Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Wij gaan een zeer hectische week tegemoet met veel problemen betreffende de verhouding tussen datgene wat op de agenda reeds is opgevoerd en er nog bij zal komen aan de ene kant en de beschikbare tijd aan de andere kant. Ik stel voor, in verband met die beschikbare tijd de vergaderingen op woensdag en donderdag te laten beginnen om 9.00 uur. Dat geeft ons een tijdwinst van tweeënhalf uur. Ik stel tevens voor, deze dagen geen avondpauze te houden. Het is mogelijk gebleken in overleg met de Stenografische dienst daar een regeling voor te treffen. Dat scheelt voor beide dagen drie uur. Ik hoop van harte dat het daardoor mogelijk zal zijn, ondanks het feit dat ik de grens van 23.00 uur niet in acht wil nemen voor deze dagen, toch het overschrijden van die grens een beetje in de hand te houden. Wij dienen uit te gaan van een tijdspanne tussen het einde der werkzaamheden en de hervatting daarvan van minimaal acht uur, want anders draaien wij dol. Dat is niet de inzet van de laatste vergaderweek.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Ik heb volledig begrip voor deVoorzitter tijdsklem waarin u met betrekking tot de planning van werkzaamheden terecht bent gekomen.

De voorzitter:

Nee, niet ik, maar u.

De heer Van Dijke (RPF):

Dat is waar, maar u maakt ook onderdeel uit van de Kamer. Toch zou ik willen vragen in deze zaal uit te spreken dat dit voorstel behoort tot de categorie "eens, maar nooit meer". Wij hadden natuurlijk ook afgelopen maandag kunnen vergaderen. Met name de kleine fracties gaan nu helemaal hectische dagen tegemoet. Zij kunnen helemaal niet meer schuiven. Ik zou graag zo nu en dan een momentje vinden om even te kunnen eten.

De voorzitter:

Dat kan ook, want u bent waarschijnlijk niet bij alle debatten betrokken. Ik zie het probleem van de kleine fracties. Ik merk op, dat mijn voorstel terzake uw instemming heeft. "Eens, maar nooit meer" lijkt mij niet zo'n geschikte formule, omdat wij iedere keer afzonderlijk daarover moeten beslissen als wij afwijken van de normale regel.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, vast te stellen dat, voorzover het deze Kamer betreft, instemming is verkregen met de ontwerpbesluiten Uitvoerend Comité Schengen, toegezonden bij brief 19326, nr. 163 onder de voorwaarde dat de toezeggingen van de regering aan deze Kamer gedaan strikt in acht zullen worden genomen en onder de voorwaarde dat de Eerste Kamer aan deze instemming en deze toezeggingen, voorzover gedaan, niets toevoegt of afdoet.

Ik stel voor, in dat verband de stukken 19326, nrs. 160 t/m 164, voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, vanwege de tijdsklem waarin wij zitten, bij het debat over de arrestaties tijdens de top van Amsterdam, voorlopig geagendeerd op donderdagochtend om 9.00 uur, de volgende spreektijden in acht te nemen: voor PvdA, CDA, VVD en D66 5 minuten, voor de overige fracties 3 minuten, voor de groep-Nijpels en het lid Hendriks 1,5 minuut.

Daartoe wordt besloten.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Krijgt ook de aanvrager van het debat maar drie minuten?

De voorzitter:

Ja zeker. Het is een normaal debat.

Ik stel voor, aanstaande donderdag aan het einde van de vergadering te stemmen over de moties, voorgesteld tijdens het notaoverleg over de nota Grenzen aan gedogen (25085), te weten:

  • - de motie-Van de Camp over nieuw in te voeren wetgeving waarbij de noodzaak van gedogen niet meer bestaat (25085, nr. 4);

  • - de motie-Van de Camp over dusdanige aanpassing van wetgeving dat gedogen wordt voorkomen (25085, nr. 5);

  • - de motie-Van Heemst c.s. over een inventarisatie van onderwerpen waarvoor met een nadere uitwerking zal worden gekomen (25085, nr. 6);

  • - de motie-Schutte, houdende de uitspraak dat het gedoogbeleid inzake softdrugs niet kan dienen als voorbeeld van hantering van de criteria voor het gedogen (25085, nr. 7).

Ik stel voor, aan de agenda toe te voegen het wetsvoorstel wapens en munitie (25413).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Hillen.

De heer Hillen (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Gisteren werden wij "verblijd" met de brief van de ministers van Economische Zaken en van Justitie over Securitel. Deze brief moet een vervolg zijn op de motie van mevrouw Voûte-Droste die de vorige week door de Kamer werd aangenomen en waarin wordt gevraagd om een compleet overzicht van alle maatregelen die erop zijn gericht het geschetste probleem zo snel mogelijk op te lossen. Die brief staat op de agenda voor de vergadering die de commissie voor Economische Zaken vanmiddag houdt. U zit overigens, met de agenda voor deze week in gedachten, zó somber te kijken dat wij niet snel genoeg volgnummertjes kunnen trekken om na te gaan of wij van u nog íéts mogen.

Mijn fractie is met de genoemde brief niet helemaal gelukkig, om een understatement te gebruiken. Wij vragen ons af waarom de lijst van maatregelen die niet zijn aangemeld, vertrouwelijk naar de Kamer is gezonden in plaats van openbaar. De minister-president heeft de afgelopen week voor de camera's van RTL4 uitgelegd dat die lijst openbaar kan worden gemaakt. Hij stelde onder meer: "Neen, daar is niets vertrouwelijks aan. Dat zal bij de brief zitten die de Kamer van de minister voor 23 juni heeft aangevraagd." De minister-president heeft op de persconferentie die aan die uitzending voorafging, zelfs gesteld: "Hoe kan een parlement nou discussiëren als die lijst níét openbaar is?". En vervolgens sturen de twee genoemde ministers de lijst wél vertrouwelijk aan ons toe. Je vraagt je dan natuurlijk af wie er in Nederland de baas is, maar volgens het Witte Huis en het Kremlin – wij hebben het de laatste dagen via de televisie vernomen – is de heer Kok de baas en niet mevrouw Sorgdrager en de heer Wijers. Ik ga er dus maar van uit dat de heer Kok zijn zin krijgt en dat nog deze week de vertrouwelijkheid van deze lijst wordt opgeheven.

Voorts valt het ons op dat de minister van Economische Zaken zijn problemen nu tóch gaat uitbesteden aan een organisatieadviseur. Hij had dat al een jaar eerder kunnen doen. Ten slotte is hij zélf organisatieadviseur en heeft hij ons eerder laten weten dat hij met dit probleem allang klaar was. Als de publiciteit er niet tussen was gekomen, zou hij ons al veel eerder hebben ingelicht.

De voorzitter:

Wat is uw voorstel? Met alle respect...

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Dit is toch geen "regeling" meer?! Dit is een politiek debat.

De voorzitter:

Er mag geen sprake zijn van een termijn, mijnheer Hillen. U kunt in het kader van deze regeling met een verzoek komen. Daar wachten wij nu allemaal op.

De heer Hillen (CDA):

Voorzitter! Ik heb geprobeerd om de coalitie, die het de vorige week misschien niet helemaal heeft gesnapt, duidelijk te maken wat mijn punt is. Al deze zaken genoemd hebbend, vraag ik om een spoeddebat met het kabinet over deze kwestie. Het kabinet wil spoed en spoed kan het krijgen. Graag willen wij er nog deze week met de regering over debatteren.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter! In de brief die de Kamer is toegezonden naar aanleiding van de motie van mijn fractie, is een aantal zaken verduidelijkt. Echter, voor de fractie van de VVD is een aantal andere zaken nog niet duidelijk. Daarom steun ik het verzoek van de heer Hillen om over deze zaak een kort debat te houden.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Ook wij steunen het verzoek van de heer Hillen. Daarmee krijgen de paarse coalitiepartijen in deze Kamer een nieuwe kans om een motie te steunen waarmee om openbaarmaking van de bedoelde lijst wordt gevraagd.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Ook de fractie van GroenLinks geeft steun aan het verzoek van de heer Hillen. Wij kunnen overigens niet zonder openbaarmaking van de lijst over dit onderwerp spreken.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! Ik heb de indruk dat deze regeling van werkzaamheden wordt gebruikt als eerste termijn van het debat dat de heer Hillen wenst, maar wij hebben geen enkel bezwaar tegen dat debat.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Ook de fractie van de PvdA steunt het verzoek van de heer Hillen. Bij ons leven nog enkele vragen en die kunnen in een kort spoeddebat worden beantwoord.

De voorzitter:

Dan zal ik proberen van de niet beschikbare tijd nog enige tijd toe te voegen aan de vergadertijd voor een kort debatje hierover. Wij moeten elkaar wel diep in de ogen kijken en zo'n debat niet gaan gebruiken voor beschouwingen die zodanig omvangrijk worden, dat wij onze werkzaamheden pas vrijdagmiddag kunnen beëindigen.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter! Omdat de Wet wapens en munitie voor aanstaande donderdag op de agenda staat, verzoek ik u dit debatje te voeren voordat dat wetsvoorstel aan de orde is, want dan kan de bespreking van een aantal punten die daarbij aan de orde zouden moeten komen, korter duren.

De voorzitter:

Ik had al in het hoofd om het in dat tijdsblokje te doen. Ik stel de volgende spreektijden voor: 5 minuten voor de grotere fracties, 3 minuten voor de kleinere fracties en 1,5 minuut voor de kleinste fracties.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! De heer Hillen wenst een debat met de ministers van Economische Zaken en van Justitie. Bij het debat van de vorige keer kon de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken niet aanwezig zijn. Ik zou het daarom op prijs stellen hem bij dit debat uitdrukkelijk uit te nodigen.

De voorzitter:

Daar lijkt mij geen bezwaar tegen te bestaan.

De heer Hillen (CDA):

Voorzitter! Voor alle duidelijkheid vraag ik u nogmaals of de twee debatten apart worden gehouden, een over de Wet wapens en munitie en een over Securitel. Bij de Wet wapens en munitie, een wetsvoorstel, is er dus geen spreektijdbeperking.

