hebben. De heerYbema Ybema wil zijn lijstaanvoerder, die de lijst aanvoert tot 6 mei, dus eigenlijk vooruitduwen. Zij wil zelf de extra middelen pas na de verkiezingen.

De heer Ybema (D66):

Het gaat er bij deze motie om, de problemen in de zorgsector op te lossen en het doet er in wezen niet toe wie er minister is. Ook al zou uw partijgenoot Van Rey minister met die portefeuille zijn, ik zou net zo hartstochtelijk pleiten voor een oplossing voor de problemen in die sector. Het staat voor mij totaal los van wie deze minister is.

De heer Terpstra (CDA):

Het valt mij wel op dat u een motie hierover van de oppositie niet steunt, maar dat u, als uw lijsttrekker tot 6 mei, zegt dat hij er in het volgende kabinet eigenlijk meer geld voor wil hebben, een motie indient om daartegenin te gaan en er nu reeds geld voor te vragen.

De heer Ybema (D66):

Wij pleiten voor meer geld op de begroting voor 1998, als afsluiting van een succesvolle kabinetsperiode, ook voor de zorg.

De heer Meijer (groep-Nijpels):

Voorzitter! Ik dank de minister voor de beantwoording van ook mijn vragen. Ik ben hem oprecht dankbaar voor de verzekering dat de invoering van het PEMBA-complex geen negatieve financiële gevolgen zal hebben voor ouderen met een minimuminkomen.

Ik heb verder begrepen dat de minister niet tot elke prijs het begrotingstekort in 2001 op nul wil brengen en dat zorgverlening ook de zorg van dit kabinet is. Vandaar dat ik een motie wil indienen, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de verzorgingshuizen te maken hebben met een toename van de zorgzwaarte en een terugloop van de capaciteit;

overwegende, dat uit onderzoek is gebleken dat de behoefte aan verzorgingshuiszorg op termijn zal toenemen;

overwegende, dat de Nederlandse economie zich gunstig ontwikkelt;

van mening, dat thans onvoldoende middelen in het vooruitzicht zijn gesteld om de druk op de verzorgingshuizen te verminderen, waardoor de basiszorg in het geding komt;

verzoekt de regering te onderzoeken of op de begroting 1997 extra middelen voor de verzorgingshuizen zijn in te zetten en tevens op de begroting 1998 de werkelijke jaarlijkse lasten hiervoor op te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid R.A. Meijer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (25341).

De heer Terpstra (CDA):

Voorzitter! Ik zou een aantal moties willen indienen. Het CDA kent twee soorten succesvolle moties: moties waarin het kabinetsbeleid helemaal wordt afgewezen en moties waarin wij het kabinetsbeleid steunen, waarbij de coalitie meestal helemaal uit elkaar valt. Beide typen moties zou ik vanavond willen indienen.

De visie van de minister op de financiering van de AOW in de komende eeuw – minder uitgeven aan rente – wordt door het CDA volledig onderschreven. Ik heb willen vastleggen in een motie dit alvast in 1998 te gaan doen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

gelet op het advies van de studiegroep Begrotingsruimte;

gelet op de gunstige economische ontwikkelingen;

doet een beroep op de regering, in 1998 een eerste belangrijke stap te zetten in de richting van evenwicht op de begroting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Terpstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (25341).

De heer Terpstra (CDA):

Voorzitter! Ik heb met groot genoegen gehoord dat de heer Van der Ploeg steun zou willen verlenen aan onze amendementen op het punt van het leerlingenvervoer. Ik ga ervan uit dat die amendementen worden aangenomen als degenen die steun hieraan hebben toegezegd – de heren Ybema en Van der Ploeg – daaraan in hun stemgedrag uiting zullen geven.

De studiegroep Begrotingsruimte heeft veel aandacht besteed aan rust in het begrotingsbeleid. Ik heb in mijn historische analyse naar voren gebracht dat die rust nog kan worden versterkt door de CDA-alternatieven sneller in te voeren, dus niet alleen bij de behandeling van de Voorjaarsnota, maar ook bij de algemene financiële beschouwingen. Ook daarover zou ik een historische motie willen indienen, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de rust in het begrotingsbeleid belangrijk is toegenomen;

overwegende, dat bij de Voorjaarsnota grote delen van het CDA-plan van aanpak worden uitgevoerd;

stelt de regering voor de begrotingsrust nog meer te bevorderen door de CDA-plannen in de toekomst niet bij de Voorjaarsnota, maar reeds bij de algemene financiële beschouwingen uit te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Terpstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (25341).

De heer Terpstra (CDA):

Voorzitter! Vanmiddag hebben wij in de vaste commissie voor Financiën een debatje gehad over het heleTerpstra accijnsdossier. Omdat u een beetje haast hebt, hebben wij in onze fractie afgesproken dat wij dit accijnsgeval niet apart op de agenda zullen laten zetten, maar vanavond even meenemen.

De heer Reitsma en ik maken ons ernstig zorgen over de ontwikkeling van het hele accijnsdossier. De Belgen en de Luxemburgers hebben de Zalmstrook afgewezen; hierdoor gaat deze niet door. De paarse dieselcompensatie is ook een beetje ingewikkeld. Wij denken dat het hele dossier tot niets leidt, wat niet ver is. Wij stellen ons voor dat het beter is de accijnsverhoging per 1 juli niet te laten doorgaan en de compensatie uiteraard ook niet. De maatschappij wordt hierdoor drastisch eenvoudiger. Iedereen is voor eenvoud en op dit gebied verwachten wij dan ook steun van iedereen in de Kamer.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de beoogde compensatie voor het zware vrachtvervoer – de paarse diesel – en voor de pomphouders in de grensstreek – de "Zalmstrook" – niet gelijk met de accijnsverhogingen wordt ingevoerd;

voorts overwegende, dat de regering nu onnodig ingewikkelde, bureaucratische en lastenverzwarende regelingen voorstelt;

van oordeel, dat deze compensatie voor een groot aantal gevallen niet toereikend is;

verzoekt de regering de accijnsverhoging per 1 juli 1997 niet door te laten gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Terpstra en Reitsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (25341).

De heer Terpstra (CDA):

Ik dank de collega's alvast voor de steun.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Ik dank de minister voor zijn korte en bondige beantwoording. Hij heeft niet alles behandeld en ik wil hem prikkelen om op twee kwesties wat nader in te gaan.

De minister zei in verband met datgene wat het RIVM naar buiten heeft gebracht als beoogd kabinetsbeleid, dat milieudoelen niet altijd geld of veel geld hoeven te kosten. Ik ben het hiermee eens. Als wij morgen afspraken dat wij met elkaar niet harder dan 90 km/uur rijden, is dat een substantiële verbetering voor de CO2-doelstelling. Kan de minister mij voorbeelden geven van beleidsvoornemens van dit kabinet die in deze categorie vallen, dus die niet veel geld kosten, die snel in te voeren zijn en daadwerkelijk snel ingevoerd worden teneinde voor het milieu stappen voorwaarts te zetten? Anders is zijn opmerking loze praat en daar verdenk ik hem niet van.

Mijn tweede punt betreft datgene wat ik over de kinderbijslag heb gezegd. Ik vind dat de minister er te laconiek overheen hobbelt. Mijn voorstel heeft wel degelijk belangrijke voordelen ten opzichte van de bestaande situatie. Wij weten dat de bijzondere bijstand voor eigenwoningbezitters een hoog niet-gebruik kent en dat wij de doelgroep dus niet bereiken. Ik nodig de minister er dan ook toe uit schriftelijk in te gaan op een vergelijking tussen de nu bestaande instrumenten om gezinnen met kinderen die van een laag inkomen moeten rondkomen tegemoet te komen, en mijn suggestie om ouders met lage inkomens die de zorg voor kinderen hebben een verhoging van de kinderbijslag te geven, die in twee of drie stappen afloopt naar bijvoorbeeld anderhalf keer modaal. Wil hij hierbij bekijken hoe hoog de perceptiekosten hiervan zijn en hoog die van het huidige systeem zijn?

