7 Uitwerking fiscale maatregelen begrotingsakkoord

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013) ( 33287 ).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Financiën wederom van harte welkom. Wij zijn toe aan het antwoord van de regering.

De beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris Weekers:

Mijnheer de voorzitter. Ik wil allereerst een dankwoord uitspreken aan het adres van uw Kamer vanwege het razendsnelle tempo waarmee zij dit wetsvoorstel in behandeling heeft genomen, zowel in de twee schriftelijke rondes als tijdens de mondelinge behandeling. Het is een omvangrijk fiscaal pakket. Ik besef terdege dat wij heel wat van uw Kamer vragen om dit in zo'n tempo te willen behandelen. Ik ben u daar zeer erkentelijk voor.

Hiermee kan in elk geval wel op korte termijn uitvoering worden gegeven aan het fiscaal crisispakket uit het Begrotingsakkoord 2013. Dat is in het belang van het vertrouwen van de financiële markten, de geloofwaardigheid van Nederland binnen de Europese Unie en de gewenste zekerheid voor bedrijven en burgers.

De heer Ester heeft gevraagd naar de rode draad in het voorliggende wetsvoorstel. Naast het Begrotingsakkoord 2013 zitten er wel degelijk enkele rode draden in dit wetsvoorstel. Dat is de vergroening, zoals de heer Ester ook opmerkte, de aanpak van excessieve schulden, zowel bij bedrijven als bij burgers en de schuif van directe naar indirecte belastingen; een lijn die ik ook in de fiscale agenda al heb uitgezet. Daar waar mogelijk zijn er wel degelijk meerdere rode draden, maar dat geldt niet voor elke maatregel afzonderlijk. Daar zal de heer Ester ook wel begrip voor hebben.

Zowel de heer Essers als de heer Bröcker is van mening dat de aanpassing voor de aftrek van deelnemingsrente in een afzonderlijk wetsvoorstel opgenomen had moeten worden. De beperking van de aftrek van deelnemingsrente vloeit net als de andere maatregelen in dit wetsvoorstel rechtstreeks voort uit het Begrotingsakkoord 2013 en is ook bedoeld om het EMU-saldo terug te dringen tot 3%. Vanwege deze samenhang is gekozen voor een verzamelwet. Toen ik vorig jaar een afzonderlijk wetsvoorstel aankondigde dat ergens in dit voorjaar de Kamer zou bereiken, was deze achtergrond natuurlijk nog niet bekend. Ik kom zo meteen terug op de lessen die ik eruit trek voor de wetsvoorstellen die ik in het najaar in procedure breng.

Met betrekking tot de deelnemingsrente wordt de Algemene Maatregel van Bestuur, die thans wordt uitgewerkt, voorgehangen. Ook hierop kom ik later in mijn betoog nog terug. In elk geval wordt het parlement hierover nog afzonderlijk geraadpleegd.

In vergelijking met andere maatregelen is het budgettaire belang van de aanpassing van de deelnemingsrente beperkt en in zoverre springt de maatregel er niet uit ten opzichte van andere maatregelen in het wetsvoorstel. Maar mede gelet op de betogen van de heren Essers, Bröcker en anderen in dit huis zal ik in het najaar de aanpassing van de hypotheekrenteaftrek, de invoering van de verhuurdersbelasting en de maatregel inzake woon-werkverkeer in drie afzonderlijke wetsvoorstellen opnemen. Die wetsvoorstellen zullen wel als één pakket in procedure worden gebracht, zowel bij de Raad van State als bij de Tweede en Eerste Kamer, maar het zijn dan wel aparte wetsvoorstellen in een totaalpakket. Daarmee is de specifieke vraag van de heer Bröcker hierover beantwoord.

Tot slot merk ik in mijn reactie op de heer Bröcker op dat ik de eerste nota van wijziging zelf heb getekend. Daar stond geen gedrukte naam onder. Die heeft de SDU er zelf bij gepakt en ofschoon mijn handtekening niet zo op die van mijn ambtsvoorganger lijkt, heeft de SDU daar toch een andere naam onder geplakt. Er zal een herdruk van de SDU komen.

De heer Bröcker (VVD):

Ik dank de staatssecretaris voor dit antwoord. Ik hoop dat in Brussel de taakverdeling tussen de staatssecretaris en de heer De Jager ook in de drukvorm goed is geregeld.

Staatssecretaris Weekers:

Ik moet u bekennen dat ik in de afgelopen één en driekwart jaar pas één keer in Brussel ben geweest. Dat is vrij uitzonderlijk, want de meeste van mijn collega's zitten wekelijks of maandelijks in Brussel, maar de Ecofin wordt zo beheerst door niet-fiscale onderwerpen, dat ik in elk geval hier mijn werk goed kan doen.

Voorzitter. Ik heb mijn beantwoording in 15 à 16 blokjes ingedeeld. Het wetsvoorstel bevat heel wat blokjes die apart behandeld kunnen worden. Uit mijn beantwoording zal dit wel duidelijk worden.

Het eerste blokje waarop ik inga betreft de btw-schuif. Mevrouw Sent vraagt een reactie op de analyse van de econoom Bas Jacobs dat een btw-schuif geen positieve effecten op werkgelegenheid zou opleveren. In Taxation and growth van de OESO is empirisch onderzoek gedaan in 21 OESO-landen voor de periode 1971–2004 naar de invloed van de belastingstructuur op de groei per capita. De conclusie van dit onderzoek is dat een schuif van directe naar indirecte belastingen een positieve invloed heeft op het bruto binnenlands product per capita en dat het leidt tot een toename van het aanbod van arbeid, productie, consumptie en tot economische groei. Op zichzelf is dat ook niet zo verwonderlijk, want een van de distorsies op de arbeidsmarkt is natuurlijk de grootte van de wig, het verschil tussen brutoloonkosten en wat een werknemer aan nettoloon ontvangt. Als je ervoor kunt zorgen dat die wig kleiner wordt, wordt de arbeidsmarkt minder verstoord.

De heer Reuten vraagt om nader te onderbouwen dat de verhoging van de algemene btw-tarieven proportioneel uitwerkt voor alle inkomensgroepen.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik heb een analytische vraag aan de staatssecretaris. Als alles inkomensneutraal is, is de btw-IB-schuif uiteindelijk lood om oud ijzer. Het leidt niet tot een hoger arbeidsaanbod en ook niet tot een hogere arbeidsparticipatie. Arbeidsmarkteffecten treden namelijk alleen maar op als die netto-btw-IB-operatie denivelleert. Het kabinet zegt dat werk moet lonen, maar uiteindelijk heeft een neutrale btw-IB-schuif geen effect op wat men met een loon kan kopen als de btw verhoogd wordt.

Staatssecretaris Weekers:

Mevrouw Sent heeft gelijk dat je positieve werkgelegenheidseffecten mag verwachten van denivellering. Dan moet je vooral kijken naar de marginale druk. Als de marginale druk te hoog is, zullen mensen niet gauw meer gaan werken. Dus als je ervoor zorgt dat extra werk ook extra loont, leidt dat tot positieve effecten voor de werkgelegenheid en voor de economische groei. In de terugsluis voor 2013 is er niet voor gekozen om te denivelleren, simpelweg vanwege het feit dat behoorlijk wat offers worden gevraagd van mensen. Je moet kijken naar wat uiteindelijk verstandig beleid is. Wil je in de toekomst forse positieve werkgelegenheidseffecten hebben, dan zul je meer naar werkenden moeten terugsluizen en minder naar inactieven. Alleen voor 2013 is daar niet voor gekozen om de lasten op een dragelijke wijze te verdelen.

De heer Essers (CDA):

Speelt ook niet een rol dat een btw-verhoging een veel geringere nadelige invloed heeft op onze concurrentiepositie, terwijl een verlaging van de inkomstenbelasting leidt tot lagere loonkosten en dus tot een verbetering van onze concurrentiepositie? Per saldo heb je dan toch een positief effect.

Staatssecretaris Weekers:

Dat is inderdaad het geval, simpelweg vanwege het feit dat er op export geen btw drukt. Als je ervoor kunt zorgen dat, ook vanwege het verkleinen van de wig, per saldo de arbeidskosten verminderen of de arbeidsproductiviteit wordt verhoogd, is dat goed voor je exportpositie. De btw drukt natuurlijk wel op alles wat hier wordt geconsumeerd, dus ook op alles wat wordt geïmporteerd en elders wordt geproduceerd. Daar hef je belasting op. De studie van de OESO heeft aangegeven dat het verstandig is om die schuif aan te brengen. Het antwoord op de vraag of de werkgelegenheidseffecten fors of minder fors zullen zijn, hangt af van de wijze waarop je de lastenverlichting terugsluist. Als je de marginale druk kunt verlagen, leidt het tot meer werkgelegenheid dan dat je het een-op-een in de inkomstenbelasting aan iedereen teruggeeft, of je nu actief bent of niet actief. Ik verwijs hiervoor naar de fiscale agenda die ik vorig jaar heb uitgebracht. Daarin zijn twee alternatieven voor terugsluizen uitgewerkt. Ik heb daarin aangegeven wat daarvan de werkgelegenheidseffecten zijn. Zoals gezegd, voor 2013 zijn er keuzes gemaakt in het kader van de terugsluis, leidend tot een evenwichtig koopkrachtbeeld waarbij met name de onderkant wordt ontzien. Voor 2014 en verder zijn er nog geen besluiten genomen voor de terugsluis. Dat is uiteindelijk aan een nieuw kabinet. Dan kun je meewegen in hoeverre je de werkgelegenheid wilt stimuleren. Vind je dat belangrijk of wil je uiteindelijk de koopkrachtdiscussie laten domineren?

Mevrouw Sent (PvdA):

Het effect op de concurrentiepositie hangt uiteindelijk natuurlijk af van de belastingverdragen. Dan nog een vraag voor de staatssecretaris. Vindt hij dat concurrentiepositieverbetering een welvaartstheoretisch argument is om beleid op te baseren? Ziet hij geen alternatieven voor concurrentiepositieverbetering die veel effectiever zijn dan deze maatregel?

Staatssecretaris Weekers:

Ik vind dat je altijd goed op je eigen zaakjes moet letten. Je moet altijd kijken naar de eigen concurrentiepositie. De concurrentiepositie van Duitsland – nog steeds onze belangrijkste handelspartner – is de afgelopen tien jaar fors verbeterd. De arbeidsproductiviteit daar is enorm gestegen. Dat komt doordat men daar een jaar of tien geleden in een behoorlijke crisis zat en toen een aantal hervormingen heeft doorgevoerd op het terrein van de arbeidsmarkt. Men heeft ook jarenlang een beleid van loonmatiging gevoerd. Dat heeft ertoe geleid dat Duitsland een uitermate goede concurrentiepositie heeft.

In een aantal landen in Zuid-Europa is de concurrentiepositie uitermate slecht. De lonen zijn zeer fors gestegen, de arbeidsmarkten zijn uitermate star en een aantal Zuid-Europese landen hebben zich volstrekt uit de markt geprijsd en betalen daar nu een heel hoge prijs voor.

Nederland doet het fors beter dan een aantal landen in Zuid-Europa. Wij hebben in Nederland relatief weinig werkloosheid, maar wij doen het qua arbeidsproductiviteit slechter dan Duitsland. Dus moeten wij nog steeds en voortdurend op onze concurrentiepositie letten. Als staatssecretaris van Financiën kan ik daar in zoverre een bijdrage aan leveren dat ik ervoor waak dat ons fiscaal vestigingsklimaat goed is en blijft. Daarvoor is van belang dat je redelijke tarieven hebt. Daarvoor is ook van belang de voorspelbaarheid van de fiscale wetgeving. Onrust in bijvoorbeeld het Vpb-dossier tast je concurrentiepositie aan. Een ander belangrijk punt is een uitermate goed ontwikkeld verdragennetwerk. Op dat punt behoort Nederland echt tot de top van de wereld. We hebben met bijna honderd landen belastingverdragen. Ik ben zelf enkele maanden geleden naar Latijns-Amerika geweest om het op hoog politiek niveau los te trekken als de onderhandelingen in een impasse zaten of men überhaupt niet bereid was om te praten of te onderhandelen, en dat is gelukt.

We moeten voortdurend aan die positie werken. Welvaart komt niet uit de lucht vallen, maar ontstaat alleen doordat mensen een hoog arbeidsethos en ondernemingsgeest hebben, zodat zij het beste uit zichzelf willen halen. Ik ben trots op de mensen die in Nederland wonen en werken, maar de overheid moet dat wel op een goede manier faciliteren. Daarom moeten wij bekijken welke maatregelen de landen om ons heen nemen. Wat doen de Britten aan hun fiscaal vestigingsklimaat? Wij kunnen hier niet eenzijdig de vennootschapsbelasting verhogen, als de Britten deze verlagen, want dan prijzen wij ons uit de markt.

De heer Reuten (SP):

Ik kom even terug op de eerste interruptie van mevrouw Sent. De staatssecretaris zei wat algemeen dat denivellering een positief effect heeft op de werkgelegenheid. Ik neem aan dat hij dat bedoelt rond de wig. Het is niet zo dat als de tarieven van de inkomstenbelasting omlaag gaan, de Brenninkmeijertjes langer gaan werken.

Staatssecretaris Weekers:

Het gaat om de marginale belastingdruk op arbeid. Als deze hoog is, is de geneigdheid om nog wat extra uurtjes te gaan werken wat minder dan wanneer deze lager is. Om die reden zegt de eerder door mevrouw Sent aangehaalde econoom Bas Jacobs dat het toptarief in de inkomstenbelasting in Nederland een beetje voorbij het optimale punt ligt. Idealiter zou het toptarief op 46% of 48% moeten liggen. Als het hoger ligt, zou het per saldo minder opbrengen als je alle gedragseffecten in beeld zou brengen. Het lijkt me in deze tijd niet gepast om voor te stellen om het te verlagen, maar het is wel heel gemakkelijk om te zeggen dat het toptarief verder omhoog moet, zoals men in de kringen van de heer Kox doet, maar dat is uitermate slecht voor de economie.

In het fiscaal crisispakket is er daarom niet voor gekozen om het toptarief te verhogen, maar om een eenmalige crisisbijdrage te vragen van werkgevers die werknemers in dienst hebben met een inkomen boven anderhalve ton. Daarmee wordt via de werkgevers toch een extra bijdrage gevraagd aan de topinkomens, zonder aan de tariefstructuur van de inkomstenbelasting te morrelen. Dat zou niet alleen de economie rechtstreeks schaden, om de reden die ik net heb genoemd, maar er ook toe leiden dat het fiscaal vestigingsklimaat in Nederland naar een lagere plaats zou duikelen en dat lijkt me niet verstandig.

Mevrouw Sent (PvdA):

Als het inderdaad een overtuigend argument zou zijn voor de btw/ib-schuif dat de concurrentiepositie van Nederland daardoor wordt verbeterd, waarom is er in de Wet uitwerking fiscale maatregelen dan voor gekozen om een jaar lang geen inflatiecorrectie toe te passen op de ib en de lb? Wat doet dat voor onze concurrentiepositie?

Staatssecretaris Weekers:

Er is een pakket maatregelen overeengekomen tussen vijf partijen in de Tweede Kamer. Het kabinet heeft daar in de persoon van de minister van Financiën bijgezeten en de zaak begeleid. Er is gekozen voor een bepaald pakket van maatregelen, maar men had inderdaad ook voor een ander pakket van maatregelen kunnen kiezen. Zo simpel is het. In het Catshuis lag een andere maatregel voor, namelijk om het algemene btw-tarief te verhogen van 19% naar 21% en het lage tarief van 6% naar 7%. De vijf partijen die tot het Begrotingsakkoord 2013 zijn gekomen, hebben ervoor gekozen om het lage tarief op 6% te houden, maar zij hadden ook een andere keuze kunnen maken. Ik kom nog terug op de vragen die zijn gesteld over de specifieke maatregel om gedurende een jaar de schijven niet te indexeren.

Mevrouw Sent en de heer Reuten vroegen naar de effecten van de btw-schuif voor personen met alleen AOW of een laag inkomen. Je kunt twee dingen doen met een inkomen: consumeren of sparen. Wanneer een inkomen direct wordt geconsumeerd, pakt een btw-verhoging min of meer evenredig uit voor alle categorieën. Een inkomen dat wordt gespaard, wordt als vermogen meteen belast in box 3, voor zover het boven de vrijstelling uitstijgt. Als het later wordt geconsumeerd, wordt het alsnog belast. Als het niet wordt geconsumeerd, maar geschonken of na overlijden overgedragen aan een ander, dan komt de fiscus ook nog even langs.

Kortom, hoge en lage inkomens worden in gelijke mate getroffen door een btw-verhoging. De heer Reuten stelt verder dat de schuif van inkomstenbelasting naar btw in feite een schuif richting vlaktaks is. De Tweede Kamer heeft mij overigens bij overgrote meerderheid gevraagd om een commissie in te stellen met betrekking tot de vlaktaks of vlakkere tarieven. Deze bekijkt of een verdere vereenvoudiging kan worden doorgevoerd op het terrein van de inkomstenbelasting en of er mogelijkheden zijn voor een verdere schuif van belasting op arbeid en inkomen in de richting van belasting op consumptie. De Tweede Kamer heeft nadrukkelijk ook de opdracht gegeven om te bekijken of de tariefstructuur vlakker kan. Dat is een wens die vrij breed leeft. Er wordt bekeken of daaraan tegemoet kan worden gekomen.

Ik heb zelf nooit zo geloofd in een echte vlaktaks, althans niet nu, simpelweg omdat dit leidt tot enorme koopkrachteffecten. De heer Reuten heeft gisteren in zijn bijdrage een puntenwolk getoond. Als je een puntenwolk van de vlaktaks zou nemen, zie je dat deze linksonder en rechtsboven zwart is. Dat lijkt mij geen evenwichtige inkomensverdeling. Om die reden ben ik zelf nooit zo de boer opgegaan met de vlaktaks. Wil je de inkomensverdeling evenwichtiger en socialer maken, dan zul je ook met een toptarief moeten werken en iets moeten doen aan de onderkant in de sfeer van toeslagen of het verder ophogen van de belastingvrije som. Een ietwat vlakkere structuur leidt er wel toe dat de marginale druk wat wordt verkleind en dus tot meer arbeid.

Er is gisteren ook ingegaan op de koopkrachtberekeningen van het Begrotingsakkoord 2013, waaruit blijkt dat de minima en de sociale minima erop vooruitgaan, terwijl de hogere inkomens er in koopkracht op achteruitgaan. De koopkrachtontwikkeling in het begrotingsakkoord is voor mensen met alleen AOW plus 1%, voor alleenstaanden met het minimumloon 1,75% en voor modaal min 0,5% tot min 1%.

Bij de Raming 2013 zijn de koopkrachtcijfers gepresenteerd zonder het begrotingsakkoord. Vervolgens hebben we het effect van het begrotingsakkoord. Bij het begrotingsakkoord zijn er extra maatregelen genomen om de koopkracht van de wat meer kwetsbare groepen, die gisteren door de heer Reuten zijn genoemd, te verbeteren. De groep AOW'ers met een aanvullend pensioen van € 10.000 gaat er fors op achteruit, maar veel minder dan wanneer er geen nadere maatregelen getroffen zouden zijn. Waarom gingen zij er in het standaardbeeld van 2013, zonder de koopkrachtreparatie, zo fors op achteruit? Dat heeft ermee te maken dat de lonen achterblijven bij de prijzen en dat de pensioenen niet volledig worden geïndexeerd door de pensioenfondsen. Dat hakt er nogal in.

Mevrouw Sent (PvdA):

We bespreken hier vandaag niet het Begrotingsakkoord 2013, maar de uitwerking van de fiscale maatregelen. Ik verneem graag wat het effect op de koopkracht is van de Wet uitwerking fiscale maatregelen.

Staatssecretaris Weekers:

Deze zijn niet partieel doorgerekend, maar zoals altijd wordt bij de augustusbesluitvorming gekeken naar het integrale koopkrachtbeeld op grond van de prognose in het CEP. Als het kabinet van oordeel is dat het geen evenwichtig koopkrachtbeeld is, wordt eraan gesleuteld, gedeeltelijk fiscaal, gedeeltelijk via de premies en gedeeltelijk door het verhogen of op een andere manier vorm geven van toeslagen.

Dat gebeurt elk jaar in augustus en dat is op dezelfde manier gebeurd door de vijf partijen in het kader van het Begrotingsakkoord 2013. Niet voor niets wordt de terugsluis voor 2013 gedeeltelijk gerealiseerd via een verlaging van de arbeidskorting aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Daarnaast zijn er maatregelen getroffen om de zorgtoeslag fors te verhogen, dus er is sprake van een samenhang tussen fiscale en andere maatregelen, die je niet geïsoleerd kunt beschouwen.

Mevrouw Sent (PvdA):

Toch staan wij vandaag voor de taak om de Wet uitwerking fiscale maatregelen individueel te beoordelen. Hoe kunnen wij tot een weloverwogen oordeel komen zonder op de hoogte te zijn van wat de macro-economische effecten hiervan zijn?

