Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter! Na de beschamende vertoning die het HSL-debat in eerste termijn was, lijkt nu een nieuw hoofdstuk aan het dossier te worden toegevoegd. Wij hebben begrepen uit berichten in de media dat een compromis is getroffen tussen het kabinet en de paarse fracties over de hogesnelheidslijn. De Kamer weet formeel nog van niets, maar de zaak is blijkbaar al in kannen en kruiken. De vorige week hebben wij tijdens het vragenuur al onze zorgen over deze gang van zaken uitgesproken, dat er niet in deze Kamer publiek en in het openbaar met alle fracties een debat gevoerd zou worden, maar dat vooraf al een compromis zou worden getroffen tussen de regeringsfracties en het kabinet. Wij vinden dit een beschamende vertoning ten aanzien van de politiek. De inhoud lijkt niet te tellen en het coalitiebelang is blijkbaar het enige dat telt. De hoop en de verwachting die PvdA en D66 hebben gewekt bij velen in de samenleving dat nu een echt goed voorstel het zou gaan redden, wordt de bodem in geslagen.

Aanstaande maandag staat het notaoverleg over dit onderwerp op de agenda, maar zoals het er nu voor staat, gaan de fracties met ongelijke informatie dat notaoverleg in. Het heeft er alle schijn van dat wij voor een voldongen feit worden geplaatst.

De voorzitter:

Graag uw vraag, mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik wil via u de Kamer vragen mij toestemming te geven om de minister-president te interpelleren en liefst vandaag nog, zodat voor iedereen helder kan worden wat zich de vorige week en gisteren in het Torentje heeft afgespeeld. Wij willen weten wat de gang van zaken is en wat de minister-president daar heeft besproken, zodat wij nog voor maandag alle informatie volledig en helder op tafel hebben.

De heer Wallage (PvdA):

Voorzitter! Het staat ieder lid van de Kamer vrij om een lid van het kabinet te interpelleren. Ik ga ervan uit dat voordat het debat wordt hervat, de regering de opvattingen die zij heeft naar aanleiding van de eerste ronde van het debat in deze Kamer, bij de Kamer neerlegt. Wanneer het debat wordt hervat, kunnen vervolgens alle fracties op basis van die nadere informatie van de regering met elkaar van gedachten wisselen. Ik zie de noodzaak dus niet in, maar ik zou zeker niet belemmerend willen optreden als het om het verzoek van mevrouw Vos gaat.

De heer Bolkestein (VVD):

Mijn fractie zou het betoog van de heer Wallage willen ondersteunen.

De heer Wolffensperger (D66):

Voorzitter! Ook ik denk dat welk debat dan ook over dit onderwerp beter te voeren is als alle partijen over dezelfde informatie beschikken. Mij is ter ore gekomen dat het kabinet ons een brief daarover zal sturen op zeer korte termijn. Dus ook ik zou willen voorstellen die brief af te wachten en er dan over te praten.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! Ik ben een beetje bang dat als wij nu een debat gaan voeren, vooruitlopend op aanstaande maandag, wij de krenten al uit de pap gaan halen en dat maandag niet meer zo'n interessant debat gevoerd kan worden. Laten wij dus de brief afwachten en dan een debat voeren. Mocht mevrouw Vos toch vasthouden aan haar voorstel, laat het dan in de loop van de avond na afloop van de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat gebeuren, maar in elk geval niet voor die tijd.

De heer Heerma (CDA):

De redenering van de heer Schutte spreekt mij aan. Ik denk dat er een brief zal moeten komen. Daar zitten wij al langer op te wachten. Er is een heel groot gat gevallen tussen de tweede termijn van de Kamer en het antwoord van de regering. Ik denk dat wij de krenten uit de pap halen als wij vóór die tijd een HSL-debat voeren, hoewel ik ook afweeg dat een fractie het recht heeft om de regering te interpelleren. Als de brief er snel komt, moeten wij niet eerst een debat hebben waarbij GroenLinks haar rechten voorbehoudt.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik vraag de Kamer mijn verzoek wél te steunen. Het lijkt mij op zichzelf prima als de brief er snel komt. De brief had er gewoon al moeten liggen. Het gaat er mij om de rol van de minister-president in dit geheel helder te krijgen. Daar spreken wij aanstaande maandag niet over. Het gaat er mij om dat nu duidelijk wordt welke rol de minister-president heeft gespeeld in dit geheel, wat hij heeft besproken in het overleg met de paarse partijen en op welke wijze het compromis tot stand is gekomen. Daartoe doe ik het interpellatieverzoek.

De heer Wolffensperger (D66):

Ik heb de vorige week op een vergelijkbare vraag uit de Kamer geantwoord dat ik bereid ben verantwoording af te leggen over alles wat er rondom de HSL is gebeurd. Dat geldt nog steeds. Mevrouw Vos zegt nu dat zij helderheid wil hebben over de rol van de minister-president. Dat lijkt mij een volstrekt gerechtvaardigde wens. Ik zie echter niet in waarom dat debat, ook over de rol van de minister-president, niet kan worden gevoerd op een moment dat wij iets meer informatie hebben en wij allen precies weten, op korte termijn na nu, waar wij aan toe zijn.

De heer Wallage (PvdA):

Nogmaals, mevrouw Vos moet zelf weten wat zij aan de Kamer voorlegt. Ik zet even de feiten op een rijtje. Het was het kabinet dat om enige time-out voor beraad heeft gevraagd. Dus het kabinet is nu aan de beurt. Dat zal in beginsel gebeuren als het debat met de Kamer wordt hervat. Ik geloof dat dit aanstaande maandag is. Nadat men zijn oor nog eens te luisteren heeft gelegd bij de regeringsfracties – dat vind ik op zichzelf een verstandige handeling van een regering – is het kabinet van plan de Kamer nog vóór die behandeling schriftelijk te informeren, zo heb ik begrepen. Het punt van mevrouw Vos was: als het debat wordt hernomen, moeten alle fracties over dezelfde informatie beschikken. Het minimum wat mij redelijk lijkt, is dat de Kamer pas beslist over het interpellatieverzoek nadat zij kennis heeft kunnen nemen van een brief van het kabinet. Ik heb begrepen dat die brief binnen enkele dagen bij de Kamer zal zijn. Dat is dus ruim vóór de hervatting van het debat van aanstaande maandag.

De heer Bolkestein (VVD):

Ik sluit mij andermaal graag aan bij de woorden van mijn collega de heer Wallage, omdat ook ik van mening ben dat het moeilijk zal zijn om vorm en inhoud te scheiden. Met andere woorden, het optreden van de minister-president zal toch moeilijk gescheiden kunnen worden van de inhoud van de zaak zelve, namelijk het onderwerp HSL. Ik sluit mij dus graag aan bij de woorden van de heer Wallage en ook bij de woorden van de heer Wolffensperger, zij het dat Kamerleden natuurlijk nooit verantwoording afleggen in deze Kamer.

De voorzitter:

Mevrouw Vos, u heeft de reacties uit de Kamer gehoord. U wordt uiteraard niet het recht ontnomen om een interpellatie te houden. Er zijn verschillende suggesties gedaan om te wachten tot er een brief van de regering is en alsdan tot verdere besluitvorming te komen. Het woord is nu echter aan u.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mijn verzoek aan de Kamer is de brief af te wachten, maar nu alvast te besluiten dat zodra de brief er is, een debat met de minister-president wordt gevoerd, specifiek over zijn rol in dit dossier. Komende maandag zullen wij praten met de vakminis ters. Mijn verzoek aan de Kamer is het debat alsnog deze week te voeren als de brief is verschenen.

De heer Bolkestein (VVD):

Het lijkt mij inderdaad verstandig om de brief van het kabinet af te wachten. Ik wil mevrouw Vos in dier voege tegemoetkomen dat er dan een ordedebat plaatsvindt om te bezien wat wij met de brief doen. Ik zou niet gaarne nu reeds willen concluderen dat er na ontvangst van de brief een debat met de minister-president zal plaatshebben. Nogmaals, het debat vindt aanstaande maandag plaats, op basis van nadere informatie van het kabinet. Ik vind het enigszins gekunsteld om tussen ontvangst van de brief en het debat van aanstaande maandag nog een interpellatie met de minister-president te hebben.

De heer Heerma (CDA):

Ik kan mij voorstellen dat de interpellatie wordt toegestaan op donderdagavond en dat het kabinet wordt uitgenodigd ervoor te zorgen dat de brief er vóór donderdagavond is.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik sluit mij graag aan bij de vorm waarin de heer Heerma het verzoek heeft gegoten. Laten wij wachten op de brief, maar laten wij in ieder geval nog deze week apart een debat voeren met de minister-president. Dat is heel helder mijn verzoek. En dat verzoek wil ik graag handhaven.

De voorzitter:

Ik stel voor de brief af te wachten, nogmaals aan te dringen op spoed, opdat elke fractie over dezelfde informatie beschikt, en na ontvangst van de brief in een ordedebat te bepalen of het nuttig, nodig, wenselijk enzovoorts is om onmiddellijk een interpellatie te houden.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Bremmer.

De heer Bremmer (CDA):

Voorzitter! Ik wil vragen of de stemmingen onder agendapunt 18, over de moties die zijn ingediend tijdens het notaoverleg over Rechtshandhaving en veiligheid en Taakstraffen (24802, 24807, nrs. 4 t/m 7), kunnen worden uitgesteld totdat wij het gedrukte verslag hebben ontvangen.

De voorzitter:

Mijn vraag aan de voorzitter van de vaste commissie voor Justitie is of hij enige indicatie heeft van het moment waarop het gedrukte verslag zal verschijnen. Het is namelijk mogelijk dat de stemmingen pas na het kerstreces worden gehouden. En dat is wellicht niet helemaal de bedoeling van de heer Bremmer.

De heer Van der Burg (CDA):

Voorzitter! Het is in deze Kamer goed gebruik om pas te stemmen als het gedrukte verslag is verschenen. Dat gedrukte verslag hebben wij nog niet in ons bezit. Onzerzijds zal worden bevorderd dat een en ander zo snel mogelijk in orde komt.

De heer Dittrich (D66):

Er staan twee moties van D66 bij, voorzitter. Ik vind het verzoek van de heer Bremmer echter redelijk. En dus sluit ik mij daar graag bij aan: uitstel van de stemmingen totdat het verslag er is.

De voorzitter:

Ik stel voor, dienovereenkomstig te besluiten. Er zal later alsnog een voorstel worden gedaan voor de stemmingen.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sipkes.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter! Dit weekend was er weer een Iraniër die uit angst, onzekerheid en sterke psychische stoornissen geen andere uitweg zag dan zelfmoord. Dit is een extreem voorbeeld, maar gisteren hoorden wij van de vereniging VluchtelingenWerk en de stichting Pharos dat de situatie op het terrein van het vreemdelingenbeleid, de situatie bij de centrale opvang, echt onhoudbaar geworden is. Beide organisaties luiden de noodklok. Zij brachten een tweede rapport uit, het rapport "Asielzoekers, laat ze niet zitten". Uit dat rapport komt een beeld naar voren dat haaks staat op datgene wat wij iedere keer uit het stappenplan vernemen. Zo zien wij dat er, in tegenstelling tot de toegezegde extra inspanning om wachtlijsten en dergelijke te bekorten, in maart 1996 3000 mensen langer dan anderhalf jaar in de centrale opvang verbleven.

De voorzitter:

Ik verzoek u, mevrouw Sipkes, de Kamer uw verzoek voor te leggen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Daar kom ik heel snel op, voorzitter. In maart 1996 verbleven dus 3000 mensen langer dan anderhalf jaar in de centrale opvang. In juli 1996 verbleven er 10.000 mensen langer dan anderhalf jaar in de centrale opvang. Dat is dus een toename in plaats van een afname. Deze situatie, op het terrein van de hulpverlening en de gezondheidszorg, kan zo niet langer.

Ik wil de regering vragen om een reactie op dit rapport. Ik zeg nadrukkelijk "de regering", omdat dit te maken heeft met het beleid ten aanzien van volksgezondheid, dus van minister Borst, het beleid ten aanzien van de uitplaatsing, dus van minister Dijkstal, en het beleid ten aanzien van beoordeling en afhandeling, dus van staatssecretaris Schmitz. Ik zou de reactie van de regering liefst vóór het weekend hebben, omdat de situatie echt dringend om een oplossing, in ieder geval om enkele maatregelen vraagt. En als de inhoud van de reactie daartoe aanleiding geeft, moeten wij daarover nog volgende week kunnen spreken.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! De cijfers die de vereniging VluchtelingenWerk en de stichting Pharos hebben gepresenteerd, zijn inderdaad verontrustend. Ik wil mij graag aansluiten bij het verzoek aan het kabinet om ons nog vóór of in ieder geval in het weekeinde een brief te sturen. Ik sluit mij ook aan bij het verzoek van mevrouw Sipkes om, zo nodig, daarover volgende week een debat te hebben

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! De fractie van de Partij van de Arbeid kan zich in grote lijnen aansluiten bij het verzoek van mevrouw Sipkes, maar zij wil wel twee kanttekeningen maken. De eerste is dat wij in ieder geval de schijn moeten vermijden dat wij nu paniekerig reageren en over dit onderwerp ad hoc willen spreken. Wij vinden dat de discussie over het rapport van de vereniging VluchtelingenWerk en de reactie van de regering samen moeten vallen met de voortgang van het stappenplan en het wegwerken van de prop van twee jaar geleden. Als de discussie nog voor het reces kan worden gevoerd, is dat mooi, maar de inhoud van het debat vinden wij belangrijker dan de snelheid ervan.

De tweede kanttekening die de fractie van de Partij van de Arbeid wil maken, is dat wij met een eventuele brief van de regering graag willen vernemen hoe de situatie op dit moment is. Het rapport van de vereniging VluchtelingenWerk is namelijk gedateerd. Wij willen ook graag weten hoeveel uitgeprocedeerde asielzoekers zich bevinden onder de duizenden waarover het hier gaat.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie ondersteunt het verzoek van GroenLinks. Zij maakt daarbij dezelfde kanttekeningen als de heer Middel. Het is goed snel een reactie te krijgen van staatssecretaris Schmitz op het rapport van de vereniging VluchtelingenWerk, inclusief een beoordeling van de huidige situatie. Op grond van de reactie zullen wij beoordelen of het wenselijk is om al volgende week dan wel na het reces over dit onderwerp een debat te voeren.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! Ook de CD ziet natuurlijk met belangstelling de reactie van de regering op dit zo belangrijke punt tegemoet. Wij zouden echter eveneens graag zien dat de regering in die reactie ook aandacht besteedde aan de maatregelen die zij wil nemen om de toenemende stroom asielzoekers veel meer in te dammen. Het blijkt namelijk steeds sterker dat deze mensen hier nauwelijks of niet kunnen worden ondergebracht.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter! Ook de VVD-fractie sluit zich aan bij het verzoek van mevrouw Sipkes. Ik sluit mij ook volledig aan bij de woorden die de heer Middel van de Partij van de Arbeid zo-even heeft gesproken. Zorgvuldigheid is voor onze fractie van groot belang.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Aan het adres van de Partij van de Arbeid wil ik zeggen dat het allerlaatste wat ik wil, is paniekerig of ad hoc reageren. Ik meen echter dat met dit voorstel niet paniekerig of ad hoc wordt gereageerd. In het afgelopen jaar hebben wij ieder kwartaal de rapportage in verband met het stappenplan gekregen. Er is dus sprake van een doorgaand proces, waarbij we zeer nadrukkelijk direct betrokken zijn. Ik herinner aan wat ik bij mijn verzoek heb gezegd. Datgene wat wij in het afgelopen jaar bij herhaling in tal van overleggen hebben besproken, staat min of meer haaks op hetgeen wij nu horen uit het veld. Dus er wordt nu niet paniekerig of ad hoc gereageerd, maar ik vind de situatie wel zo schrijnend dat wij op zijn laatst volgende week een debat op hoofdlijnen moeten hebben. Dat debat moet niet nogmaals twee maanden worden uitgesteld.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Zoals te doen gebruikelijk zullen wij na ontvangst van de brief en afhankelijk van de inhoud daarvan met elkaar moeten bepalen op welk moment over welk specifiek onderwerp een debat zal worden gevoerd.

Het woord is aan de heer Poppe.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! De Rijksplanologische dienst heeft inzake de situatie van Schiphol een adviesnota uitgebracht aan de minister van VROM. In die nota heeft de dienst een aantal voorstellen gedaan met betrekking tot de planologische uitvoering. Een voorstel is: Schiphol verplaatsen naar zee. Dat is een oud plan, ook een oud plan van de SP. U begrijpt dat wij zeer benieuwd zijn naar de argumentatie van de Rijksplanologische dienst. Edoch, het betreft hier een zeer vertrouwelijk advies, zodat wij het ook voor een belangrijk deel in de plaatselijk pers hebben kunnen lezen. Daarom verzoek ik de minister van VROM de adviesnota, begeleid met haar commentaar, de Kamer te doen komen.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Ik ondersteun het verzoek van collega Poppe volledig.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Lansink.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Ik wil een tweetal punten aan de orde stellen, te beginnen met de brief die minister Ritzen heeft gestuurd naar aanleiding van een vraag die ik heb gesteld bij de regeling van werkzaamheden op 29 oktober jl. Het gaat om de interpretatie van de Wet modernisering universitaire bestuursorganisatie in Tilburg, de wisselwerking met het Tilburgse en de uitspraken van de minister in het debat op 1 oktober jl. Die brief geeft enige opheldering, maar er zit zoveel licht tussen de uitspraken van de minister op 1 oktober en deze brief dat ik u verzoek de brief op de agenda van de Kamer te plaatsen. Daarbij komt dat de vaste commissie heeft besloten om die brief niet in behandeling te nemen, althans niet in een algemeen overleg aan de orde te stellen. Ik kan dan ook niet anders doen dan nu deze brief op de Kameragenda te laten plaatsen, als u daarmee instemt.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie ondersteunt het verzoek van collega Lansink volledig. Dit punt is blijven hangen naar aanleiding van de MUB-discussie. Wij mogen het verschil tussen datgene wat de minister naar voren heeft gebracht en datgene wat in het onderzoeksrapport van de universiteit van Brabant staat, niet laten liggen.

De voorzitter:

Ik stel voor, te voldoen aan het verzoek van de heer Lansink om de brief op de agenda te plaatsen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is wederom aan de heer Lansink.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Gisteravond heeft NOVA laten zien dat de minister van VWS niet bij machte is om informatie te verzamelen, althans volledige informatie, over de salarissen van ziekenfondsdirecteuren en de wachtgeldregelingen daar. Uit de vertrouwelijke brief van de minister aan de instellingen die daar is getoond, blijkt dat er verschil van interpretatie kan bestaan tussen instellingen die collectief worden gefinancierd en de zelfstandige bestuursorganen, zoals ze in het meest recente rapport van de minister van Binnenlandse Zaken naar voren zijn gebracht. Het is een vrij ingewikkelde zaak die opheldering vergt vanwege de geweldig grote bedragen die er omgaan. Mijn vraag is of de minister via een brief de Kamer zo volledig mogelijk over deze zaak kan inlichten, opdat wij daarover een discussie kunnen voeren.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij dit verzoek.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Ik sluit mij volledig bij het verzoek aan. Overigens komen er nog vervolguitzendingen van NOVA. Misschien geven die ook aanleiding tot meer discussie.

De heer Oudkerk (PvdA):

Voorzitter! Dat laatste had ik ook willen zeggen. Verder sluit ik mij bij het verzoek aan.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Ook de SP-fractie kan zich hierbij aansluiten. Met name zou er nadere informatie moeten komen over de hoeveelheid gouden handdrukken die zijn gegeven.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Cornielje.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! Het kabinet schijnt een standpunt te hebben ingenomen over het advies van de Onderwijsraad over aanpassing van het scholenbestand. De kranten staan er vol van, maar om één uur was dit standpunt nog niet bij de Kamer ingediend. Ik verzoek u de regering te vragen het zo spoedig mogelijk bij de Kamer in te dienen.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Wij willen dit verzoek van de heer Cornielje graag ondersteunen.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! Het is zeer verbazingwekkend dat je zo'n notitie uit de krant moet leren kennen, dus ik sluit mij van harte aan bij het verzoek van de heer Cornielje.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Duivesteijn.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Voorzitter! Mijn vraag is of de verslagen van het algemeen overleg van 13 november over het toezicht op woningbouwcorporaties en van het algemeen overleg van 5 december over leegstand kunnen worden toegevoegd aan de agenda van de Kamer.

De voorzitter:

Ik stel voor, te voldoen aan het verzoek van de heer Duivesteijn voor een debatje met een uiterst beperkte spreektijd.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koekkoek.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! Ik stel de Kamer voor, de stemmingen onder punt 27, betreffende het wetsvoorstel Wijziging van bepalingen van verschillende wetten in verband met de erkenning van de vrijheid van levensovertuiging als grondrecht, uit te stellen omdat de door de minister van Binnenlandse Zaken toegezegde brief nog niet is binnengekomen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik vraag om een heropening van het debat over de begroting van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, teneinde mij in de gelegenheid te stellen een amendement in te trekken en een motie aan de Kamer voor te leggen.

De voorzitter:

Ik stel voor, die heropening na de stemmingen van hedenmiddag te houden. Dit betekent dat de stemmingen over dit onderwerp vandaag niet zullen kunnen plaatsvinden.

De heer Blauw (VVD):

Dit betekent toch niet dat de stemmingen over het kerstreces heen worden getild? De minister van LNV is pas een van de laatste dagen voor het kerstreces terug van een bezoek aan het buitenland. Een en ander moet goed gepland worden, want ik zou graag voor het kerstreces over de begroting stemmen.

De voorzitter:

Ik zal alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat de minister van LNV hier zodanig tijdig is, dat de stemmingen nog vóór het kerstreces kunnen plaatsvinden.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

Naar boven