De voorzitter:

In verband met de tijd die wij deze week beschikbaar hebben, wil ik, tegen onze regels, ook daarvoor een spreektijdbeperking doorvoeren. Als wij niet een paar maatregelen van deze aard nemen, komen wij absoluut niet door de agenda heen. Ik zal heden of morgenochtend een nader voorstel doen.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! Ik heb er natuurlijk begrip voor dat u voor de Wet wapens en munitie, in afwijking van het gebruik, een spreektijdregeling wilt. Ik wijs er wel op dat de CDA-fractie als enige fractie een inbreng heeft geleverd voor het verslag. Het is mogelijk dat met name die fractie behoefte heeft aan enige spreektijd, om met de regering te kunnen discussiëren, zonder iets af te doen aan de rechten van overige fracties. Daarvoor vraag ik enig begrip.

De voorzitter:

Dat begrip krijgt u bij dezen.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Zoals wij allen weten, heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een principeafspraak gemaakt met de NS en andere vervoersbedrijven over de OV-jaarkaart voor studenten. De minister heeft ons inmiddels een kopie van het contract doen toekomen, zonder enige toelichting. Het contract is voor outsiders ook niet helemaal duidelijk. Voor mijn fractie is dit reden om u te vragen een spoeddebat met de minister te agenderen, ook met het oog op een goedkeuringsprocedure later.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Ik kan erin komen dat de heer Rabbae behoefte heeft aan een spoeddebat met minister Ritzen. Ik heb dat ook wel, maar eigenlijk meer om aanvullende informatie te vragen. Het contract dat er ligt, bevat geen enkele toelichting, ook niet over de te volgen procedure. Ik vind dat wij niet op basis van deze stukken al dan niet kunnen goedkeuren. Ik neem aan dat de heer Rabbae bedoelt dat wij tijdens een spoeddebat informatie inwinnen en in een latere fase aangeven wat wij überhaupt met dat contract willen.

De voorzitter:

Ziet de heer Rabbae een mogelijkheid om dit debatje te houden in het kader van een algemeen overleg met de minister van OCW, ook al om de agenda van de plenaire vergadering enigszins te ontlasten?

De heer Rabbae (GroenLinks):

Nee, voorzitter, ik heb niet voor niets gevraagd om een spoeddebat.

De heer Lansink wil ik zeggen dat de bedoeling is dat wij zoveel mogelijk en zo exact mogelijk informatie krijgen van de minister, nogmaals, om onze positie ten aanzien van zijn principeafspraak te bepalen. Natuurlijk kan de Kamer altijd, eventueel later, haar positie ten aanzien van de goedkeuringsprocedure bepalen.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! In het kader van het kunnen controleren van in dit geval de minister van OCW is het absoluut noodzakelijk een spoeddebat in de Kamer te kunnen houden en daarbij tijdig over de uitgangspunten en de onderbouwing van het contract te kunnen beschikken.

De voorzitter:

Ik stel voor, het verzoek van de heer Rabbae te honoreren. Er is een mogelijkheid om het debat hedenmiddag om ongeveer half vijf te houden, dus dat zou ik dan ook willen voorstellen, met spreektijden van 5 minuten voor de vier grootste fracties, 3 minuten voor de kleinere fracties en 1,5 minuut voor de kleinste fracties.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw De Koning.

Mevrouw De Koning (D66):

Voorzitter! Ik verzoek u om er rekening mee te houden dat wij het verslag van het algemeen overleg over markt en overheid, dat wij morgenochtend zullen voeren, nog op de agenda van de plenaire vergadering willen laten zetten om zo nodig nog moties te kunnen indienen.

De voorzitter:

Het lijkt mij dat wij met die mogelijkheid rekening moeten houden, in de hoop dat er geen gebruik van zal behoeven te worden gemaakt.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Gijzel.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Voorzitter! Naar aanleiding van berichten in de pers over inadequaat vervoer door de KLM van radioactief materiaal, waarvan misschien passagiers het slachtoffer geworden zijn, zou ik u willen vragen te bewerkstelligen dat de minister van Verkeer en Waterstaat zo spoedig mogelijk in een brief aan de Kamer aangeeft wat er gebeurd is, wat het resultaat is van het overleg met de arbeidsinspectie, de KLM en het openbaar ministerie, hoe het mogelijk is dat dit incident met instemming van de verschillende betrokken autoriteiten voor de passagiers verzwegen is, en wat zij denkt te zullen gaan doen om de medische gevolgen voor de passagiers in kaart te brengen. Wij zouden die brief in de loop van morgen willen ontvangen, opdat er zo nodig donderdag nog een algemeen overleg over zou kunnen worden gehouden.

De voorzitter:

Ik heb schriftelijke vragen van uw collega Van 't Riet over deze problematiek voor me liggen, vragen die gisteren ingediend zijn. Zou het niet het beste zijn om de minister te vragen ervoor te zorgen dat de antwoorden op die vragen morgen bij de Kamer zijn?

De heer Van Gijzel (PvdA):

Op zichzelf lijkt mij dat heel goed, maar die vragen kunnen nog aangevuld worden, onder andere met wat ik zo-even aangaf, namelijk het volgen van de passagiers. Ik zou daarover graag een brief van de minister ontvangen, alsmede over de uitkomsten van haar overleg met de KLM en het openbaar ministerie.

De voorzitter:

Dan ligt het voor de hand het stenogram van dit deel van de vergadering aan de minister door te sturen, want dan beschikt zij over de vragen van mevrouw Van 't Riet, uw aanvullende vragen en de tijdsklem.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Voorzitter! Ik zou er de nadruk op willen leggen dat mijn schriftelijke vragen dan in ieder geval beantwoord moeten zijn. Ik vind de procedure die de heer Van Gijzel voorstelt, een beetje raar, want die vragen waren er al. Ik zou het wel op prijs stellen om er donderdag een debat over te kunnen houden, als wij morgen de antwoorden krijgen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het beantwoorden van die vraag uit te stellen tot wij de antwoorden hebben.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Ja, maar wij gaan het reces in en ik zou er graag nog vóór het reces over kunnen praten en er geen twee maanden overheen willen laten gaan.

De voorzitter:

Dat begrijp ik heel goed.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Omdat u ons acht weken moet missen, ben ik zo onbescheiden twee verzoeken bij de regeling van werkzaamheden te doen.

Vorige week heeft het kabinet de nota Milieu en economie gepresenteerd. Deze week heeft het RIVM het verontrustende rapport Milieuverkenningen gepubliceerd. Wij zouden het zeer prettig vinden als het kabinet ons in de zomervakantie een reactie op de Milieuverkenningen kan doen toekomen. Er lijkt alle aanleiding voor te zijn dat er aanvullende maatregelen komen om het milieu te redden in overeenstemming met de doelstellingen van het kabinet. Als de brief hierover er in het zomerreces kan zijn, vul ik mijn verzoek nu vast met de aankondiging aan, dat ik via de Kamer zal vragen akkoord te gaan met een debat over het complexe vraagstuk van Milieu en economie en de reactie van het kabinet op de Milieuverkenningen, in de eerste week na het reces. Wij hechten er zeer aan als de collega-fractievoorzitters, die zich wel eens bezighouden met belangrijke vraagstukken van buitenlandse politiek, zoals de NAVO en Europees beleid, zich ook in Milieu en economie verdiepen. Als wij dit thema voor de eerste week na het reces agenderen, nodig ik hen ertoe uit het een fractievoorzittersdebat te laten worden.

De voorzitter:

Voor de snelheid, ook in de afhandeling van onze regeling, stel ik voor, het verzoek van de heer Rosenmöller door te geleiden naar het kabinet. Het antwoord op vragen van deze aard komt echter per definitie eerst bij de vaste commissie terecht. Zonder iets van de inhoud van het antwoord te weten, gaat het mij wat te ver om nu tot een fractievoorzittersdebat te besluiten. Dit kan te eniger tijd worden bekeken.

Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):

Voorzitter! Als voorzitter van de vaste commissie voor VROM heb ik de heer Rosenmöller voorafgaand aan zijn verzoek meegedeeld dat de heer Crone de commissie al om een extra procedurevergadering deze week nog heeft gevraagd om af te spreken hoe wij met de nota zullen omgaan, zo u haar ons als commissie voor VROM toedeelt, hetgeen voor de hand ligt. Dit lijkt mij de normale gang van zaken en ik pleit daar zeer voor, temeer daar de vraag van de heer Crone eerder is gesteld en de procedurevergadering eerder is geregeld dan de heer Rosenmöller dit plenair ter tafel legde.

De voorzitter:

U steunt dus mijn voorstel.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Wegens de ernst van de materie lijkt het mij goed dat wij in de loop van het reces een reactie van de regering krijgen. Of deze nu via de commissie of anderszins gaat, doet er niet toe.

Mijn reactie op de vraag om een fractievoorzittersdebat is dat wij dit maar aan de fracties moeten overlaten. Wij moeten niet alle belangrijke dingen die zich in het leven aandienen, op het niveau van de fractievoorzitters tillen. Anders kan de rest van de fractieleden wel naar huis.

De voorzitter:

De bedoeling van mijn voorstel terzake was om een verlenging van de discussie in het kader van de regeling te voorkomen.

De heer Poppe (SP):

Het is duidelijk noodzakelijk dat wij zo snel mogelijk na het reces hierover spreken. Verder sluit ik mij bij de vorige spreker aan: onze fractie maakt graag zelf uit wie de woordvoerder is. Dat moeten wij tussen de fractieleden nog even uitzoeken.

De voorzitter:

Het laatste begrijpen wij geheel.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter, u begrijpt het al: dat geldt ook voor de fractie van het CDA. Het lijkt mij dat voor welke beslissing dan ook, eerst uw voorstel en de normale procedure in de commissie gevolgd moeten worden. Dan kunnen wij later bekijken hoe wij het doen.

De voorzitter:

Dat lijkt mij helder, mijnheer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik concludeer dat de Kamer instemt met mijn verzoek aan het kabinet om ons nog in de zomer een brief in reactie op de Milieuverkenningen te sturen. Ik roep in herinnering dat collega's, zoals voormalig collega Heerma, hier eerder een verzoek hebben gedaan tot een debat waarvoor de fractievoorzitters expliciet werden uitgenodigd. Dat is meer in deze zaal gebeurd dan in commissies. Wij zullen met evenveel plezier tot donderdag in de commissie voor VROM wachten; dat is geen enkel probleem. Het lijkt mij echter goed het voorstel bij deze regeling aan de fractievoorzitters te doen, zo zij er behoefte aan hebben.

