13 Wijziging van het Reglement van Orde in verband met het invoeren van termijnen voor de opdrachten van (in)formateur(s)

Wijziging van het Reglement van Orde in verband met het invoeren van termijnen voor de opdrachten van (in)formateur(s)

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het voorstel van de leden Omtzigt, Eerdmans en Dassen tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met het invoeren van termijnen voor de opdrachten van (in)formateur(s) ( 35980 ).

De voorzitter:

Aan de orde is het voorstel van de leden Omtzigt, Eerdmans en Dassen tot wijziging van het Reglement van Orde, in verband met het invoeren van termijnen voor de opdrachten van (in)formateur(s) (35980). Ik heet de initiatiefnemers, de heer Omtzigt en de heer Dassen, van harte welkom. Helaas is de heer Eerdmans wegens omstandigheden verhinderd, maar toch twee man sterk, zeg ik maar. De heer Omtzigt wordt ondersteund door Nicolien van Vroonhoven-Kok en Anne van der Meeren. Het derde lid ben ik even vergeten, want hij staat niet op mijn lijstje. Zal ik dat straks corrigeren of kan de heer Dassen mij zijn naam geven?

De heer Dassen (Volt):

Dat is Jeroen van Iterson en hij ondersteunt mij vandaag.

De voorzitter:

Dank, ook welkom. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Michon-Derkzen namens de VVD. Het is altijd veel werk zo'n initiatiefwetsvoorstel en ik vind het knap dat het nog net op tijd, voordat we met verkiezingsreces gaan, gelukt is. Chapeau daarvoor.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Natuurlijk dank ik ook de initiatiefnemers, want zoals de voorzitter al zei: het is iets dat erbij komt. Net voordat het weekend begon, hebben de initiatiefnemers ons nog even aan het werk gezet, aangezien we dit goed moesten bestuderen. Maar ik heb dat met liefde gedaan, want het gaat ook ergens over. We hebben het al de hele middag met elkaar over hoe we een zorgvuldig formatieproces kunnen doorlopen en welke afspraken we daarvoor moeten maken. Dit is daar een belangrijk onderdeel van, dus nogmaals: dank.

Zoals in de evaluatie van de kabinetsformatie is opgenomen, is het van belang om deadlines te expliciteren in het formatieproces. Mijn fractie kan zich daar ook iets bij voorstellen, want — ik citeer nu uit de evaluatie — "het voorkomt eindeloze formatiefases, het geeft de Kamer meer controle en creëert meer duidelijkheid over de voortgang." Die deadlines zijn voor mijn fractie eigenlijk geen doel maar een middel. Het is een middel van de Kamer om in gesprek te gaan met de informateur en de formerende partijen, maar het is ook een middel voor de informateur om op die manier de informerende partijen in ieder geval tot scherpte aan te zetten.

Het heeft ook een keerzijde en het is goed om dat ook vanmiddag te benoemen. Wat als die deadline niet wordt gehaald? Ik schets even het zwarte scenario: de Kamer krijgt dan een procesbrief, de informateur komt een toelichting geven, maar zegt eigenlijk niets en het debat dat volgt, is een grote frustratie aan de kant van de Kamer met als argument het precaire proces niet te verstoren. Het is denkbaar en zelfs verdedigbaar in de hele discussie over transparantie versus vertrouwelijkheid. Ik zou daar graag een reflectie op willen van de initiatiefnemers.

Wat mijn fractie betreft spreken we af dat de formatie deadlines kent en dat deze deadlines onderdeel zijn van de opdracht van de informateur. Ik heb wel mijn bedenkingen bij de voorgestelde termijn van zes weken in het Reglement van Orde, want juist de actuele politieke situatie maakt dat je als Kamer flexibel zou moeten, kunnen en willen zijn over de termijn die je dan voorstelt.

Dan heb ik nog een inhoudelijke vraag over het voorstel. Ik lees in lid 2 dat de termijn ten hoogste zes weken bedraagt en niet kan worden verlengd. In lid 4 staat verder dat de Kamer in beginsel de dag na het verstrijken van de termijn een nieuwe opdracht formuleert. Kunnen de initiatiefnemers daarop ingaan, want het lijkt er dus op dat verlengen niet mogelijk is binnen dit voorstel? En dan krijgen we wel echt informateur op informateur en opdracht op opdracht. Waarom niet de mogelijkheid van verlengen?

De tekst vind ik wat weinig scherp en hoe kan je dan ... U zegt aan de ene kant: de Kamervoorzitter krijgt met enige discretie de ruimte om een week na het verstrijken van een termijn een debat in te plannen. Maar in een ander lid zie ik staan: daags nadat de termijn is verstreken, moet er een nieuwe opdracht komen. Graag helderheid over die termijnen.

Tot slot lid 6. Daarin staat zelfs een termijn van drie weken genoemd in een uitzonderlijk geval. Volgens mij is dat zo als het dus niet is gelukt. Ook daar graag een toelichting op.

Kortom, ik kijk uit naar de antwoorden. Ik denk dat het goed is om het scherp te hebben. Ik hoop ook dat dit onderdeel wordt van die Kamerbrede afspraak die we met elkaar maken om de formatie in goede banen te leiden.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Michon-Derkzen. Dan geef ik het woord aan de heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter, en dank aan de initiatiefnemers dat we het over dit belangrijke onderdeel van de formatie kunnen hebben.

Ik snap heel goed dat er behoefte is aan houvast in een chaotisch proces waar weinig regels gelden. Gezien de lange duur van de vorige formaties begrijp ik de behoefte om die te verkorten. En toch heb ik mijn twijfels bij het voorstel dat nu voorligt. Ten eerste vraag ik mij af — ik stel die vraag ook expliciet aan de initiatiefnemers — of het gebrek aan termijnen de primaire oorzaak was voor de lange duur van deze formatie. Ik kijk dan bijvoorbeeld naar de termijnen die door de initiatiefnemers in de nota naar aanleiding van het nader verslag staan beschreven: vijf weken, zes weken, tien weken — maar ja, dat was een reces — vier weken en tien weken tussen de verschillende debatten in. En die laatste tien weken leidden uiteindelijk tot een akkoord waar een kabinet op geformeerd is. Dus die maximumtermijn van zes weken had eigenlijk alleen voor die laatste tien weken een daadwerkelijke inkorting betekend. En die heeft uiteindelijk geleid tot een akkoord, waar die weken misschien wel voor nodig waren. Hoe kijken zij daarop terug?

Zij zeggen eigenlijk: we moeten meer debatten voeren om minder debatten te krijgen. Ik zou de initiatiefnemers willen vragen om mij die paradox nog een keer uit te leggen. Zij zeggen: als we vaker gaan debatteren, dan kan dat aantal debatten — het waren er de vorige keer zes — aanzienlijk teruglopen. Ik denk juist dat we meer debatten zullen krijgen en dat dat niet alleen meer debatten betekent, maar dat het ook kan vertragen. Debatten betekenen namelijk ook ingewikkelde publieke gesprekken in een precair proces. Ik zou de initiatiefnemers willen vragen om daar nog op te reflecteren.

Er zit een aantal mogelijkheden voor uitstel in de toelichting en die zijn wat de initiatiefnemers betreft limitatief. Maar is dan een toelichting bij het Reglement van Orde voldoende als het zo'n stevige status krijgt?

De kritiek op het überhaupt opnemen van termijnen in dit soort processen is vaak dat het strategisch gedrag uitlokt, bijvoorbeeld een beetje afwachten als je dat goed uitkomt. In andere landen is er bijvoorbeeld ook een soort valbijl. "Nieuwe verkiezingen komen me eigenlijk wel goed uit. Ik zit gewoon de termijn uit." Hoe hebben zij dat gewogen bij die maximumtermijn van zes weken?

Mijn laatste punt, voorzitter. De initiatiefnemers verwachten ook dat het leidt tot een gestructureerder verloop van de formatie. Dat spreekt mij op zich heel erg aan. Je zou bijvoorbeeld kunnen willen dat er eerst wat meer over de bestuurscultuur wordt gesproken en dan over ... Dus bijvoorbeeld eerst over de inhoud en dan over het wie. Alleen, dat komt niet door alleen maar termijnen te stellen. Dus hoe gaat nou het stellen van termijnen in zichzelf leiden tot dat gestructureerdere verloop en is er voor die wens eigenlijk niet iets anders nodig? Dan sluit ik mij eigenlijk ook een beetje aan bij mevrouw Michon-Derkzen. Ik heb dus mijn twijfels over termijnen. Is het niet beter om de termijnen meer vrijelijk te laten bepalen aan de hand van de moties die worden ingediend tijdens de Kamerdebatten? Maar laten we wel, zonder een maximum te bepalen, afspreken dat daarin termijnen worden gesteld.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sneller. Dan geef ik het woord aan de heer Drost van de ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst veel dank aan de indieners van dit voorstel en ook aan hun ondersteuning hier aanwezig. Dank voor het werk dat jullie hierin hebben gestoken; het is een belangrijk onderdeel van onze democratie en ons democratisch proces. In het debat hiervoor hebben we uitgebreid stilgestaan bij de evaluatie van de formatie van 2021. Het is goed om hier verder over te spreken en er misschien concreet vorm aan te geven.

Voorzitter, een aantal punten. Wij waren geen voorstander van het oorspronkelijke voorstel dat er lag — dat was volgens mij een jaar geleden, of misschien al langer — om ook 50 leden de gelegenheid te geven om een debat aan te vragen. Dat is inmiddels verdwenen; dat is gewijzigd. Wij staan sympathiek tegenover het voorstel zoals het er nu ligt. Wij zijn gevoelig voor een van de genoemde argumenten, namelijk dat formerende partijen, doordat zij al de meerderheid in de Kamer vormen, de deur gesloten kunnen houden. Op deze manier kun je toch een voet tussen de deur zetten; je probeert in ieder geval transparantie te betrachten. Dat is wat ons betreft dus een argument voor dit voorstel. Het geeft ook kleinere partijen, die misschien per definitie niet zo snel aan een formatietafel terechtkomen, een stem. Het zorgt er ook voor dat de voortgang erin blijft zitten, omdat die drempel van zes weken er ligt.

Voorzitter. Ik wil een aantal vragen stellen aan de indieners. Hoe stellen de indieners van dit voorstel zich die termijn van zes weken voor? Wat moet er dan precies ter bespreking op tafel liggen? Wat staat er dan in? Liggen dan echt de inhoudelijke punten op tafel? Moeten dan wellicht de open punten nog afgehecht worden? Wat gaan we dan met elkaar bespreken? En wat gaan we — dat werd volgens mij ook door mijn collega Michon-Derkzen ingebracht — dan precies van onszelf als Kamer vragen? Hoe transparant gaat het proces zijn? Hoe politiek gaat het dan hier op de vloer worden? Wat vraagt dat debat op dat moment dan van onszelf, en misschien ook wel van onze zelfbeheersing? Over die termijn van zes weken en die debatten die we dan met regelmaat zouden willen voeren: hoe flexibel veronderstellen de indieners dat? Is die termijn van zes weken absoluut of is het wellicht op dat moment aan de Kamer om daar nog flexibiliteit in te betrachten? Hoe moeten we dat met elkaar zien?

Dat waren mijn vragen, voorzitter. Ik zie uit naar de beantwoording. Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Drost. Dan geef ik het woord aan de heer Van den Brink van het CDA.

De heer Van den Brink (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de initiatiefnemers voor het doen van dit voorstel. Het is in lijn met de evaluatiecommissie. Ik denk dat het een belangrijke en goede bijdrage levert omdat het de tegenstellingen oplost die er tijdens de formatie al snel kunnen ontstaan tussen onderhandelende partijen en partijen die hierin in afwachting zijn. Daarvoor zijn deadlines zeker een goed middel. Alleen, de vraag is of nu en op deze wijze een deadline moet worden vastgelegd in het Reglement van Orde. Een vaste termijn kan namelijk onvoldoende rekening houden met de onvoorspelbaarheid van de formatie. Daar hoor ik de indieners dus graag over. Wat het CDA betreft zou u daarom misschien moeten nadenken over het verankeren van de deadline, maar dan gewoon in de moties die we vaststellen in het debat en aan de informateur meegeven. Ten slotte zou dat moeten uitmonden in het Reglement van Orde. Maar goed, we hebben vandaag natuurlijk heel veel onderwerpen besproken met betrekking tot de nog niet helemaal vlekkeloos verlopen formaties uit het verleden die zouden moeten worden verankerd. Wat het CDA betreft doen we dat in één keer goed, op alle onderwerpen. Dan kunnen we in hetzelfde artikel, artikel 11, vastleggen dat er een deadline wordt opgenomen in de opdracht aan de informateur, maar dan houden we de flexibiliteit als het gaat om de vraag hoe het er elke keer uit komt te zien wanneer we hier moties daarover aannemen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van den Brink. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Van der Plas, BBB. Gaat uw gang, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Allereerst dank aan de indieners voor dit voorstel. Het is mooi dat dit nog voor de verkiezingen bij ons op tafel ligt.

Voorzitter. De afgelopen jaren hebben we gezien hoe de kabinetsformaties soms buitengewoon lang duurden. Daarom zou ik graag mijn steun uit willen spreken voor de voorgestelde wijziging van artikel 11.1 van het Reglement van Orde. Het voorstel wil een duidelijke termijn voor het afronden van de informatie- en formatieopdrachten. Dit voorstel wil het proces van de formatie dus efficiënter maken. Wij zijn van mening dat dit een positieve ontwikkeling is, die onze democratie ten goede zou komen.

De langdurende kabinetsformaties hebben geleid tot onvrede bij burgers en tot een gebrek aan duidelijkheid over het proces. Het is belangrijk dat we de kabinetsformatie efficiënter maken en hierin meer controle geven aan de Tweede Kamer, ons hoogste democratische orgaan. Het voorstel van de leden Omtzigt, Eerdmans en Dassen is om een termijn van zes weken in te stellen voor afronding van de informatieopdrachten. Dit is een welkome oplossing volgens BBB. Hierdoor kunnen we voorkomen dat formaties eindeloos duren, iets wat in het belang van helemaal niemand is. BBB denkt dat het inbrengen van een heldere deadline onze politici zal aanmoedigen om doelgerichter te werk te gaan en efficiënter te onderhandelen.

Ook geeft dit voorstel de Tweede Kamer de bevoegdheid om binnen een week na afronding van een informatieopdracht een formatieopdracht op te stellen en formateurs aan te wijzen. Dit zal hopelijk resulteren in een snellere vorming van een nieuw kabinet, wat gunstig is voor onze democratie en onze burgers.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Klaver, GroenLinks. Hij had zich nog niet ingeschreven, maar wil heel graag ook een inbreng leveren.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voor een korte bijdrage van circa 50 minuten, voorzitter; het moet een beetje matchen met de inbreng die de heer Omtzigt zou geven. We hadden het er zojuist over dat het de eerste keer is in vak K voor collega Omtzigt. Het staat hem goed, zou ik willen zeggen. Maar daarvoor zijn we hier niet.

Allereerst dank aan beiden. Het is gewoon heel veel werk om zo'n voorstel te maken en het is heel goed dat dat wordt gedaan. Het is ook belangrijk. Ik heb nog een aantal vragen.

Ik ben het heel erg eens met principe dat we termijnen stellen. Ik heb namelijk gezien dat hoelang een formatie duurt, strategisch gedrag uitlokt. Je kan het net zolang rekken en net zolang aan tafel blijven zitten zonder over de inhoud te praten totdat er gewoon partijen afvallen of je ze weggeduwd hebt. Ik geloof niet dat dat het politieke proces ten goede komt, dus ik sta helemaal achter het idee dat hier wordt genoemd.

De belangrijkste vraag die ik heb, is waar die termijn van zes weken op is gebaseerd. Wat is de voornaamste reden om te zeggen: we kiezen voor zes weken? Ik kan mij voorstellen dat zes weken een prima termijn is, maar zoals de heer Omtzigt zelf aangaf in zijn termijn, hangt het er een beetje van af wat de uitslag van de verkiezingen is. Misschien is er een heel duidelijke uitslag en kan het heel snel gaan, maar wellicht is het iets ingewikkelder en dan vind ik het ook niet onterecht dat een informateur misschien iets langer de tijd krijgt alvorens zich weer bij de Tweede Kamer te moeten melden.

Dat brengt mij ook bij mijn tweede vraag. Dit voorstel gaat over het vastleggen van een termijn in het Reglement van Orde. Mijn fractie voelt er echter meer voor om dit vast te leggen in de motie waarmee de informateur wordt aangesteld. Wij voelen er meer voor dat we daarin vastleggen hoeveel tijd we deze persoon geven om de informatieopdracht uit te voeren en dat we daarbij naar aanleiding van de verkiezingsuitslag even bekijken hoeveel weken we denken dat redelijk is alvorens de informateur terug moet komen.

Voorzitter. Het grote gevaar daarbij, dat begrijp ik ook, is hoe we ervoor zorgen dat dan niet toch weer een meerderheid van de Kamer gaat tegenhouden dat de informateur naar de Kamer komt. Ik heb daar zelf nog niet een goed antwoord op. Mijn angst zit erin dat we er later spijt van krijgen als we het nu vastleggen in het Reglement van Orde, omdat dan blijkt dat we het te ver hebben vastgelegd. Ik wil daarom tot slot nog vragen of de indieners erover hebben nagedacht om in het Reglement van Orde te omschrijven dat er in de opdracht aan de informateur moet staan hoelang de informatieopdracht maximaal mag duren en dat er na wat daar is vastgesteld, altijd een debat plaatsvindt in de Kamer. Daarmee kunnen we wellicht ondervangen dat we vastzitten aan de tijdsduur maar wel vastleggen dat de Kamer altijd informatie kan wisselen en het debat kan voeren met de informateur.

Dank.

De voorzitter:

Dank, meneer Klaver. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn aan de kant van de Kamer. Ik zie dat de initiatiefnemers voldoende hebben aan een schorsing van tien minuten. Dan vervolgen we om 17.25 uur met de eerste termijn aan de kant van de initiatiefnemers.

De vergadering wordt van 17.14 uur tot 17.25 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de eerste termijn aan de kant van de initiatiefnemers. Ik geef het woord aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dank u wel, voorzitter, en dank aan de leden van de Kamer voor de gestelde vragen. In de Nederlandse grondwettelijke orde ligt relatief weinig vast over de vorming van een kabinet. Als u de Grondwet leest, ziet u precies hoe een wet goedgekeurd moet worden tot en met wie op welk moment een handtekening moet zetten. Er staat precies hoe een koning koning wordt. Maar er ligt eigenlijk helemaal niks vast over hoe een kabinet tot stand komt. Het voorstel dat we nu behandelen legt helemaal niks vast in de Grondwet, legt niks vast in een formele wet, maar legt het slechts vast in het Reglement van Orde zodat er enige orde komt in het soms enigszins chaotische proces van het tot stand komen van een kabinet. Want als u de Grondwet leest, dan ziet u nergens dat er een verkenner, informateur of debat over de formatie in staat. Andere landen hebben dat beter geregeld. Die hebben soms een wet die over de formatie gaat, en als je over een fatale termijn heen gaat, dan kom je bij nieuwe verkiezingen uit. Niets van dit alles. Het allerergste wat je kan overkomen, is een debat in de Tweede Kamer over de stand van zaken tijdens de formatie.

De aanleiding van dit voorstel wordt gevormd door de evaluatie van de vorige kabinetsformatie. De eerste aanbeveling proberen wij hiermee handen en voeten te geven. Op pagina 22 staat: tussen de vier en zes weken na het begin van een formatiepoging moet je vastleggen dat je naar de Kamer gaat en uitleg geeft, en leg dat vast in artikel 11 van het Reglement van Orde. Dat is precies wat we doen. We kiezen daarbij de langste termijn die tussen de vier en zes weken zit, namelijk de termijn van zes weken.

Dan zou u kunnen vragen: waarom legt u dat vast in het Reglement van Orde? Omdat de minderheid zich kan beroepen op het Reglement van Orde. Het hemd is altijd nader dan de rok. Er is altijd de mogelijkheid voor de formerende partijen om hier te gaan staan en te zeggen: we hebben toch meer tijd nodig; doe ons geen debat. Je legt hier die zes weken vast. Dat geeft ook rust. Vanuit eigen ervaring kan ik u verzekeren dat als je bij de niet-formerende partijen zit, je misschien al na twee weken graag een debat wilt hebben en bij de interruptiemicrofoon staat. Ik zie de voorzitter al glimlachen. Dan kan de voorzitter ook zeggen: we hebben zes weken afgesproken en de andere partijen ook. Het voorstel biedt naar twee kanten rust. Het biedt rust voor de onderhandelende partijen, omdat ze kunnen zeggen: we hebben zes weken. En het biedt rust aan de partijen die niet meeonderhandelen, omdat ze na uiterlijk zes weken de inlichtingen krijgen waar ze om gevraagd hebben.

De voorzitter:

Dank u wel. Een interruptie van de heer Sneller, D66.

De heer Sneller (D66):

Het vertrouwen van de heer Omtzigt in de terughoudendheid van Kamerleden is bewonderenswaardig. Zo ken ik hem helemaal niet, maar even terug. De heer Omtzigt zegt: dit is wat de evaluatiecommissie zegt op pagina 22. Mijn lezing daarvan is als volgt. "Deze geïnterviewden suggereerden enkele mogelijkheden. Zo zou voor een bepaalde informatiepoging een deadline kunnen worden gesteld, bijvoorbeeld van vier à zes weken." Ik lees dat niet als een aanbeveling van de evaluatiecommissie om een maximale termijn van zes weken voor te stellen. Hebben wij dan toch dezelfde lezing van het evaluatierapport?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik pak het evaluatierapport er even bij en scrol het even door. De belangrijkste aanbeveling, aanbeveling 1 op pagina 6 van het evaluatierapport: "Introduceer deadlines in de formatieprocedure: verbind termijnen aan de opdrachten van informateurs. Neem in artikel 11.1 van het Reglement van Orde op dat aan informatieopdrachten een termijn verbonden is waarbinnen de opdracht moet worden afgerond." Op pagina 22 staat inderdaad vier tot zes weken. Ik heb me verhouden met de schrijvers hiervan. Die zeggen: dan zet je daar een vaste termijn in. Want als je zegt dat er een termijn in moties moet staan — dat zou het alternatief zijn — dan kan er natuurlijk altijd de neiging zijn om een hele lange termijn te kiezen, tien weken, en dan zegt iedereen: waar heb je dat voor nodig? Dan kom je toch eigenlijk weer uit bij een maximumtermijn van ongeveer zes weken. Daarom is er de voorkeur om die zes weken in het Reglement van Orde op te nemen.

De heer Sneller (D66):

Dat is toch een keuze. Het is een hele legitieme keuze, maar het is wel een keuze van de initiatiefnemers zelf. Het is namelijk gewoon een van de suggesties op pagina 22 van de mensen die geïnterviewd zijn, over een termijn die je zou kunnen stellen. Laten we dus ook niet in die aanbeveling lezen dat de maximumtermijn van zes weken daarin wordt gesteld. Laten we het gewoon op zijn merites beoordelen en bekijken of we het een goed idee vinden om die maximumtermijn van zes weken daarop te plakken.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ja, maar als je een maximumtermijn aangeeft, ontkom je er niet aan om ook een maximumtermijn te geven. Daarom hebben wij gekeken: wat is de ruimste termijn die hier beschikbaar is? Wij hebben die zes weken redelijk geacht als termijn. Als een meerderheid van de Kamer zou zeggen een heel goede reden te hebben om daar vijf of zeven weken van te maken, dan is dat op zich geen totale gamechanger. Maar zes weken lijkt me een redelijke termijn waarbinnen je forse stappen moet kunnen zetten, zonder dat je je enorm onder druk gezet voelt op de eerste dag dat je bij elkaar zit.

De heer Van den Brink (CDA):

De heer Omtzigt geeft aan welke interpretatie hij geeft aan die evaluatiecommissie. De letterlijke interpretatie gaven wij ook aan de evaluatiecommissie, namelijk: neem op dat er een deadline wordt gesteld. Dat kan in die motie natuurlijk verschillen. De complexiteit van een formatie is soms ook bepalend. Stel dat we in een situatie zitten waarin er meerdere meerderheden te vormen zijn. Dat kan betekenen dat er een korte informatieopdracht ligt met een deadline van drie weken, om eerst eens te kijken wie dat dan bij elkaar zijn. Dan komen ze er op een gegeven moment uit en zeggen ze: dit gaat 'm wel worden. Stel dat ze dan al aanvoelen: dat is moeilijk; wij nemen acht weken de tijd. Nou, dan nemen ze acht weken de tijd. Maar het belangrijkste vraagstuk is: moet die deadline van zes weken nu in het Reglement van Orde, waarmee dit dan ook, zoals u zegt, opeisbaar is? Of is het punt dát er een deadline komt, zoals de evaluatiecommissie zegt? Dat laatste deel ik ten zeerste met de evaluatiecommissie.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik kom dan toch bij wat er gebeurt op het moment dat die drie weken verstreken zijn en de onderhandelende partijen denken: we hebben meer tijd nodig. Zij kunnen dan met een meerderheid een debat tegenhouden. Een debat moet immers bij meerderheid worden aangevraagd. Dat is precies die tijdsinconsistentie die je eruit wil halen. De motie is niet afdwingbaar voor de minderheid van de Kamer, omdat de meerderheid zich alsnog meer tijd kan toe-eigenen. Dat is waarom het Reglement van Orde voor ons de te prefereren keuze is boven het vastleggen per motie.

De voorzitter:

De heer Van den Brink nog even. Dan de heer Sneller.

De heer Van den Brink (CDA):

Ik denk dat hier een groot verschil bestaat in, laat ik zeggen, de kijk op de wereld. Ik ben meer van de school: "Als die afspraak er ligt, dan durf ik daar ook gewoon iemand aan te houden hier. Als diegene zichzelf daar ongeloofwaardig op wil maken, be my guest, zou ik bijna zeggen." Ik geloof dan meer in het gewoon vastleggen van die afspraak; dat hoeft niet met een termijn. Dat is het vertrouwen dat ik heb als zo'n afspraak wordt gemaakt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dat zie ik net iets anders. Ik denk dat het te prefereren is om dat in het Reglement van Orde vast te leggen, omdat je met dat Reglement van Orde een zekere rust in het proces hebt. Nogmaals, vergeleken met andere landen hebben we hier maar een hele lichte vorm van regulering van het formatieproces voor een regering. We doen helemaal geen strakke dingen. In andere landen heb je zelfs fatale termijnen; als je daar overheen gaat, heb je meteen nieuwe verkiezingen. Het ergste wat er kan gebeuren, is het volgende. Als je een keer een debat hebt in de Kamer, dan betekent dat dat de politiek leiders die op dat moment aan het onderhandelen zijn ook vragen moeten beantwoorden. Maar als ze zeggen nog twee weken nodig te hebben, dan kunnen die op dat moment de deur enigszins dichthouden. Dat is een mogelijkheid.

De heer Sneller (D66):

