Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 1997 (25000 VIII).

(Zie vergadering van 31 oktober 1996.)

De voorzitter:

De heer Koekkoek vraagt om heropening van de beraadslaging.

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik deel mee, dat het amendement-Versnel-Schmitz/Duivesteijn (stuk nr. 42) is ingetrokken.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie wil de motie op stuk nr. 24 (25000-VIII), medeondertekend door de heer Van der Vlies, aanhouden. Deze motie betreft het herstelplan dat is gevraagd voor de materiële bekostiging in het primair en voortgezet onderwijs. Er zal nog enkele malen een algemeen overleg plaatsvinden over het bekostigingsstelsel materieel in het voortgezet onderwijs en over het programma van eisen in het primair onderwijs. Dat willen wij eerst afwachten.

Voorzitter! Ik wil de motie op stuk nr. 26 (25000-VIII) intrekken. Deze motie betreft het uitstel van de verhoging van de prestatienorm voor eerstejaarsstudenten. Ik wil deze motie intrekken ten gunste van de motie-J.M. de Vries c.s. op stuk nr. 35 (25000-VIII), omdat deze motie verdergaand is en ten principale de verhoging van de prestatienorm ter discussie stelt. Wij willen deze discussie ook graag voeren.

Voorzitter! Ik mag ten slotte misschien van de gelegenheid gebruikmaken om een korte stemverklaring af te leggen bij de gewijzigde motie-Dijksma c.s. ter vervanging van die op stuk nr. 28 (25000-VIII) over de toetsingscommissie in verband met kwaliteit en studeerbaarheid. Wij zullen voor deze motie stemmen, maar wel met dezelfde argumenten als de minister, namelijk dat ook de VSNU en de HBO-raad bij de toetsing van kwaliteit en studeerbaarheid zullen worden betrokken.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Koekkoek stel ik voor, zijn motie (25000-VIII, nr. 24) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Koekkoek (25000-VIII, nr. 26) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Ik maak gebruik van deze heropening om de volgende twee zaken naar voren te brengen. Om te beginnen wil ik de motie op stuk nr. 32 (25000-VIII) aanhouden in verband met het aanstaande overleg inzake het jeugdbeleid. De motie gaat over het financieel ondersteunen van een schoolinternaat "Het Centrum" in Rotterdam.

Voorzitter! Mijn tweede punt betreft de oorspronkelijke motie op stuk nr. 31 (25000-VIII). Ik wil graag een gewijzigde motie indienen. Ik heb hiervoor de volgende beweegredenen. Ik heb de motie afgestemd op het door de Kamer gedane verzoek in de richting van de regering te komen met een stappenplan ten aanzien van de klassengrootte voor de komende jaren. Verder heb ik de motie deels gericht op het voortgezet onderwijs. In die zin is deze motie explicieter en completer dan de motie op stuk nr. 31.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Rabbae stel ik voor, zijn motie (25000-VIII, nr. 32) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De motie-Rabbae (25000-VIII, nr. 31) is in die zin gewijzigd, dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat bepaalde groepen allochtone leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs nog steeds te kampen hebben met een achterstand en dat binnen tien jaar 40% van alle kinderen in de grote steden van allochtone afkomst zal zijn;

overwegende, dat de gemiddelde taalachterstand van twee jaar bij allochtone leerlingen aan het begin van het basisonderwijs onevenredig groot is en dat deze achterstand aan het einde van het basisonderwijs niet is weggewerkt;

overwegende, dat het intercultureel onderwijs – als instrument voor een grotere onderwijsbetrokkenheid – nog steeds onvoldoende onderdeel is van het bestaande onderwijsbeleid;

overwegende, dat er voor bepaalde groepen allochtone jongeren een disproportioneel groot risico bestaat tot maatschappelijke ontsporing, zich met name uitend in een onrustbarend hoog aandeel in het voortijdig schoolverlaten;

overwegende, dat er vanuit de allochtone gemeenschap veelbelovende preventieve initiatieven zijn of worden ontplooid – waaronder schoolinternaten – die aan deze ontsporing een halt kunnen roepen;

overwegende, dat het kabinet – op aandrang van de Kamer – zal komen met een stappenplan om klassenverkleining en kwaliteitsverhoging te bewerkstelligen;

overwegende, dat klassenverkleining binnen het stappenplan niet los gezien kan worden van andere voorwaarden om een breder doel na te streven, namelijk de verbetering van de onderwijskwaliteit voor álle leerlingen en dat onderwijsachterstandsbeleid een van deze voorwaarden is;

verzoekt de regering binnen het stappenplan in te gaan op het effectief inzetten van onderwijsachterstandsbeleid in het basisonderwijs door middel van een samenhangende inzet van instrumenten als voorschoolse opvang, verlengde schooldag en intercultureel onderwijs;

verzoekt de regering voorts binnen het algemene onderwijsachterstandsbeleid de effectiviteit van instrumenten ter preventie van ontsporing van allochtone leerlingen in het voortgezet onderwijs en secundair beroepsonderwijs te onderzoeken en hierover te rapporteren aan de Kamer en in te gaan op de mogelijke inzet van aanvullende instrumenten als intercultureel onderwijs, allochtone leerlingbegeleiders, verlengde schooldag en schoolinternaten,

en gaat verder tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57 (25000-VIII).

Ik neem aan, dat wij thans over deze gewijzigde motie kunnen stemmen.

De heer Beinema (CDA):

Voorzitter! Ik wil de amendementen op de stukken nrs. 43 en 44 intrekken, omdat deze inmiddels een vrij hoge mate van overbodigheid hebben gekregen.

De voorzitter:

De amendementen-Beinema (stukken nrs. 43 en 44) zijn ingetrokken.

De motie-Dijksma c.s. (25000-VIII, nr. 28) is in die zin gewijzigd, dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een voorstel tot financiering uit het studeerbaarheidsfonds bevat;

van mening, dat het van groot belang is de implementatie van de verbetering van kwaliteit en studeerbaarheid de komende jaren te toetsen;

tevens van mening, dat bij deze toetsing niet alleen de inspectie moet worden betrokken;

verzoekt de regering:

  • - in overleg met LSVb en ISO een tijdelijke toetsingscommissie, bestaande uit studenten, in te stellen die de taak heeft in samenwerking met de inspectie een toetsingskader voor inhoudelijke en procedurele criteria op te stellen inzake de implementatie van de gehonoreerde kwaliteit-en-studeerbaarheidsplannen;

  • - het verslag van de toetsing te publiceren opdat het gezamenlijk met de reguliere rapportage van de inspectie zal fungeren als toetssteen voor de voortgang van de kwaliteit en studeerbaarheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie wordt voorgesteld door de leden Dijksma, J.M. de Vries en Van Vliet. Naar mij blijkt wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56 (25000-VIII).

Ik neem aan, dat wij thans over deze gewijzigde motie kunnen stemmen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De artikelen 1 t/m 4 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Koekkoek (stuk nr. 21, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA en de CD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast, dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de andere op stuk nr. 21 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter! Een punt van orde. Ik had ook een stemverklaring bij de moties willen afleggen. Ik begrijp dat dit nu net had moeten gebeuren. Of kan het ook straks bij punt 12, als de moties aan de orde zijn?

De voorzitter:

U staat te boek.

Artikel 17.05 van de begrotingsstaat, onderdeel uitgaven en verplichtingen, wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Lambrechts c.s. (stuk nr. 49, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, D66, de VVD, het CDA, de groep-Nijpels, het AOV, de Unie 55+ en het lid Hendriks voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast, dat door de aanneming van dit amendement de andere op stuk nr. 49 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

Artikel 17.06, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Lambrechts c.s. (stuk nr. 49, I), wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 17.07 t/m 17.09 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Koekkoek (stuk nr. 17, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de groep-Nijpels, het AOV, de Unie 55+, de CD, de RPF, de SGP, het GPV, de SP en het lid Hendriks voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast, dat door de verwerping van dit amendement de andere op stuk nr. 17 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

Artikel 18.01 wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 18.02 t/m 21.05 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Sipkes (stuk nr. 48, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, de groep-Nijpels en het lid Hendriks voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast, dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 48 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

Artikel 22.01 wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 22.02 t/m 26.07 worden zonder stemming aangenomen.

Artikel 26.08, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Lambrechts c.s. (stuk nr. 49, II), wordt zonder stemming aangenomen.

Artikel 26.09 wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Beinema (stuk nr. 45, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de groep-Nijpels, GroenLinks, de SP en het lid Hendriks voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast, dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 45 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Beinema (stuk nr. 46, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de groep-Nijpels, de RPF, de SP en het lid Hendriks voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast, dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 46 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Heemskerck Pillis-Duvekot c.s. (stuk nr. 47, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, het CDA, de groep-Nijpels, het AOV, de Unie 55+, D66, de PvdA, GroenLinks, de SP en het lid Hendriks voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast, dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 47 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Duivesteijn/Versnel-Schmitz (stuk nr. 55).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de PvdA, GroenLinks, de SP, de VVD, de groep-Nijpels, de Unie 55+ en het lid Hendriks voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Artikel 27.01, zoals het is gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Van Heemskerck Pillis-Duvekot c.s. (stuk nr. 47, I en II), het amendement-Lambrechts c.s. (stuk nr. 49, III) en het amendement-Duivesteijn/Versnel-Schmitz (stuk nr. 55), wordt zonder stemming aangenomen.

Artikel 27.02 wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Mulder-van Dam/Van der Vlies (stuk nr. 54, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast, dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 54 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

Artikel 27.03, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Mulder-van Dam/Van der Vlies (stuk nr. 54, I), wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 27.04 t/m 27.06 worden zonder stemming aangenomen.

Artikel 27.07, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Mulder-van Dam/Van der Vlies (stuk nr. 54, II), wordt zonder stemming aangenomen.

De gewijzigde begrotingsstaat, onderdeel uitgaven en verplichtingen, wordt zonder stemming aangenomen.

De begrotingsstaat, onderdeel ontvangsten, de begrotingsstaat, onderdeel agentschappen, en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat het wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

Naar boven