De voorzitter:

Dat hebt u al gedaan. Wij moeten een aantal zaken regelen en u hebt dit verzoek al bij de fractievoorzitters gedeponeerd. In het kader van de regeling moeten wij niet in herhaling vallen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het is geen herhaling. Ik roep alleen andere voorbeelden in herinnering.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Ik steun uw voorstel. De heer Rosenmöller vraagt om een brief van het kabinet in de zomer als reactie op de Milieuverkenningen. Deze Milieuverkenningen zijn gemaakt op verzoek van het kabinet om het NMP 3 te schrijven, dat wij in het najaar krijgen. Dat weten wij allemaal; daar hebben wij zeven brieven over gehad. Er komt voorts een vierde nota waterhuishouding, die ook weer hierop reageert. Het kabinet zal derhalve het voorspelbare antwoord geven, zo stel ik mij voor, dat het ons al zeven keer heeft gegeven: wacht u op het Nationaal milieubeleidsplan nummer 3.

De voorzitter:

Dat antwoord zal dan ook in de commissie komen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb eerlijk gezegd de heer Crone niet nodig om een indicatie te krijgen van waar het kabinet mee komt. Dat vraag ik dan wel aan het kabinet.

De heer Crone (PvdA):

U hoeft ook niet te vragen naar de bekende weg. Wij kennen hier toch procedures, waarbij het kabinet zegt wanneer je wat krijgt en waarom? Dan moet u toch niet doen alsof u hier even kunt roepen: ik vraag nu iets bijzonders aan het kabinet?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Maar wat voor u de bekende weg is, hoeft voor mij de bekende weg nog niet te zijn. Dat kan het verschil zijn...

De heer Crone (PvdA):

Ik kan u zeven brieven laten zien waarin dat staat!

De voorzitter:

"Order, order!"

De heer Rosenmöller had nog een tweede punt?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ja, voorzitter, in alle bescheidenheid een tweede verzoek. Wij hebben vorige week, als vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een tweetal uitgebreide algemene overleggen met minister Melkert gehad, één over het inkomensbeleid in 1997 en een ander de dag daarop, net zo uitgebreid, over de armoedeproblematiek en de situatie bij de uitvoering van de nieuwe Algemene bijstandswet. Ik zou via u willen verzoeken de verslagen van die twee algemene overleggen aan de plenaire agenda toe te voegen. Het zou misschien, omdat het twee algemene overleggen zijn, een mooie deal zijn om daar een drieminutendebatje van te maken.

De voorzitter:

Voor de combinatie van de twee, naar ik begrijp. Ik zal mij beraden op de spreektijden en een voorstel doen terzake.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter! Als het gaat om het verslag van het AO inzake armoede en invoering van de nieuwe bijstandswet, heb ik daar wat moeite mee, omdat de minister geen tijd had voor zijn volledige beantwoording in eerste termijn. Hij heeft toegezegd, al in het overleg, dat hij het tweede deel van zijn antwoord in eerste termijn schriftelijk zou geven, maar dat dit zou gebeuren in de loop van het reces. Ik vind het niet goed om een onvoldragen AO, zelfs onvoldragen in de eerste termijn, nu al te voorzien van moties.

De voorzitter:

Mevrouw Noorman, het is in dit soort gevallen gebruikelijk dat in het VAO uitsluitend datgene aan de orde komt, wat ook in het AO aan de orde geweest is. Het lijkt mij derhalve op zichzelf geen oneerbaar verzoek van de heer Rosenmöller.

Mevrouw Doelman-Pel (CDA):

Voorzitter! Dan heb ik toch even een vraag aan u. Vindt u het vanzelfsprekend dat, als een AO niet is afgerond en we alleen een eerste termijn hebben gehad, het verslag vervolgens op de plenaire agenda komt? Dat te weten, is misschien handig voor de toekomst, want ik ben voor een overleg erover en wil de heer Rosenmöller wel steunen. Ik vind, in aanvulling op wat mevrouw Noorman zegt, dat u daar even helderheid over moet geven.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Het algemeen overleg is gewoon afgerond; de hamer is gevallen. We kunnen niet zeggen dat het geschorst is; het is afgesloten.

De voorzitter:

Mag ik nog even ter nadere informatie het volgende vragen. Er is sprake van twee algemene overleggen: zijn die geen van beide afgerond?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Voor beide algemene overleggen gold dat er één termijn is geweest van de Kamer en één termijn van de regering. Dat was dermate uitputtend, dat daarmee een vier uur durend overleg over beide onderwerpen is gevuld, in die zin dat wij in totaal acht uur met de regering hebben kunnen spreken over deze problematiek. Me dunkt dat als je dan verzoekt om het verslag op de agenda te zetten voor een korte uitspraak over de hoofdpunten, die toch behandeld zouden moeten kunnen zijn.

De voorzitter:

Ik vind dat dit moet kunnen onder deze omstandigheden, want het zijn geen AO's geweest van drie kwartier. Er is heel uitvoerig gedebatteerd en daarbij zijn er nog bepaalde dingen blijven hangen, maar ik vind dat geen reden om het verslag niet op de plenaire agenda te plaatsen, zeker als de heer Rosenmöller zegt dat het maar gaat om een kleine aanvullende vraag of iets van dien aard. Akkoord, wij doen het dienovereenkomstig.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Lansink.

De heer Lansink (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Gisteren heeft een groot deel van Nederland ervaren hoe onmisbaar een goede elektriciteitsvoorziening is. Ik doel dan op elektriciteitsvoorziening als nutsvoorziening. Berichten over oorzaken en achtergronden bleven uit, mede door het uitvallen van zenders. Ook werd de telefoon geblokkeerd en dergelijke. Het lijkt mij goed dat de Kamer op redelijk korte termijn nadat de onderzoeken naar de oorzaken zijn afgerond, van de minister van Economische Zaken te horen krijgt wat de achtergronden hiervan waren en hoe dit soort toestanden te voorkomen zijn. Ik vraag dit, omdat er de laatste jaren nogal wat discussie is geweest over niet alleen de marktwerking in de nutssector, maar ook de vraag hoe het moet met de grootschalige elektriciteitsvoorziening. Van de centrales die op volle last draaien, konden er gisteren twee à drie niet meer functioneren. Het lijkt mij goed om hier na het reces met de minister van Economische Zaken over te praten, mede tegen de achtergrond van de wetgeving waar hij mee bezig is.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! De Kamer heeft kortgeleden met de ministers van VWS en van VROM gedebatteerd over de dioxineproblematiek. Wij willen dat debat graag deze week plenair afronden.

De voorzitter:

Dat lijkt mij niet eenvoudig, maar ik vind wel dat wij aan dit verzoek moeten voldoen.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! De SP-fractie vindt uw positie redelijk deerniswekkend. In afwijking van de collega's die tot nu toe het woord hebben gevoerd, wil ik u voorstellen om iets af te voeren van de agenda, namelijk het verslag van het algemeen overleg van de vaste commissie voor Defensie over de affaire Cannerberg. Ik had de Kamer om een uitspraak willen vragen in verband met het feit dat mijn fractie hiernaar graag een parlementair onderzoek zou zien ingesteld. Inmiddels is mij evenwel gebleken dat een meerderheid van de Kamer kan instemmen met het formeren van een werkgroep die zich, vooraleer besloten wordt of er een parlementair onderzoek zal plaatsvinden, nadrukkelijk met deze zaak zal bezighouden. Ik wil u dan ook verzoeken het verslag van dat algemeen overleg, dat zo dadelijk besproken zou worden, van de agenda te schrappen.

De voorzitter:

Uw voorstel zal mijn deerniswekkendheid niet verminderen, want die is er eenvoudigweg niet.

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! Ik zal mij niet verzetten tegen het van de agenda afvoeren van dat verslag, maar de conclusie van de heer Marijnissen, dat er een meerderheid is voor het instellen van een werkgroep, gaat mij wat snel. Ik neem aan dat hij dit informeel gesondeerd heeft, maar dat hij dat formeel nog niet heeft kunnen vaststellen en dat het formeel ook nog niet is vastgesteld.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! De PvdA-fractie neemt aan dat tijdens de eerstkomende procedurevergadering van de vaste commissie voor Defensie zal blijken dat er een meerderheid is voor een werkgroep, zoals de heer Marijnissen bedoelt.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Dat geldt ook voor de CDA-fractie. Wat dat betreft, kunnen wij het voorstel van de heer Marijnissen dan ook steunen.

Mevrouw De Koning (D66):

Ook voor ons is op dit moment natuurlijk niet duidelijk of hier een meerderheid voor is. Als de heer Marijnissen dit punt in de procedurevergadering wil inbrengen, dan heeft hij daar natuurlijk het volste recht toe.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit punt voorlopig van de agenda af te voeren, ook al kan na de procedurevergadering blijken dat het weer opgevoerd moet worden.

Om onze tijd zo efficiënt mogelijk te gebruiken, stel ik voor om na de stemmingen in plaats van het VAO Cannerberg te behandelen het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet inzake de uitoefening van het kiesrecht door Nederlanders buiten Nederland, dat conform de laatste conceptagenda voor morgen 17.00 uur stond gepland.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Scheltema-de Nie.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Twee weken geleden is de behandeling van het voorstel tot herziening van de Grondwet in verband met het referendum opgeschort, omdat de minister van Binnenlandse Zaken aanbood een poging te willen doen om de tijdens dat debat gebleken tegenstellingen te overbruggen. Tot onze grote vreugde heeft ons afgelopen maandag een nota van wijziging bereikt. De D66-fractie hecht eraan om deze week de behandeling van dit wetsvoorstel voort te zetten opdat het ook deze week nog kan worden afgehandeld. Wij hebben in dit verband voorkeur voor aanstaande donderdag. Als het niet anders kan, is het wat ons betreft ook mogelijk om de behandeling woensdagavond voort te zetten.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Voorzitter! Het is duidelijk dat de D66-fractie een sterke drang heeft de behandeling van dit wetsvoorstel voor het zomerreces af te ronden. Wij sluiten ons bij dit verzoek aan.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! De nota van wijziging heeft de Kamer een week later bereikt dan aangekondigd bij de afsluiting van de eerste termijn. Het is desalniettemin verantwoord om dit debat zo snel mogelijk voort te zetten. Ik wijs er echter op dat het om wijziging van de Grondwet gaat; een politiek en juridisch moeilijke zaak. Wij mogen niet onder druk van de omstandigheden van deze week besluiten dit wetsvoorstel even vlug af te handelen. Als dat de consequentie is, moet mevrouw Scheltema de Grondwet respecteren en tot de conclusie komen dat het beter is na het zomerreces een goed debat over dit wetsvoorstel te houden dan het nu geforceerd af te ronden.