Staatssecretaris Weekers:

De macro-economische effecten van het hele Begrotingsakkoord 2013 zijn doorgerekend. Het kan zijn dat mevrouw Sent daar selectief uit wil winkelen. Dan zouden we de effecten moeten laten doorrekenen van alternatieve pakketten, maar dat lijkt het kabinet niet zinvol. Gelet op de krappe tijdsplanning is het ook niet mogelijk. De capaciteit is gelimiteerd. Wat voor ons ligt, is een belangrijk deel van het Begrotingsakkoord 2013. Bij iets meer dan twee derde deel gaat het om belastingmaatregelen, die integraal zijn doorgerekend wat betreft de effecten voor de koopkracht en de economie. Dat hebt u kunnen lezen in de junistukken van het Centraal Planbureau.

De heer Reuten (SP):

Ik kom even terug op wat de staatssecretaris vier minuten geleden zei over de koopkracht, want dat vond ik heel onduidelijk. Het CPB heeft het hele pakket doorgerekend en op bladzijde 37 van de juniraming komt eruit dat een gevolg van het pakket is dat de laagste inkomenscategorieën er stelselmatig meer op achteruitgaan dan de hoogste. Is de staatssecretaris het met mij eens dat het Centraal Planbureau dit zegt op bladzijde 37, zodat we daar niet over strijden?

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb een schemaatje bij me, maar daar staat geen paginanummer op, dus dit is ergens uit gekopieerd. Het gaat om de koopkrachttabel 2013 van de standaardpresentatie inkomenskengetallen. Deze hangt samen met de Voorjaarsnota, dus ik neem aan dat het dezelfde cijfers zijn.

De heer Reuten (SP):

Nee, dat zijn niet dezelfde cijfers! Daar is geen sprake van een indeling in categorieën.

Staatssecretaris Weekers:

Ik krijg nu iets aangereikt.

De heer Reuten (SP):

Laten wij maar de periode 2013–2017 nemen. Tweeverdieners die 175% van het minimumloon verdienen, gaan er vijf jaar lang 0,75% op achteruit. Als je 350% van het minimumloon verdient, dus boven de € 66.000, zit je vijf jaar lang op de nul en ga je er dus niet op achteruit.

Staatssecretaris Weekers:

Dit is een wat andere categorie-indeling. Je kunt er nog een derde categorie-indeling naast zetten. In de cijfers die mij zojuist door senator Reuten zijn aangereikt, wordt een onderscheid gemaakt tussen werknemers, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden met subcategorieën daarbinnen. De standaardkoopkrachttabellen die het kabinet elk jaar publiceert, gaan uit van alleenverdieners met kinderen, modaal, twee keer modaal, tweeverdieners, modaal plus een half, twee keer modaal plus een half et cetera. Ook de gezinssituatie wordt erbij betrokken. Als je je niet op die cijfers wilt baseren maar op andere cijfers, hebben wij een heel andere discussie.

De heer Reuten (SP):

Nee, voorzitter. In Nederland hebben wij de afspraak dat het Centraal Planbureau onze rekenmeester is en dat wij daarop afgaan. Dit zijn de cijfers van het Centraal Planbureau. Wij gaan daar elk jaar op af. De staatssecretaris moet nu dan niet ineens zeggen dat wij niet afgaan op de cijfers van het Centraal Planbureau. Het Centraal Planbureau publiceert de cijfers altijd in deze drie categorieën. Ik ben daar niet tevreden over, omdat de allerhoogste inkomens niet worden meegenomen – daarover hebben wij eerder gesproken – maar dit zijn de standaard-CPB-cijfers. De staatssecretaris moet dan niet zeggen dat hij nog ergens in een la andere cijfers heeft liggen. Wij hebben afgesproken dat wij de cijfers van het Centraal Planbureau als standaard nemen. Daaruit blijkt zeer duidelijk dat de laagste inkomens de hoogste lasten dragen qua koopkracht en dat de hoogste categorieën op de nul zitten of erop vooruitgaan.

Staatssecretaris Weekers:

De cijfers die ik voor mij heb en die zijn meegenomen bij de Voorjaarsnota, wijzen toch ergens anders op.

De heer Reuten (SP):

Ik vind dit niet acceptabel, voorzitter. Ik vind het niet acceptabel dat de staatssecretaris de cijfers van het Centraal Planbureau terzijde schuift omdat hij andere cijfers heeft liggen. Dan moeten wij in Nederland de afspraak maken dat het Centraal Planbureau niet meer onze verkiezingsprogramma's doorrekent et cetera maar dat het ministerie dat doet. Ik wil hierover een duidelijke uitspraak van het kabinet. Wat doen wij: Centraal Planbureau of niet Centraal Planbureau?

Staatssecretaris Weekers:

Omdat het antwoord zeer nauw luistert – daar heeft senator Reuten ook recht op – stel ik voor om het antwoord in tweede termijn klip-en-klaar te geven.

Voorzitter. De heren Essers en Van Strien hebben gevraagd naar de verwachtingen omtrent de grenseffecten van btw-verhoging. In het algemeen zullen mogelijke grenseffecten verschillen per product en dienst. Bepalende factoren daarin zijn de afstand, de hoogte van transport- en reiskosten en de mate van substitueerbaarheid van een product of dienst. Als je, zoals de heer Van Strien, op gelijke afstand woont van twee tankstations, die op zichzelf dezelfde basisprijs hanteren – er wordt ook vaak gestunt met andere dingen; ook op het Nederlandse wegennet zie je prijsverschillen van € 0,10 tot € 0,12 op een liter benzine – kan het zijn dat het profijtelijk is om naar de andere kant van de grens te gaan om daar te tanken. Als je dan weer net een stukje verder er vanaf woont, kan de afweging alweer heel anders liggen.

Met betrekking tot andere diensten, bijvoorbeeld die van een advocaat, ligt de zaak weer anders. Een advocaat moet behoorlijk op de hoogte zijn van het Nederlands recht, wil hij zijn diensten ordentelijk kunnen leveren. Je kunt dan niet terugvallen op de advocaat die net aan de andere kant van de grens opereert. Er zijn dus ook andere prijsverschillen dan het btw-tarief, bijvoorbeeld arbeidsloon, overheadkosten, de nabijheid van verkooppunten in de grensstreek en de mate van concurrentie. Neem bijvoorbeeld de supermarkten. Ik woon zelf ook aan een grens en kan ook constateren wat de prijsverschillen in het schap zijn. Je ziet vaak dat supermarkten in Nederland relatief goedkoop zijn, simpelweg omdat ze in staat zijn om, misschien met een forsere inkoopmacht, lagere prijzen te bedingen bij de leveranciers. Dat wordt dan ook doorgegeven aan de consument. Tal van zaken zijn dus van invloed. Het is dus niet gezegd dat als hier de belastingen – dus: btw of accijnzen – ietwat hoger zijn, dit per definitie betekent dat het product of de dienst hier duurder is.

De heer Van Strien (PVV):

Ik begrijp dat de staatssecretaris het voordeel van de goedkopere supermarkten aan de Nederlandse kant van de grens ook nog teniet wil doen met de btw-heffing?

Staatssecretaris Weekers:

Nee, voorzitter, integendeel. Veel zaken die in de supermarkten in schappen liggen, vallen onder het verlaagde tarief en zullen daaronder blijven vallen. Het lage tarief in Nederland is nog altijd 1% minder dan dat in Duitsland.

Voorzitter. Er zijn geen berekeningen bekend van het grenseffect van Nederland met België en Duitsland door verhoging van het algemene btw-tarief. Het kabinet verwacht in de huidige situatie niet dat het verschil in btw-tarief met bijvoorbeeld Duitsland tot merkbare grenseffecten zal leiden, maar wij kunnen dat niet uitsluiten. Zoals gezegd hanteert Duitsland een hoger laag tarief dan Nederland. Ik heb hier een kaartje met de btw-tarieven van de landen om Duitsland heen. Van de zeven andere lidstaten die, buiten Nederland, Duitsland omringen, heeft slechts een land een lager algemeen btw-tarief. De rest heeft een hoger btw-tarief.

Ik kom op het overgangsrecht en de btw. De heer Essers en mevrouw Sent hebben gevraagd of ik bereid ben om een overgangsregeling te treffen voor doorlopende contracten die voor de datum van het Begrotingsakkoord 2013 zijn aangegaan. Ik wijs op het uitgangspunt bij overgangsregelingen dat eerder is gehanteerd, ook door mijn ambtsvoorgangers die het nieuwe fiscale stelsel hebben ontworpen en door de Kamer hebben geloodst, de heren Vermeend en Bos. Destijds is de btw ook verhoogd in het kader van een schuif van meer belasting op consumptie en een lagere belasting op arbeid. Het uitgangspunt was toen en is ook nu dat het tijdstip waarop de levering of dienst plaatsvindt, bepalend is voor de hoogte van de te betalen belasting. Met betrekking tot doorlopende prestaties, zoals abonnementen op leveringen van gas of bewakingsdiensten, kan voor het deel van de prestatie dat voor 1 oktober heeft plaatsgevonden, het oude btw-tarief worden toegepast, namelijk dat van 19%. Het nieuwe tarief van 21% geldt dan alleen voor het deel van de prestatie dat plaatsvindt vanaf 1 oktober, dus na 30 september 2012. Als nu goedgekeurd zou worden dat bij verplichtingen aangegaan voor 28 april 2012 de hele doorlopende prestatie tot en met het einde van het jaarcontract nog onder het 19%-tarief zou vallen, heeft dat ook uitstralingseffecten op andere vooruitbetalingen en leveringen/diensten waarvoor al voor 28 april verplichtingen zijn aangegaan. Ook daaraan zijn de nodige controle- en handhavingsproblemen verbonden.

Overigens is niet bij alle abonnementen sprake van een doorlopende prestatie. Bij servicecontracten waarbij de prestaties slechts op bepaalde tijdstippen worden verricht, zoals een storings- of onderhoudsabonnement, is het moment van prestatie bepalend en kan er niet worden gesplitst. In verband met het maatschappelijk belang dat met de bouw van onroerende zaken gemoeid is, is daarvoor – net zoals in het verleden – een uitzondering gemaakt voor die leveringen waarbij de vergoeding in termijn vervalt. De argumenten voor een bijzondere overgangsregeling voor onroerende zaken en specifiek voor woningen gelden in het algemeen niet bij levering van roerende zaken of bij diensten. Wat dat betreft ligt een uitbreiding van het overgangsrecht dan ook niet voor de hand. Nogmaals, dat is bij eerdere tariefswijzigingen ook niet gebeurd.

De heer Ester heeft gevraagd of er specifieke uitvoeringsproblemen voor het mkb te verwachten zijn per 1 oktober en of daarvan een risicoanalyse is gemaakt.

Mevrouw Sent (PvdA):

Heel even kort: vindt de staatssecretaris het dan niet zorgwekkend dat hiermee de administratieve lasten stijgen, terwijl het bij bijvoorbeeld business-to-businesslevering niet leidt tot een toename van de inkomsten van de overheid?

Staatssecretaris Weekers:

Als ik een heel gemakkelijke oplossing had om de administratieve lasten te vermijden zonder dat de schatkist schade oploopt en waarbij precedentwerking en uitstralingseffecten worden voorkomen, zou ik daar natuurlijk voor kiezen. Ik zie echter geen gemakkelijke oplossing; dat is het punt.

Voorzitter. Ik kom bij de uitvoeringsproblematiek waarover de heer Ester het had. Op dit moment worden er geen specifiekere uitvoeringsproblemen voor het mkb verwacht ten aanzien van de btw-verhoging per 1 oktober in vergelijking met eerdere tariefswijzigingen, al is het natuurlijk helder dat het mkb niet blij is met de verhoging van de btw per 1 oktober. Voorzitter Biesheuvel is een paar keer bij mij geweest. Ook heeft hij een aantal fracties in zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer benaderd. Ik heb hem helaas moeten teleurstellen op dit punt. Dit is nu eenmaal een afspraak in het Begrotingsakkoord 2013. Zou je het niet per 1 oktober invoeren maar bijvoorbeeld pas vanaf 1 januari aanstaande, dan sla je toch een behoorlijk financieel gat in de afspraken die partijen hebben gemaakt. Volgens mij sloeg de vraag van de heer Ester niet specifiek daarop. Hij vroeg of er uitvoeringsproblemen te verwachten zijn. Die verwacht ik niet.

De heer Ester (ChristenUnie):

Precies. Ik wil even voor de Handelingen vaststellen dat de staatssecretaris wel in overleg is met het mkb en dat hij daarover heeft gecommuniceerd. Dat lijkt mij zeer verstandig.

Staatssecretaris Weekers:

Zeker. Ik moet zeggen dat ik buitengewoon goede contacten heb met het bedrijfsleven. Ook heb ik buitengewoon goede contacten met MKB-Nederland. Dat wil echter niet zeggen dat wij het op alle punten eens kunnen worden of dat ik de zorgen die zij uiten, allemaal kan wegnemen. Als het grote budgettaire consequenties heeft, kan het nu eenmaal niet. Wij moeten dan vaststellen dat wij het op dat punt niet eens zijn. Daar waar knelpunten worden aangereikt die ik zonder noemenswaardige budgettaire gevolgen kan opvangen met de nodige creativiteit, sta ik daar natuurlijk altijd voor open.

Mevrouw Sent heeft gevraagd naar het intact laten van het verlaagde btw-tarief voor de meest dagelijkse boodschappen of producten, zoals wc-papier, tandpasta, shampoo, luiers, afwasmiddel en hondenbrokken. Zijn dit dan geen dagelijkse boodschappen, zo heeft zij gevraagd. De btw-richtlijn schrijft voor wat wel en niet onder "dagelijkse boodschappen" valt. Hondenbrokken zijn inderdaad niet onder het lage tarief te brengen, maar konijnenvoer bijvoorbeeld wel. Dat komt doordat konijnen ook wel eens op het bord worden geserveerd en honden gelukkig niet. Dat betekent dat konijnenvoer onder het lage tarief valt en hondenbrokken niet. Over wc-papier kunnen wij lang praten, maar ik denk dat dit niet veel toegevoegde waarde heeft voor dit debat.

Mevrouw Sent, de heer Ester en de heer Bröcker hebben vragen gesteld over mogelijke vervolgstappen. Onderdeel van de fiscale agenda die ik vorig jaar heb gepresenteerd, is de schuif van directe naar indirecte belastingen. In dat kader is voor de wat langere termijn de mogelijkheid van een uniform btw-tarief geopperd. In de fiscale agenda heb ik diverse varianten geschetst van het zwaarder belasten van consumptie en het minder belasten van arbeid en ondernemen. De variant die economisch het verstandigst lijkt en die ook zorgt voor de grootste reductie van administratieve lasten is die van een uniform btw-tarief. Dat heeft echter ook een keerzijde zoals grenseffecten, zo zeg ik tegen de heren Van Strien en Essers. Er is dan sprake van het in één klap zeer fors verhogen van het lage tarief. Daar zijn de nodige grenseffecten van te verwachten. Degenen die vooral producten met een laag btw-tarief kopen, zouden daar extra de dupe van zijn. Gelet op de huidige economische situatie leek ons dat niet verstandig.

Een ander alternatief is het verhogen van beide btw-tarieven om verlichting op het terrein van de inkomstenbelasting te kunnen bieden. Het kabinet heeft vorig jaar in de fiscale agenda gesuggereerd dat je beide tarieven ook stapsgewijs wat meer naar elkaar toe kunt brengen door het lage tarief in stapjes van 2% te verhogen. Dan kun je zien hoe dat in de samenleving valt en welke grenseffecten er optreden voor de goederen en diensten die nu onder het lage tarief vallen. Ik noem in dit verband de boeken en de tijdschriften, de bioscopen, de circussen en de kermissen. Ik wijs ook op enkele arbeidsintensieve diensten zoals de schoenmaker, de schilder en de kapper. Bij een stapsgewijze verhoging kun je nagaan wat een bescheiden tariefsverhoging betekent. Uiteindelijk is in het Begrotingsakkoord 2013 afgesproken om het lage tarief helemaal ongemoeid te laten. Dat hangt ermee samen dat er op tal van fronten behoorlijk zware maatregelen genomen moesten worden. In wijsheid heeft men toen gedacht dat het verstandig was om het lage tarief ongemoeid te laten.

Mevrouw Sent (PvdA):

Vindt de staatssecretaris het nu niet verrassend dat in het voorliggende wetsvoorstel de tarieven verder uit elkaar worden gedreven in plaats van dichter bij elkaar gebracht?

Staatssecretaris Weekers:

Men had ook een andere keuze kunnen maken. Ik heb niet bij alle gesprekken gezeten. Ik weet niet wat hier de exacte overweging bij is. Deze keuze moest in een zeer kort tijdsbestek worden gemaakt. Het is verstandig dat men zeer snel knopen heeft doorgehakt en dat er snel een pakket op tafel kon komen. Wij zullen zien wat de toekomst brengt.

De heer Van Boxtel (D66):

Een jaar of drie geleden heb ik met een partijgenoot van mevrouw Sent, namelijk oud-staatssecretaris en oud-minister van Financiën Vermeend, een boek geschreven waarin wij zeer sterk pleiten voor btw-verhoging op bepaalde goederen. Dit doen wij om redenen van volksgezondheid, maar ook met het oog op het verlagen van de druk op arbeid. Dat zou de PvdA toch moeten aanspreken. Het is een lastig dilemma als je eigenlijk tegen btw-verhoging bent, maar tegelijkertijd ook wel ziet dat arbeid goedkoper moet worden. De keuzes in dit pakket tenderen voor een deel de goede kant op.

Staatssecretaris Weekers:

Ik had het niet mooier kunnen zeggen. Ik dank de geachte afgevaardigde de heer Van Boxtel voor deze interventie.

Toen ik net was aangetreden als staatssecretaris van Financiën en in de Tweede Kamer het Belastingplan werd besproken, heeft de Kamer mij tot behoorlijk wat ambitie aangezet. Zij drong aan op een startbrief en op de fiscale agenda. Uitgerekend ook de PvdA drong aan op een verschuiving van belasting op arbeid naar belasting op consumptie. Daarbij is onder meer de mogelijkheid van uniformering van het btw-tarief betrokken. Nu wordt er een stapje in die richting gezet. Dat ligt overigens in het verlengde van het beleid van eminente ambtsvoorgangers van PvdA-huize. Ik vind het vreemd dat daar nu ineens afstand van wordt genomen.

Mevrouw Sent (PvdA):

Het gaat de PvdA om een zorgvuldige analytische onderbouwing. Op veel mijn vragen krijg ik het antwoord dat er een keuze is gemaakt. Ik mis de samenhang, de zorgvuldige analytische onderbouwing. Daar zijn wij van de PvdA voor.

Staatssecretaris Weekers:

Ik bestrijd dat zorgvuldigheid en snelheid hier met elkaar in tegenspraak zouden zijn. Ik heb niet alleen nu een analytische onderbouwing van de schuif van belasting op arbeid naar belasting op consumptie gegeven, maar dat heb ik ook al gedaan in de fiscale agenda van vorig jaar. In de Tweede Kamer hebben wij op 31 januari een algemeen overleg gehad over de fiscale agenda. De meerderheid van de Kamer, waaronder naar ik meen ook de PvdA, heeft mij toen gevraagd om in het voorjaar met scenario's te komen om de belasting op consumptie te verhogen en de belasting op arbeid te verlagen.

Het is in zoverre jammer dat het verschil tussen het hoge en het lage tarief iets groter wordt omdat ik in de fiscale agenda heb aangegeven dat ik de tarieven juist dichter bij elkaar wilde brengen. De heer Bröcker heeft daar gisteren niet voor niets behartigenswaardige woorden aan gewijd. Er zijn echter afspraken gemaakt in het kader van het begrotingsakkoord voor 2013. Ik heb er bijzonder veel waardering voor dat vijf partijen, waaronder drie oppositiepartijen, hun nek wilden uitsteken. Het zijn stuk voor stuk vervelende maatregelen. Het is helemaal niet prettig om de belastingen te moeten verhogen, zeker niet in deze tijd. Partijen die geen regeringsverantwoordelijkheid dragen, hebben aangegeven dat zij toch hun politieke verantwoordelijkheid als volksvertegenwoordigers willen nemen. Daar heeft de heer Ester gisteren behartigenswaardige woorden over gesproken. Ik vind dat een buitengewoon groot compliment waard. Wij hebben gezien hoe de financiële markten hierop reageerden. Na het klappen van het Catshuisakkoord liep de rente voor Nederland sterk op. Toen in dezelfde week de vijf partijen op hoofdlijnen een akkoord naar buiten brachten, was het vertrouwen in Nederland als een financieel degelijk en politiek verantwoordelijk bestuur hersteld. De rente daalde onmiddellijk. Je moet je eens indenken wat er was gebeurd als op dat moment die partijen hun verantwoordelijkheid niet hadden genomen met inderdaad enkele zeer vervelende maatregelen. Als die verantwoordelijkheid niet was genomen, hadden wij nu veel meer goed geld naar kwaad geld gebracht. In dat geval hadden wij extra Nederlands belastinggeld moeten overmaken naar buitenlandse investeerders in de Arabische regio, in Zuidoost-Azië of in de Verenigde Staten. Dat geld kunnen wij nu beter besteden aan goede publieke voorzieningen. Vervolgens kunnen wij ervoor zorgen dat de tijdelijke maatregelen ook echt tijdelijk zijn, zodat in 2014 en 2015 meer wordt teruggeven aan de burger en het bedrijfsleven.

