5 Wet kinderopvang

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het aanbrengen van grondslagen die hervorming van en bezuiniging op de kinderopvangtoeslag mogelijk maken en in verband met het incorporeren van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van de gemeente en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kinderopvangtoeslag ( 33212 ).

De voorzitter:

Ik heet de minister nogmaals welkom.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Sent (PvdA):

Voorzitter. Een jaar geleden deed de Europese Commissie in haar Recommendation for a Council Recommendation on the National Reform Programme 2011 of the Netherlands de aanbeveling dat Nederland zijn inspanningen zou moeten vergroten om de arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen. De Commissie vindt dat in het bijzonder vrouwen in Nederland nog steeds te veel worden ontmoedigd om meer buitenshuis te gaan werken. Hoe heeft het kabinet daarop gereageerd? Het kabinet bezuinigt op de kinderopvang! In 2012 vindt geen indexatie van de maximumuurprijs plaats, maar is de maximumuurprijs bevroren op het niveau van 2011. De kinderopvangtoeslag is gekoppeld aan het aantal uren dat de ouder met de kleinste baan werkt. En de hoogte van de kinderopvangtoeslag voor het tweede en volgende kind is versneld afgebouwd.

Het voorliggende wetsvoorstel past de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen op een aantal technische punten aan om aanvullende maatregelen in 2013 mogelijk te maken. Graag danken wij de ambtenaren van het ministerie voor de enorme voortvarendheid waarmee zij onze vragen hebben beantwoord. Anderhalf uur na het definitief vaststellen van het verslag mochten wij reeds de nota naar aanleiding van het verslag ontvangen. Op het wetsvoorstel volgt een ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkoming in kosten kinderopvang met daarin deze maatregelen. De voorhangprocedure kan formeel pas ingaan wanneer het onderliggende wetsvoorstel is aanvaard. Gezien de krapte van de termijnen hebben wij het ontwerpbesluit evenwel al toegezonden gekregen; ik neem het vanavond graag mee in de plenaire behandeling.

Graag neem ik namens de PvdA-fractie de eerder genoemde arbeidsparticipatie van vrouwen onder de loep. In de nota naar aanleiding van het verslag schrijft de minister: "Op basis van de nu beschikbare cijfers constateer ik een daling van 3% van het aantal kinderen dat gebruikmaakt van kinderopvang." Op de vraag naar het effect op de arbeidsparticipatie van vrouwen antwoordt hij: "De daling is beperkt, de doorwerking is ongewis en grote participatie-effecten zijn niet zichtbaar." Het ministerie heeft evenwel geen inzicht in het aantal uren dat vrouwen werken. Mogelijk zijn vrouwen dus wel minder uren gaan werken. Die laatste hypothese komt overeen met eerdere onderzoeken, bijvoorbeeld van de FNV. Graag vraag ik de minister of hij bereid is om het aantal uren dat vrouwen werken te monitoren, de Kamer daarover te informeren en om het te betrekken bij het opstellen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in 2014.

Het kabinet is voornemens om de kinderopvangtoeslag te koppelen aan de lengte en de omvang van een traject naar werk. Mijn fractie maakt zich zorgen over het risico dat doelgroepouders vanwege onzekerheid over welke uren ze op kunnen nemen, af zullen zien van het opnemen van kinderopvangtoeslag en daardoor minder gebruik zullen maken van de mogelijkheid een traject naar werk te volgen. Graag vraag ik de minister of hij bereid is om het aantal uren dat doelgroepouders gebruikmaken van kinderopvang te monitoren, de Kamer daarover te informeren en het te betrekken bij het opstellen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in 2014.

Graag keer ik terug naar de aanbevelingen van de Europese Commissie voor de arbeidsparticipatie van vrouwen. Deze participatiebeslissing is niet alleen afhankelijk van de kosten van de kinderopvang, maar ook van het aanzien ervan. Mensen laten zich ook leiden door opvattingen over wat hoort en niet hoort, door ideeën of kinderopvang eigenlijk wel goed is voor je kind, et cetera. Dat verklaart waarom meer subsidie niet direct tot meer arbeidsparticipatie leidt. De trendmatige ontwikkeling is echter dat kinderopvang steeds breder geaccepteerd raakt, ook in kringen waar dat vroeger nauwelijks het geval was.

In plaats van op kinderopvang te bezuinigen zou het kabinet zich ter verhoging van de arbeidsparticipatie van vrouwen naar de mening van mijn fractie moeten inzetten voor ondersteuning van die trendmatige ontwikkeling door, onder andere, verbetering van de kwaliteit van de kinderopvang. Immers, onderzoek laat zien dat kwalitatief zeer goede kinderopvang leidt tot socialere en slimmere kinderen en tot aanzienlijke effecten op het latere opleidingsniveau en inkomen. Zo uit het Centraal Planbureau in de publicatie "Nederlandse onderwijsprestaties in perspectief" zorgen over de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs, aangezien dit bepalend zou zijn voor de economische prestaties van een land.

Mijn fractie is dan ook benieuwd welke voornemens de minister heeft om de kwaliteit van de kinderopvang te verhogen. Ziet de minister de kinderopvang als kostenpost of als investering, zo vraagt mijn fractie zich af. Denemarken is een voorbeeld van een land dat heeft ingezet op familiebeleid dat veel publiek geld kost, maar veel meer oplevert. Zo heeft de Deense socioloog G0sta Esping-Andersen berekend dat de uitgaven van de Deense overheid voor kinderopvang een rendement van 43% opleveren door het extra inkomen dat vrouwen genereren. Probeer dat meer eens op de beurs te behalen. Welke lessen trekt de minister uit deze bevindingen?