De voorzitter:

Ik wijs u erop dat er vanmiddag bij de regeling van werkzaamheden van diverse zijden om uitvoerig commentaar gevraagd is op de effecten, de betekenis en de consequenties van de nieuwe gegevens van het RIVM over de situatie van het milieu. Het past wel bij elkaar. Ik zeg dit even ter informatie voor de minister van Financiën, die er vanmiddag niet bij was, maar intussen ongetwijfeld het stenogram heeft gelezen. Voor het geval dat dit niet zo is, zeg ik het voor de zekerheid.

De heer Van Dijke (RPF):

U zult van mij durven pikken dat ik op dit punt terugkom, omdat de minister mij hiertoe heeft uitgedaagd.

De voorzitter:

Ik pik alles van u, tenzij dat niet het geval is. Dat komt zelden voor.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Voorzitter! Wij zijn blij met de toezegging van de minister om het koopkrachtbeeld voor de 65-plussers zorgvuldig te bekijken. Wij zijn blij met zijn warme pleidooi voor het in rekening brengen van de maatschappelijke kosten van milieuschade. Wij hopen dat het kabinet met heviger actie op dit terrein komt. Wij zijn blij met het omarmen door de minister van het "Van Zijlfonds", het AOW-fonds. Daarom vragen wij de minister met klem ervoor te zorgen dat er bij de presentatie van de Miljoenennota op de derde dinsdag van september inderdaad een extra storting al in 1997 wordt aangekondigd. Gezien het beeld van meevallers, lijkt mij dat aan de orde. Ik zal er geen motie over indienen, want ik ga ervan uit dat de minister zich daar ook wel in kan vinden.

Ik ben met name blij met de extra prioriteit die de minister wil geven aan de participatie van 55-plussers. Het is natuurlijk niet alleen het AOW-fonds en de maximering van de AOW-premies die de AOW veilig kunnen stellen in de toekomst; zij moeten ook meedoen aan de participatie. Wij zouden daarom graag boter bij de vis willen zien en proberen te komen tot een extra belastingkorting voor 55-plussers – ik noem daar graag ook gedeeltelijk arbeidsongeschikten bij – of tot andere effectieve maatregelen, al bij de presentatie van de Miljoenennota later dit jaar, om de participatie van deze groep mensen te bevorderen.

Wij zijn blij met een minister die ook de knelpunten die ik aangedragen heb, serieus neemt en daar de vinger aan de pols wil houden. Nu moeten we niet een beeld gaan schetsen alsof we het allemaal over een soort verloedering van de overheidsfinanciën hebben. Vroeger sprak Bert de Vries nog over zijn 60%-norm. Inmiddels zitten wij op een norm voor de collectieve uitgaven van zo rond de 50% en hebben wij het tekort teruggebracht van 10%, lange tijd geleden, tot onder de 2%. Ook in deze vette jaren doen we dus veel aan tekortreductie.

Resten mij nog twee moties. Eén motie is reeds ingediend, samen met collega Ybema, en betreft extra financiële middelen voor de zorg. Dat is ook belangrijk. Ik hoef niet altijd aan te geven waarom; dat is vaak genoeg hier verteld in dit huis. Ik noem alleen maar dat onderzoek uitwijst dat de zorgzwaarte de afgelopen vier jaar met zo'n 8% gestegen is, dat de zorg verschraald is, dat werkdruk gigantisch is en dat het ziekteverzuim stijgt. Natuurlijk het is zo dat staatssecretaris Terpstra 80 mln. gekregen heeft voor met name een stuk verzorghuisproblematiek. Naar onze mening is dat niet voldoende.