De heer Reuten (SP):

Ik vind de opmerking over de rente interessant. De staatsschuld is ongeveer 400 mld. In de pensioenfondsen zit 1100 mld. Als die rente omlaag gaat, is dat leuk voor de Staat, maar niet voor de burgers vanwege de pensioenfondsen.

Staatssecretaris Weekers:

U hebt het over de rekenrente. Mede als gevolg van het beleid van de Europese Centrale Bank is de rekenrente extreem lang extreem laag. Dat staat echter volstrekt los van de rendementen die pensioenfondsen halen. Deze fondsen stoppen geen geld meer in Nederlandse staatsobligaties. Voor 98% en misschien nog wel meer investeren de pensioenfondsen in het buitenland. Zij hebben maar één doel: hoe kunnen wij ervoor zorgen dat de gepensioneerden en de toekomstig gepensioneerden een zo hoog mogelijk pensioen kunnen krijgen? Dat staat los van de rente op de staatsschuld.

De heer Bröcker (VVD):

Ik onderschrijf de woorden van de staatssecretaris over de gemaakte keuzes en over de schuif. Het is jammer dat het gat tussen het hoge en het lage tarief nu weer wat wordt vergroot. Ik heb een wat meer algemene vraag. Ik besef dat het in de huidige politieke context lastig is om daarop te reageren. Wij hebben de studiecommissie-Van Weeghel gehad. De aanbevelingen van deze commissie zijn voor een deel overgenomen in de fiscale agenda. Op verzoek van de Tweede Kamer is een nieuwe studiecommissie benoemd. De staatssecretaris heeft gewezen op het belang van een bestendig beleid en een betrouwbare overheid. Nogmaals, ik begrijp dat dit als gevolg van de omstandigheden onder druk kan komen te staan. Hoe kunnen wij omvangrijke elementen van de fiscale agenda structureel verwerken in bestendig beleid met het oog op een meer betrouwbare overheid?

Staatssecretaris Weekers:

Wij moeten er voortdurend op blijven hameren dat het verstandig is om het belastingstelsel eenvoudiger te maken. Wij moeten zorgen voor robuuste belastingopbrengsten en voor een fraudebestendig systeem. De drie pijlers van de fiscale agenda zijn morgen niet anders dan gisteren; zij blijven verstandig. Dit past ook in de lijn en traditie van de afgelopen decennia. In het verleden hebben wij ook commissies ingesteld om het belastingstelsel te vereenvoudigen en om de tariefstructuur wat vlakker te maken. Wij kenden een veel progressievere structuur die veel verstorender werkte op de economie. In de afgelopen decennia zijn op dit terrein al een aantal stappen gezet. Het liefst had ik gehad dat het niet nodig was geweest om weer een nieuwe commissie in te stellen. Bij mijn aantreden kreeg ik allerlei adviezen, bijvoorbeeld van de werkgevers of van de SER. Men suggereerde om een nieuw adviestraject met een adviescommissie in te gaan. Daarop heb ik gezegd: ik heb de ambitie om aan te pakken en niet om door te schuiven. Daarom ben ik met de fiscale agenda gekomen. In de politieke context blijkt het echter buitengewoon lastig om een lijn die in zijn algemeenheid wordt onderschreven om te zetten in concrete daden, in beleidsstappen. Om die reden heeft de Kamer gezegd dat er een commissie moet worden ingesteld die scenario's voor een aantal stappen uitwerkt in het kader van de vereenvoudiging, het robuuster maken van het systeem en het vlakker maken van de tariefstructuur. De bedoeling was dat de commissie-Van Dijkhuizen zou bezien hoe je de inkomstenbelasting wat vlakker kunt maken, zodat er minder geld wordt rondgepompt. De commissie betrekt daarin de toeslagen, maar zal ook kijken naar meer belasting op consumptie en minder belasting op arbeid. De commissie zou eigenlijk begin volgend jaar, een jaar na aantreden, rapport uitbrengen.

Na de val van het kabinet heb ik gesproken met de commissievoorzitter, de heer Van Dijkhuizen, en hem gevraagd om begin oktober met een advies te komen om op die manier tot een versnelling te komen. Je hebt namelijk niets aan een advies als een nieuw kabinet net is aangetreden of reeds een halfjaar aan het werk is en al een aantal afspraken heeft vastgelegd. Ik heb de heer Van Dijkhuizen gevraagd om een advies dat straks kan worden meegenomen in de informatie en de formatie. Degenen die dan aan tafel zitten, kunnen de adviezen van de commissie-Van Dijkhuizen meenemen. Ik heb hem ook gevraagd om niet met één blauwdruk te komen, maar met bouwstenen en diverse scenario's, zodat de verschillende mogelijke coalities ook verschillende keuzes kunnen maken. De kiezer gaat namelijk zo meteen eerst naar de stembus. Afhankelijk daarvan zal er voor de ene of de andere richting worden gekozen. De bestendige lijn is echter dat het uiteindelijk zal gaan om meer indirecte belastingen en minder directe belastingen, een meer robuust systeem dus, dat de economie helpt in plaats van die te frustreren. Ik oefen daar zelf ook de druk op uit.

De voorzitter:

Staatssecretaris, wij zijn nu al een uur bezig. Ik zie dat er naast u nog een heel dik groen mapje ligt. Daar zitten volgens mij ook nog allerlei teksten in. Kunt u ernaar streven om uw bijdrage tegen 10.30 uur af te ronden?

Staatssecretaris Weekers:

Is dit mapje net aangereikt?

De voorzitter:

Een halfuur geleden ongeveer. U hield net een gloedvol betoog en hebt het daardoor waarschijnlijk niet gezien.

Staatssecretaris Weekers:

Dit mapje is inderdaad iets dikker dan de stapel teksten hier voor mij. Ik zal dus tempo maken.

Ik ga over naar de overdrachtsbelasting en de woningmarkt. De verlaging van de overdrachtsbelasting – ik richt mij hierbij tot de heer Van Boxtel – is niet specifiek gericht op starters. Het is een generieke maatregel waar de starter uiteraard ook van profiteert. Een specifieke maatregel voor starters is uitvoeringstechnisch uitermate complex vanwege tal van afbakeningsproblemen. Om die reden is daar niet voor gekozen. Tegelijkertijd is de maatregel om annuïtair aflossen straks tot de standaard te maken, juist voor consumenten aan het begin van de looptijd interessant, omdat volgens een annuïtair schema in de eerste paar jaar weinig wordt afgelost. Mensen moeten bij dat schema ten minste annuïtair aflossen en mogen in elk geval niet meer dan annuïtair aftrekken van de belasting. Verder hebben starters op dit moment een betere onderhandelingspositie dan enkele jaren geleden. Dat zal de heer Van Boxtel ook zien. Ik wijs er bovendien op dat de Nationale Hypotheek Garantie de komende twee jaar nog op een hoger niveau blijft, wat instappen voor starters vereenvoudigt. Starters hebben meer mogelijkheden als de schoorsteen ook echt gaat trekken en er dus sprake is van doorstroming.

Mevrouw Sent moet ik teleurstellen, want ik wacht niet met nadere maatregelen tot er een nationaal woonakkoord zal zijn. De vijf partijen hebben een verstandige beslissing genomen in die zin dat zij rust willen creëren op het dossier van de hypotheekrenteaftrek. Ik ben volop bezig om de maatregelen daartoe in wetgeving uit te werken. Vanzelfsprekend staat het een volgend kabinet vrij om maatregelen aan te passen. Als je rust wilt creëren, moet je echter niet opnieuw onrust zaaien door maatregelen die bedoeld zijn om de stabiliteit te bevorderen, ter discussie te stellen.

De heer Essers vraagt welke maatregelen dit jaar precies worden genomen. Het gaat daarbij, zoals gezegd, om de aanpassing van de hypotheekrenteaftrek volgens annuïtair schema en om de verlaging van de "loan to value"-ratio van 106% naar 100% in zes stappen. Ik wil de aanpak van het scheefwonen echter ook niet onvermeld laten. Bij een inkomen boven € 43.000 kan er een huurverhoging worden opgelegd van inflatie plus 5% en bij een inkomen tussen € 33.000 en € 43.000 van inflatie plus 1%.

Het uit het slop trekken van de woningmarkt is daarnaast niet alleen afhankelijk van maatregelen van de overheid. Sterker nog, uiteindelijk is het palet aan maatregelen dat de overheid kan inzetten ook uitgeput. Een daling van huizenprijzen kan de overheid natuurlijk niet opvangen. Als je de hypotheekrenteaftrek veel forser zou aanpassen dan in het Begrotingsakkoord 2013 is afgesproken en je ook bestaande gevallen zou gaan raken, zul je echter zien dat de huizenprijzen nog verder zullen dalen en wel in één klap. Dit zou het vertrouwen in de woningmarkt verder ondermijnen en de zaak verder op slot zetten.

Tegen de heer Van Boxtel zeg ik dat op dit moment inderdaad op volle kracht hieraan wordt gewerkt. Het wetsvoorstel is in voorbereiding. Er wordt gesproken met banken en verzekeraars, omdat zij contra-informatie aanleveren voor de Belastingdienst om de aangifte reeds vooraf in te kunnen vullen. Het vergt nogal wat werk. De medewerkers op het ministerie van Financiën werken dag en nacht, onder meer aan dit dossier. Het wetsvoorstel wordt op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer aangeboden. Dat lijkt mij het aangewezen moment om verder te praten over de hypotheekrenteaftrek.

Ik kom nu bij de vergroening en de afschaffing van kleine belastingen. Mevrouw Sent vraagt hoe ik terugkijk op het afschaffen van de zeven kleine rijksbelastingen bij het Belastingplan 2012 en hoe het terugdraaien van enkele maatregelen zich verhoudt tot het herstel van vertrouwen. Verder stelde de heer Bröcker een vraag over de vereenvoudiging. Ik zal die vragen in samenhang beantwoorden. Zoals gezegd wil ik een eenvoudiger, robuuster en fraudebestendig systeem. Voor het bepalen van het internationale vestigingsklimaat wordt bijvoorbeeld niet alleen gekeken naar het statutaire tarief, naar het aantal belastingverdragen dat een land heeft en de wijze waarop de Belastingdienst functioneert, maar wordt er ook gewoon geturfd hoeveel rijksbelastingen een bepaald land heeft. Als er minder belastingen zijn, stijgt een land op de ladder van landen met een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Neemt het aantal belastingen toe, dan zakt dat land.

In dit hele kader is onder andere besloten tot het afschaffen van een aantal kleine belastingen. Er zijn per 1 januari jongstleden al belastingen afgeschaft, zoals de grondwaterbelasting, de afvalstoffenbelasting en de belasting op pruim- en snuiftabak. Dit laatste zeg ik er volledigheidshalve bij. Deze belastingen worden niet geherintroduceerd. Weg is weg; daar ben ik blij mee. De verpakkingenbelasting staat in de top drie van de meest irritante belastingen voor het bedrijfsleven. Die zal per 1 januari aanstaande worden afgeschaft. De Eerste Kamer heeft daar vorig jaar al toe besloten. Ik ben blij dat de vijf partijen die het begrotingsakkoord voor 2013 hebben gesloten, deze maatregel ongemoeid hebben gelaten. Ik ben daar echt erg blij mee.

De volgende zaken blijven nog over: de afschaffing van het eurovignet, de leidingwaterbelasting en de frisdrankbelasting. Ik had er al toe besloten om de afschaffing van het eurovignet uit te stellen, omdat er met België nog geen overeenstemming is bereikt over een gezamenlijke afschaffing. Met een eenzijdige afschaffing zou de Nederlandse transportsector, de logistieke sector, in een nadelige positie komen. Hoewel die sector het wel eens is met de afschaffing van het eurovignet, heeft die mij vorig jaar al met klem gevraagd om dit niet te doen als België dit niet doet. Daarom heb ik overleg gevoerd met België hierover, maar dat heeft nog niet tot een positief resultaat geleid. Men heeft in België namelijk het rekeningrijden uitgesteld. De afschaffing van het eurovignet blijft echter wel op mijn verlanglijstje staan, want dat vignet kent heel hoge perceptiekosten. De kosten van inning zijn enorm hoog. Dat is goed geld naar kwaad geld gooien. Gelet op de overwegingen die ik zojuist aangaf, vind ik het prima om de afschaffing uit te stellen, sterker nog, ik had daar al toe besloten.

De afschaffing van de leidingwaterbelasting en van de frisdrankbelasting resteert. Als er een begrotingsakkoord moet worden opgesteld met een aantal vervelende fiscale maatregelen, vind ik het niet zo gek dat men zich afvraagt of het opportuun is om de frisdrankbelasting per 1 januari aanstaande af te schaffen of om deze belasting nog even in stand te houden. Ik vind dit vrij logisch, zeker ook als je kijkt naar de verhoging van de belasting op alcoholische dranken. De argumenten voor afschaffing gelden echter nog steeds. Bovendien leidt die belasting nog steeds tot uitvoeringsproblematiek, onder meer vanwege de zelfpersers van de vruchtensappen et cetera. Ik wil dus nog steeds graag van de frisdrankbelasting af, maar ik heb er alle begrip voor dat de vijf partijen dit nu nog even niet wilden.

Hetzelfde geldt voor de leidingwaterbelasting. Het terugdringen van het watergebruik is beter realiseerbaar via bijvoorbeeld Europese regels over waterefficiënte producten. Ik vond de opmerking van mevrouw Sent in zoverre merkwaardig dat zij ervoor leek te pleiten dat afwasmiddel en wc-papier in het lage btw-tarief zouden moeten komen, omdat dit dagelijkse boodschappen zijn, maar dit mag Europeesrechtelijk niet. Water zit in het lage btw-tarief. De PvdA heeft er volgens mij echter eerder voor gepleit om water over te hevelen naar het algemene tarief. Uiteindelijk is de leidingwaterbelasting er gekomen. Als er echter iets een eerste levensbehoefte is, is dat toch wel het leidingwater. Het is toch een beetje vreemd om het leidingwater zwaarder te belasten dan de hondenbrokken?

Mevrouw Sent (PvdA):

Het ging niet erover of wij hier voor of tegen zijn, maar over het feit dat het kabinet eerst een aantal maatregelen neemt en die vervolgens weer terugdraait. Wat zegt dit over ons vertrouwen in de overheid? Dat was het punt.

Staatssecretaris Weekers:

Dat heet politiek. Dat heet democratie. Als na verkiezingen een kabinet aantreedt met een bepaalde samenwerking via een gedoogconstructie, maar aan dat samenwerkingsverband op een zeker moment een einde komt, dan treedt er vervolgens een nieuw samenwerkingsverband aan en worden er andere keuzes gemaakt. Dat is de resultante van democratische besluitvorming. Ik ben een grote voorstander van een consistent beleid. Het allerbelangrijkste is dat het beleid uitgevoerd kan worden, onder meer het prudente begrotingsbeleid. Dat was niet mogelijk geweest als ik bijvoorbeeld had gezegd dat ik zo hecht aan het afschaffen van de frisdrankbelasting en de leidingwaterbelasting dat ik dit niet zou gaan uitvoeren. Dan had ik met mijn portefeuille moeten wapperen en dat lijkt mij niet verstandig. Het lijkt mij wel verstandig dat wij samen de schouders eronder zetten om op die manier Nederland sterker uit de crisis te loodsen. Ik vind het begrotingsakkoord wat dat betreft knap. Daarin staan niet alleen kortetermijnmaatregelen voor 2013. De heer Van Boxtel wees er gisteren al op dat er ook enkele maatregelen in staan die substantiële hervormingen inluiden. Daarmee zetten wij Nederland in de toekomst sterker op de kaart.

De heer Van Boxtel heeft ook gevraagd naar verdere vergroening en de kansen daartoe. Ik heb eerder in deze Kamer al gezegd dat Nederland behoort tot de landen met het hoogste aandeel groene belastingen in de wereld. Alleen Denemarken steekt ons nog naar de kroon. De fiscale vergroeningsmaatregelen in het Begrotingsakkoord 2013 versterken dit nog eens. Wat mij betreft zit de uitdaging nu vooral in de eenvoud van de belastingstructuur en de robuustheid van het systeem. Ik ben niet tegen vergroening. Als ik mogelijkheden tot verdere vergroening zie die passen binnen eenvoud en robuustheid, ben ik daar zeer voor. Om die reden pleit ik schriftelijk in Europa – ik ben immers niet vaak lijfelijk aanwezig bij de desbetreffende bijeenkomsten – ervoor om de minimumstandaarden van de energiebelastingrichtlijn te verhogen. Dat is nog lang geen gelopen race in Europa. Als je daar de minimumstandaarden verhoogt, krijgt Nederland in het totale level playing field de mogelijkheid om toch weer net een stapje voorwaarts te zetten met de vergroening. Alleen zie ik dat op dit moment nog niet gebeuren. Daar zal de omgeving nog even voor moeten worden aangepast.

De heer Van Boxtel (D66):

Het lijkt alsof de staatssecretaris mijn gedachten kan lezen. Toen ik naar de interruptiemicrofoon liep, wilde ik aansluiten bij zijn eerdere opmerking dat hij in de afgelopen anderhalf jaar maar één keer in Brussel is geweest. Misschien wil hij in deze voor hem wat rustiger periode nagaan of hij met landen als Denemarken en Duitsland initiatieven richting de Europese agenda zou kunnen nemen. Iedereen is het erover eens dat die omslag gemaakt moet worden. Ik snap ook wel dat we dat niet alleen kunnen, maar iets meer trendsettend fiscaal beleid op het gebied van duurzaamheid in Europa zou ik wel erg op prijs stellen.

Staatssecretaris Weekers:

Het Europees besluitvormingstraject verloopt op dit soort terreinen uitermate traag. Wij moeten ook in het achterhoofd houden dat wij nogal hechten – en dat wordt door beide parlementen breed gedragen – aan soevereiniteit op fiscaal gebied. Dat wil echter niet zeggen dat je met elkaar kunt bekijken of bepaalde zaken schadelijk zijn en dat je daar verbetering in aan kunt brengen door daar gezamenlijk de schouders onder te zetten. Wij hebben vorige week in dit huis gediscussieerd over de bankenbelasting. Ik heb gezegd dat ik niet voel voor een Europese bankentaks, maar dat ik wel voorstander ben van meer coördinatie en van minder afwijkingen en grondslagen. Dat doe ik vanuit het perspectief van de interne markt. Je zou kunnen kiezen voor een zekere vergroening van het fiscale stelsel om ervoor te zorgen dat bepaalde sectoren niet de nek wordt omgedraaid. Wanneer buurlanden op bepaalde zaken echter totaal geen belasting heffen, kunnen wij dat ook niet. Ik ben wel zeer bereid om daar met de buurlanden over te spreken als mij daartoe tijd van politiek leven wordt gegund.

De heer Van Boxtel (D66):

Wat mij betreft gaat u nog lekker even door en na de verkiezingen zien we wel. Ik vind het wel jammer dat u onmiddellijk het S-woord aan mijn vraag koppelt. U trekt het onmiddellijk in de sfeer van het soevereiniteitsdebat. Dat was helemaal niet het oogmerk. Vriend en vijand weten dat Europa op een aantal terreinen elkaar echt meer zal moeten opzoeken, al is het maar vanwege de concurrentie om grondstoffen, om het gebruik en inzet van nieuwe energiemethodieken. Ik zie dat wij achterlopen bij wat er in Duitsland gebeurt. Dat is geen goede zaak. Alleen al om die reden zou ik zeggen: neem het initiatief om een keer samen met die buurlanden te onderzoeken of er een gezamenlijke agenda opgesteld kan worden. Dat heeft wat mij betreft niet meteen te maken met aantasting van de soevereiniteit.

Staatssecretaris Weekers:

Ik begrijp uw punt. Kijk, ik ben een pragmatisch bestuurder. Als ik mogelijkheden zie voor verbetering van ons fiscale stelsel en als ik daarvoor de dialoog met de buurlanden of binnen Europa moet opzoeken, doe ik dat graag. Wij zijn nu druk bezig met het fiscale crisispakket. Komende zomer hebben wij het erg druk met het omzetten van een aantal andere onderdelen uit het Begrotingsakkoord 2013 in fiscale wetgeving. De heer Van Boxtel zal het mij dan ook niet euvel duiden dat ik daar de komende maanden niet persoonlijk de initiatieven toe kan nemen, maar als ik daarna de tijd en de gelegenheid heb, wil ik dat zeker op mij nemen.

De heer Ester heeft gevraagd of er een koppeling is gelegd tussen fiscale vergroening, onderwijs en de drie fiscale innovatie-instrumenten. Ik kan hier een heel betoog over houden, maar het korte antwoord luidt: daar is geen koppeling tussen gelegd. Ik kan op de diverse onderdelen ingaan, maar met het oog op de tijd lijkt het mij beter om die discussie later te voeren.

De heer Ester heeft ook gevraagd hoe de milieuopbrengsten van de vergroeningsmaatregelen worden geraamd. De additionele milieuopbrengsten van het vergroeningspakket zijn relatief beperkt. Dat blijkt uit verschillende studies van onder andere het Planbureau voor de Leefomgeving en Energie Onderzoek Centrum Nederland. De reden hiervoor is dat het gaat om producten met een lage prijselasticiteit.

Dan kom ik bij de kolenbelasting en elektriciteitsopwekking. De heer Essers vraagt in hoeverre afschaffing van de vrijstelling van de kolenbelasting naast budgettaire redenen ook wordt ingevoerd op grond van milieubeleidsoverwegingen en of er geen strijd ontstaat met de energiebelastingrichtlijn. Afschaffing van de vrijstelling van kolenbelasting heeft een tweeledig karakter: ten eerste vanwege het genereren van opbrengst voor de schatkist en ten tweede vanwege milieudoelstellingen. Onder de vijf partijen van het Begrotingsakkoord 2013 zijn partijen die zich met name richten op geld in het laatje brengen voor de schatkist. Er zijn ook partijen – hier komt de fractie van GroenLinks de eer toe – die al jarenlang initiatieven hebben genomen, onder andere met het initiatiefwetsvoorstel-Vendrik om te komen tot een kolenbelasting. Zij zien die wens ook verzilverd in het Begrotingsakkoord 2013. De tijd zal moeten uitwijzen of wij hier veel milieueffecten van mogen verwachten. Dit leidt er zonder meer toe dat de kosten voor een kolencentrale hoger worden dan de kosten van welke andere energieopwekking dan ook. Dus dat zal ongetwijfeld leiden tot een verschuiving. Dat is ook het oogmerk van de grootste pleitbezorgers van de kolenbelasting. Externe milieukosten die het gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking oplevert, worden hiermee geïnternaliseerd.

De heer Essers vraagt of het afschaffen van de vrijstelling in strijd is met het verbod op fiscale discriminatie in het Europees recht. De heer Bröcker heeft gevraagd of het niet beter gebaseerd kan worden op CO2-uitstoot in plaats van op gewicht. Beleidsmatig gezien is dit het geval. Dat zou een betere maatstaf zijn, maar wij moesten nu op korte termijn iets introduceren wat uitvoerbaar is. Het schrappen van de vrijstelling in de bestaande kolenbelasting is het best uitvoerbaar en ook op korte termijn te realiseren. Dan hoeven wij nu geen nieuw ingewikkeld systeem te bedenken.

Je kunt je afvragen of kolen en gas substituten van elkaar zijn. Wat mij betreft is dit zeker niet het geval. In een kolencentrale kun je geen aardgas gebruiken en een aardgascentrale kun je niet op kolen stoken. Daarom is de afschaffing van de vrijstelling in de kolenbelasting niet in strijd met artikel 110 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Er zijn natuurlijk meer vormen van elektriciteitsopwekking dan alleen kolen en gas. Je hebt daarnaast ook zonne-energie, waterkrachtcentrales, biomassacentrales en kernenergiecentrales. Er zijn kolencentrales die biomassa bijstoken. Het zou kunnen dat zij vanwege de kolenbelasting meer biomassa zullen bijstoken.

De heer Van Boxtel (D66):

Dat lijkt mij ook wel dienstig, want het rare fenomeen doet zich voor dat wij in Nederland als een van de weinige landen nog kolencentrales aan het bouwen zijn. Die moeten dan biomassa bijstoken. Een goede zaak, zou je denken, maar in feite bevorderen wij daarmee alleen maar de kolenstook. Je kunt natuurlijk zeggen dat er 10% tot 20% biomassa verstookt wordt, maar dat betekent wel dat er meer gedraaid wordt en dat er steeds meer kolen nodig zijn. Wij moeten dat gewoon een keer doorbreken.

Staatssecretaris Weekers:

Daarom kan ik buitengewoon goed leven met het schrappen van deze vrijstelling in de kolenbelasting. Nogmaals, er zijn natuurlijk wat meer gesofisticeerde methoden om deze heffing vorm te geven, maar gekozen is gewoon voor buitengewoon eenvoudig. Als chef Belastingdienst houd ik daar wel van.

De heer Bröcker (VVD):

Ik wil benadrukken dat wij de redenering van de staatssecretaris volgen. Onze zorg richt zich puur op de Europeesrechtelijke aspecten. Ik heb het antwoord van de staatssecretaris gehoord en wij zullen de verdere ontwikkelingen daarin afwachten. Mijn fractie ondersteunt echter de hoofdlijn.

Staatssecretaris Weekers:

Dank. Ik zal de staatssteunaspecten met het oog op de tijd niet nader uitwerken.

Mevrouw De Boer vraagt naar cijfers over het aardgasverbruik van huishoudens en bedrijven. Het totale verbruik van aardgas in 2011 was 45,3 miljard kuub. Ongeveer een derde deel daarvan is door huishoudens gebruikt. Om precies te zijn 14,5 miljard kuub.

Dan kom ik bij het pakket rondom groen beleggen en de overige vormen van fiscaal gefaciliteerd beleggen. In het regeer- en gedoogakkoord was besloten de dubbele fiscale prikkel voor deze beleggingen weg te nemen. Dat geldt niet alleen voor groen beleggen maar ook voor cultureel, sociaal-ethisch beleggen. Zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer zijn hier stevige discussies over gevoerd. Ik wijs op het amendement-Slob dat deze beleggingsvormen wat meer uitfaseert. Ik kan mij ook de discussie van afgelopen december in dit huis goed herinneren, waarin met name de heer Van Boxtel ervoor heeft gepleit om het groen beleggen op het niveau van 2012 te houden. Hij heeft mij, gesteund door een aantal anderen in dit huis, uitgedaagd om met een alternatief te komen.

Ik heb toegezegd dat ik mijn best doe, maar ik heb daar wel een paar randvoorwaarden bij. Een van die randvoorwaarden is dat het budgettair uiteindelijk rond te breien is. De tweede randvoorwaarde is dat het per saldo leidt tot een vereenvoudiging. Dat is rond de jaarwisseling nog niet meteen gelukt. Toen kreeg ik daar de handen nog niet voor op elkaar, maar in het Begrotingsakkoord 2013 is die alternatieve vereenvoudiging gevonden en wel door de sociaal-ethische en culturele beleggingen te laten vervallen. Er had ook een andere keuze gemaakt kunnen worden, maar deze keuze is gemaakt en dat voldoet uiteindelijk ook aan de voorwaarden die ik in december heb genoemd. Dus wetgevingstechnisch is het een vereenvoudiging en in de uitvoering is het een vereenvoudiging. Bovendien is het gebruik van de regelingen zo gering dat deze specifieke regelingen niet het goede vliegwiel zijn en het onevenredig belastend is om dan zo'n bijzondere faciliteit ervoor in stand te houden. Ik ben zeer voor microfinanciering – wat dat betreft kunnen mevrouw Sent en ik de handen ineen slaan – maar ook zonder speciale beleggingsfondsen is dat succesvol. Neem bijvoorbeeld het project "koop een geit" van Oxfam Novib. Daar heb je geen sociaal-ethische beleggingsfondsen voor nodig.

Mevrouw Sent (PvdA):

In december gaf de staatssecretaris aan dat hij er nog over na moest denken of er bij groen beleggen nog verdere ontwikkelingen zouden komen naar aanleiding van overleg met de sector. Kan hij meedelen in hoeverre er overleg met de sector is geweest over de huidige vormgeving van de maatregel betreffende groen beleggen en de maatregelen betreffende sociaal-ethisch en cultureel beleggen?

Staatssecretaris Weekers:

Er heeft veelvuldig overleg met de sector plaatsgehad. Een deel van de financiële sector, met name het agrarische bedrijfsleven, heeft ervoor gepleit om het groen beleggen in stand te houden op het niveau van 2012. Dat willen zij omdat zij dan nog meer projecten in het leven kunnen roepen dan op dit moment het geval is. Als de zaak verder wordt uitgefaseerd, vrezen zij dat zij onvoldoende aantrekkelijke alternatieven opnieuw in de markt kunnen zetten. Men vreesde dat er dan als het ware sprake zou zijn van "verkrapping" van groenfinanciering.

Er is nimmer een klemmend pleidooi gehouden om sociaal-ethisch en cultureel beleggen in stand te houden. Dat komt mede vanwege de beperkte vliegwielfunctie die het uiteindelijk had. Iedereen kon zich voorstellen dat ik wel de voorwaarde heb gesteld van een nadere vereenvoudiging. Daarin heeft men ook meegedacht. Ik denk dat wij hiermee per saldo een buitengewoon goed en acceptabel pakket hebben. Je zou er zelfs over kunnen denken om nog een verdere vereenvoudiging door te voeren. Je zou de vrijstelling en de heffingskorting voor groen beleggen in elkaar kunnen schuiven door de vrijstelling te schrappen en de heffingskorting op te plussen met het budgettair belang van de vrijstelling. Dan heb je een nog simpeler regeling. Met wat ik nu heb gedaan, heb ik in elk geval uitvoering gegeven aan het Begrotingsakkoord 2013. Ik denk dat de sector hiermee uitermate content is.

Dan kom ik bij de inflatiecorrectie. Het achterwege laten van de inflatiecorrectie heeft een structureel budgettair effect van 1,2 mld., zeg ik ook tegen de heer Reuten. Dat is opgenomen op pagina 9 van het wetsvoorstel en wel zeer expliciet. Dus ik werp verre van mij dat hier sprake zou zijn van misleiding. Er staat wel degelijk dat het permanent structureel is.

De heer Reuten (SP):

Wat ik bedoeld heb, is dat in de beleving van de meeste mensen iets niet permanent is, terwijl mensen een tariefsverhoging wel als permanent ervaren. Bent u het met mij eens dat dit op hetzelfde neerkomt? Ik doel op het achterwege laten van de inflatiecorrectie.

Staatssecretaris Weekers:

We hadden ook kunnen kiezen voor een fractionele tariefsverhoging. Dat heeft economisch hetzelfde effect. Dan moet je even kijken aan welke tarieven je sleutelt. Maar dat is dan buitengewoon fractioneel.

De heer Reuten (SP):

Oké, daar zijn wij het over eens. Dat is fijn. Bent u het ook met mij eens dat wij de specialisten zijn en dat de burger dat anders ervaart?

Staatssecretaris Weekers:

Ja, ik denk dat de doorsnee burger zich niet zo bezighoudt met de tarieven. Misschien zullen de mensen die te maken hebben met het toptarief zich daar wat meer mee bezighouden dan de doorsnee burger. De doorsnee burger met wie ik spreek, kijkt gewoon naar wat er netto onder de streep overblijft. Die wil weten wat er op zijn loonstrookje staat en wat er wordt overgemaakt. Dan maakt het – en dat moet ik de heer Reuten toegeven – op zichzelf niet uit of je aan de tarieven sleutelt of dat je deze maatregel neemt. Dan moet je echter heel fractioneel aan de tarieven sleutelen tot achter de komma en ik houd eerlijk gezegd van zo veel mogelijk ronde getallen.

Er zit hier ook nog een andere redenering achter. De afspraak is gemaakt dat voor de ambtenaren in elk geval de nullijn wordt gevolgd. Ook het bedrijfsleven is opgeroepen om de nullijn te volgen. Als de nullijn wordt gevolgd, waarbij het inkomen volgend jaar niet stijgt, betaal je met het achterwege laten van de inflatiecorrectie volgend jaar niet meer belasting dan dit jaar. Degene die wel een salarisverhoging krijgt, waarbij de nullijn niet wordt gehanteerd, betaalt wel mee aan die inflatiecorrectie. Zo zorg je er via een omweg voor dat degenen die niet de nullijn volgen, ook een stukje meebetalen aan het oplossen van het probleem.

De heer Reuten (SP):

Dus de ambtenaren worden dubbel gepakt.

Staatssecretaris Weekers:

Nee, mijn betoog is nu juist dat ambtenaren niet worden gepakt. Als je geen loonsverhoging hebt, heb je ook geen fractionele belastingverzwaring. Het enige waar je dan tegen aanloopt, is dat je geen fractionele lastenverlichting hebt. Dat zijn de effecten.

Het volgende punt betreft de werkgeversheffingen over de hoge lonen en de excessieve vertrekvergoedingen. De heer Ester heeft daar een paar vragen over gesteld. Uit zijn vraagstelling leidde ik af dat hij twee zaken misschien ietwat door elkaar liet lopen. Ik zal proberen om die knoop te ontwarren. Voor de excessieve vertrekvergoedingen gaat het tarief van de werkgeversheffing van 30% naar 75%. De werkgeversheffing bestaat al sinds 1 januari 2009. Van de aanpassing van dit tarief verwachten wij geen budgettaire opbrengsten, simpelweg doordat een tarief van 75% welhaast prohibitief wordt voor excessieve vertrekvergoedingen. De bedoeling van de maatregel is dat excessieve vertrekvergoedingen tot het verleden gaan behoren.

Voorts is afgesproken dat er een eenmalige crisisbijdrage komt voor werkgevers die mensen in dienst hebben met een inkomen boven € 150.000. Die eenmalige heffing is vormgegeven door een nieuwe pseudo-eindheffing voor hoog loon in te voeren, voor zover het inkomen de € 150.000 overstijgt. Deze geldt alleen voor 2013 en levert 500 mln. op. Het ontwijkgedrag ter zake is naar verwachting beperkt aangezien wordt aangesloten op het loon van het jaar 2012. Verder is een bepaling opgenomen die het mogelijk maak om bij Algemene Maatregel van Bestuur antimisbruikregels op te stellen.

Mevrouw Sent vroeg of er geen sprake is van terugwerkende kracht. Dat zou volgens haar onredelijk en onbillijk zijn. De werkgeversheffing over hoog loon is een eenmalige heffing die per 1 januari 2013 in werking treedt en die wordt geheven over het loon waarvan het fiscale genietingsmoment in 2013 is gelegd. Er is dus geen sprake van terugwerkende kracht. Wel wordt de werkgeversheffing berekend aan de hand van het loon van de werknemers van die werkgever in het jaar 2012. Dat is gedaan uit het oogpunt van eenvoud van de uitvoering, maar vooral ook om ontwijkgedrag te voorkomen.

Er zijn wat vragen gesteld – de bijdrage van de heer Nagel ging daar zelfs volledig over – over de voetballers. Ook de heer Bröcker heeft gevraagd of de organisaties voor betaald voetbal niet onevenredig worden getroffen. Werkgevers met veel werknemers met een hoog loon worden uiteraard zwaarder getroffen dan werkgevers met weinig werknemers met een hoog loon. Het kabinet schat overigens in dat de pseudo-eindheffing die werkgevers, hoewel zwaarder getroffen, niet noemenswaardig in hun voortbestaan zal bedreigen. Stel dat het wel het geval is. Als je onder deze heffing valt, krijg je een buitengewoon behoorlijke vergoeding voor je prestaties. Die staan, als ik naar het EK kijk, niet altijd een-op-een in verhouding tot elkaar. Ik mag aannemen dat de spelers uit het eerste elftal, ook als ze goed worden betaald, behoorlijk wat liefde voor hun club hebben en dat zij ook wel denken aan het voortbestaan van de club en aan de supporters. Mocht de club in zijn voorbestaan worden bedreigd, mag ik toch aannemen dat profvoetballers hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de club nemen. Indien een bedrijf – dat kan ook een organisatie voor betaald voetbal zijn – echt met enorme betalingsproblemen kampt, in enorme liquiditeitsnood zit, maar er wel toekomstperspectieven zijn dan kunnen er natuurlijk altijd betalingsafspraken met de ontvanger worden gemaakt. Ik kan geen speciale regeling gaan treffen voor voetbalclubs. De generieke mogelijkheden voor het bedrijfsleven kunnen echter ook worden gehanteerd door voetbalclubs.

Ik kom nu bij het niet invoeren van de werkbonus. Mevrouw Sent heeft gevraagd naar de koopkrachteffecten hiervan en de arbeidsparticipatie. Het niet invoeren van de werkbonus is een onderdeel van het totaalpakket. De werkbonus voor oudere werkenden in aanvulling op de arbeidskorting wordt niet doorgevoerd. Deze zou in 2013 de doorwerkbonus vervangen. Beide regelingen vervallen waardoor oudere werkenden vanaf 2013 dezelfde heffingskorting voor werken krijgen als jongere werkenden. De effecten op de arbeidsparticipatie zijn gering. De koopkrachtverbetering die de oude regeling had en de nieuwe regeling zou hebben bij het bereiken van de relevante leeftijd vervalt. De gemiddelde uittreedleeftijd is inmiddels ruim 63 jaar en zal als gevolg van het stijgen van de AOW-gerechtigde leeftijd nog verder stijgen. Het effect daarvan op het langer doorwerken is veel groter dan een fiscale bonus die een oudere werknemer zou krijgen. Deze fiscale bonus is dus eigenlijk niet nodig om mensen aan het werk te houden.

Ik kom nu bij de deelnemingsrente, de Bosalmaatregel. Er zijn vragen gesteld door de heer Bröcker, mevrouw Sent, de heer Van Boxtel en de heer Essers. Het voorstel om de aftrek van deelnemingsrente te beperken is niet eenvoudig, maar wel evenwichtig. De maatregelen om de deelnemingsrente te beperken, zijn inmiddels een heel samenspel geworden. Ik had ook liever gezien dat het een stuk eenvoudiger was. Als ik de bestaande maatregelen vervang door één eenvoudige robuuste maatregel, richt ik naar alle waarschijnlijkheid behoorlijk wat schade aan aan bedrijven die nu eenmaal werken met de bestaande maatregelen. Er is uiteindelijk gekozen voor een maatregel die het fiscale vestigingsklimaat en het actieve bedrijfsleven zo veel mogelijk ontziet en waarmee het onbedoelde gebruik, dat vormen van misbruik heeft gekregen, wordt aangepakt. Zaken als een double dip, dus de rente zowel in het ene als in het andere land aftrekken, zijn mogelijkheden die de vorm van misbruik hebben aangenomen. Je moet rente ergens kwijt kunnen, maar je hoeft niet op twee plekken te declareren.

Gisterenochtend was er wat rumoer en tumult. Er werd een controverse gesuggereerd in Het Financieele Dagblad tussen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs en ondergetekende. Dat was een controverse die niet bestaat. Ik kreeg al heel vroeg een bericht van de voorzitter van de NOB, de heer Van Rij. Hij heeft gisteren meteen een persbericht uitgebracht waarin de NOB aangeeft tevreden te zijn met het wetsvoorstel zoals het nu voorligt. De Commissie Wetsvoorstellen van de NOB had een aantal bezwaren opgeworpen. Zeker met de laatste nota van wijziging die ik hangende de plenaire behandeling in de Tweede Kamer heb ingediend, is afdoende tegemoetgekomen aan de bezwaren die er nog waren. Men is dus nu tevreden. Verder zal het een kwestie van wennen zijn, maar ik denk dat de praktijk met deze maatregel goed uit de voeten kan. Mochten zich toch problemen voordoen dan ben ik zeker bereid om te kijken naar een oplossing. Dat geldt echter niet wanneer grenzen van de maatregel worden opgezocht en wordt geprobeerd om de werking van de maatregel te frustreren.

Ik kom nu op het punt van rust in de vennootschapsbelasting voor het vestigingsklimaat. Het belang daarvan kan ik volmondig beamen. Sterker nog, dat heb ik meteen bij mijn aantreden gezegd en ook in de fiscale agenda opgeschreven. Wij schieten niets op met het zaaien van een hoop onrust, want dat schrikt potentiële investeerders alleen maar af. Ik heb toen ook meteen gezegd dat ik beslissingen wil nemen in al jaren slepende discussies rondom de overnameholding en de vaste inrichting en dat ik ook een knoop wilde doorhakken in de Bosaldiscussie. De eerste twee dingen heb ik onmiddellijk geregeld in het Belastingplan 2012. Het doordenken en uitwerken van de Bosalmaatregelen vergde wat meer tijd, zeker ook omdat er een advies van het topteam Hoofdkantoren lag.