Graag vraag ik ook aandacht voor een brief van de VNG die op 7 juni naar de minister is gestuurd, met als onderwerp: verzoek tot uitvoeringstoets wijziging wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Ik heb deze brief als bijlage bij mijn inbreng gevoegd. Deze brief bereikte mij vanavond om zes uur, vandaar dat mijn commentaar niet in de uitgeschreven tekst van mijn bijdrage is opgenomen, maar ik wil dit toch graag mondeling toevoegen. De VNG maakt ten eerste een opmerking over de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel dat voorligt: "In het wetsvoorstel wordt een grondslag opgenomen om het recht op het aantal uren kinderopvangtoeslag voor doelgroepouders te koppelen aan het aantal benodigde uren voor een traject naar werk." Onder verwijzing naar de slotconclusies in het rapport van KING, dat ook bij de brief is gevoegd, adviseert de VNG de minister om "af te zien van de urenkoppeling voor de gemeentelijk doelgroepen. De urenkoppeling leidt tot een forse administratieve last voor gemeenten en brengt zowel voor de doelgroepouder als de gemeente veel risico met zich mee." Mijn vraag aan de minister is: deelt hij deze analyse van de VNG. Zo ja, welke consequenties verbindt hij daaraan? Zo nee, waarom niet?

Voorts vraagt de VNG in de brief aandacht voor onbedoelde gevolgen, zoals schuldproblemen. Immers, de koppeling van de kinderopvangtoeslag aan de werkelijke trajecturen voor uitkeringsgerechtigden in een re-integratietraject en de urenfluctuatie in de trajectperiode betekent dat de doelgroepouder die bezig is met re-integratie alert moet zijn op het tijdig aanpassen van de toeslagaanvraag. Het risico op een aanzienlijke terugvordering van de toeslag kan leiden tot een schuldenprobleem bij de ouder, aldus de VNG. Daarnaast is bekend dat veel kinderopvangorganisaties ouders geen mogelijkheid bieden voor flexibele opvangafname. Dit sluit aan bij mijn punt over de kwaliteit van de kinderopvang. Ouders zullen, volgens de VNG, in veel gevallen meer uren moeten afnemen dan waarvoor zij kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen. Ook op dit aspect verwacht de VNG een toename van schulden bij doelgroepouders. De vraag van mijn fractie aan de minister is: deelt hij deze analyse? Zo ja, welke consequenties verbindt hij daaraan? Zo nee, waarom niet?

Ook vraagt de VNG aandacht voor een ander punt van zorg, namelijk de effecten op de kosten die doelgroepouders moeten dragen voor de kinderopvang. De VNG heeft berekend dat voor doelgroepouders die vier dagen opvang nodig hebben, de kosten die voor eigen rekening komen kunnen oplopen tot circa € 125 per maand, alleen al voor het eerste kind. De VNG maakt zich grote zorgen over het remmende effect dat de bezuiniging zal hebben op het re-integreren van uitkeringsgerechtigden. De vraag van de PvdA-fractie aan de minister is: deelt hij deze analyse? Zo ja, welke consequenties verbindt hij daaraan? Zo nee, waarom niet?

Ik sluit de bespreking van de brief van de VNG af met een citaat uit de samenvatting: "Gelet op de te verwachten administratieve last voor gemeenten en de risico's op schuldenproblematiek voor de doelgroep, adviseren wij u af te zien van de urenkoppeling in de wet voor gemeentelijke doelgroepen in een re-integratieproject. Wij maken een voorbehoud in ons advies, gelet op de budgettaire gevolgen van het wetsvoorstel voor gemeenten. Wij wachten een overleg met de minister over deze budgettaire gevolgen met belangstelling af." De vraag van de PvdA-fractie is of dit overleg al heeft plaatsgevonden. Zo ja, wat zijn de uitkomsten ervan? Heeft de minister nu zicht op de budgettaire gevolgen van het wetsvoorstel voor gemeenten? Kan hij ons cijfers ter onderbouwing daarvan geven?

Voorzitter. Ik sluit af met de opmerking dat het mijn fractie buitengewoon teleurstelt dat onze collega's van GroenLinks geen inbreng leveren in dit plenaire debat. Zij hebben zich wel aangesloten bij al onze vragen in het voorlopig verslag, en wij zijn zeer benieuwd naar hun visie op het voorliggende wetsvoorstel. GroenLinks heeft ouders immers in maart van dit jaar opgeroepen het kabinet te laten weten dat er niet nog meer bezuinigd kan worden op kinderopvang. Onder het motto "Bezuinig kinderopvang niet kapot, kabinet!" werden ouders opgeroepen om een digitale ansichtkaart met de tekst "Handen af van de kinderopvang" naar het kabinet te sturen. Mijn fractie is benieuwd of de Eerste Kamerfractie van GroenLinks dit initiatief ondersteunde.

Bovendien wacht de PvdA-fractie de antwoorden van de minister met belangstelling af.

De heer Elzinga (SP):

Voorzitter. Ik houd het heel kort. Ik kan mij volledig aansluiten bij het pleidooi van senator Sent. Ik had een aantal uitvoeringsvragen uit toevallig geheel en al dezelfde brief die ook mij vanavond heeft bereikt. Die kan ik allemaal overslaan. Daarnaast wil ik er graag op wijzen dat het voor kindercentra en de buitenschoolse opvang nu al moeilijk is. Ze kampen bijna allemaal – de een meer, de ander minder – met teruglopende aantallen kinderen. Die zitten nu bij vriendjes, bij opa en oma, in sommige gevallen alleen thuis – dat zijn de zogenaamde sleutelkinderen – of op straat, met of zonder toezicht. Ik ken daar helaas te veel voorbeelden van. Daar komt nu weer een forse bezuiniging overheen. Mijn fractie vindt dat onwenselijk.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan pauzeren wij even in afwachting van de minister van VWS.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven