Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over de brief van de minister van Economische Zaken van 7 juni 2007 betreffende de splitsing van energiebedrijven (30212, L), te weten:

- de motie-Doek c.s. over de inwerkingtredingsdatum van de effectuering van de splitsing (30212, N).

(Zie vergadering van 3 juli 2007.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Wij hebben vorige week een buitengewoon energiek debat gevoerd over de splitsingswet. Een aantal collega's heeft toen een motie ingediend. Deze motie zullen de fracties van D66 en de OSF niet steunen. Wij hebben daarvoor twee redenen.

Wij vinden de argumentatie van de minister wel valide en de motie spreekt zich uit voor een niet-valide argumentatie. Verder is in het wetsvoorstel een implementatieperiode van twee en een half jaar opgenomen. De minister heeft deze periode in het debat met een jaar uitgebreid. In de motie wordt echter gevraagd om een implementatieperiode van vier en een half jaar, een periode die volledig uit de lucht is "geslagen". Volgens ons doet dat geen recht aan de positie van de Eerste Kamer. Het is niet gepast dat de Eerste Kamer in een motie om een implementatieperiode vraagt, waarvan de lengte volledig uit de lucht is "geslagen".

Mevrouw Kneppers-Heijnert (VVD):

Voorzitter. Mijn fractie stemt om twee redenen tegen de motie, een formele en een materiële. De formele reden is dat het niet aan de Eerste Kamer is om in te stemmen met het slaan van een Koninklijk Besluit. De tweede reden is dat de VVD-fractie de voortvarendheid van de minister op dit onderwerp steunt.

Mijn fractie heeft gemerkt dat de coöperatieve instemming van de energiebedrijven niet optimaal is en spoort de minister daarom aan om een adequaat toezicht niet alleen toe te zeggen maar ook te organiseren, opdat de splitsing ordentelijk en tijdig wordt gerealiseerd.

De heer Reuten (SP):

Voorzitter. Het voornemen van de minister, neergelegd in haar brief van 7 juni 2007, stuit bij de SP-fractie op bezwaren, zoals aangegeven in eerste termijn en het daarop volgende debat. Een aantal van deze bezwaren vind ik terug in de overwegingen van de motie-Doek c.s., overwegingen waarbij mijn fractie zich derhalve aansluit.

De conclusie van de motie sluit echter onvoldoende aan bij de overwegingen. A fortiori sluit deze onvoldoende aan bij de ruimere bezwaren van de SP-fractie. De SP-fractie en, naar ik proef, een meerderheid van de Kamer vinden dat het slaan van het Koninklijk Besluit uitvoering geeft aan een wet die in de huidige situatie een slechte wet is. Aangezien de motie en de uitvoering ervan onvoldoende garanties geven dat de minister aan de bezwaren van mijn fractie tegemoetkomt, stemmen wij tegen de motie.

In stemming komt de motie-Doek c.s. (30312, N).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SGP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Defensie voor het afleggen van een verklaring.

Minister Van Middelkoop:

Voorzitter. Mijn dank dat ik met uw instemming een verklaring mag afleggen, alvorens wij het debat over het adequaat volkenrechtelijk mandaat voortzetten.

Vanmorgen om kwart over tien Afghaanse tijd is op de bazaar in Deh Rawod, Uruzgan, een autobom ontploft. Bij deze aanslag zijn zeven Nederlandse militairen gewond geraakt. De toestand van één van hen is kritiek; de toestand van de overigen is stabiel. De gewonden zijn overgebracht naar het hospitaal in Kamp Holland in Tarin Kowt, elders in de provincie.

Op het moment van de aanslag voerden de militairen een patrouille uit in Deh Rawod. De aanslag is doelbewust op een drukke locatie uitgevoerd. Er waren op het moment van de aanslag veel burgers op de bazaar aanwezig. Bij de aanslag zijn dan ook naar schatting vijf tot tien Afghaanse burgers omgekomen en vijftien tot twintig gewond geraakt. Onder hen zijn vrouwen en kinderen. Deze aanslag bewijst wederom dat de Taliban er doelbewust op uit is om slachtoffers onder de Afghaanse bevolking te maken. Ik wil hierbij dan ook mijn medeleven aan president Karzai betuigen voor het verlies van zo veel onschuldige burgers. In dat medeleven betrek ik natuurlijk ook de familie van de gewonde Nederlandse militairen. Op dit moment zijn Nederlandse militairen ter plaatse om de gewonde burgers te behandelen. Enkelen van hen zijn door militairen voor verdere behandeling ondergebracht in ziekenhuizen in de omgeving.

Helaas is het niet gelukt om de familie van de betrokken militairen van het tragische nieuws op de hoogte te stellen, voordat de media hierover berichtten. Mijn departement doet er alles aan om de familie zo snel mogelijk te informeren, want dat is de hoofdregel. Nu het nieuws echter reeds via internationale media bekend is gemaakt, is het noodzakelijk om af te wijken van de standaardprocedures en de informatie eerder vrij te geven dan wenselijk is.

De voorzitter:

Ook wij leven mee met allen die hierdoor getroffen zijn.

Naar boven