Wij hebben echter te maken met twee dingen. Ten eerste zijn er briljante fiscalisten in Nederland – die behoren tot de meest getalenteerde fiscalisten in de wereld – die in staat zijn om elke keer toch weer wat nieuws te verzinnen. Als men dat op een zodanige manier doet dat de schatkist echt schade oploopt, kan ik niet anders – dat hebben mijn ambtsvoorgangers ook gedaan – dan tot reparatie overgaan. Dat maakt het systeem ingewikkelder. Het leidt er ook toe dat er elke keer weer opnieuw onrust wordt veroorzaakt. Als ik deze hooggewaardeerde fiscalisten spreek – een-op-een, op een kantoor of op een congres – spreek ik ze hierop aan en vraag ze om verantwoordelijkheid te nemen.

Ten tweede heb ik te maken met de politieke realiteit. Hoe zeer ik ook wil dat er rust ontstaat op het front, als een Kamermeerderheid daar anders over denkt dan kan ik die rust niet afdwingen. Ik kan de Kamer daar alleen toe oproepen. Ik heb gemeend met de Bosalmaatregel de discussie die wij de afgelopen jaren hebben gehad te beslechten. Ik heb hiermee willen aangeven dat ik niet bereid ben om verder te praten over bijvoorbeeld de rentebox of de groeprentebox omdat dat een doodlopende weg is die alleen maar leidt tot onzekerheid. Ik heb gezegd dat ik niet verder wil met de ideeën die zijn gelanceerd door de commissie-Van Weeghel om te komen tot een vermogensaftrek om eigen en vreemd vermogen fiscaal gelijk te behandelen, simpelweg vanwege het feit dat ik de positieve onderdelen van die maatregelen niet kan betalen uit een zak geld die klaarstaat voor nettolastenverlichting. Die zak geld heb ik namelijk niet.

Als ik het eigen vermogen verder wil stimuleren zonder dat ik daar geld voor heb, moet ik een nog zwaardere ingreep doen in de fiscale behandeling van het vreemd vermogen dan wel moet ik het tarief van de vennootschapsbelasting verder verhogen met 4%. Ik ben nu niet in de gelukkige omstandigheid dat ik het fiscaal vestigingsklimaat verder kan helpen door het eigen en vreemd vermogen fiscaal gelijkwaardiger te behandelen. Als ik dat nu zou doen, zou ik het vloerkleed onder een heel aantal bedrijven uittrekken. Dat heb ik ook tegen de Tweede Kamer gezegd. Toch heeft zij vorige week een motie aangenomen, met steun van de fractie van het CDA zo zeg ik tegen de heer Essers, met het verzoek om de discussie over een gelijke fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen toch nog verder te voeren. Ik voel daar eerlijk gezegd helemaal niet voor, omdat ik denk dat wij daar geen stap verder mee komen. Als het straks financieel-economisch en budgettair een stuk beter gaat dan zou je wat stappen verder kunnen zetten. Wat mij betreft moet het dan per saldo beter zijn voor het vestigingsklimaat. Nu is het een zero sum game. Je zou nu extreme winnaars hebben en extreme verliezers. Laten wij nu even de rust bewaren. Ik ben eigenlijk ontzettend blij met de oproep van de heer Essers en de heer Bröcker. Aan de overkant word ik daar echter niet bij geholpen.

De heer Essers (CDA):

Ik ben het helemaal eens met de staatssecretaris, maar ik ben het ook eens met de collega's aan de overkant. De verschillende fiscale behandeling van vreemd en eigen vermogen is geen puur nationaal Nederlands probleem, maar een internationaal probleem. Wij zoeken de problemen iedere keer op door nationale eenzijdige oplossingen te zoeken. De oproep is om te proberen om ten minste op Europees niveau te komen tot een zekere mate van afstemming. Dan heb je ook niet die oneigenlijke concurrentie-effecten. Als wij als Nederland iedere keer eenzijdig – ik geef toe, soms gedwongen door zeer agressief adviseren door de advieswereld, die gebruikmaakt van de mogelijkheden die er zijn – inspringen, hebben wij een probleem. Het pleidooi is om het Europees en liefst globaal, mondiaal te regelen.

Staatssecretaris Weekers:

Dat zijn heel mooie woorden, waar ik het natuurlijk niet mee oneens kan zijn. De praktijk is echter weerbarstiger. Elk land kent zijn eigen systeem. Dat hebben wij nog niet zo gemakkelijk veranderd. Mij valt op in het debat in Europa dat daar waar je zaken beter op elkaar zou kunnen afstemmen, waar ook bepaalde platforms voor zijn, geen enkele vooruitgang wordt geboekt, tot mijn spijt. Ik ben namelijk, met de heer Essers, van mening dat zaken beter gecoördineerd zouden moeten worden. Wat doet men vervolgens in Europa? Men denkt een vlucht naar voren te moeten maken door bijvoorbeeld te spreken over een Common Consolidated Corporate Tax Base (CCCTB), één vennootschapsbelasting voor heel Europa die zodanig uitpakt dat innovatieve en dienstverlenende economieën als Nederland in hun achteruit worden gezet en dat klassieke industriële economieën, dus een aantal grote landen in Europa, worden bevoordeeld. Daar schiet ik natuurlijk niets mee op. Als ik mogelijkheden zie, zal ik die gebruiken. Ik voel er echter weinig voor om hier elke maand in beide Kamers prachtige academische discussies te voeren waardoor de buitenwereld zich gaat afvragen wat er volgend jaar gaat veranderen op Vpb-gebied, of zij straks weer verrast worden. Dat wil ik niet. Ik wil rust en voorspelbaarheid uitstralen.

De heer Essers heeft een aantal technische vragen over de Bosalmaatregelen gesteld en gevraagd of ik de antwoorden op papier kon aanreiken. Ik heb de Kamer vanmorgen om half negen een brief gestuurd. Ik hoop dat zij daar al kennis van heeft genomen.

Er is gevraagd of ik van plan ben de thincapregeling, dus artikel 10d, wil afschaffen. Ik ben dat wel van plan, als ik een dekking weet te vinden voor de budgettaire derving van 30 mln. Ik ben al een stuk op weg, al heb ik het nog niet helemaal. Ik heb goede hoop dat ik het kan regelen. Dan komt er weliswaar een nieuwe regeling bij, maar gaat er een oude regeling weg. Dan is het per saldo niet nog ingewikkelder geworden. Het zou mij een lief ding waard zijn.

De heer Bröcker vraagt naar de uitwerking van de maatregel voor deelnemingen die zijn verworven na 2007, omdat voor die deelnemingen geen eerbiedigende werking geldt. Als ik daarvoor volledige eerbiedigende werking zou toestaan door maar gewoon te accepteren dat alles wat in het verleden in aftrek is gebracht voor de toekomst ook kan gelden, zou ik de eerste jaren niet of nauwelijks een budgettaire opbrengst uit deze maatregel weten te realiseren. Dat verhoudt zich niet met de afspraak die in het begrotingsakkoord is gemaakt.

Ik wijs erop dat ik rekening heb gehouden met de bewijsproblematiek. Het gaat om bedrijven die leningen zijn aangegaan in verband met uitbreidingsinvesteringen, operationele activiteiten. Waarom is de knip bij 2007 gemaakt? Dat is simpelweg vanwege de bewaartermijnen waar bedrijven mee te maken hebben. Zij hebben nog volledige documentatie over alles wat teruggaat tot 2007. Daarvoor wordt het wat moeilijker, omdat daar geen wettelijke bewaartermijnen meer voor bestaan. Vandaar dat ik bij de tegemoetkoming die ik bij de vierde nota van wijziging heb geregeld ben uitgegaan van 2006, de bewijsproblematiek die daar bestaat.

De voorzitter:

Hoeveel tijd denkt u nog nodig te hebben, staatssecretaris?

Staatssecretaris Weekers:

Als ik aan een stuk door kan spreken, denk ik nog tien minuten.

De voorzitter:

Akkoord.

Staatssecretaris Weekers:

De heer Bröcker vraagt in het kader van het vestigingsklimaat hoe aan buitenlandse investeerders duidelijk wordt gemaakt of zij onder het bereik van de oogmerktoets vallen. De oogmerktoets beoogt structurering van de verwerving van de deelneming met als doel het creëren van een fiscale aftrekpost tegen te gaan. De vraag die hierbij moet worden beantwoord, is of er voldoende andere redenen zijn om de deelneming te verwerven als de renteaftrek buiten beschouwing wordt gelaten. Andere niet-fiscale redenen om de deelneming te verwerven, kunnen een aansturende functie of een hoofdkantoorfunctie van de belastingplichtige zijn. Naast renteaftrek kunnen, zoals de heer Bröcker terecht opmerkte, ook andere fiscale redenen een rol spelen bij de keuze om zich in Nederland te vestigen of om de acquisitie vanuit Nederland te doen. Denk bijvoorbeeld aan de deelnemingsvrijstelling, het Nederlandse verdragennetwerk en de zekerheid vooraf die de Nederlandse Belastingdienst kan bieden.

Mevrouw Sent en de heer Essers hebben gevraagd naar de Algemene Maatregel van Bestuur inzake Bosal. Die AMvB ziet alleen op de bepalingen van de verkrijgingsprijs van een deelneming bij reorganisaties en het aangaan van een fiscale eenheid en raakt de kern van de maatregel niet. De contouren van de AMvB zijn al in de memorie van antwoord geschetst. Ik streef ernaar om deze AMvB voor 15 oktober bij de Kamers voor te hangen. Mochten er nog scherpe randjes zijn, dan bespreek ik die uiteraard graag met de Kamer. Ik zal de AMvB bespreken met het bedrijfsleven en met de NOB voor hij wordt voorgehangen.

Aan het in de AMvB opnemen van een definitie van operationele activiteiten, zitten vele haken en hogen. Ik heb begrip voor de vraag van de heer Essers, maar ik kan nu niet beloven dat ik aan zijn verzoek kan voldoen. Door geen definitie op te nemen, wordt ruimte geboden om in de praktijk in uiteenlopende situaties tot een redelijke afbakening te komen. Het geven van een definitie zal ook niet goed mogelijk zijn omdat de vraag niet zozeer is of de dochter waarin de deelneming plaatsvindt operationele activiteiten verricht. De vraag is of door de verwerving of de uitbreiding van de deelneming de operationele activiteiten van de groep worden uitgebreid. Het antwoord op die vraag is afhankelijk van feiten en omstandigheden van het concrete geval. Zo is de functie die de betreffende deelneming heeft voor de groep van belang. Bij twijfel of iets kan worden gekwalificeerd als een uitbreiding van de operationele activiteiten, kan dat het beste in het verkeer tussen de belastingplichtige en de inspecteur worden vastgesteld. Ik ben bereid om, als dat zinvol is, als zo meteen in de praktijk een aantal ervaringen is opgedaan die te publiceren, zodat kenbaar wordt hoe hiermee wordt omgegaan. Ik stel voor om de verdere discussie hierover te voeren als de AMvB hier voorhangt.

De heer Van Boxtel heeft specifiek gevraagd in welke mate het voorstel aansluit bij het advies van het topteam Hoofdkantoren. Bij de vormgeving is met inachtneming van de budgettaire doelstelling aangesloten bij het advies van het topteam. Dat wil niet zeggen dat het volledige advies zijn weerslag heeft gekregen. De afgelopen jaren hebben echter diverse varianten de revue gepasseerd. Met deze variant is gepoogd om zo veel mogelijk recht te doen aan het advies van het topteam.

Ik kom nu bij het verlaagde btw-tarief voor podiumkunsten en kunstvoorwerpen. Concreet is gevraagd of de verhoging van een jaar geleden nu volledig wordt teruggedraaid, een-op-een. Het antwoord is heel simpel: ja.

Mijn volgende punt betreft de btw-vrijstelling voor medische diensten. De achterliggende gedachte hierbij is dat op grond van de btw-richtlijnen en Europese rechtspraak de vrijstelling alleen mag gelden voor dienstverleners die gelet op de beroepsopleiding een voldoende kwaliteitsniveau hebben. Dat heeft mevrouw De Boer ook gezegd. Onder de huidige wetgeving kunnen BIG-geregistreerde artsen ook btw-vrijgestelde alternatieve zorg verlenen. Steeds meer alternatieve zorgverleners hebben op grond van het fiscale neutraliteitsbeginsel met succes een beroep gedaan op de Nederlandse rechters om ook voor die btw-vrijstelling in aanmerking te komen. Daarmee wordt die vrijstelling steeds verder opgerekt.

Mevrouw De Boer vroeg of er momenteel problemen zijn met de toepassing van deze vrijstelling. Ja, dat kan ik bevestigen. Het is voor de Belastingdienst uitermate lastig om vast te stellen of de bepaalde beroepsbeoefenaren over de nodige kwalificaties beschikken. De Belastingdienst moet zich niet bezighouden met medisch-inhoudelijke kwalificaties. Die moet kunnen afgaan op hetgeen de minister van VWS hierover bepaalt. Daar heeft men de expertise om mensen en hun kwalificaties goed te duiden en aan te wijzen. De Belastingdienst en de fiscale wetgeving moeten daaraan volgend zijn wat mij betreft. De minister van VWS heeft al in 2009 getracht om tot een register van niet-BIG-geregistreerde zorgverleners te komen voor wie de vrijstelling ook zou moeten gelden. Er is gesproken met vertegenwoordigers van alle relevante beroepsgroepen. De minister VWS kon het uiteindelijk niet realiseren omdat zij het kwaliteitsniveau uiteindelijk niet kan borgen. Als VWS een register opstelt, gaat daar ook een signaal van uit naar de samenleving dat de kwaliteit door de overheid is geborgd. Als je dat niet kunt, moet je dat niet voorwenden. Wil je het vertrouwen behouden als overheid, moet je alleen die pretenties hebben die je meent waar te kunnen maken.

Met het onderhavige voorstel wil ik binnen de juridische EU-kaders de eenvoud terugbrengen in de btw-vrijstelling voor medische diensten en deze dus alleen nog laten gelden voor diensten geleverd door beroepsbeoefenaren die in het BIG-register zijn opgenomen. Doorslaggevend voor opname van het beroep in het register op grond van de Wet BIG is of dit in het belang van de volksgezondheid is. Zoals eerder gezegd, beoordeelt de minister van VWS dat. Ik kan niet aangeven welke criteria zij hanteert. Als de Kamer een debat wil voeren over de criteria, moet zij dat doen met de minister van VWS. Dat gaat de fiscaliteit te buiten.

De heer Ester vroeg of de vrijstelling ook geldt voor de in artikel 34 bedoelde beroepen. Dat is het geval. Daarvoor blijft de vrijstelling gelden. Complementaire diensten van BIG-artsen worden belast. Als iemand als huisarts ingeschreven is in het register en ook aan acupunctuur doet, dan zijn zijn diensten als huisarts niet belast, maar die wat betreft acupunctuur wel.

Er was een vraag over de fiscale neutraliteit. Niet-BIG-geregistreerde zorgverleners hebben niet de strenge toets van het BIG-register doorstaan. Bij psychologen zijn er verschillen in de opleidingsduur en het opleidingsniveau. Al met al kan er niet zomaar gesproken worden van gelijke gevallen. De wetgever mag de diensten die onder de vrijstelling vallen afbakenen. Ik heb gekozen voor een strikte afbakening aan de hand van het BIG-register. Dat is eenvoudig, voorkomt uitvoeringsproblemen en garandeert een hoog kwaliteitskader. Ik zie dan ook geen reden om dit voorstel op te schorten. De discussie loopt al lang. Er is getracht om met een alternatief register te komen, maar dat is niet gelukt. De afgelopen jaren is er constant discussie geweest. De vijf partijen die het begrotingsakkoord hebben gesloten, hebben er, ofschoon sommige partijen, waaronder GroenLinks, ook grote sympathie hebben voor alternatieve zorgverleners, gelet op de overwegingen die ik zojuist noemde in samenhang met de budgettaire aspecten voor gekozen om tot dit voorstel te komen.

Mijn volgende punt betreft de accijnzen op alcohol en tabak. De heer Bröcker vraagt of er in het Belastingplan 2013 nog ruimte is voor harmonisatie en vereenvoudiging van accijnzen. Dat moet niet van mij worden verwacht in het Belastingplan 2013. Ik heb wel samen met de vijf partijen in de vormgeving van de tarifering de zaak weer wat verder bij elkaar gebracht zodat er weer wat meer logica in zit en wat minder rare uitschieters. Daarom verviel ook het oorspronkelijke tariefsverschil in de accijnzen tussen mousserende en niet-mousserende wijnen. Vanwege een amendement komt dit onderscheid nu vier jaar later te vervallen. Er komt verdere harmonisering, maar op onderdelen moeten wij wat langer wachten. Verdere vereenvoudigingen zijn niet voorzien vooralsnog.

Ik kom nu op de uitvoering door de Belastingdienst. De heer Ester heeft gevraagd welke maatregelen grote implementatierisico's hebben. De Belastingdienst heeft de maatregelen uit het wetsvoorstel getoetst. Daarbij is ook gekeken naar implementatierisico's. De Belastingdienst heeft geconcludeerd dat alle maatregelen voor de dienst uitvoerbaar, haalbaar en handhaafbaar zijn.

De heer Bröcker heeft gevraagd naar de stand van de verkenning van winstbox. Daar wordt op dit moment nog steeds hard aan gewerkt. Het ligt in mijn voornemen om, zonder dat ik een keuze maak, de verkenning met verschillende opties gelijktijdig met de aanbieding van het Belastingplan 2013 en het pakket aan fiscale maatregelen aan beide Kamers te zenden zodat zij daar straks hun voordeel kunnen doen, ook de partijen die na de verkiezingen aan tafel zitten.

Ik ben volgens mij net al uitvoerig ingegaan op het vitaliteitspakket AOW. Ik heb impliciet ook de vragen van de heer Ester beantwoord. Mevrouw Sent heeft nog specifiek gevraagd of er nadere afspraken met de sociale partners zijn gemaakt. Het pensioenakkoord kwam tot stand in een tijd waarin de overheidsfinanciën er wat minder beroerd voorstonden dan nu. Inmiddels is duidelijk dat extra maatregelen noodzakelijk zijn waarvoor van iedereen een bijdrage wordt gevraagd. Die maatregelen raken ook het pensioenakkoord. Ik kan het niet mooier maken. Het is een politiek akkoord, het Begrotingsakkoord 2013. Er heeft vooraf geen overleg met sociale partners plaatsgevonden. Dat was volgens mij onmogelijk gezien de tijd die gemoeid was met de totstandkoming van het pensioenakkoord. Als we hierover hadden moeten polderen, hadden wij misschien pas volgend najaar een Begrotingsakkoord 2013 gehad. De minister van SZW heeft wel de partners zo snel mogelijk op de hoogte gesteld van de gemaakte afspraken middels een brief aan de Stichting van de Arbeid.

De heer Ester vroeg om een goede overgangsregeling voor het afschaffen van de onbelaste reiskostenvergoeding. In het begrotingsakkoord is al voorzien in overgangsrecht. Dat komt er simpel gezegd op neer dat voor verlopende openbaarvervoerabonnementen en contracten voor leaseauto's die zijn aangegaan voor 25 mei, de datum van de bekendmaking van het begrotingsakkoord, een overgangstermijn geldt tot het aflopen van het abonnement of het contract met een uiterste termijn van 1 januari 2017. Ik ben op dit moment druk bezig met de uitwerking van die maatregelen. Dit zal in een apart wetsvoorstel samen met het belastingpakket op Prinsjesdag aan de Kamer worden aangeboden.

Dat waren volgens mij alle fiscale vragen. Er zijn nog een paar vragen gesteld over budgettaire en andere gevolgen. Die zal ik nu bespreken. Gelet op de tijd, zal ik er niet tot in extensie op ingaan. Mevrouw Sent vroeg waarom er maatregelen worden genomen om de financiële markten gerust te stellen, als deze markten irrationeel zijn. Ik heb niet gezegd dat de markten irrationeel zijn. Ik heb wel gezegd dat de markt niet altijd perfect werkt, ook de financiële markt niet. De slinger slaat soms de ene kant uit en een aantal jaren later de andere. Dat laatste geeft des te meer aan dat het noodzakelijk is om nu orde op zaken te stellen. Financiële markten belonen landen die de zaak goed op orde hebben of in elk geval heel concrete plannen hebben om de zaak op orde te brengen en straffen de landen die dat niet doen buitengewoon. Dankzij goed beleid betaalt Nederland nu een historisch lage rente. De vijf partijen – waar de PvdA zich jammer genoeg niet bij wilde aansluiten – hebben de verantwoordelijkheid genomen om het begrotingsakkoord te sluiten. Ik blijf graag aan de goede kant van de streep staan door, ook in het licht van de aanstaande verkiezingen, een aantal maatregelen voor te stellen en te nemen die niet plezierig zijn. Het is kiezen uit twee kwaden en dan kies ik het liefst voor het minst kwade. Het zou een veel groter kwaad zijn als wij veel goed geld naar kwaad geld zouden moeten brengen, namelijk naar beleggers in Arabische landen, in Zuidoost Azië of waar dan ook ter wereld die aan ons een hoge rente zouden vragen.

De heer Reuten vraagt waarom Nederland het slechter doet dan Duitsland, Frankrijk en België. Ik ben hier al in algemene zin op ingegaan, maar ik ben het niet met hem eens, want de werkloosheid ligt in Nederland lager. Het niveau van het bbp of van de welvaart ligt in Nederland hoger dan in de genoemde landen. Als het gaat om de groei, doen wij het inderdaad wat slechter, maar Nederland wordt relatief hard geraakt door de crisis, omdat wij een zeer open economie kennen. Dat hangt ermee samen dat wij een exportgedreven economie zijn. Onze export zit vooral in Europa en voor een belangrijk deel zelfs in Zuid-Europa.

De Nederlandse economie is sowieso al volatiel. Gaat het goed in de wereld, dan profiteren wij extra. Gaat het slecht in de wereld, dan lijden wij ook wat extra, als het gaat om economische groei. Die volatiliteit komt ook doordat Nederland grote pensioenvermogens heeft opgebouwd, die een belangrijke asset zijn voor de toekomst. De heer Reuten heeft terecht gezegd dat dit ook aan de positieve zijde van de balans van de Nederlandse samenleving staat. Ik ben dat zeer met hem eens. Dat moeten we ook voortdurend benadrukken in de gesprekken met financiële markten. Er zijn weinig landen waar mensen zo hebben gespaard voor hun pensioen en dat is hartstikke goed.

De heer Van Boxtel (D66):

Als ik deze vraag nu mag stellen, hoeft dat in tweede termijn niet meer. Vindt u het interessant om vanuit uw portefeuille het gesprek met de pensioenfondsen aan te gaan over het intensiveren van hun investeringen in de Nederlandse economie? U zei aan het begin al dat maar een heel klein deel in Nederland wordt belegd en het overgrote deel in het buitenland.

Staatssecretaris Weekers:

Ik ben hier vorige week op ingegaan, toen we spraken over de bankenbelasting, waarbij dit punt ook werd opgeworpen. Toen heb ik gezegd dat er op het moment dat ik daar stond, in het Catshuis een bespreking plaatsvond tussen pensioenfondsen, verzekeraars, diverse leden van het kabinet en de minister-president, uitgerekend om dit punt te bespreken. Ik zeg erbij dat we de pensioenfondsen ook niet zodanig moeten pressen dat het pensioengeld uit de middelen die zijn opgebracht door gepensioneerden of toekomstige gepensioneerden, de werknemers, minder zou renderen dan thans, want dan zouden de gepensioneerden de economie bij wijze van spreken uit het slop moeten trekken. Als alle landen zich achter de dijken terugtrekken, terwijl ons pensioenvermogen niet mede hier wordt ingezet om onze bedrijvigheid te stimuleren, moet je ook eens een rekensommetje maken wat dat betekent voor onze toekomstige welvaart. Als ik met individuele pensioenbestuurders of uitvoerders spreek, zal ik dit thema altijd ter sprake brengen, maar wel met inachtneming van ieders verantwoordelijkheid.

Een ander verschil met Duitsland is dat de Nederlandse consumptie wordt gedrukt. In Duitsland houdt de consument niet de hand op de knip, zoals de consument in Nederland wel doet. Dat heeft een paar oorzaken. Een daarvan hangt samen met dat prachtige pensioenstelsel dat wij hebben. Doordat werknemers een hogere pensioenpremie betalen, wordt hun koopkracht krapper. Als pensioenfondsen moeten afstempelen of de pensioenen niet indexeren, zoals we hebben gezien, drukt dat ook de koopkracht. Als mensen denken dat er afgestempeld gaat worden of dat zij de komende jaren te maken hebben met niet-indexering, zullen zij ook wat voorzichtiger zijn. Het is een heel logische reactie dat mensen hun appeltje voor de dorst niet willen opeten.

De heer Reuten (SP):

Het Centraal Planbureau heeft ook aangegeven dat de groei, de consumptie en de werkgelegenheid afnemen door het regeer- en gedoogakkoord en opnieuw door het Begrotingsakkoord 2013.

Staatssecretaris Weekers:

Het Centraal Planbureau heeft de effecten van het Begrotingsakkoord 2013 doorgerekend. Gelet op de opgave waar wij voor staan, moet ik zeggen dat ik de effecten op de korte termijn alleszins vind meevallen. Uiteindelijk doen we dit om vertrouwen te krijgen. Ik vond dat de heer Van Boxtel daar gisteren een mooie uitdrukking voor gebruikte: reculer pour mieux sauter. Je moet soms een stapje terug doen om verder te kunnen springen.

Wij leven in Nederland al jaren collectief boven onze stand. Daar kunnen we niet mee doorgaan. Dan kun je wel net als de SP of de Partij van de Arbeid de problemen doorschuiven, maar dan ben je beleid aan het voeren waarbij je de rekening bij het nageslacht neerlegt. Dat kunnen we ons absoluut niet permitteren, want dat schaadt het vertrouwen dat het in Nederland in de toekomst nog aantrekkelijk werken, investeren en ondernemen is, dus ik vind het buitengewoon verstandig dat deze vijf partijen hun verantwoordelijkheid hebben genomen. Ofschoon sommige maatregelen helemaal niet plezierig zijn om te verdedigen, wordt dat toch gedaan, om er uiteindelijk wel beter van te worden.

De voorzitter:

Ik geef mevrouw Sent nog een keer het woord en dan stel ik voor dat we tot een afronding komen.

Mevrouw Sent (PvdA):

De Partij van de Arbeid is niet voor financiële losbandigheid, die indruk wil ik graag wegnemen, maar zij vindt de timing van het pakket uiterst onverstandig, omdat de economie in een periode van recessie nog een verdere dreun wordt gegeven.

Staatssecretaris Weekers:

De Partij van de Arbeid geeft elke keer aan, als er sprake is van een economische recessie of crisis, dat we extra moeten investeren, stimuleren en consumeren. Een typisch Keynesiaanse aanpak van uitgeven; we spenderen ons wel uit de crisis. Dat is in 2009 gebeurd en dat wordt nu weer betoogd, maar in tijden dat het goed gaat, hoor ik nooit voorstellen van de Partij van de Arbeid om eens extra te gaan bezuinigen of besparen.

Ik kan mij nog heel goed herinneren dat het Centraal Planbureau, toen het kabinet-Balkenende/Bos aantrad, zei dat de economische groei op 1,75% werd geraamd voor de komende jaren. De eerste inzet van de partijleider van de Partij van de Arbeid was dat het wel 2% zou worden. Zij rekenden zich rijk aan een uitbundige economische groei, zodat wij tijdens de crisis in 2009 met een buitengewoon groot tekort zaten en met een buitensporigtekortprocedure in Europa. Toen werd de afspraak gemaakt dat dit werd geaccepteerd, maar dat het tekort in 2013 onder 3% van het bbp zou zitten.

Dan is het buitengewoon vreemd, als die situatie zich manifesteert, dat de Partij van de Arbeid zich niets meer aantrekt van die Europese afspraak. Hoezo geloofwaardigheid, zeg ik dan in de richting van de Partij van de Arbeid. Dan moet je ook flink zijn en in tijden dat het wat minder gaat met oplossingen en alternatieven komen. Ik heb nog geen enkel reëel alternatief gehoord van de Partij van de Arbeid om uit de problemen te komen. Ik heb ook nog geen enkele concrete doelstelling gehoord wanneer de Partij van de Arbeid de zaakjes op orde wil hebben.

Mevrouw Sent (PvdA):

Dan verwijs ik de staatssecretaris graag naar het verkiezingsprogramma en de doorrekeningen die het Centraal Planbureau daarvan zal geven. Daaruit zal wel degelijk blijken dat wij op termijn, wanneer de economie het kan hebben, weer orde op zaken zullen stellen.

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb de doorrekening van het programma van de Partij van de Arbeid nog niet gezien. Volgens mij is dat ook nog niet klaar, behalve als de heer Teulings een voorkeursbehandeling voor de Partij van de Arbeid heeft weten te realiseren, maar daar ga ik niet van uit, want ik ken hem als onafhankelijk. Eind augustus wordt "Keuzes in kaart" uitgebracht, waarin alle partijprogramma's met elkaar worden vergeleken. Dan pas kunnen wij tot een oordeel komen.

Mevrouw Sent heeft gisteren ook gesproken over de notie dat de groei enorm afneemt bij het bereiken van een staatsschuld van 90%. Ik heb in de stukken aangegeven op welk onderzoek dat is gebaseerd. Mevrouw Sent zegt dat wij nog lang niet op 90% zitten, maar in 2008 zaten wij op 45% en nu zitten wij bijna op 75%. Als wij niets doen, zitten wij over tien jaar misschien wel op meer dan 100%, als je kijkt naar het basispad van het Centraal Planbureau.

Dan heb ik er nog niet bijgeteld wat wij allemaal aan staatsgaranties hebben afgegeven, waarover de Algemene Rekenkamer ook een rapport heeft uitgebracht. De Rekenkamer noemt dat ook zorgwekkend. Ik heb er ook niet bij vermeld dat de financiële sector heel groot is en dat er een impliciete overheidsgarantie is van de Staat voor de stabiliteit van deze sector. Dat zul je daarbij ook in ogenschouw moeten nemen.

Ik maak een heel simpel rekensommetje. Als de Partij van de Arbeid zegt er twee kabinetsperiodes voor uit te trekken om een begrotingsevenwicht te realiseren, dan zitten wij straks ver boven 90%. Daarmee worden de welvaart en de economische ontwikkeling geschaad en dat kost mensen banen. Dan worden niet de maatregelen genomen die echt nodig zijn.

De voorzitter:

Mijnheer de staatssecretaris, ik vraag u echt om af te ronden, want wij hebben nog een uur de tijd voor de repliek en de dupliek en we hebben nog meer op de agenda staan vandaag.

Staatssecretaris Weekers:

Volgens mij was dit een heel mooie afronding van mijn eerste termijn.

De voorzitter:

De Kamer heeft verzocht om een korte schorsing om de benen te strekken.

De vergadering wordt van 11.26 uur tot 11.36 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik doe een dringend beroep op de leden van de Kamer om in tweede termijn zo beknopt mogelijk die vragen te stellen die men nog aan de staatssecretaris wil stellen. We hebben een uitgebreide eerste termijn gehad, van beide kanten. We hebben in principe tot 12.30 uur de tijd, want anders lopen we uit het tijdschema.

Mevrouw Sent (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Economie is emotie, zoals ik vorige week bij de behandeling van de Wet bankenbelasting ook heb betoogd. Vertrouwen is een belangrijke economische motor. Consumenten- en producentenvertrouwen leidt tot groei op de korte termijn. Dat consumentenvertrouwen staat in Nederland echter op het laagste punt in negen jaar, lager dan het Europese gemiddelde. Als mensen elkaar en hun instituties vertrouwen leidt dat op langere termijn tot lagere transactiekosten, meer transacties, een betere allocatie van schaarse middelen en meer groei.

De staatssecretaris benadrukt in zijn antwoorden het belang van het herstel van vertrouwen, maar dat is naar de mening van mijn fractie nu juist wat het voorliggende wetsvoorstel niet doet. Dat vertrouwen krijgt op de korte termijn een enorme knauw, met omvangrijke negatieve economische effecten als gevolg, zoals blijkt uit de juniraming van het Centraal Planbureau. Het begrotingsakkoord omvat een pakket van per saldo 1,8 mld. minder overheidsuitgaven en 3 mld. hogere lasten. De Wet uitwerking fiscale maatregelen betreft een netto lastenverzwaring van 5,3 mld. Gisteren zei ik dat ik nog nooit van "met stoom en kokend water" had gehoord. Ik heb ook nog nooit van "klein bier" gehoord. Dit schijnt geen klein bier te zijn. Als verklaring daarvoor kan ik zeggen dat ik lang in Amerika heb gewoond.

Ik heb al eerder gezegd dat de Partij van de Arbeid het betreurt dat er geen cijfers beschikbaar zijn over het wetsvoorstel waarover wij vandaag worden geacht een weloverwogen oordeel te geven. Uit de doorrekeningen van het Centraal Planbureau over het begrotingspakket als geheel blijkt dat de consumptie daalt. Dat drukt de productiegroei van de marktsector en daarmee ook de investeringen door bedrijven. De hogere lasten hebben een opwaarts effect op de inflatie en daarmee op de lonen, waardoor volgens het Centraal Planbureau de concurrentiepositie verslechtert en de uitvoergroei lager uitkomt dan in een pad zonder begrotingsakkoord. Het effect van dit pakket op de groei van het bbp in 2013–2017 is gemiddeld min 0,3 procentpunt.

De lagere productie vertaalt zich ook door in minder vraag naar arbeid volgens het Centraal Planbureau. De werkgelegenheid in arbeidsjaren groeit minder door het begrotingsakkoord, terwijl het arbeidsaanbod iets meer groeit. Door het hele pakket uit het begrotingsakkoord neemt de werkloosheid toe met 0,7 procentpunt. Kortom, het begrotingspakket herstelt niet het vertrouwen op de korte termijn, het schaadt de economische groei en het schaadt de werkgelegenheid en de koopkracht.

Dat vertrouwen krijgt bovendien een enorme knauw op de lange termijn, en wel om een aantal redenen. Ten eerste zijn de sociale partners volkomen buitenspel gezet. Kijk naar het schrappen van de werkbonus voor 60-plussers, die deel uitmaakte van het zwaar bevochten pensioenakkoord dat is afgesloten met de sociale partners. De sociale partners leveren juist een belangrijke bijdrage aan het vertrouwen op de langere termijn en aan het verlagen van de transactiekosten die zo'n belangrijke invloed hebben op de economische groei op lange termijn.

Het kabinet draagt naar de mening van mijn fractie zelf ook allerminst bij aan dit vertrouwen, en wel om een aantal redenen. Het kabinet voert eerst maatregelen in die het vervolgens terugdraait. Zeven kleine rijksbelastingen die eerst zijn afgeschaft, worden nu voor het merendeel opnieuw ingevoerd. In plaats van uniformering van het btw-tarief, zoals in de Fiscale Agenda, worden de btw-tarieven nu uit elkaar getrokken. En dat terwijl de staatssecretaris in zijn antwoorden aangeeft dat het kabinet rust en voorspelbaarheid moet uitstralen. Die rust en voorspelbaarheid mis ik in het voorliggende pakket en in het beleid dat door het kabinet in de afgelopen jaren is gevoerd.

Een tweede punt van zorg bij het vertrouwen in het kabinet is dat er allerlei keuzes worden gemaakt zonder inhoudelijke onderbouwing. Er wordt creatief gewinkeld, maar enkele van onze vragen hierover in eerste termijn zijn onbeantwoord gebleven. Een ander punt is dat waar die inhoudelijke onderbouwing al bestaat, deze aan alle kanten rammelt.

Ten slotte kom ik op het vertrouwen van de financiële markten, waarbij ik citeer wat Standard & Poor's over Nederland schreef op 13 januari 2012: "We believe that a reform process based on a pillar of fiscal austerity alone risks becoming self-defeating, as domestic demand falls in line with consumers' rising concerns about job security and disposable incomes, eroding national tax revenues." Dat is nu precies het pakket dat voorligt. Dat sluit niet aan bij die aanbeveling van Standard & Poor's uit januari van dit jaar.

Ook het argument over de rente vinden wij allerminst overtuigend. In een grafiek over de rentebetalingen op tienjarige staatsobligaties van 1993 tot nu, zie je dat deze van 7% in 1993 dalen naar om en nabij 2,5% of zelfs minder nu. Kortom, de PvdA-fractie is allerminst overtuigd door het argument van het belang van het herstellen van vertrouwen of de kredietwaardigheid van Nederland.

Ik sluit af. Never waste a good crisis, deze uitspraak van Rahm Emanuel, een adviseur van Obama, hebben wij al vaker gehoord in deze Kamer. Hoe kunnen we deze crisis gebruiken als kans? Dat doen we door de oorzaken aan te pakken in plaats van te doen aan symptoombestrijding. Dat doen we door hervormingen door te voeren in plaats van bezuinigingen. Dat doen we door een agenda voor werkgelegenheid en groei te formuleren in plaats van met de kaasschaaf en de botte bijl te werk te gaan. Helaas moet de fractie van de Partij van de Arbeid constateren dat de Wet uitwerking fiscale maatregelen hierbij een gemiste kans is.

De heer Essers (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris en zijn ambtenaren voor de adequate beantwoording. Als voorzitter van de commissie voor Financiën dank ik de collega's voor het aannemen van een positieve grondhouding om een veelomvattend pakket, variërend van een bankenbelasting, het ESM tot het fiscale pakket, in een heel korte tijd grondig te behandelen.

Ik begin met het aspect van de koppeling. Dat heeft iets van een rituele dans. Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat in het najaar enkele belangrijke gedeelten van het Lenteakkoord in afzonderlijke wetsvoorstellen worden gepresenteerd. Daarmee ben ik het helemaal eens. Wij zien het echter toch met enige regelmaat terugkomen dat de Kamer zegt te worden belemmerd in haar grondwettelijke taak. De regering heeft vervolgens al dan niet goede argumenten om het toch als één pakket aan te bieden. Daarover hebben we iedere keer discussie. Mijn constatering is dat als het wetsvoorstel eenmaal in deze Kamer ligt, er weinig meer aan te doen valt, behalve over en weer argumenten uitwisselen. Ik stel dan ook voor dat als een wetsvoorstel in de Tweede Kamer ligt en de commissie voor Financiën of een individuele partij moeite heeft met de koppeling van een aantal ongelijksoortige onderdelen, wij op tijd een signaal afgeven aan de regering en de Tweede Kamer dat wij het een niet-aanvaardbare koppeling vinden. Daarmee geven we de Tweede Kamer en de regering de kans om het wetsvoorstel te ontkoppelen. Dat lijkt me de enige praktische mogelijkheid om een punt dat al heel veel jaren speelt en waarover vele moties zijn ingediend, echt operationeel te maken.

Mevrouw Sent zei het al: we praten niet over klein bier. Het gaat bij dit pakket om een budgettair belang van 5,3 mld. Het is geen klein bier, maar we slagen er toch in om in deze Kamer te praten over hondenbrokken, konijnenvoer en leidingwater. Soms zijn we dus ook buitengewoon kien op de details. Wij geloven inderdaad in het verschuiven van de directe belasting naar de indirecte belasting, maar zien tevens dat dit allerlei grenseffecten met zich meebrengt. Ook brengt het administratieve lasten met zich mee, omdat je ingrijpt in de administratieve processen van bedrijven als je een btw-tarief verandert. Dat betekent dat je altijd heel ruimhartig moet zijn in een overgangsbeleid.

De deelnemingsrente is niet eenvoudig maar wel evenwichtig, zo zei de staatssecretaris. Daarmee is mijn fractie het in grote lijnen eens. Het is zeker niet eenvoudig, maar gelet op de ingebrachte nota's van wijziging denk ik dat hetgeen er nu ligt, toch wel redelijk evenwichtig kan worden genoemd. Ik ben dankbaar voor de antwoorden op mijn technische vragen, die ook schriftelijk zijn uitgewerkt. Dit zal goed zijn voor de helderheid die de praktijk vraagt. Belastingadviseurs, ook al zijn ze zeer slim en behoren ze tot de top van de wereld, zijn er niet op uit om wetten te krijgen waarin gaten zitten. Dat betekent namelijk veel onrust. Er hoeft maar één adviseur te zijn die van zo'n mogelijk gat gebruikmaakt en anderen worden door hun klanten min of meer gedwongen om ook daarvan gebruik te maken. Dat leidt tot heel veel onduidelijkheid. Ook een adviseur is gebaat bij helderheid. Niemand zit erop te wachten om over een jaar opnieuw een reparatiewetsvoorstel te krijgen waardoor er weer onrust op de markt ontstaat.

Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat zal worden gekeken naar ervaringen in de praktijk en dat die ook op schrift zullen worden gesteld. Ik beveel in dit kader de techniek van een omstandighedencatalogus aan. Daarmee streef je niet naar één allesomvattende definitie van operationele activiteiten maar duid je een aantal omstandigheden aan waarbinnen je het begrip kunt plaatsen. Dat geeft in de praktijk veel meer helderheid dan één definitie, die ook weer allerlei vragen zal oproepen.

Wij hebben besproken dat het onderscheid tussen eigen vermogen en vreemd vermogen geen nationaal probleem is maar een internationaal probleem. Als wij eenzijdig iets doen aan de renteaftrek en andere landen volgen niet, lopen wij ofwel het risico van dubbele belastingheffing ofwel het risico van dubbele aftrek. Geen van beide is wenselijk. De staatssecretaris heeft gezegd dat je het wel kunt willen, maar dat het buitengewoon moeilijk is om Europees, laat staan mondiaal, zaken op dat terrein te bereiken. Dat ben ik met hem eens. Ik geef hem echter in overweging dat ook kan worden gestreefd naar bilaterale oplossingen. Je kunt een-op-een met je verdragspartners afspreken dat de kwalificatie van rente in een bronstaat zal worden overgenomen door de andere staat, zodat in ieder geval wordt vermeden dat datgene wat wij zien als niet-aftrekbare rente in de andere staat op een andere manier wordt behandeld. Daarmee vermijd je ofwel dubbele heffing ofwel dubbele aftrek. Met verdragspolitiek kunnen op dit terrein dus al heel snel resultaten worden behaald.

Ik ben blij met de expliciete bevestiging dat de in artikel 34 van de Wet BIG bedoelde beroepen nog steeds vrijstelling kunnen blijven toepassen. Kennelijk heeft een accountant de opvatting geuit dat ze voortaan niet meer onder deze vrijstelling zouden vallen. Dat heeft grote onrust veroorzaakt. Ik ben blij dat dit nu uit de wereld is.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. Veel dank aan de staatssecretaris en zijn ambtenaren voor de uitvoerige en degelijke beantwoording van onze vragen. Het is altijd heel plezierig debatteren met deze staatssecretaris.

Mijn fractie meent al met al dat met de fiscale uitwerking van het Begrotingsakkoord 2013 een redelijk en aanvaardbaar voorstel voorligt. Nederland voldoet hiermee aan de EMU-norm, zij het met de hakken over de sloot. Hiermee werd een blamage in Europa voorkomen. Een land heeft nu eenmaal een begroting nodig, zoals ik gisteren al zei. Mijn fractie gaat er wel van uit dat dit akkoord en de fiscale uitwerking ervan de opmaat zijn voor een broodnodig hervormingsbeleid. Nederland betaalt nu de rekening voor een te late herziening van het arbeidsmarkt-, het woningmarkt- en het zorgbeleid. We zien met name uit naar de fiscale uitwerking van de hypotheekrenteaftrekmaatregelen. We hebben dit debat met de staatssecretaris nog niet afgerond. De motie-Kuiper is wat dat betreft nog niet verzilverd.

Ook zijn wij zeer benieuwd naar de uitwerking van de forensentaks. Mijn fractie zou het soms wat heftige debat over het belasten van de woon-werkvergoeding graag wat oprekken. Wij kunnen mensen naar werk brengen, maar gezien het feit dat zowel de arbeidsmarkt als de huizenmarkt op slot zit, is dat niet voor iedereen in gelijke mate reëel. Wij kunnen ook werk naar mensen brengen. Hier ontbreekt het faciliteren van de situatie waarin wonen en werken samenvallen: thuiswerken. Dat is goed voor mensen, goed voor werknemers, goed voor het milieu en ook goed voor overbelaste gezinnen. Voor mijn fractie is dit de ontbrekende variant in de discussie over de forensentaks. Zij is van mening dat wij op het punt van thuiswerken in brede zin veel creatiever en slimmer moeten zijn. Om die reden dien ik een motie in; niet om extra fiscale maatregelen te forceren maar om onze denkkracht aan te scherpen in dit dossier, dat vaak heel heftige maatschappelijke reacties oproept.

Motie

De voorzitter: Door de leden Ester, Van Boxtel, De Boer, Ganzevoort en Kuiper wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de herziening van het fiscaal regime inzake kosten woon-werkverkeer zal worden uitgewerkt in het Belastingplan 2013;

overwegende dat deze herziening gebaseerd dient te zijn op een goede balans van voor- en nadelen;

verzoekt de regering, in het kader van deze herziening ook de voor- en nadelen van het fiscaal faciliteren van thuiswerken uit te werken en mee te wegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter I (33287).

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. Samenvattend: mijn fractie steunt het wetsvoorstel. Zij ziet het als een belangrijk breukpunt, als een afslag naar wat hopelijk het begin is van duurzame hervorming en toekomstbestendigheid van de Nederlandse economie.

De heer Reuten (SP):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris. Ook spreek ik mijn bijzondere dank uit aan de ambtenaren die voor ons allemaal het belangrijke achtergrondwerk doen.

Er zijn drie punten blijven liggen. Het eerste punt is dat er volgens het Centraal Planbureau op de zeer lange termijn een werkgelegenheidstoename van 0,4% zou kunnen zijn. Ik denk dat het hier gaat om het jaar 2060, maar ik hoor dat graag van de staatssecretaris. Hij mag dit punt ook schriftelijk afdoen. Dit staat in het kader van de houdbaarheidstekortanalyse.

Over het tweede punt hoor ik de staatssecretaris graag in tweede termijn. Het betreft de vraag of het kabinet bij de hernieuwde recessie van 2011–2012 in vier kwartalen, dispensatie had kunnen krijgen van de Brusselse 3%-norm. Is het correct dat wij die dispensatie hadden kunnen krijgen? Mocht dat zo zijn, dan hoor ik graag waarom het kabinet er niet om heeft gevraagd.

We staan voor de grootste economische problemen sinds de Tweede Wereldoorlog. De staatssecretaris en het kabinet in het algemeen gebruiken kwalificaties als zouden de SP en de PvdA de rekening bij het nageslacht leggen. Dat zijn overigens kwalificaties die ik van mijn collega's hier niet heb gehoord. Ik werp ze verre van mij. Ik heb ook kinderen en kleinkinderen; ik wil de rekening evenmin bij het nageslacht leggen. Het gaat hier om serieuze en belangrijke meningsverschillen, waarbij wij met dit soort kwalificaties niet verder komen. Wij moeten een basis zien te vinden om reële discussies te voeren. Andersom zou ik in retorische zin kunnen zeggen dat het kabinet ... Ik moet dat nu eigenlijk niet zeggen. Laat ik het dan ook niet zeggen! Ik werp de genoemde kwalificaties in ieder geval verre van mij. Het gaat om een andere timing. Ik heb de argumenten in mijn eerste termijn gegeven; ik zal ze nu niet herhalen. Ik herhaal wel dat mijn fractie voorstander is van een structureel pragmatische begrotingspolitiek. Als het goed is, kom je dan ook op evenwicht uit, zij het met een andere timing.

Hiermee heb ik de belangrijkste reden genoemd waarom mijn fractie tegen het voorliggende wetsvoorstel is. De tweede reden waarom zij ertegen is, is het neveneffect van de verschuiving van de inkomstenbelasting naar de btw richting de vlaktaks. Ik zal het artikel van Hofstra uit 1939 lezen, zo zeg ik tot senator Essers.

De derde reden waarom mijn fractie tegen het wetsvoorstel is, is het koopkrachteffect. De staatssecretaris heeft beloofd dat hij in tweede termijn hierop ingaat. Ik wil graag een heel heldere uitspraak van het kabinet. Het is het een of het ander: of wij leggen ons neer bij de berekeningen van het CPB of wij doen dat niet. Wij gaan niet selecteren als het ons uitkomt. Ik hoor dus graag van de staatssecretaris of wij de cijfers van het Centraal Planbureau als maatstaf nemen, ja of nee. Als het "ja" is, wil ik dat de staatssecretaris duidelijk erkent dat als gevolg van het begrotingsakkoord de laagste inkomens stelselmatig meer inleveren dan de hogere inkomens, met uitzondering van mensen die een AOW-uitkering van minder dan € 18.800 ontvangen. Ik zou het overigens prettig vinden als de woordvoerders van de het begrotingsakkoord ondersteunende partijen dit eveneens erkenden.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter. Ik houd het kort. Ik dank de staatssecretaris voor een volledige beantwoording. Het moge duidelijk zijn dat het voorliggende pakket pijn doet. Dat moeten wij ook niet ontkennen. Het raakt eigenlijk alle Nederlanders, werkend of niet werkend. Wij moesten echter in no time, binnen een aantal dagen, orde op zaken stellen. De vijf partijen die hieraan hebben meegewerkt, hebben elkaar op een heel bijzondere manier gevonden en hebben alles uit de kast gehaald om tot een zo verantwoord mogelijke keuze te komen, met een noodzakelijk draagvlak. Het zou toch bizar zijn geweest als Nederland, dat tien jaar lang in Europa andere landen de maat nam om begrotingsdiscipline op te brengen, vervolgens zelf de touwen maar had laten vieren.

Ik richt mij nu tot mevrouw Sent van de fractie van de Partij van de Arbeid, die in haar bijdrage over geen enkel onderwerp een positief oordeel kon laten horen. In de komende maanden, op weg naar de verkiezingen, moeten wij toch inhoudelijk proberen te bekijken waar de overeenkomsten zitten. Ik vind het wat al te gemakkelijk om zo'n pakket maar even te bekijken en te zeggen: het is niet ons pakket; wij hadden liever gepolderd. Hadden wij nu gepolderd, dan waren de dijken in financiële zin al doorgebroken. Dan helpt polderen niets meer en stromen we gewoon onder. Bij het horen van het betoog van mevrouw Sent dacht ik af en toe aan een gedichtje dat de volgende regels bevat: "Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen." Dat is het beeld dat de fractie van de Partij van de Arbeid nu enigszins oproept. Ik snap dat de SP ideologisch gezien andere keuzes maakt. Ik respecteer dat ook, omdat je gewoon echt van mening kunt verschillen over hoe je het precies wilt doen. Ik vind het wel heel jammer dat de vijf partijen die hun nek hebben uitgestoken, nu alleen kritiek krijgen en dat er geen poging wordt ondernomen om bruggen te slaan. Wij zijn nog lang niet uit het financiële zwaar weer. Er komen nog zware maatregelen aan.

Ik ben blij met de toezegging over de afzonderlijke wetsvoorstellen. Ik hoop dat wij in het najaar de rest van het fiscale pakket op zorgvuldige wijze kunnen afronden.

De heer Reuten (SP):

Ik zeg nogmaals tot collega Van Boxtel dat ik het begrotingsakkoord respecteer, maar dat mijn fractie er een andere mening over heeft.

De heer Van Boxtel (D66):

Ja. Dat is andersom ook het geval. Mijn zorg betreft echter het volgende. Mevrouw Sent had het over vertrouwen. Mensen krijgen zeker geen vertrouwen als er klaarblijkelijk een oplossing is voor de begroting 2013 en iedereen vervolgens weer selectief gaat winkelen. Daarmee wordt bij de bevolking een beeld opgeroepen van "wat is zo'n akkoord dan eigenlijk waard?". Daar zit voor mij de kernwaarde van het afgesloten akkoord. Het doet pijn, het is voor sommige mensen moeilijk uit te leggen, het is soms ook moeilijk om het aan hen uit te leggen, maar het is wel een keuze die op een breed draagvlak boogt. Dan moet je je rug ook rechthouden. Mensen begrijpen dat dan. Ik ben ervan overtuigd dat er weer vertrouwen ontstaat omdat mensen één heldere boodschap uit de politiek krijgen. Zo lang dat niet het geval is, zullen mensen ook weer selectief gaan winkelen voor hun deelbelangen, want niets menselijks is hun vreemd. De spanning van het maken van een begroting voor 2013 verdraagt zich niet met het bieden van kortetermijngeluk. Het is de opmaat naar de grote hervormingen die voor de Nederlandse samenleving nodig zijn.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Voorzitter. Gisterenavond en vandaag had ik af en toe het idee dat ik niet in een debat over het begrotingsakkoord was beland, maar in een verkiezingsdebat. Ik zou mevrouw Sent kunnen vragen of zij naast de uitdrukking "klein bier" inmiddels ook de uitdrukking "gratis bier" kent. Ik zou het ook kunnen hebben over het liever met volle en enigszins vuile handen staan in plaats van met lege handen. Ik heb echter niet zo'n behoefte om mee te gaan in de verkiezingsretoriek. Ik sluit mij aan bij de woorden van collega Van Boxtel die zei dat het tijd is om weer bruggen te slaan. Ik nodig de PvdA daartoe uit. Juist met het oog op de verkiezingen en de periode daarna is het hard nodig dat wij kijken op welke punten wij elkaar wel kunnen vinden.

Ik ben tevreden met de beantwoording van de staatssecretaris. Hij heeft een prettige manier van beantwoorden, duidelijk en helder. Alleen op het punt van de vrijstelling van medische diensten vind ik beantwoording nog enigszins onbevredigend, met name omdat het voor een aantal beroepsbeoefenaren feitelijk onmogelijk is om BIG-geregisteerd te worden, terwijl hun diensten wel gezien worden als medisch handelen dat mensen ten goede komt. Dit zit vooral in een gebrek aan opleidingsplaatsen. Bovendien zijn er voor een aantal behandelingen geen criteria in de Wet BIG opgenomen. Ik kan de staatssecretaris heel goed volgen dat de oplossing voor dit probleem niet in het fiscale stelsel maar in de Wet BIG gevonden moet worden. Ik hoop dat hij deze boodschap kan meenemen naar zijn collega die over de BIG-criteria gaat. Bij mijn collega's in de Tweede Kamer met volksgezondheid in hun portefeuille zal ik erop aandringen om deze discussie te voeren.

Het gaat hier om een crisispakket met omvangrijke lastenverzwaringen die gevolgen hebben voor alle Nederlanders. Daar moeten wij niet omheen draaien. Desalniettemin is het een acceptabel totaalpakket waarin wij bovendien een aantal eerder genomen ongewenste maatregelen hebben kunnen terugdraaien en – ook niet onbelangrijk – een forse stap hebben kunnen zetten in de vergroening van de belastingen.

U zult begrijpen dat wij voor dit pakket zullen stemmen.

De heer Reuten (SP):

Wij hebben gisterenavond en vandaag in dezelfde zaal gezeten. Ik heb geen verkiezingsretoriek gehoord. Op een enkele uitzondering na hebben wij een zakelijk debat gevoerd over belangrijke dingen. Ik begrijp uw opmerking absoluut niet.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Ik neem aan dat anderen mijn woorden wel zullen herkennen.

De heer Bröcker (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de heldere en inhoudelijk goede beantwoording van de vragen in het betoog van mijn fractie. Ik ben zeer tevreden met de toezegging om de voorstellen voor de hypotheekrenteaftrek en het woon-werkverkeer in het najaar in separate wetgeving aan te bieden. Ik steun ook de suggestie van de heer Essers voor de werkwijze van de commissie Financiën. Wij moeten alleen uitkijken dat wij niet te veel losse onderdelen krijgen. Ik neem aan dat wij in de commissie daarover op een goede manier kunnen spreken en vervolgens ook met onze collega's in de Tweede Kamer. Het is goed dat wij de verkenning van de winstbox aangeboden krijgen met het Belastingplan 2013. Dank daarvoor.

Onze zorgen over de Europeesrechtelijke aspecten van het opheffen van de vrijstelling van kolenbelasting zijn niet helemaal weggenomen, maar wij zullen zien hoe dit uitpakt. Het is geen zaak waarbij wij de Raad van State willen inschakelen, maar de zorg van mijn fractie is toch niet helemaal weggenomen.

Het was goed om de visie van de staatssecretaris te horen op het betaald voetbal en de continuïteit van de bedrijfstak. Mijn fractie heeft dit gemarkeerd in relatie tot een geheel ander onderwerp namelijk de doorberekening van politiekosten aan de organisaties voor betaald voetbal. Hierover kun je principiële discussies voeren en dat zullen wij in dit huis later ongetwijfeld ook doen. Wij hebben zorg over de cumulatie van die twee maatregelen.

Mijn fractie heeft bij de behandeling van het Belastingplan 2012 en ook nu weer het grote belang van duidelijkheid, eenvoud en bestendigheid van fiscaal beleid benadrukt. Ik weet dat dit heel hoog op de agenda van deze staatssecretaris heeft gestaan. Het is toch goed om dit nog even te markeren. Bestendigheid wordt gestuurd door instrumenten zoals de fiscale agenda die door deze regering is ontwikkeld. Wij begrijpen natuurlijk de politieke realiteit en de democratische besluitvorming waardoor er op onderdelen hiervan moet worden afgeweken. Dat is in dit geval gebeurd met de btw in het vergroten van het gat tussen het lage en het hoge tarief. Het instrument van de fiscale agenda biedt een heel goed raamwerk voor de politieke besluitvorming aan de overzijde van het Binnenhof en in dit huis. Het zorgt voor discipline om vast te houden aan het streven naar bestendigheid. Het vertrouwen van de burger is belangrijk. Er moet zicht zijn op de toekomst. De heer Van Boxtel heeft dit ook aangestipt.

Wij zijn heel blij met de contacten die de staatssecretaris onderhoudt met de commissie-Van Dijkhuizen. De eerste output wordt ingebracht in het kader van de verdere ontwikkeling van de fiscale agenda en ook – dat is nog belangrijker – bij de formatie dit najaar.

De heer Van Strien (PVV):

Voorzitter. De belangrijkste vragen zijn door de staatssecretaris beantwoord. Mijn fractie dankt de staatssecretaris en zijn ambtenaren daar buitengewoon hartelijk voor. Ons belangrijkste probleem met dit wetsvoorstel is dat het louter belastingverzwaringen betreft waar er nota bene zo veel mogelijkheden zijn om echt te snijden in de overheidsuitgaven. Onze bezwaren op dit punt blijven onverkort overeind. Onze conclusie is dan ook dat wij tegen dit wetsvoorstel blijven.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de tweede termijn. Nogmaals mijn dank voor de voortvarende en constructieve wijze van behandeling van dit wetsvoorstel.

Mevrouw Sent heeft met verwijzing naar haar Amerikaanse verleden haar visie gegeven op de vraag hoe wij het vertrouwen zouden kunnen herstellen. Het kabinet denkt daar anders over. De situatie in de VS en die in Nederland zijn volstrekt niet vergelijkbaar. De Amerikanen kunnen zich uit een crisis spenderen. Zij hebben een nationale bank die niet alleen de inflatie hoeft te beteugelen, maar ook mede als doelstelling heeft om de werkgelegenheid te stimuleren. In tegenstelling tot de kleine Nederlandse economie kan de Amerikaanse economie profiteren van bestedingseffecten. Die verschillen zijn zo wezenlijk dat je de Verenigde Staten en Nederland totaal niet kunt vergelijken. Wij hebben geen eigen Nederlandse bank meer die de geldpers kan laten draaien. Wij hebben een open economie. Ik wijs op het Amerikaanse programma "cash for clunkers" waarmee de eigen auto-industrie wordt gestimuleerd. In Nederland hebben wij nauwelijks of geen auto-industrie dus dat geld zou meteen weglekken. Het Amerikaanse recept maakt de Nederlandse patiënt niet beter.

Wat de aanbeveling van Standard & Poor's betreft, wijs ik erop dat wij op een zeker moment een negatieve outlook kregen. Het advies was dat Nederland maatregelen moest nemen om afwaardering te voorkomen. Nederland heeft die noodzakelijke maatregelen genomen. Recent heeft een andere rating agency, namelijk Fitch, de tripple-A-rating van Nederland nog eens bevestigd.

Ik heb ook een positieve waardering voor de bijdrage van mevrouw Sent. Ik kan haar verzekeren dat ik dat deel van haar bijdrage een veilig plekje zal geven om daar eventueel in de toekomst dankbaar gebruik van te kunnen maken. De PvdA erkent dat je beter de uitgaven kunt reduceren dan de lasten verzwaren. Ik ben benieuwd of deze lijn ook in het verkiezingsprogramma wordt vastgehouden.

Mevrouw Sent (PvdA):

Het verkiezingsprogramma is al bekend, dus dat kan de staatssecretaris gewoon lezen. De doorrekening is er nog niet, maar daar hebben wij zelf al wel goed zicht op.

De staatssecretaris wees op de verschillen tussen Nederland en de Verenigde Staten. Wat Nederland zo bijzonder maakt is het Rijnlandse, de samenwerking met de sociale partners. Daarom vindt de PvdA het zo kwalijk dat de sociale partners buiten de onderhandelingen zijn gebleven.

Standard & Poor's wilde uitzicht op werkgelegenheid en groei. Gelet op de CPB-doorrekeningen leidt het begrotingsakkoord juist tot daling van de werkgelegenheid en de groei.

Staatssecretaris Weekers:

Wat dat laatste betreft: dat ligt er maar aan uit welk perspectief je het bekijkt. Je kunt het pakket beoordelen op effecten op de korte termijn of op de middellange termijn. In eerste termijn heb ik aangegeven dat het beter is om nu een klein stapje terug te doen om uiteindelijk verder te kunnen springen. Dat leidt tot herstel van vertrouwen en tot economische groei in de toekomst. Als je de problemen doorschuift, heb je misschien morgen wat minder pijn, maar uiteindelijk ben je dan de zachte heelmeester die stinkende wonden maakt.

De heer Reuten (SP):

Het Centraal Planbureau maakt een vooruitberekening tot 2017. Dat kun je de korte termijn noemen. Daarnaast is er de houdbaarheidstekortanalyse tot 2060. Daartussenin is er niets. Voor die periode hebben wij uw en ons nattevingerwerk. Daar zijn geen cijfers over. De effecten op korte termijn zijn negatief.

Staatssecretaris Weekers:

Als ik zie hoe de financiële markten de zaak appreciëren ...

De heer Reuten (SP):

Die weten niet beter!

Staatssecretaris Weekers:

Dat is wel de harde economische realiteit waar wij mee te maken hebben. Als de markten ons straffen omdat wij de problemen vooruitschuiven, dan betalen wij simpelweg meer rente. De heer Reuten kan niet ontkennen dat die rente moet worden betaald en de extra leningen die wij moeten aangaan, moeten vroeg of laat ook worden betaald.

De heer Reuten (SP):

Zeker, maar ik neem opnieuw afstand van de kwalificatie "problemen vooruitschuiven". Wij hebben daar gewoon een ander idee over.

Staatssecretaris Weekers:

Je kunt er een ander idee over hebben, maar de problemen zijn maar op drie manieren aan te pakken: de lasten verhogen, de uitgaven verlagen of de zaak vooruitschuiven. Dat laatste betekent meer lenen om de lasten niet te hoeven verhogen en het uitgavenniveau in stand te houden. Meer smaken zie ik niet. Als de heer Reuten een lumineus idee heeft, dan hoor ik dat graag. Als hij niet bereid is om in een bepaalde combinatie de uitgaven te verlagen en de lasten te verhogen, dan blijft alleen vooruitschuiven over.

De heer Reuten (SP):

Een structureel trendmatige begrotingspolitiek.

Staatssecretaris Weekers:

Dat zou kunnen, maar dan moet je wel van een ander niveau uitgaan. Onder normale economische omstandigheden heb je dan een sluitend budget. In tijden dat het slecht gaat, laat je de teugels wat vieren. In tijden dat het goed gaat, moet je sparen voor slechte tijden. Dat is uitermate prudent, maar u moet daar op enig moment toch eens mee beginnen. Een paar jaar geleden hadden wij voor het eerst sinds een zeer lange tijd een klein overschot op de begroting. Wij moeten er nu naar streven dat wij op termijn, zeker met de kosten van de vergrijzing die wij moeten opvangen, werken aan een overschot op de begroting. Mevrouw De Boer gaf aan dat het tijd is dat partijen verbinding zoeken bij het oplossen van problemen in plaats van het botweg afschieten van plannen. Ik ben blij dat vijf partijen de verbinding hebben gevonden om tot een begrotingsakkoord te komen; drie oppositiepartijen en twee regeringspartijen. Ik ga ervan uit dat er na de verkiezingen opnieuw verbinding wordt gevonden om ervoor te zorgen dat Nederland zijn reputatie van financieel degelijk ook in de toekomst waar kan maken.

De heer Reuten (SP):

Ik hoop dat wij niet langs elkaar heen praten. Een structureel trendmatige begrotingspolitiek betekent dat je in tijden van hoogconjunctuur het tekort en de schuld terugbrengt.

Staatssecretaris Weekers:

Dat ben ik zeer met u eens. Ik heb de debatten in de Tweede Kamer gevolgd toen wij nog een hoogconjunctuur hadden. Daarbij heb ik de SP er nooit op kunnen betrappen dat er per saldo een overschot moest zijn. De pleidooien waren altijd gericht op verhogen van de uitgaven. Daar kunnen wij niet mee doorgaan.

Mevrouw Sent wil een agenda voor groei en een agenda voor hervormingen. Het kabinet wil dat ook. Met het Begrotingsakkoord 2013 wordt daar een verstandige eerste aanzet toe gegeven, ook op de terreinen woningmarkt, pensioenen en arbeidsmarkt.

De heer Essers heeft gezegd dat de discussie over de koppeling van diverse fiscale maatregelen een rituele dans lijkt. Ik begrijp de zorgen van de Eerste Kamer. Ik heb vorig jaar bewust een aantal wetsvoorstellen gesplitst. Ik noem in dit verband het dossier van de autobelastingen. Voor het zomerreces heb ik de Kamer nog een brief gestuurd waarin ik aangaf op welke wijze ik dat zou regelen. Uiteindelijk heb ik ervoor gezorgd dat er bij het totale pakket van het Belastingplan vijf verschillende wetsvoorstellen waren. Ik heb dit nu ook aangekondigd voor het najaar inzake het hypotheekrentedossier, de kosten voor het woon-werkverkeer en de verhuurdersheffing. Dat telt voor mij al snel op tot vijf verschillende fiscale wetsvoorstellen. Ik ben het met de heer Bröcker eens dat wij de slinger niet helemaal naar de andere kant moeten laten doorslaan waarbij voor elke fiscale maatregel een apart wetsvoorstel wordt ingediend.

Ik begrijp de heer Essers als volgt. Mochten er zaken in een totaalpakket zitten waarvan de commissie Financiën van de Eerste Kamer zegt dat daardoor de acceptatie van het wetsvoorstel buitengewoon groot gevaar loopt, dan moet er tijdig een signaal aan de overkant van het Binnenhof worden gegeven om na te gaan op welke wijze daarmee kan worden omgesprongen.

Als een wetsvoorstel eenmaal in procedure is gebracht, is het niet zo simpel om dit vervolgens te splitsen. Datgene wat je afsplitst, ben je immers kwijt. Dit zal dan helemaal opnieuw in procedure moeten worden gebracht. Misschien moet er dus ook met de Tweede Kamer worden gesproken over de vraag of het Reglement van Orde kan worden aangepast om meer flexibiliteit hierin aan te brengen. Die discussie wil ik nu echter niet verder voeren. Ik houd het even bij de toezegging die ik zojuist heb gedaan.

Ik dank de heer Essers voor zijn steun aan het pakket. Ik dank hem ook ervoor dat hij zegt dat het deelnemingsrentedossier er met de vierde nota van wijziging weliswaar niet eenvoudiger op is geworden, maar dat het wel een evenwichtige benadering is. Ik ben het met hem eens dat de adviseurs gebaat zijn bij helderheid. Ik betrek de NOB dan ook heel graag bij de ontwikkeling en de formulering van wetsvoorstellen en AMvB's. De afgelopen anderhalf jaar heeft men kunnen zien dat ik het nodige doe met dergelijk commentaar.

Ik zal in overweging nemen of een omstandighedencatalogus een goede methode is om helderheid te verschaffen. De heer Essers heeft ook een omstandighedencatalogus ontwikkeld voor de anbi's, zo kan ik mij herinneren. Daar werkt die prima. Ik neem dat idee dus mee.

Niet alleen het vermijden van de dubbele heffing in bilaterale relaties, maar ook het vermijden van de dubbele aftrek, is mij uit het hart gegrepen. Toen ik in Latijns-Amerika op pad was om over nieuwe belastingverdragen te spreken en toen ik in Berlijn was om het nieuwe belastingverdrag met Duitsland te tekenen, heb ik juist beide zijden van de medaille benadrukt. Een belastingverdrag is niet alleen bedoeld om dubbele belasting te vermijden, maar dat is wel ontzettend belangrijk in het kader van het vestigingsklimaat. Het leidt bovendien tot wederzijds economisch profijt. Een belastingverdrag is tegelijkertijd een oplossing om tax evasion, belastingontwijking, te voorkomen, omdat je elkaar daardoor goed informeert, liefst automatisch, en elkaars kwalificaties overneemt, als die tenminste passen binnen je eigen stelsel.

De heer Ester spreekt over een redelijk aanvaardbaar voorstel. Ik dank hem daarvoor. Het klopt dat de motie-Kuiper nog niet is verzilverd, maar die verzilvering ligt wel in het verschiet. Sterker nog, in het begrotingsakkoord zijn daar enkele afspraken over gemaakt. Ik heb de studie naar aanleiding van de motie-Kuiper gestuurd. Op dit moment wordt er hard gewerkt aan de vertaling van die motie in het wetsvoorstel dat men met Prinsjesdag kan verwachten. Ik verheug me op de behandeling daarvan.

De heer Ester vraagt in zijn motie om in het kader van de herziening inzake het regime voor woon-werkverkeer ook de voor- en nadelen van het fiscaal faciliteren van thuiswerken uit te werken en mee te wegen. Ik vraag mij af hoe ik die motie moet lezen. Ik heb de heer Ester horen zeggen dat het niet zijn bedoeling is om nu specifieke nieuwe fiscale faciliteiten te ontwikkelen voor thuiswerken. Hij heeft vooral gezegd dat daaraan voldoende aandacht moet worden besteed in het kader van het woon-werkverkeer. Dat laatste kan ik hem zonder meer toezeggen. Ik heb in de stukken aangegeven dat ik meer tijd nodig had om de woon-werkmaatregel uit te werken. Dit hangt samen met het nieuwe werken. Het nieuwe werken is dat je niet klassiek op het kantoor van de baas arbeid verricht. Hier zullen wij in dat wetsvoorstel aandacht aan moeten besteden, want als mensen voor een deel thuiswerken en je aanneemt dat die elke dag fictief naar de zaak gaan, is dat geen juiste benadering. Als ik de motie zo mag verstaan, neem ik die graag over en voer ik die in het kader van het wetsvoorstel uit. Als de heer Ester mij in zijn motie oproept tot een nieuwe faciliteit speciaal voor thuiswerken, moet ik de aanneming van de motie ontraden. Binnen de werkkostenregeling bestaan wel voldoende mogelijkheden hiertoe. Die zou ik met alle plezier nader willen uitschrijven, maar het past niet bij het verder vereenvoudigen en robuust maken van de fiscaliteit om met een nadere regeling te komen.

De heer Reuten heeft enkele woorden gewijd aan de houdbaarheidssom van het Centraal Planbureau. Hij heeft daar gisteren en ook vanmorgen een paar vragen over gesteld. In de houdbaarheidsanalyse hanteert het CPB in navolging van soortgelijke studies door de Europese Commissie en de OESO het concept van constante arrangementen. Anders zouden alle inkomens, ook de laagste, in de verre toekomst in de hoogste belastingschijf van 52% eindigen. Dit zou weliswaar in één klap alle houdbaarheidsproblemen oplossen, maar het biedt geen realistisch beeld voor de toekomst. Daarom worden constante belastingvoeten en vergrijzingsommen opgenomen. De schijflengtes worden bovendien met de economische groei verhoogd, waardoor de gemiddelde lastendruk niet stijgt.

De heer Reuten vraagt ook hoe lang de lange termijn is bij de redenering van het kabinet dat de werkgelegenheid op korte termijn daalt, maar dat dit ten goede komt aan werkgelegenheid op de lange termijn. Hij vraagt in welk kalenderjaar de modelmatige toename van 0,4% uit de berekening van de houdbaarheidssom geprojecteerd is. Is dat inderdaad pas 2060? Een exact kalenderjaar kan ik uiteraard niet geven. Per saldo heeft het begrotingsakkoord op de lange termijn structureel een positief werkgelegenheidseffect. De AOW-maatregel levert de grootste bijdrage daaraan, maar ook de opgenomen flexibilisering van de arbeidsmarkt. Ik noem geen jaartal, maar ik meen, net zoals de heer Reuten, dat het veel te lang duurt als de positieve effecten zich pas in 2060 manifesteren. Daar help je niemand mee verder. Het gaat mij erom dat je nu best een stapje terug mag doen om straks verder te kunnen springen. Daarvan zul je toch op de middellange termijn wel positieve effecten moeten zien.

De heer Reuten vroeg of het kabinet op grond van de hernieuwde recessie in 2011–2012 dispensatie had kunnen krijgen van de 3%-norm. Kortheidshalve verwijs ik naar de brieven die de minister van Financiën hierover ook naar deze Kamer heeft gestuurd. Hierin staat een- en andermaal dat ons destijds al een ruime periode is toegekend en dat de omvang en de duur van de recessie, ook in relatie tot de werkloosheid in Nederland et cetera, in elk geval niet de deur opende om dispensatie te krijgen. Dit debat moet eigenlijk met de minister gevoerd worden.

Ik was de heer Reuten nog een antwoord schuldig over de koopkrachttabellen. Ik begrijp zijn verwarring. Er zijn verschillende manieren om de koopkrachtontwikkeling te presenteren. Ik benadruk dat de cijfers in de Voorjaarsnota, die ik ook in mijn stukken heb gehanteerd, zijn afgestemd met het Centraal Planbureau. De tabel van de Voorjaarsnota en de tabel op pagina 37 van de studie waar de heer Reuten op duidt, zijn consistent, maar slechts moeilijk vergelijkbaar vanwege de andere presentatie. De Voorjaarsnota geeft het standaardkoopkrachteffect weer voor specifieke inkomensniveaus, bijvoorbeeld het minimumloon. In de juniraming van het Centraal Planbureau worden de mediane koopkrachteffecten van inkomensklassen, bijvoorbeeld inkomensklassen tot 175% van het minimumloon, gehanteerd. Bovendien wordt in de CPB-tabel uitsluitend het totale koopkrachtbeeld weergegeven, dus inclusief het effect van het begrotingsakkoord evenals eerdere besluitvorming en ontwikkelingen die niet door het beleid worden bepaald, zoals de inflatie, de lonen en de pensioenindexering. Overigens publiceert het Centraal Planbureau in het CEP en de MEV ook altijd de cijfers die gepresenteerd zijn in de voorjaarsnota. In de juniraming ontbreekt deze presentatiewijze, waardoor de verwarring kan zijn ontstaan.

Het totaalbeeld heeft het CPB weergegeven in de juniraming. Dat is inderdaad diffuus. Voor bepaalde categorieën is het denivellerend, bijvoorbeeld voor actieve alleenverdieners. Voor andere groepen is het nivellerend, bijvoorbeeld voor gepensioneerden. De puntenwolken die in de CPB-publicatie zijn opgenomen, laten een genuanceerd beeld zien. Mijn stelling is echter dat het begrotingsakkoord op zichzelf bezien, een nivellerend effect heeft. Ik heb dat in de Voorjaarsnota geïllustreerd met standaardkoopkrachtcijfers, die al jaren gebruikelijk zijn in het politieke debat. Binnen het totale koopkrachtbeeld werkt het begrotingsakkoord in 2013 – ik zeg het nogmaals – nivellerend. Het CPB meldt in de publicatie waar de heer Reuten naar verwijst, ook dat het begrotingsakkoord een klein positief effect heeft voor uitkeringsgerechtigden.

De heer Reuten (SP):

Ik wil graag antwoord op de vraag of wij de cijfers van het CPB of de cijfers van het kabinet als uitgangspunt nemen.

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb zojuist gezegd dat het CPB de cijfers die het kabinet hanteert, normaal ook in zijn presentatie in het CEP en in de MEV gebruikt. Dat zijn de standaard koopkrachtcijfers die het kabinet al jarenlang hanteert.

De heer Reuten (SP):

De cijfers van het CPB zijn meer gespecificeerd. Er worden drie inkomensklassen per categorie voorgesteld, namelijk 175 WML, een groep er tussenin en 375 WML. Daaruit blijkt duidelijk dat de laagste inkomens stelselmatig meer inleveren aan koopkracht dan de hoogste inkomens. Ik wil graag dat de staatssecretaris dit bevestigt, want het staat op bladzijde 37.

Staatssecretaris Weekers:

Ik zal niet ontkennen wat op pagina 37 staat.

De heer Reuten (SP):

Daar staat dat. Bon!

Staatssecretaris Weekers:

Die cijfers zal ik hier niet betwisten. Het zijn echter cijfers op basis van een andere presentatie dan de standaardpresentatie. Ik heb in de Voorjaarsnota de standaardcijfers gepresenteerd. Daarnaast heb ik aangegeven dat op pagina 37 alleen de integrale cijfers staan, zij het wat meer uitgesplitst naar inkomenscategorieën. Ik heb bovendien aangegeven dat het Begrotingsakkoord 2013 als zodanig een nivellerend effect heeft op het totaalbeeld. Op bladzijde 37 staat het totaalbeeld. Het begrotingsakkoord heeft daar een nivellerend effect op.

De heer Reuten (SP):

Op pagina 37 staat het netto-effect van het akkoord. Uit de cijfers op pagina 37 blijkt dat het denivellerend is.

Staatssecretaris Weekers:

Nee, wij moeten echt even heel precies zijn. De cijfers op pagina 37 hebben betrekking op de juniraming over de Nederlandse economie tot en met 2017, inclusief het begrotingsakkoord. Dit betekent dat allerlei ontwikkelingen, zoals inflatie, het niet indexeren van pensioenen en het reeds ingezette beleid hierin verwerkt zijn.

Voorzitter, met uw welnemen ga ik verder met de overige punten. De heer Van Boxtel heeft mij geen verdere vragen gesteld. Ik dank hem voor zijn expliciete steun. Mevrouw De Boer dank ik eveneens voor de steun. Zij had zorgen over de BIG-registratie, met name over het feit dat het, ook als mensen wel aan dezelfde kwalificatieniveaus voldoen, desondanks moeilijk is om opgenomen te worden in het BIG-register. Zo begrijp ik haar woorden althans. Ik zal deze boodschap overbrengen. Daarnaast is het goed als mevrouw De Boer dit ook laat doen door haar fractiegenoot met VWS in portefeuille.

De heer Bröcker bedank ik ook voor zijn expliciete steun en voor zijn aansporing aan mij en mijn ambtsopvolger om het streven naar eenvoud, robuustheid, fraudebestendigheid en voorspelbaarheid van de fiscale agenda evenals naar bestendigheid van fiscale wetgeving voort te zetten. Dit is mij uit het hart gegrepen. Dit soort uitgangspunten zouden uiteindelijk ook disciplinerend moeten werken. Ik ga ervan uit dat de commissie-Van Dijkhuizen voorstellen in dezelfde lijn zal doen.

De zorgen van de heer Bröcker over de Europeesrechtelijke aspecten kan ik op dit moment niet nog verder wegnemen dan ik reeds heb trachten te doen. De praktijk zal moeten uitwijzen of die zorgen wel of niet terecht zijn.

Ik kom op het betaald voetbal en de zorgen over de cumulatie van maatregelen. Wij zullen nu geen discussie voeren over de maatregel van het doorberekenen van politiekosten bij heel grote evenementen. De clubs dragen op termijn hun eigen verantwoordelijk in dezen, als er minder politie nodig is. Er is ook een aantal landen waar er wat minder problemen zijn en waar er dus ook wat minder politie op de been is. Als dit uiteindelijk in ons land ook daartoe kan leiden, zou ook de doorberekening van de kosten minder zijn.

De tijdelijke werkgeversheffing is expliciet een tijdelijke maatregel. Het is een eenmalige maatregel die geldt voor één jaar. Dit zal volgens mij niet tot cumulatie van problemen leiden en al zeker niet structureel. Wij moeten deze maatregel dus echt tijdelijk laten werken.

De heer Van Strien heeft gezegd dat er wat veel lastenverzwaringen in plaats van bezuinigingen in het pakket zitten. Tja, ik zou zeggen: de PVV heeft haar kans gehad. De fractie van de PVV kent de politieke overtuiging van de twee regeringsfracties. Het is toch jammer dat de PVV na zeven weken Catshuisberaad niet verder heeft meegedaan aan een per saldo beter pakket. Nu ligt er wat er ligt. Het is nodig dat er een pakket ligt. Een belangrijk deel van de lastenverzwaringen voor 2013, wordt in 2014 en later weer teruggeven. In het Meerjarig Financieel Kader staat dat in elk geval de btw-verhoging een-op-een zal worden teruggegeven in een lagere loon- en inkomstenbelasting. Het fiscaal vergroeningspakket zal ook worden teruggegeven. Alle partijen die nog wat meer aan lastenverlichting willen doen, kunnen dit in hun verkiezingsprogramma opnemen en daar na 12 september ook voor strijden.

Voorzitter. Ik dank u zeer.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik heb een vraag over mijn motie. Mag ik de reactie, de toezegging van de staatssecretaris, enigszins preciseren? De staatssecretaris zegt concreet toe dat hij in het kader van de herziening van het fiscaal regime woon-werkverkeer nadrukkelijk de voor- en nadelen van het fiscaal faciliteren van thuiswerken zal meewegen. De uitkomst daarvan hoeft niet noodzakelijkerwijs te zijn dat er nieuwe fiscale instrumenten komen. Juist in het kader van het nieuwe werken, zoals de staatssecretaris zelf al zei, is het belangrijk het denkkader wat op te rekken en de voor- en nadelen mee te wegen.

Staatssecretaris Weekers:

Ik zeg graag toe dat ik de achterliggende gedachte zal meewegen en dat ik daar in een paragraaf in de toelichting zeker aandacht aan zal besteden. De heer Ester vraagt om het denkkader op te rekken. Ik moet nu alvast aangeven dat ik gebonden ben aan de budgettaire randvoorwaarden die mij door de vijf partijen zijn meegegeven. De strekking en geest van de motie zal ik zeker meenemen. Mocht het zo zijn dat de heer Ester dit onvoldoende vindt, dan kunnen wij daar nog een goed debat over voeren. Ik kan de zaak echter niet zo ver oprekken dat het per saldo geld kost terwijl er geen middelen voorhanden zijn.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over het wetsvoorstel en de ingediende motie zal worden gestemd aan het einde van deze dag.

Ik dank de staatssecretaris zeer voor zijn beantwoording.

De vergadering wordt van 12.45 uur tot 13.30 uur geschorst.

Naar boven