De voorzitter:

Dit wetsvoorstel kan niet in een vloek en een zucht worden afgehandeld. Daar moet de tijd voor worden genomen en dit kan alleen als er ruimte voor wordt gemaakt op de agenda. De enige mogelijkheid die ik daartoe zie, is om het debat over de Fokkerbrief over het reces heen te tillen.

De heer Mateman (CDA):

Wetsvoorstellen moet je nooit in een vloek en een zucht behandelen. Het onderwerp referendum is een goede en grondige gedachtewisseling waard. Wij voelen overigens nauwelijks enige aandrang om de haast van mevrouw Scheltema te volgen. Uit gesprekken in de wandelgangen heb ik begrepen dat de paarse afspraak is gemaakt om vandaag te bevorderen dat dit wetsvoorstel nog deze week wordt behandeld. Daarvoor moet kennelijk het debat over Fokker en over de werkgelegenheid worden uitgesteld. Het CDA is "Hare Majesteits meest loyale oppositiepartij". Wij schikken ons daarin, ook al omdat wij uitzien naar de wijze waarop de coalitie overeenstemming zal bereiken over de inhoud van het referendum.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! Ik begrijp niet waarom men zo'n haast heeft met de behandeling van dit wetsvoorstel. Het kan ook na het zomerreces besproken worden. Mevrouw Scheltema hecht kennelijk zeer veel waarde aan afhandeling van het wetsvoorstel nog deze week. Mijn fractie zal zich daar niet tegen verzetten.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Volgens mij wordt al sinds 1996 over dit onderwerp gesproken. Dit kabinet is er al drie jaar mee bezig. Het heeft nogal lang geduurd omdat er binnen de coalitie problemen over zijn ontstaan. Ik heb er dan ook geen behoefte aan om dit wetsvoorstel te elfder ure af te raffelen in een nachtelijk uur.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter! Grondwetsherzieningen vereisen een grote zorgvuldigheid. Ik herinner eraan dat niet alleen de nota van wijziging uitvoerig besproken moet worden, maar dat wij ook de gehele tweede termijn nog moeten houden. Ik heb absoluut bezwaar tegen afhandeling deze week, als er niet ruim gelegenheid is om erover te discussiëren.

De voorzitter:

Daarom heb ik ook voorgesteld tijd op de agenda vrij te maken. Wij kunnen niet op monetaire wijze tijd scheppen. Als wij tot afhandeling deze week besluiten, gaat dit ten koste van een ander onderwerp. De enige mogelijkheid om vrij veel tijd te winnen, is het debat over de Fokkerbrief over het zomerreces heen te tillen.

De heer Te Veldhuis (VVD):

Voorzitter! Wij hadden afgesproken dat de afhandeling niet meer deze week zou plaatsvinden. Als een van de partijen hier echter toch sterk op aandringt, dan willen wij ons er in dit geval bij aansluiten. Wat ons betreft, kan er eventueel met het onderwerp Fokker geschoven worden. Ik sluit mij aan bij degenen die hebben opgemerkt dat een grondwetswijziging serieus behandeld moet kunnen worden.

De voorzitter:

Ik herhaal mijn suggestie om te voldoen aan het verzoek van de fractie van D66, dat door een belangrijk deel van de Kamer wordt gesteund. Ik stel voor, dit debat op woensdagavond te houden in plaats van het debat over de Fokkerbrief.

De heer Mateman (CDA):

Voorzitter! Mag ik hierbij de kanttekening maken – al was het alleen maar voor de Handelingen – dat dit betekent dat een meerderheid van de Kamer deze staatsrechtelijke discussie belangrijker vindt dan de werkgelegenheidsvraag die aan de orde is?

De voorzitter:

Deze opmerking valt niet onder de regeling van werkzaamheden, maar komt wel automatisch in de Handelingen te staan.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wolters.

De heer Wolters (CDA):

Voorzitter! Een aantal weken geleden hebben wij met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gesproken over het KB nr. 164. Wij hebben dit weekend de laatste antwoorden van het kabinet op dit punt binnengekregen. Er is behoefte aan om het verslag van het algemeen overleg op de agenda te zetten teneinde een aantal moties in te dienen.

De voorzitter:

Dat zullen wij proberen te realiseren.

Mevrouw Van der Stoel (VVD):

Voorzitter! Het verbaast mij dat de voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid nu dit onderwerp op de agenda wil plaatsen, terwijl wij het afgelopen weekend met spoed van het kabinet een aantal antwoorden op dit punt hebben ontvangen en er hedenmiddag een procedurevergadering van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt gehouden. Het lijkt mij de juiste weg om eerst in die vergadering te bekijken of het onderwerp correct behandeld is alvorens wij het op de agenda kunnen plaatsen.

De heer Wolters (CDA):

Voorzitter! Er is in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vanwege de planningsproblemen met de Kameragenda van deze week, al eerder afgesproken om het verzoek te doen dit onderwerp op de agenda te plaatsen. Dat zal vanmiddag in de procedurevergadering bevestigd worden.

De voorzitter:

Als men vanmiddag tijdens de procedurevergadering besluit dat men iets anders wil, dan kan dat morgen bij de regeling opnieuw worden bekeken. Maar voorlopig wordt er tijd voor dit onderwerp gereserveerd.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Oudkerk.

De heer Oudkerk (PvdA):

Donderdag jongstleden hebben wij met de minister van VWS gepraat over kortingen en bonussen bij apothekers. Ik verzoek u om het verslag van het algemeen overleg aan de plenaire agenda toe te voegen.

De voorzitter:

Al was het maar omdat er geen andere agenda meer is om iets aan toe te voegen. Het lijkt mij redelijk om aan dit verzoek te voldoen.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Heemst.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter! Met het oog op een ordentelijke programmering van de Kameragenda wil ik u laten weten dat de PvdA-fractie vrijwel zeker vindt dat er over twee algemene overleggen tot plenaire afronding moet worden gekomen. Het eerste algemene overleg over politiesterkte wordt vanavond gehouden. Het tweede is een algemeen overleg dat donderdagochtend wordt gehouden over de A4 Midden-Delfland.

De voorzitter:

Bedankt voor deze bijdrage aan het ordentelijk verloop van de Kamervergaderingen.

Het woord is aan mevrouw De Vries.

Mevrouw B.M. de Vries (VVD):

Voorzitter! U heeft het Verdrag van Malta van de agenda afgevoerd. Ik wil u verzoeken om het alsnog op de agenda van deze week te plaatsen, omdat het verloop van het debat niet helder is. Dan heeft ook de regering zo snel mogelijk duidelijkheid.

De voorzitter:

Uw verzoek is eerbaar en oorbaar, maar wij zijn bezig om de verhouding tussen onderwerpen en beschikbare tijd wat gunstiger te maken dan aanvankelijk mogelijk leek. In het kader daarvan heb ik geprobeerd iets meer tijd te genereren en het aantal onderwerpen te beperken. Daar is het Verdrag van Malta het slachtoffer van geworden. Ik vind het nogal ver gaan om nu te zeggen: het loopt allemaal zo mooi bij de regeling van werkzaamheden, Malta kan wel weer op de agenda. Ik stel voor, het Verdrag van Malta in de eerste week na het reces te behandelen, in de hoop en verwachting dat de wereld intussen niet zo drastisch zal veranderen dat het niet meer nodig is.

De heer De Haan (CDA):

Voorzitter! Ik ondersteun het verzoek van mevrouw De Vries. Er is bij de regering met grote nadruk op aangedrongen om dit onderwerp af te handelen. Het is al een paar keer opgeschoven. Ik zou graag zien dat dit wetsvoorstel voor het zomerreces werd behandeld.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Het heeft ook mijn voorkeur om het Verdrag van Malta deze week te behandelen. Ik zie uw probleem heel wel. Dus in die zin heb ik geen bezwaar tegen de gewijzigde agenda die aan ons is voorgelegd.

De voorzitter:

Komt de commissie voor Buitenlandse Zaken nog bijeen?

De heer Ybema (D66):

De commissie komt morgen nog bijeen.

De voorzitter:

Het lijkt mij goed als de commissie nog eens bepaalt hoe urgent het Verdrag van Malta is. Dan kunnen wij er bij de volgende regeling van werkzaamheden een definitieve beslissing over nemen.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Verhagen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Op 9 april jl. heeft de Kamer overleg gevoerd met staatssecretaris Nuis over de mogelijkheden voor publieke regionale televisie en kanaaldeling in bepaalde provincies. De Kamer heeft toen in overgrote meerderheid te kennen gegeven dat zij tegenstander was van een uur zwart tussen de verschillende uitzendingen van de omroeporganisaties. De staatssecretaris heeft daarop toegezegd om in overleg met het Commissariaat voor de media binnen zes weken een oplossing te vinden. Er gaan inmiddels geruchten dat de staatssecretaris in het bezit is van een standpunt van het Commissariaat voor de media. Wij hebben echter nog niets mogen ontvangen. Ik vraag u dan ook om staatssecretaris Nuis te verzoeken, een standpunt terzake aan de Kamer te sturen voordat de Kamer met reces gaat.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Voorzitter! Ik steun dit verzoek graag. De vaste commissie voor OCW heeft een week geleden gevraagd of de staatssecretaris dat in ieder geval deze week zal doen. Ik ga ervan uit dat het hem na tweeënhalve maand zal lukken om zijn ei te leggen.

Mevrouw De Koning (D66):

Ik steun het verzoek van de heer Verhagen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven