Aan de orde zijn de stemmingen over tien moties, ingediend tijdens het notaoverleg Beleidsvoornemens Politie, te weten:

- de motie-Heerma over de actuele politiesterkte (25000, nr. 3);

- de motie-Gabor c.s. over bereikbaarheid en beschikbaarheid (25016, nr. 7);

- de motie-Gabor c.s. over de toewijzing van BVE's (25016, nr. 8);

- de motie-Gabor c.s. over de regiospecifieke problematiek van Friesland (25016, nr. 9);

- de motie-Gabor c.s. over de regiospecifieke problematiek van Zeeland (25016, nr. 10);

- de motie-Gabor c.s. over de regiospecifieke problematiek van Limburg (25016, nr. 11);

- de motie-Gabor/Oedayraj Singh Varma over een bijzondere bijdrage jeugd- en zedenpolitie (25016, nr. 12);

- de motie-Gabor over nieuwe functies aan de onderkant van de politieloonschaal (25016, nr. 13);

- de motie-Dijksman c.s. over halfjaarlijkse rapportages (25016, nr. 14);

- de motie-De Graaf c.s. over een meer gelijkwaardige financiële positie voor de korpsen (25016, nr. 15).

(Zie notaoverleg van 2 december 1996.)

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Gabor stel ik voor, zijn moties op de stukken nrs. 9, 10, 11 en 13 (25016) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De motie-Gabor/Oedayraj Singh Varma (25016, nr. 12) is in die zin gewijzigd, dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de jeugd- en zedentaken van de politiekorpsen thans behoren tot de reguliere taken van de politie;

overwegende, dat in meerdere korpsen de herkenbaarheid, bereikbaarheid, deskundigheid en/of sterkte van de afdelingen jeugd- en zedenzaken niet toereikend is;

van oordeel, dat het gewenst is dat de rijksoverheid actief randvoorwaarden schept om tot een effectieve uitoefening van deze taken te komen;

nodigt de regering uit in het kader van de evaluatie van de Politiewet voorstellen in bovengenoemde zin te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (25016).

Ik neem aan, dat wij thans over deze gewijzigde motie kunnen stemmen.

De heer Gabor heeft verzocht de stemming over de motie-Dijksman c.s. (25016, nr. 14) te doen plaatsvinden vóór de stemming over de motie-Heerma (25000, nr. 3).

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

In stemming komt de motie-Dijksman c.s. (25016, nr. 14).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD en de CD tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen.

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter! Nu een meerderheid voor deze motie heeft gestemd, wordt de motie-Heerma (25000, nr. 3) overbodig. Ik verzoek u daarom, deze motie in te trekken.

De voorzitter:

De motie-Heerma (25000, nr. 3) is ingetrokken.

In stemming komt de motie-Gabor c.s. (25016, nr. 7).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de groep-Nijpels, het AOV, de Unie 55+, de CD, de RPF, de SGP, het GPV, GroenLinks, de SP en het lid Hendriks voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Gabor c.s. (25016, nr. 8).

De voorzitter:

Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Gabor/Oedayraj Singh Varma (25016, nr. 17).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, het GPV, de SGP, de RPF, het CDA, de groep-Nijpels, de Unie 55+, de CD, de SP en het lid Hendriks voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Graaf c.s. (25016, nr. 15).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van de VVD tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen.

Naar boven