Even om te zoeken naar dat brede draagvlak zoals we dat net aan het proberen waren. Ik snap wat de heer Omtzigt wil, namelijk dat het debat ook na die termijn gevoerd wordt. Ik snap ook dat een motie daar te licht voor is. Maar je zou in het reglement wel kunnen vastleggen dat er een debat plaatsvindt na ommekomst van de termijn die in de motie gesteld is, zonder dat je de maximumtermijn van zes weken in het Reglement van Orde noemt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Maar op het moment dat dat stroef loopt, kan een groep partijen zich ook gewoon een termijn van tien of twaalf weken toe-eigenen. Het is ongewenst als dat op dat moment gebeurt. Je kunt ook zeggen: zet in het voorstel niet "zes weken" maar "maximum zes weken". Je kunt er per motie van afwijken en er bijvoorbeeld "drie weken" in zetten. Maar het lijkt mij onwenselijk om niet ergens een maximum te verbinden aan wat partijen kunnen doen.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Als in de motie "tien weken" zou staan, dan zouden de onderhandelende partijen dat aan de voorkant al moeten verdedigen en ten overstaan van de rest van de Kamer moeten zeggen: wij denken tien weken nodig te hebben. Daar ligt dan ook al de barrière. Maar aan de achterkant heb je in het reglement dan al wel afgesproken dat er een debat plaatsvindt en er een verslag komt na ommekomst van de termijn die in de motie gesteld is, hoelang die dan ook is.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Maar dan komt u in een tijdsgewricht waarin die partijen inderdaad liever hier vijf minuten lang staan te verdedigen dat het tien weken gaat duren. Vanuit democratisch oogpunt is het onwenselijk dat er na een verkiezing tien weken lang geen informatie wordt gegeven over de stand van zaken. Op het moment dat er in goed vertrouwen onderhandeld wordt en je er na die zes weken nog niet uit bent, dan is er geen enkele belemmering om na zes weken aan de rest van de Kamer, en daarmee aan de rest van de samenleving, te vertellen wat er gedaan wordt met de verkiezingsuitslag.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ja, aansluitend op wat de heer Sneller zei. Is het bij de initiatiefnemers opgekomen om er wel in het Reglement van Orde — die stok achter de deur in het Reglement van Orde, die dus een minderheid heeft in het Reglement van Orde — op te wijzen dat er een termijn moet worden gesteld in de opdracht aan de informateur, zodat die termijn inderdaad, zoals de heer Sneller net zei, onderdeel wordt van het debat, vooraf al en ook achteraf: hoe kan je nou deze termijn hebben gevraagd en dan met dit resultaat komen, zowel positief als negatief? Dan wordt een termijn onderdeel van het debat dat we hier met elkaar hebben, waarbij iedereen natuurlijk zijn eigen insteek zal kiezen.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ja, maar je blijft met de asymmetrie zitten dat het een meerderheid is, tenminste op dat moment — de heer Baudet had natuurlijk ook een paar opmerkingen over een minderheidsregering, maar dan zit je in een ander soort onderhandelingen — die aan het onderhandelen is en dat de meerderheid ook die termijn gaat vaststellen. Met het Reglement van Orde heb je een iets betere bescherming van de niet-onderhandelende partijen in het proces.

De voorzitter:

Voldoende over dit punt? Ja? Vervolgt u uw betoog, meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dan geef ik even het woord aan de heer Eerdmans.

De voorzitter:

Ik zag de heer Klaver nog even staan.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Sorry, de heer Dassen. Ik verontschuldig de heer Eerdmans, die om persoonlijke redenen afwezig is.

De voorzitter:

Ja, maar de heer Klaver, GroenLinks, heeft nog een vraag aan u.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik kom zo meteen terug met de overige vragen, dus maakt u zich niet druk.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik vind dat de heer Eerdmans wel een stuk knapper is geworden, voorzitter.

De voorzitter:

Oh … We praten niet over mensen als ze niet aanwezig zijn.

De heer Klaver (GroenLinks):

Het was bedoeld als een compliment, maar goed.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik weet niet of de heer Eerdmans dat ook op die manier gaat interpreteren, dus daar moet u voorzichtig mee zijn.

De heer Klaver (GroenLinks):

Hij kan het hebben, denk ik. Ik zit ergens mee. Wat ik heel goed vind aan het voorstel, is het vooraf vastleggen van termijnen en daarmee ook het verdedigen van het recht van een minderheid dat er informatie wordt uitgewisseld. Ik wil nog even goed begrijpen van de heer Omtzigt waar voor hem het probleem zit als er vooraf hier in de Kamer wordt gekeken wat die termijn is. Stel dat je vooraf weet dat iets tien weken gaat duren — ik denk niet dat dat gebeurt — of acht weken of negen weken. Mij gaat het erover dat als je vooraf iets afspreekt en die termijn is afgelopen, er dan ook werkelijk een debat is. Ik zou die ruimte eigenlijk wel willen laten, een beetje gelet op de politieke omstandigheden die er op dat moment zijn. Waarom wil hij dat niet?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Daar hebben wij niet voor gekozen als initiatiefnemers van dit voorstel, omdat er toch ergens een maximum moet zijn wat die partijen dan kunnen doen. Dan leek ons zes weken een redelijk maximum. Er zijn tijden geweest waarin de meeste kabinetten binnen zes weken tot stand kwamen, hè. Ik bedoel, we doen nu alsof 200 dagen een norm is, maar er zijn tijden geweest waarin in 40 dagen ook een kabinet in elkaar gezet kon worden. Tot de jaren zeventig waren dat heel normale tijden. Tot de jaren zeventig was het 60 dagen of zo voor een kabinet. Ook het tweede kabinet-Rutte is redelijk snel tot stand gekomen, dus dat kan echt wel.

De voorzitter:

We drijven af. De heer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik heb de heer Omtzigt over die formatie ook weleens wat kritische noten horen kraken als het ging over de snelheid.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Zeker, zeker. Zou u het nog over het studievoorschot willen hebben en de basisbeurs?

De heer Klaver (GroenLinks):

Ja, altijd. Dat wil ik altijd. Wat betreft de vergelijking met de jaren zeventig: toen was het politieke speelveld wel iets overzichtelijker, als we dan toch die vergelijking maken. Ik snap dat de indieners er niet voor gekozen hebben. Ik ben echt op zoek, want volgens willen we namelijk hetzelfde. Ik zou het niet verkeerd vinden als we, een beetje gelet … Stel je voor dat twee partijen veruit de grootste worden. Dan kan ik me voorstellen dat je zegt "jongens, vijf weken en dan hoort u weer van ons" en ook dat je dat als Kamer vraagt, terwijl het als het misschien met vier, vijf of zes partijen is wat ingewikkelder wordt per definitie, omdat je gewoon meer tijd nodig hebt, ook per partij. Dan heb je misschien iets langer de tijd nodig. Ik zoek even naar een bandbreedte, tussen de vier en de tien weken of zo, zodat we even ruimte laten om te kijken wat er nou precies nodig is. Waar mij punt zit, is dat het vrij hard is: dit is het. Dat vind ik een lastig verhaal, omdat we het opnemen in het Reglement van Orde.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik hoor de heer Klaver en ook een aantal anderen voorstellen om een maximumtermijn van zeven of acht weken vast te leggen, waarbij je per motie aan de onderkant kunt afwijken. Het lijkt me echt zeer verstandig dat je ergens een maximumtermijn vastlegt. Overigens ben ik het niet eens met de heer Klaver en anderen die hier zeggen dat het in de jaren zeventig gemakkelijker was. Ook toen hadden we vaak kabinetten met drie à vier partijen. Die zaten dan ideologisch misschien iets dichter bij elkaar. De ARP, de KVP en de CHU waren misschien wat meer verwant, maar ook toen kwamen coalities van vier à vijf partijen tot stand. Zelfs in de formatie van 1905 zaten vier partijen, waarvan drie liberaal en één sociaaldemocratisch. Er was sprake van gedoogsteun. Het kwam allemaal redelijk snel tot stand. Dat kon dus prima in die tijd.

De heer Sneller (D66):

Dit is het voordeel van mooie naslagwerken en mooie boeken over die formaties: in de jaren zeventig is er een enorme piek met twee keer een formatie van langer dan 150 dagen. Even voor de geschiedschrijving.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Voor het begin van de jaren zeventig dan, tot 1971. Tot 1971 waren die redelijk kort.

De heer Sneller (D66):

Ook tot de jaren zeventig duurden die, met alle respect, allemaal langer dan 50 dagen. Op eentje vlak na de Tweede Wereldoorlog na, heeft het altijd iets langer geduurd.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ja, maar dan heb je de hele formatie erbij. Dan heb je vaak toch twee keer iets gehad. We hebben dus niet die ellenlange formaties gehad tot in de jaren zeventig. Dan explodeert het in één keer een paar keer totaal. Daarna werd het ook weer rustig en dan explodeert het weer totaal. Dan zal je het gewoon netjes moeten doen.

Ik zou graag het woord geven aan de heer Dassen en dan zal ik daarna de overige vragen nog proberen te beantwoorden.

De voorzitter:

Dank u zeer, meneer Omtzigt. Dan geef ik het woord aan de heer Dassen. Gaat uw gang.

De heer Dassen (Volt):

Dank, voorzitter. Dank. Het is fijn dat we op de valreep dit voorstel nog kunnen bespreken. Ik denk dat het voor het vertrouwen in de Nederlandse politiek belangrijk is dat we aan de samenleving kunnen laten zien dat het parlement in staat is om binnen afzienbare tijd tot een kabinet te komen. Maar dat is ook, en niet in de allerminste zin, belangrijk vanwege de grote uitdagingen waar we als land voor staan op het gebied van wonen, bestaanszekerheid, klimaat, migratie en veiligheid. Die zijn gebaat bij een efficiënte formatie. De vorige keer hebben we gezien hoe dat mis kan gaan wanneer er te weinig duidelijkheid is. Daarom hebben de heer Omtzigt, de heer Eerdmans en ikzelf dit initiatief geschreven, dit concrete voorstel om wat meer zekerheid in dit proces te bouwen. Het introduceren van duidelijke ankermomenten voor de opdrachten aan de informateurs zorgt voor meer controle over het proces en creëert meer duidelijkheid voor de voortgang.

Ik zal enkele vragen beantwoorden die de heer Omtzigt net ook al kort heeft aangestipt.

Allereerst de vragen over de termijn van zes weken. Dat geeft structuur en inzicht, maar houdt ook de druk op de ketel. Dat zorgt ervoor dat er voortgang is en dat geeft rust aan beide kanten. Aan de ene kant zorgt het dus voor rust voor de onderhandelaars, maar aan de andere kant zorgt het ook voor rust voor de mensen in de Kamer, juist omdat er duidelijkheid is over wanneer er weer teruggerapporteerd gaat worden.

De VVD vroeg nog naar de termijn van drie weken die genoemd wordt in lid 6. Waar komt die vandaan? Op het moment dat het kabinet valt, zou er een mogelijkheid moeten kunnen zijn om nog drie weken als Kamer te kijken of er een andere formatie kan plaatsvinden. Daarom zit daarop een andere termijn dan de zes weken die we elders noemen.

Ook werd er gevraagd: wat als de deadline nou niet gehaald wordt? Wat als je vijfenhalve week onderweg bent, je er bijna bent en je moet terugkomen naar de Kamer? Heeft dat dan niet juist het tegenovergesteld effect? Kijk, die zes weken geven natuurlijk structuur en houvast, maar op het moment dat je als partij in de onderhandelingsfase al zo ver bent dat je er bijna uit bent, dan zul je dat ook in de Kamer op dat moment kunnen aangeven. Dan is er niet de mogelijkheid om de termijn direct te verlengen, maar is er wel een mogelijkheid om weer een opdracht uit te schrijven die precies voortgaat op dit proces. Dus het is een nieuwe opdracht, maar in dat opzicht kun je het ook zien als een verlenging.

Dan de vraag van D66. Je wilt er vooruitgang in hebben zitten en die erin houden. Daarbij werd verwezen naar de verschillende weken die genoemd worden. Wij hebben juist gekozen voor die zes weken om die snelheid erin te houden en de druk op de ketel te houden. Dat is om te zorgen dat je op vaste ijkmomenten terugkomt naar de Kamer en daarover met elkaar spreekt. Dan is er ook inzicht vanuit de Kamer. Dat geeft ook weer rust in de Kamer zelf om te zorgen dat je de vervolgstappen weer kunt maken. Ik denk eigenlijk dat ik alle vragen die ik zou beantwoorden, heb beantwoord.

De voorzitter:

Dat weet alleen u.

De heer Dassen (Volt):

Dat weet alleen ik. Dan geef ik nog even het woord aan de heer Omtzigt, die nog enkele andere vragen zal beantwoorden.

De voorzitter:

Dan wil ik de heer Dassen danken voor zijn beantwoording in eerste termijn en geef ik het woord weer aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dank, voorzitter. Ja, ik ben iets korter.

Mevrouw Michon-Derkzen vroeg nog wat "kan niet worden verlengd" betekent. Dit betekent dat het niet langer dan zes weken kan duren. Het betekent niet dat de Kamer daarna niet een opdracht kan formuleren aan dezelfde partij met dezelfde informateur. Ik mag hopen dat de opdracht op ten minste één komma verschilt van de vorige opdracht, anders zouden ze zes weken helemaal niets tot stand gebracht hebben. Het "kan niet worden verlengd" gaat dus alleen daarover dat je niet achteraf nog kunt zeggen "hé, we hebben nog vier weken meer nodig". Dat "formuleert een nieuwe opdracht" is niet binnen een dag, maar binnen een week en een dag, dus na het debat dat hierover is gevoerd.

De heer Sneller vroeg of het gebrek aan termijnen de primaire oorzaak was van het mislukken. Zo ver zou ik niet willen gaan, gezien wat er bij de vorige formatie allemaal is gebeurd. Ik denk dat het een van de vele lessen was om te trekken dat een regelmatige debatcyclus geholpen zou hebben om enige structuur aan te brengen. De hoeveelheid wantrouwen die er tussen de onderhandelende partijen op dat moment was, het indienen van de motie van wantrouwen door een groot deel van de Kamer tegen de beoogde premier en het afwijzen van hem om mee samen te werken door een aantal mensen, was gezamenlijk een groter obstakel dan de termijn van zes weken bij de totstandkoming van het laatste kabinet.

Is het limitatief? Ja. De redenen voor uitstel, zeg ik tegen de heer Sneller, zijn de zaken die we genoemd hebben, maar er zit een klein muizengaatje in: als de Voorzitter om voor haar moverende redenen een extra reden heeft om het een paar dagen later te doen, vanwege iets waar wij van tevoren niet over hebben nagedacht, kan dat. Als er bijvoorbeeld iets in het land gebeurt — ik weet niet precies wat — komt het niet op een dag precies aan. Ik neem aan dat dat ook niet het grote probleem zal zijn in het geheel.

De heer Drost vroeg hoe flexibel de zes weken zijn. Nou, zoals we ze geformuleerd hebben, zijn ze niet zo flexibel. Als het de wens van de Kamer zou zijn om er "maximaal zes weken" van te maken, zijn wij bereid om dat in een nota van wijziging te doen. De Kamer kan dan afwijken van die termijn van zes weken en van de termijn van drie weken waar de heer Dassen net aan refereerde. De termijn van drie weken, zeg ik richting mevrouw Michon-Derkzen, is inderdaad de termijn als het kabinet gevallen is. Het was een mogelijkheid geweest om na de val van het kabinet begin juli nog een keer een rompkabinet te formeren. Die rompkabinetten — de heer Sneller heeft dat in z'n boek voor zich staan — worden soms binnen tien dagen geformeerd. Dat is ook logisch, want je hebt vaak nog maar een termijn van een jaar. Vaak hebben die rompkabinetten ook alleen maar de opdracht om de tijd uit te zitten, verkiezingen uit te schrijven en alles te doen wat in het belang van het land is, gedurende vier maanden. Het moge duidelijk zijn dat als je nog maar vier maanden regeert, je niet zes weken moet gaan onderhandelen over wat je dan nog gaat doen. Daarom ligt daarbij een termijn van drie weken, die dan logischer lijkt.

De heer Van den Brink vroeg of er voldoende rekening gehouden wordt met de onvoorspelbaarheid van de formatie. Die onvoorspelbaarheid van de formatie doet zich meestal niet voor op het moment dat de opdracht verleend wordt, maar vooral tijdens de onderhandelingsfase. Dan doen zich vaak dingen voor waardoor partijen alsnog een conflict zien dat ze eerder niet hadden gezien. Dat kan. Maar ook als je het van tevoren vastlegt, kom je vaak dingen tegen tijdens de rit. Daarom denk ik dat het op zich verstandig is om van tevoren een deadline vast te leggen.

Ik zou mevrouw Van der Plas hartelijk willen bedanken voor haar steun voor dit voorstel. Ik denk dat de ik de vragen van de heer Klaver ondertussen in z'n geheel beantwoord heb.

Dan ben ik aan het einde van de antwoorden gekomen, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

U heeft nog een interruptie van mevrouw Michon-Derkzen, VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik probeer het voorstel goed tot me te nemen, maar in lid 4 staat dat je de dag na het verstrijken van de opdracht, een nieuwe opdracht moet krijgen, terwijl we ook een week hebben om te debatteren over het niet behalen van de opdracht. Dat vind ik ingewikkeld. Of ik lees het voorstel gewoon niet goed. Ik lees: binnen een week na verstrijken van de niet behaalde opdracht een debat. Ik lees ook: een dag na het niet behalen van de opdracht een nieuwe opdracht.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dat gaat over lid 4: "Indien de aangewezen informateurs of formateurs hun opdracht binnen de termijn, bedoeld in het tweede lid, teruggeven, of zij niet binnen die termijn hun opdracht hebben afgerond, formuleert de Kamer in beginsel binnen een week na de dag van teruggave onderscheidenlijk na de dag van het verstrijken van de termijn een nieuwe opdracht." Dus binnen een week na de dag, of binnen een week na de dag van het verstrijken van de termijn. In beide gevallen is het dus binnen een week "na de dag van". Er is dan ruimte om dat in die week te organiseren. Mocht dit tekstueel niet voldoende zijn, dan kunnen we dat iets verder toelichten. In beide gevallen is er dus een week. Je kunt de opdracht teruggeven. Op het moment dat die teruggegeven wordt, bijvoorbeeld na vier weken, heb je een week om een debat te houden. In die week stel je een termijn, of de termijn is verstreken. Dan zegt de Kamervoorzitter: ik stel een dag vast waarop ik iedereen naar de Kamer roep, en aan het eind van dat debat wordt de Kamer geacht een nieuwe motie in te dienen waarin ze bij meerderheid vastlegt wie de volgende fase van de informatieopdracht doet.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Michon-Derkzen of het voldoende is opgehelderd. Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de heer Sneller, D66.

De heer Sneller (D66):

In de schriftelijke beantwoording door de initiatiefnemers worden eigenlijk twee beloftes gedaan: dit gaat leiden tot meer structuur en tot minder debatten. Ik mis nog het houvast bij de redenering van het invoeren van deze termijnen naar enerzijds minder debatten en anderzijds meer structuur, in plaats van gewoon meer debatten. Misschien leidt dit wel tot een kortere formatie, maar in ieder geval leidt het tot meer debatten. Die structuur en die debatten kunnen ook in cirkeltjes draaien. Dat is evengoed mogelijk.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Het zou zeer onwenselijk zijn als een debat na zes weken in cirkels draait. Als de onderhandelende partijen na zes weken geen voortgang geboekt hebben en het debat in cirkels gaat draaien, dan kan de formatie tussen die partijen op dat moment klappen. Dat is dan alleen maar gunstig, omdat die formatie toch wel zou klappen. Als tussen een aantal onderhandelende partijen constructief overleg plaatsvindt, dan zal het echt niet gebeuren dat de formatie tussen die onderhandelende partijen klapt in een debat waarin een aantal andere partijen een aantal vragen stellen. Wat dit doet? Het biedt gewoon enige structuur en enige houvast. Wij verwachten dat het niet leidt tot een heel grote toename of afname van debatten. Het leidt tot debatten op een regulier tijdstip, waarvan je weet dat ze komen.

De heer Sneller (D66):

Dit is een heel ander antwoord dan het antwoord dat ik schriftelijk heb gekregen. Daarin zeggen de initiatiefnemers: wij verwachten dat het aantal debatten aanzienlijk zal teruglopen. Ik denk dat wat de heer Omtzigt nu zegt een veel realistischere verwachting is, namelijk dat dit regelmatige debatten oplevert waarin verantwoording kan worden afgelegd, en dat soort dingen. Maar niet dat er minder debatten komen.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Misschien moeten we dat verhelderen. Dat was meer bedoeld richting het aantal debataanvragen. Tijdens de formatiepoging, toen ik al niet meer in de coalitie zat, hebben wij hier bij een regeling van werkzaamheden — de voorzitter knikt nu al heel heftig — regelmatig een halfuur gedebatteerd over de vraag over we wel of geen debat zouden voeren. Mijn verwachting is dat dat straks vijf minuten zal duren en dat dan iedereen zegt: jongens, we weten wat we doen; over twee weken staan we hier, en klaar.

De voorzitter:

Heel kort nog, de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

We hoeven elkaar niet op woorden te pakken, maar hier staat gewoon dat dit ertoe zal leiden "dat niet langer zes Kamerdebatten nodig zijn alvorens een kabinet kan worden geformeerd". Ik denk dat dit voorstel dat niet kan waarmaken.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Nee, dat kunnen we niet in z'n geheel waarmaken. Ik hoop wel dat het volgende kabinet na minder dan zes keer zes weken tot stand komt.

De voorzitter:

Dat is denk ik een mooie afsluiting, waar we het allemaal mee eens zijn. Ik wil dan de initiatiefnemers danken voor hun eerste termijn. Ik kijk even of er behoefte is aan een tweede termijn. Ik kijk even of mevrouw Michon-Derkzen behoefte heeft aan een tweede termijn. Is er bij de heer Sneller behoefte aan een tweede termijn?

De heer Sneller (D66):

Dat hangt er een beetje van af hoe dit nou eindigt. Er is een nota van wijziging in het vooruitzicht gesteld. Ik heb zelf een amendement voorbereid om die zes weken eruit te halen. Misschien komt er zo meteen nog een motie, die misschien ook iets zegt over die termijnen. Ik heb het nu niet gehoord, maar misschien denken de initiatiefnemers, gehoord de beraadslaging: laten we eerst die motie behandelen, voor de volgende formatie, en daarna terugkomen. Dat is het dus een beetje …

De voorzitter:

Ik snap dat het ingewikkeld is, maar ik stel toch voor dat we dit als zodanig behandelen. Dat hebben we ook met elkaar afgesproken. Er is dus behoefte aan een tweede termijn. De initiatiefnemers kunnen dan in de tweede termijn ook nog een reactie geven. Allereerst mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank voor de antwoorden. Ik vind het netjes om in de tweede termijn de positie van mijn fractie aan te geven. Zoals ik in mijn eerste termijn ook al liet weten, is mijn fractie voor de termijnen, zoals de evaluatie stelt. Ik vind de zes voorgestelde weken in dit voorstel ingewikkeld. Ik kijk uit naar het amendement dat ik de heer Sneller hoorde aankondigen. Dit alles zie ik ook in het licht van het debat dat we eerder vanmiddag hebben gevoerd om een aantal afspraken met elkaar over de formatie te maken. Ik kan me voorstellen — dat wil ik ook richting initiatiefnemers zeggen — dat we verdergaan met dit initiatief nadat we ook met elkaar hebben gesproken over de motie van het debat over de evaluatie en formatie en dat we dit nog even op tafel houden. Maar dat is aan u. Ik wil hier wel duidelijk het standpunt van mijn fractie verwoorden. Volgens mij is er een volgtijdelijkheid: eerst met elkaar afspreken hoe we omgaan met de formatie en daarna kijken hoe we omgaan met het initiatiefvoorstel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Michon-Derkzen. Ik geef het woord aan de heer Sneller, D66. Gaat u gang, meneer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Dank. Ten eerste dank voor de beantwoording. Die heeft voor mij toch een aantal dingen over de verwachtingen en de bedoelingen verhelderd. Ik heb een amendement voorbereid om te komen tot het voorstel dat volgens mij logisch volgt uit de evaluatie, namelijk zorgen dat in de moties elke keer een termijn wordt genoemd — die termijn kan soms kort zijn en soms kunnen er acht of tien weken nodig zijn, maar als dat een reële poging is, dan moet dat ook kunnen — en vastleggen dat er daarna een verslag moet worden uitgebracht en een debat moet plaatsvinden. Het zou mooi zijn als het lukt om dat vandaag allemaal af te ronden, ook in samenhang met de motie. Anders zal ik daarna nog even in contact treden met de initiatiefnemers.

De voorzitter:

Ik check het even: u heeft het amendement nog niet ingediend?

De heer Sneller (D66):

Nee.

De voorzitter:

Dan hebben we niks gemist. Ik constateer dat de heer Drost van de ChristenUnie afziet van zijn tweede termijn, evenals de heer Van den Brink. Mevrouw Van der Plas zie ik niet zitten. Heeft de heer Klaver nog behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter, dank. Het goede nieuws is dat we allemaal hetzelfde willen. We hebben hetzelfde beeld bij het belang van het stellen van termijnen, het vastleggen daarvan en ervoor zorgen dat een meerderheid een debat niet kan blokkeren na de afgesproken termijn. Dat beogen we allemaal en dat is winst. Ik merk wel dat we nog zoeken naar de manier waarop we dat het allerbeste doen. Ik ben er nog niet over uitgedacht. Mijn fractie was, toen we dit de afgelopen week bespraken, zeer terughoudend als het gaat om het vastleggen van allerlei dingen in het reglement. Zij wil proberen dit te regelen in een motie en in de opdracht die we aan de informateur geven. Ik heb de antwoorden van de initiatiefnemers gehoord, maar die moet ik nog even op mij laten inwerken en met de fractie bespreken.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Klaver. Dan geef ik meteen het woord aan de initiatiefnemers voor de tweede termijn. Of is het prettig dat ik vijf minuten schors, zodat u het even met elkaar kunt afstemmen? Dat is het geval.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Omtzigt voor zijn tweede termijn. Gaat uw gang. Ik wil de leden vragen om weer even aandacht te besteden aan de initiatiefnemer. Het woord is aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Voorzitter. Ik lees nog even de kern van ons voorstel voor: de Kamer stelt bij de aanwijzing van de informateurs en formateurs een termijn vast waarbinnen de uit te voeren opdracht moet zijn afgerond. Dat is precies wat er hier gevraagd wordt. De termijn bedraagt ten hoogste zes weken en kan niet worden verlengd. Dat "kan niet worden verlengd" slaat op het feit dat je wel aan dezelfde partijen iets kan geven, maar dat als je een termijn hebt gezet, je je aan die termijn houdt. Zes weken leek ons een redelijke termijn. We doen aan de Kamerleden die wij hier gehoord hebben een dringende oproep. Als u een ander maximum wilt dan kunnen we daarin meekijken, hoewel wij denken dat zes weken een goede termijn is, maar zorg dat er wel een maximum in staat, dat er ergens een limiet is aan wat de onderhandelende partijen kunnen claimen ten opzichte van de partijen die niet onderhandelen. Als u dus denkt dat de limiet zeven of acht weken moet zijn, zet er dan "zeven" of "acht" in. Maar zorg daarbij dat het niet meer kan worden. Dat is eigenlijk de enige oproep die ik publiekelijk doe en waarover we straks misschien even moeten doorpraten. Verder doet ons voorstel namelijk precies wat u hier voorstelt. Je moet namelijk een termijn vastleggen in een motie.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Omtzigt. Ik kijk nog even naar de heer Dassen voor zijn slotakkoord.

De heer Dassen (Volt):

Voorzitter. Ik sluit me natuurlijk volledig aan bij de woorden die de heer Omtzigt net gesproken heeft. Ik wil de collega's bedanken voor het constructief meedenken over hoe we ervoor kunnen zorgen dat hier dadelijk een goed voorstel uit komt. Ik denk namelijk dat wij er allemaal bij gebaat zijn dat het proces zoals we dat inrichten na 22 november inzichtelijk, gestructureerd en duidelijk voor iedereen is. Ik denk dat dat rust geeft en er uiteindelijk voor zorgt dat we eerder een nieuw kabinet hebben.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan dank ik de initiatiefnemers en hun ondersteuning. De collega's hebben al aangegeven dat het altijd veel werk is. Het is knap dat dat gelukt is. De collega's hebben ook aangegeven dat zij erover willen nadenken. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

In principe stemmen wij volgende week over het initiatief, maar we kijken uit naar wat nog gaat komen. Ik wil voorstellen dat wij nu drie kwartier schorsen voor het diner en dat we daarna verdergaan met de tweede termijn van het debat over de gang van zaken tijdens de verkennersfase. Dan schors ik de vergadering tot circa 18.45 uur. Dan gaan we eerst verder met het debat over de gang van zaken tijdens de verkennersfase. Daar hebben we niet veel tijd voor. Daarna gaan we verder met een aantal tweeminutendebatten.

De vergadering wordt van 18.04 uur tot 18.49 uur geschorst.

Naar boven