Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, dinsdag aanstaande te stemmen over:

  • - de motie-Marijnissen c.s. over het weer in het ziekenfonds- en standaardpakket opnemen van de gebitsprotheses (24124, nr. 41);

  • - de motie-Oudkerk/Van Boxtel over een onderzoek naar de aanvullende verzekering (24124, nr. 42).

Ik stel voor, de behandeling van stuk 24072, nr. 89 (Plan van aanpak opsporingsmethoden) te verplaatsen naar de vergaderingen van 5, 6 en 7 november.

Ik stel voor, te behandelen donderdag 17 oktober bij het begin van de vergadering:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het specifiek cultuurbeleid (24837).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van 22, 23 en 24 oktober:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de IJkwet in verband met de herziening van het adviesstelsel en de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de Europese Unie (24763);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (de maatstaf voor de duur van het recht op uitkering en enige andere onderwerpen) (24632);

  • - het wetsvoorstel Aanpassing van een aantal wetten in verband met de privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds (Aanpassingswet privatisering ABP) (24441);

  • - het wetsvoorstel Aanpassing en intrekking van een aantal wetten in verband met de opheffing van adviesstelsel in zaken van algemeen verbindende voorschriften en beleid van het Rijk alsmede enkele overwegend technische aanpassingen van een aantal wetten (Aanpassingswet herziening adviesstelsel) (24749);

  • - het wetsvoorstel Instelling van een vast college van advies op het terrein van de volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening (Wet op de Raad voor de volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening) (24627).

Ik stel voor, aan de orde te stellen in de vergaderingen van 29, 30 en 31 oktober:

1. de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 1997 (25000-VIII);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 1995 (slotwet) (24852);

hierbij is tevens aan de orde:

  • - de Financiële verantwoording van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over 1995 (24844, nr. 10).

2. de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 1997 (25000-XI);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 1995 (slotwet) (24856);

hierbij is tevens aan de orde:

  • - de Financiële verantwoording van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over 1995 (24844, nr. 14).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Hillen.

De heer Hillen (CDA):

Voorzitter! Onlangs hebben wij van de ministers Dijkstal en Sorgdrager een brief kregen over een plan van aanpak in het kader van de IRT-affaire. Nou ja, aanpak, die is betrekkelijk. Maar goed, in dat plan van aanpak werd onder meer verwezen naar een rapport van de heer Ficq. In het plan van aanpak wordt de minister geadviseerd om het personele deel vertrouwelijk te behandelen, maar gisteren stonden in NRC Handelsblad gedeelten van dat rapport toch vermeld. Onder meer is nu gebleken dat het oordeel van de enquêtecommissie over een aantal mensen en de mening van de heer Ficq totaal verschillen. Als de enquêtecommissie concludeert dat mensen fouten hebben gemaakt, concludeert de heer Ficq juist dat zij uiterst zorgvuldig hebben gehandeld. Hij zegt dus precies het tegenovergestelde. Dit verschil van mening is niet gebleken uit de rapportage die ons is toegestuurd. Met andere woorden: er bestaat nu onduidelijkheid over de vraag op welke grond mevrouw Sorgdrager een beslissing heeft genomen over de positie van de betrokken mensen. Daarom vraag ik u, voorzitter, te bevorderen dat ook het persoonsvertrouwelijke gedeelte van het rapport alsnog aan de Kamer wordt overhandigd en deel kan uitmaken van de beraadslaging opdat wij tot een goed en afgerond oordeel kunnen komen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie steunt dit verzoek van de CDA-fractie. Ik denk dat het zonder dat rapport niet mogelijk is voor de Kamer om zich een goed oordeel te vormen over het plan van aanpak van beide ministers.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Ik hoorde zojuist de heer Hillen zeggen dat hij het persoonsvertrouwelijke gedeelte in het openbaar in de Kamer wil bespreken. De fractie van D66 heeft daar bezwaar tegen. Wij vinden dat persoonsvertrouwelijke gegevens niet in openbare vergaderingen aan de orde moeten worden gesteld.

De heer Korthals (VVD):

Voorzitter! Op zichzelf ben ik het ermee eens dat die gegevens die hebben geleid tot conclusies en tot een aanpak, in volledigheid aan de Kamer worden gezonden. Wij moeten ons er wel even op beraden hoe wij met de persoonsvertrouwelijke gegevens omgaan.

De heer Hillen (CDA):

Voorzitter! Ik begrijp de terughoudendheid wel. De CDA-fractie heeft in het hele debat tot nu toe geprobeerd zo zorgvuldig mogelijk te zijn ten opzichte van het personeel. Er hebben evenwel zaken in de krant gestaan die dermate leidend naar bepaalde conclusies en dermate relevant voor de afweging zijn dat niet anders gevraagd kan worden dan openbaarmaking daarvan. Anders kunnen wij alleen maar gissen op grond waarvan de minister haar standpunt heeft ingenomen, omdat dat niet blijkt uit de brief die wij hebben ontvangen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De heer Hillen (CDA):

Voorzitter! U heeft net bij de regeling aangekondigd dat het debat twee weken wordt uitgesteld. Mag ik u vragen wat de reden daarvoor is?

De voorzitter:

Mij heeft het verzoek bereikt.

De heer Hillen (CDA):

Van?

De voorzitter:

Verschillende kanten.

De heer Hillen (CDA):

Noemt u eens wat kanten?

De voorzitter:

Mij heeft dat verzoek bereikt. Mij is ook gemeld dat woordvoerders dat op prijs zouden stellen en geen bezwaar hadden. Dat betekende een week uitstel, maar dat lukte niet in verband met andere verplichtingen, dus werd het twee weken. Bovendien was het – dit zeg ik in alle oprechtheid – in de week die men voor ogen had, toch al moeilijk en krap. Maar goed, mij heeft dat verzoek bereikt.

De heer Korthals (VVD):

Voorzitter! Dat is waarschijnlijk op persoonlijke titel gebeurd. Ik ken geen woordvoerder die heeft aangedrongen op uitstel van de behandeling. Dat is dan een vaag verzoek.

De voorzitter:

Dan zou ik toch maar eens onderling beraad hebben; maar wij hebben zo-even dat besluit tot uitstel genomen.

Het woord is aan de heer Oudkerk.

De heer Oudkerk (PvdA):

Voorzitter! Mede namens de collega's Van Boxtel, Van Blerck, Rouvoet en Varma wil ik u vragen om de behandeling van het verslag van het voortgezette algemeen overleg inzake het tabaksontmoedigingsbeleid, die voor vanmiddag zes uur is gepland, te verdagen naar aanstaande dinsdag. Ik heb daarbij wel een kanttekening. Gezien de relatie tussen de voorzetting van het algemeen overleg en de stemmingen over de algemene financiële beschouwingen en de daarbij ingediende moties wil ik vragen of tegelijkertijd die stemmingen kunnen worden verschoven tot een moment na het plenaire debat over het tabaksontmoedigingsbeleid.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Ik heb op zichzelf geen bezwaar tegen het verzoek. Ik wilde zelf een motie indienen over iets wat niet met de algemene financiële beschouwingen te maken heeft, te weten de leeftijdsgrens van 18 jaar. Ik weet dat er collega's zijn – ik zou dat bij wijze van spreken ook zelf kunnen doen – die over een motie denken in verband met de accijnzen. Gisteren zijn de algemene financiële beschouwingen afgerond. Er zijn twee moties ingediend door de RPF-fractie, waarvan er één een relatie heeft tot accijnzen. Als je de zaak uitstelt, dan moeten de stemmingen inderdaad worden aangehouden tot volgende week. Ik heb daartegen geen bezwaar, ook in verband met andere zaken vanmiddag. Of wij zouden een aantal moties moeten uitzonderen; dat kan ook. Vanwege het belangrijke debat over de ouderenzorg in de commissie, waarbij ik aanwezig wil zijn, heb ik er enig belang bij om het voorstel van de heer Oudkerk te volgen.

De voorzitter:

Dat betekent dat het volgende week aan de agenda moet worden toegevoegd. Het is een tweeminutendebat, dus dat gaat heel snel. Ik wijs er ten overvloede op, gelet op hetgeen de heer Lansink zei, dat het niet de bedoeling is dat bij de afronding nieuwe elementen worden ingebracht. Die moet ik natuurlijk terugverwijzen naar het reeds gevoerde overleg. Eigenlijk kun je ook geen moties indienen over zaken die tijdens dat overleg niet aan bod zijn geweest. Het leek mij, om ieder misverstand uit te sluiten, niet onverstandig die mededeling nu reeds te doen, gelet op hetgeen de heer Lansink zei.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sipkes.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Vorige week is het debat over de koppelingswet afgebroken, waarbij de afspraak werd gemaakt dat een groot aantal feitelijke vragen schriftelijk zou worden beantwoord. Volgende week zou het debat worden voortgezet. Tot op heden hebben wij deze antwoorden niet ontvangen. VoorzitterEr gaan geruchten dat er een heel dik pak papier zit aan te komen. Ik vraag u te bevorderen dat wij die antwoorden snel krijgen. Als wij de antwoorden in het weekend krijgen, lijkt het mij niet goed om onmiddellijk dinsdagmiddag of -avond verder te debatteren. Kunt u ruimte in de agenda creëren opdat wij de antwoorden zorgvuldig kunnen bestuderen en daarover eventueel fractieoverleg kunnen voeren?

De voorzitter:

Mevrouw Sipkes moet mij wel zeer erkentelijk zijn dat ik vorige week een schriftelijke procedure heb ingelast en dat wij niet onmiddellijk aan het mondelinge antwoord zijn begonnen. Indien het debat op dinsdagavond zou plaatsvinden, zou dat toch al een geweldige meevaller zijn ten opzichte van de aanvankelijke procedure. Ik kan mij niet voor 100% binden, maar ik sluit niet uit dat wanneer aan het eind van de dag de rook van de agenda van deze week en die voor de komende week is opgetrokken, u redelijk tevreden zult zijn over dit onderdeel. Overigens zal ik het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar de staatssecretaris, tenzij het dikke pak papier mij binnen enkele uren bereikt.

Naar boven