De kanttekening bij de motie is deze. Wij pleiten inderdaad voor een substantiële verhoging van het budget. Dat moet structureel zijn. De minister van Financiën vindt het natuurlijk nooit leuk om een motie onder ogen te krijgen die meer geld vraagt, maar wij hebben als PvdA-fractie een suggestie gedaan om de minister van Financiën daar een handje mee te helpen, ook als je kijkt naar de dekking. Collega Oudkerk is daarmee bezig en zelf tamboereer ik er al jaren op, namelijk dat de monopolies van de vrije beroepsgroepen – of het nu medisch-specialisten, notarissen of inderdaad ook apothekers zijn – ten koste gaan van de kosten van de gezondheidszorg. Het pleidooi is in feite om de apothekers forser aan te pakken, twee keer zo zwaar als mevrouw Borst van plan was. Dat zou ook een beetje ruimte scheppen voor bijvoorbeeld nieuwe geneesmiddelen. In deze motie vragen wij extra geld, maar ik geef hier als kanttekening bij – ook een suggestie voor de minister – dat het niet allemaal uit zijn eigen zak hoeft te komen. Er zijn bij wijze van spreken serieuze suggesties gedaan van onze zijde, ook om verspilling in algemene zin in de zorg tegen te gaan. Ik zou tegen de minister willen zeggen: ga nog eens goed door die nota van Oudkerk en mij heen, dan zult u vast een aantal dekkingsmiddelen kunnen aantreffen om te komen tot deze structurele verhoging van dit zorgbudget.

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! Ik mag de motie zo begrijpen dat zij voor een groot gedeelte zelf gefinancierd kan worden uit de zorgsector via herschikkingen, en dat het er dus niet om gaat dat er bovenop het bedrag dat nu beschikbaar is, nog eens een grote hoop wordt bijgeplempt, zonder dat er gekeken wordt naar mogelijkheden tot herschikking binnen de zorgsector?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Mijnheer Hoogervorst, u zult mij niet het woord "bijplempen" horen gebruiken, daar waar het gaat over serieuze knelpunten in de zorg. Dat betreft even het taalgebruik.

De heer Hoogervorst (VVD):

Als het om taalgebruik gaat, mijnheer Van der Ploeg, hoeft u mij minder wijs te maken dan ik u.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Nu, ik ga zeker nooit bij u in de leer daarover. Maar mijn punt is hier dat bij ons vooropstaat – daarom zegt de motie dat ook – dat het budget voor de zorg niet toereikend is. Tegelijkertijd zeggen wij tegen de minister van Financiën dat hij in overleg met de minister van Volksgezondheid misschien ook wel dekking in de zorg kan vinden. Dat is dus een afgeleide daarvan. Vooropstaat dat de knelpunten opgelost moeten worden waar de heer Ybema uitvoerig over gesproken heeft. Maar wij zien ook verspillingen in de zorg. Wij zien ook dat het overstappen naar de nieuwe honorering van medisch-specialisten wat ons betreft wat te lang geduurd heeft. Wij vinden dat de bonussen en kortingen voor apothekers bij wijze van spreken liever twee jaar geleden aangepakt hadden moeten worden dan nu. Het kan dus wat forser en intensiever, en naarmate het daarmee lukt, is er een geringer probleem voor de minister van Financiën. Dat lijkt me logisch.

De heer Hoogervorst (VVD):

Het is toch geen geheim dat er al gekeken wordt naar de bonussen van de apothekers. Wat u hier aanreikt als een oplossing, is volgens mij dus al kabinetsbeleid.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Ik weet dat de VVD zich ook in deze Kamer keer op keer opgesteld heeft als de beschermheer van notarissen, medisch-specialisten...

De heer Hoogervorst (VVD):

Nou even geen onzin! Is het waar of niet dat het kabinet nu al met onze steun kijkt naar de overwinsten van apothekers?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Om het heel precies aan te geven: wij pleiten ervoor om die inzet te verdubbelen. Het gaat hier om 5% korting, maar willen die op 10% zetten. Daardoor krijg je een extra bedrag zo'n 100 mln. dat gedeeltelijk gebruikt kan worden om iets te doen aan de knelpunten bij verzorgingshuizen en de wachtlijsten in de thuiszorg en de ouderenzorg. Het lijkt mij ook verstandig dat de minister van Financiën zoveel mogelijk druk zet op de zorgsector zelf om daar verspilling en monopoliewinsten tegen te gaan. Ik ga ervan uit dat u het daarmee eens bent. Mijn stelling is dat de inzet, waar het de apothekers betreft, wat forser kan zijn.

Ik kom tot een afronding. Ik heb in mijn eerste termijn al uitgelegd dat wij niet kunnen leven met de motie van mevrouw De Vries inzake de OV-studentenkaart. Wij menen dat daardoor een schizofrene situatie ontstaat waarbij een bizarre alliantie zich achter die motie schaart. Enerzijds is er de VVD die zegt: pik in die 100 mln. en laat de studenten maar in de kou staan. Anderzijds hechten andere partijen in deze Kamer aan een goede OV-studentenkaart. Zij zijn ook bereid om daar middelen voor vrij te stellen. Er is vanmiddag een debat geweest tussen collega Bakker en collega Rehwinkel. Zij hebben ieder een motie ingediend. De heer Bakker zegt dat wij per 1 januari 1999 terug moeten naar de kaart die nu bestaat. De heer Rehwinkel heeft zich iets bescheidener opgesteld door te zeggen dat alleen de knelpunten opgelost moeten worden. Ik heb het dossier goed bekeken, ook als oud-woordvoerder studiefinanciering. Het lijkt mij dat je, als je die knelpunten goed wilt oplossen, dan in feite uitkomt bij het teruggaan...

De voorzitter:

Ik denk dat u hier een fout maakt, mijnheer Van der Ploeg. Die moties zijn bij een ander debat ingediend en hadden ook bij dat debat van commentaar voorzien moeten worden.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Dan kom ik aan mijn eigen motie. Ik vindVan der Ploeg het nodig om die in te dienen, omdat ik het niet kan hebben dat dadelijk de hele principeovereenkomst afgestemd wordt door de Kamer.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de OV-studentenkaart een belangrijk onderdeel is van de studiefinanciering ter bevordering van de toegankelijkheid van het onderwijs en dat deze voorts uit het oogpunt van bevordering van het openbaar vervoer en van de verkeersveiligheid belangrijke voordelen biedt;

van mening, dat afwijzing van de principeovereenkomst desastreus uitwerkt voor de studenten, de instellingen, de verkeersveiligheid en het milieu;

voorts van mening, dat ook voor nieuwe studenten de vrij keuze tussen week- of weekendkaart moet worden gehandhaafd;

overwegende, dat de rijksbegroting omvangrijke meevallers kent, zeker in relatie tot het bedrag dat nodig is om de huidige OV-jaarkaart te handhaven;

verzoekt de regering ook voor nieuwe studenten de keuze tussen week- en weekendkaart te handhaven en hiertoe de benodigde financiële voorzieningen treffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ploeg en Ybema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (25341).

De heer Hoogervorst (VVD):

Nou breekt mijn klomp. De heer Ybema heeft zo-even zelf gezegd dat dit een beetje buiten de orde was, omdat het hier gaat om een kwestie die pas vanaf 1 januari 1999 speelt. Nu medeondertekent hij echter een motie van de heer Van der Ploeg, die nou juist precies over datzelfde probleem per 1 januari 1999 gaat. Ik snap dus werkelijk niet waar wij nu mee bezig zijn.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Ik word nu aangesproken op iets wat ik niet heb gezegd. Ik heb zojuist gezegd dat het moeilijk te volgen is als wij commentaar gaan leveren op moties die bij een vorig debat zijn ingediend. Dit is echter een andere motie. Die wordt bij dít debat ingediend; daar heb ik mijn steun aan gegeven.

De heer Hoogervorst (VVD):

U wilt problemen die gaan spelen per 1 januari 1999, dus dekken met meevallers uit 1997.

De heer Ybema (D66):

U hebt de motie waarschijnlijk nog niet kunnen lezen, maar zij houdt in dat wij het kabinet opdragen om nu dekking te geven voor het probleem van de OV-kaart met het handhaven van de huidige voorziening.

De heer Hoogervorst (VVD):

Dekking uit meevallers in 1997 voor een probleem dat in 1999 speelt; dat is toch wel weer een financiële vernieuwing op het gebied van de begrotingsvoering.

De heer Ybema (D66):

Collega Van der Ploeg – misschien kan hij dit beter zelf zeggen, want hij staat daar met de motie – heeft de meevallers in 1997 en 1998 aangegeven als relevante factoren, maar niet als dekking.

De voorzitter:

De heer Van der Ploeg krijgt gelegenheid om te reageren op de opmerkingen van de heer Hoogervorst. Daarna moet ik de minister geleidelijk aan het woord geven. Ik neem niet aan dat men mij morgen om 8.45 uur voor het gebouw de hand wil schudden, zodat wij gezamenlijk de lijst kunnen tekenen. Ik denk overigens dat de heer Van Dijke er wel op dit tijdstip zal zijn.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Ook ik zal er zijn.

De voorzitter:

Ik kom kijken.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Dan wordt het toch nog gezellig.

Voorzitter! Deze motie is ingediend omdat wij daartoe werden uitgedaagd door de VVD-fractie. Dat moet de heer Hoogervorst goed begrijpen. Mevrouw De Vries van de VVD heeft een motie ingediend waarin in feite de aan de orde zijnde principeovereenkomst wordt afgewezen. De bedoeling is blijkbaar dat het bedrag van 100 mln. naar de schatkist gaat of iets dergelijks. Dat risico willen wij niet lopen. Wij vinden dat er nu genoeg is gesteggeld. Studenten en instellingen – mede gelet op het belang van het milieu en van de verkeersveiligheid – verlangen van ons dat nu zekerheid wordt geboden. Het gaat inderdaad om een maatregel die ingaat op 1 januari 1999. De heer Ybema heeft het zeer goed uitgelegd. Dat er nu meevallers zijn, is slechts een overweging die meespeelt. Het probleem moet gewoon opgelost worden.

De heer Hoogervorst (VVD):

Volgens mij wil de heer Van der Ploeg toch weer lijken in de kast achterlaten voor het volgende kabinet. Je maakt jezelf volstrekt belachelijk als maatregelen in 1999 worden gefinancierd door meevallers uit 1997.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Ik heb gezegd dat het uitstekend gaat met de overheidsfinanciën. Het tekort is van 10% tot minder dan 2% teruggebracht. Dat zal waarschijnlijk nog verder worden teruggebracht, zeker als de groei blijft aanhouden. Het aandeel van de collectieve sector is ook sterk gedaald. Het gaat om een relatief beperkt bedrag, namelijk 90 mln. Daarnaast is er sprake van gigantische meevallers. De heer Hoogervorst heeft zelf gezegd dat een bezuiniging van 10 mld. op een begroting van 300 mld. niet moeilijk te vinden moet zijn. Dan moet het ook niet te moeilijk zijn om 90 mln. extra te vinden als er echt een serieus knelpunt is.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Mag ik deze motie uitleggen als het uitspreken van het "onaanvaardbaar" over het optreden van de VVD-fractie met betrekking tot de OV-jaarkaart?

De heer Terpstra (CDA):

Voorzitter! De heer Van der Ploeg beroept zich er steeds op dat "wij" het financieringstekort hebben teruggebracht van 10% tot 2%. Ik kan mij niet herinneren dat het beleid van de kabinetten-Lubbers I en II door de PvdA is gesteund. Begrijp ik nu goed dat de heer Van der Ploeg namens de PvdA achteraf het beleid van de eerste twee kabinetten-Lubbers goedkeurt?

De heer Rabbae (GroenLinks):

Van der PloegLigt deze motie in het verlengde van de motie die door de heer Rehwinkel tijdens het debat over de OV-jaarkaart is ingediend? Uiteindelijk gaat het dan om 360 mln. in vier jaar. Is dat juist?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Voorzitter! Als een Kamerlid zegt dat iets onaanvaardbaar is, heeft dat minder consequenties dan wanneer een minister dat zegt. De heer Van Dijke mag echter van mij aannemen dat ik die motie onaanvaardbaar acht. Het risico dat zij een Kamermeerderheid krijgt, vind ik te groot. Ik vind het zeer onverstandig van een coalitiepartij om op een zo belangrijk punt als de OV-jaarkaart een dergelijke motie in te dienen. Daarom hebben wij besloten, mede omdat het om een relatief bescheiden bedrag gaat – ik zeg tegen de heer Rabbae dat het om 90 mln. per jaar gaat – dat dit geld er maar moet komen.

Ik zeg tegen de heer Terpstra dat het belangrijk is voor de Nederlandse economie dat het tekort behoorlijk is teruggedrongen. De lasten zijn behoorlijk verlicht, terwijl er toch goed geïnvesteerd is in de sociale cohesie in Nederland. Men zal mij niet horen klagen dat de rentelasten dalen en dat er meer ruimte komt voor uitgaven in de toekomst.

Minister Zalm:

Voorzitter! Ik kan snel antwoorden. De heer Van Dijke vroeg om drie voorbeelden van zaken die het kabinet heeft uitgevoerd die het milieu hebben geholpen en geen geld kosten. Ten eerste noem ik de indexatie van de accijnzen, ten tweede de introductie van de regulerende energieheffing en ten derde de aanstaande variabilisatie van autokosten per 1 juli.

Dan kom ik bij de moties. De heren Ybema en Van der Ploeg hebben een motie ingediend over de zorg op stuk nr. 6. Ik vind het overigens erg jammer dat de dekkingen die de heer Van der Ploeg zojuist aangaf, niet in de motie zijn opgenomen. Hij moedigt mij wel hard aan, maar hij vindt niet dat er melding van gemaakt moet worden in de motie. Dus dat vind ik niet zo'n verschrikkelijk sterk punt.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Mijn collega Oudkerk heeft in deze Kamer bij andere gelegenheden hard aangedrongen op deze aanpak.

Minister Zalm:

Ja, dat klopt, maar het is nooit in een motie vastgelegd. Alleen het geld uitgeven wordt in de motie vastgelegd, maar het geld besparen is de moeite niet waard om in de motie vast te leggen. Van financiële woordvoerders zou ik eerder het omgekeerde verwachten. Maar hier komen alleen maar de claims naar voren en niet de dekking. Overigens zijn dit onderwerpen die bij de begrotingsvoorbereiding 1998 een rol spelen. Ik denk dat de minister van Volksgezondheid zeer goed in staat is om haar boontjes in het kabinet te doppen. Ik betwijfel ook zeer of zij behoefte heeft aan een dergelijke motie. Je zou het ook nog kunnen zien als een motie van wantrouwen jegens de minister van Volksgezondheid.

Voorzitter! Dat geldt ook voor de motie van de heer Meijer. Dat zal hem niet verrassen.

Dan de motie van de heer Terpstra over het uitvoeren van CDA-plannen bij de algemene financiële beschouwingen. Ik denk dat die motie enige kans zal maken, als het CDA 50% van de zetels hier in dit huis heeft. Dus ik neem niet aan dat deze carte blanche hem zal worden gegund door de Kamer. Ik raad aanneming van deze motie dan ook af.

De motie van de heer Terpstra op stuk nr. 8 over de studiegroep Begrotingsruimte zie ik als een motie van wantrouwen jegens de minister van Financiën. Ik heb daar niet zo'n behoefte aan. Het komt echt wel goed.

Vervolgens is er nog een motie ingediend over de OV-jaarkaart door de heren Van der Ploeg en Ybema op stuk nr. 11. Daarin wordt eigenlijk gesteld dat er niets moet veranderen. Als dat gebeurt, ontstaat er een financieel gat en daar is geen dekking voor aangewezen. Deze motie behoort niet tot de categorie moties die mij zeer inspireren.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven