54 Wonen en Rijksdienst

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2013 (33400-XVIII).

(Zie vergadering van 19 december 2012.)

De voorzitter:

Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de minister voor Wonen en Rijksdienst op vragen, gesteld in eerste termijn.

Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Minister Blok:

Voorzitter. Ook ik wil graag beginnen met de heer Van der Linde te feliciteren met zijn fraaie maidenspeech. Ik mocht ook nog even het honderd jaar oude rapport lenen, met daarin een analyse uit die tijd van de rijksdienst. De samenvatting van de heer Van der Linde over de problematiek van klerken was wat beknopt, moet ik zeggen. Ik was nogal geschokt over de discussie die in het rapport stond over de vraag of mensen in hun proeftijd ook een salaris moesten ontvangen. Je kunt ook doorschieten in zuinigheid. We leven nu in andere tijden, maar staan eveneens voor een stevige bezuinigingsopgave. Dat geldt voor beide onderwerpen die we vanavond aan snee hebben, de woningmarkt en de rijksdienst.

De heer Jansen voerde gisteravond even de schrijver Charles Dickens ten tonele met zijn bekende kerstverhaal met Scrooge en Marley. Als zoon van een lerares Engels heb ik veel Dickens over mij heen gekregen, ook buiten de kersttijd. Bij deze hervormingen moet ik meer denken aan een ander citaat van Dickens uit A Tale of Two Cities, met de bekende openingszins: "it was the best of times, it was the worst of times". Dat gold namelijk wel voor het afgelopen jaar, als ik kijk naar de woningmarkt. We hebben het afgelopen jaar een pakket hervormingen kunnen realiseren in verschillende coalities in deze Kamer, maar uiteindelijk met de betrokkenheid van bijna alle partijen hier. Wat dat betreft, was het dus the best of times. Op het moment dat die maatregelen echter concreet worden, zag je ook – en begrijpelijkerwijs, want het zijn ingrijpende maatregelen – schrik ontstaan. Dan is het opeens the worst of times.

Toch ben ik ervan overtuigd dat het heel belangrijk is dat wij deze maatregelen nu nemen en dat we dat gebalanceerd doen op de koopwoningenmarkt en op de huurmarkt. Het is ook belangrijk dat wij ons weer buigen over de taakafbakening van de corporaties en dat we daarnaast op het gebied van de rijksdienst ook de overheid kleiner en efficiënter maken. Maar nogmaals, ik realiseer mij dat het ingrijpende en vaak ook pijnlijke maatregelen zijn.

Er zijn echter ook positieve signalen. Verschillende analyses, onder meer van het Economische Instituut voor de Bouw, maar bijvoorbeeld ook van Moody's en Fitch, lieten zien dat de maatregelen in het komende jaar en waarschijnlijk ook in de komende twee jaar pijnlijk zullen zijn, zeker gecombineerd met de laagconjunctuur, maar dat de gecombineerde aanpak van huren en kopen ook ervoor zorgt dat de trek weer terugkomt in de woningmarkt. Dat versterkt de financiële positie van Nederland en van de Nederlandse banken, waardoor ook de kredietverlening weer op gang komt, en daarmee de mogelijkheid voor consumenten en bedrijven om weer te investeren. Analyses van een beetje afstand van de Nederlandse woningmarkt geven aan: het hele pakket is goed.

Ik zal mijn beantwoording van de vragen uit de Kamer logischerwijs in twee blokken doen, eerst het deel Wonen en vervolgens het deel Rijksdienst.

De heer Fritsma (PVV):

De minister noemt het hele pakket goed, maar die stelling kun je moeilijk hardmaken als je kijkt naar de gevolgen van de aantasting van de hypotheekrenteaftrek. De woningmarkt komt steeds verder in het slop. Er wordt geen woning meer gekocht, er wordt geen woning meer verkocht en de prijzen dalen zelfs nog erger dan verwacht. Ratingbureau Fitch berekende een daling van 25% ten opzichte van het prijspeil van voor de crisis. Als je die dramatische gevolgen in ogenschouw neemt, dan kun je toch niet volhouden dat hier sprake is van een goed pakket?

Minister Blok:

De heer Fritsma verwijst naar prijsdalingen. Dat is begrijpelijk, maar hij realiseert zich ook dat de prijsdaling is ingezet aan het begin van de crisis. Je kunt dus niet zeggen dat die het gevolg is van de maatregelen die wij nu nemen. Die prijsdaling is gestart lang voordat deze maatregelen werden genomen. Alle analyses gaven toen ook aan dat deze ontwikkeling heel sterk werd gevoed door de onzekerheid bij het publiek over wat er zou gaan gebeuren op de woningmarkt en door de ongezonde financiële situatie van banken. De maatregelen die wij nu nemen, grijpen op beide gebieden aan. De heer Fritsma haalt één onderdeel uit het rapport van Fitch, namelijk de prijsdaling. Het is dan wel netjes om ook het andere onderdeel eruit te noemen, dat er duidelijk op wijst dat die gebalanceerde aanpak de juiste is.

De heer Fritsma (PVV):

Fitch Rating brengt die prijsdaling gewoon direct in verband met de maatregelen van deze regering. Als er sprake is van een prijsdaling van een kwart, van 25%, dan is dat gevolg dramatisch. Dan moet de regering het opnemen voor de huizenbezitter, dan moet zij die beschermen tegen deze kwalijke gevolgen. Wat is de boodschap van de minister aan al die mensen die met een restschuld komen te zitten? Dat zijn er maar liefst 700.000 en het worden er wellicht meer. Wat is zijn boodschap aan die huizenbezitters? Waarom zegt de minister niet gewoon: de gevolgen zijn nog erger dan wij hadden gedacht, dus houden wij op met deze rare maatregelen?

Minister Blok:

Het betoog van de heer Fritsma illustreert nog een keer dat voordat er sprake was van enige maatregel er al sprake was van prijsdaling. Hij noemt het aantal mensen van wie de huizen onder water staan, heel sterk, door de prijsdaling van de afgelopen jaren. Dat is een gevolg van de combinatie van de financiële crisis, de economische crisis en onzekerheid over de woningmarkt. Het beste dat je kunt doen voor bestaande huizenbezitters is die zekerheid terugbrengen en dat doen wij met dit pakket.

De heer Paulus Jansen (SP):

Volgens het CBS zijn er de afgelopen jaren, sinds het begin de bouwcrisis, 61.000 bouwvakkers ontslagen. Het tempo waarin dat gebeurt, is sinds dit kabinet er zit omhoog gegaan. Iedere week gaat er zo'n beetje een NedCar dicht qua ontslagen. Ik vraag de minister, die ook verantwoordelijk is voor de bouwmarkt, welk aantal extra ontslagen hij maximaal acceptabel vindt in 2013.

Minister Blok:

Ieder ontslag in de bouw en erbuiten snijdt ons natuurlijk door het hart. In een zo diepe economische crisis, die al ingezet was voor dit pakket aan maatregelen er was, kan niet van een regering worden verwacht dat zij in de bouw of daarbuiten een aantal ontslagen gaat ramen. Wat wel van de regering kan worden verwacht, is dat zij maatregelen neemt waardoor de economie als geheel gaat draaien en dus de bouwmarkt, een belangrijk onderdeel daarvan, mee gaat draaien.

De heer Paulus Jansen (SP):

Wij hebben al een aantal keer een discussie gevoerd over de effecten van bijvoorbeeld de verhuurdersheffing. Mijn voorspelling is dat die, als die integraal door zou gaan, leidt tot 60.000 extra ontslagen in de bouwkolom. Als de minister zijn hoop heeft gesteld op de langere termijn, als hij denkt dat deze maatregelen structureel verbeteringen opleveren, vindt hij het dan acceptabel dat er de komende jaren 60.000 bouwvakkers worden ontslagen ten gevolge van zijn beleid?

Minister Blok:

In de vraag zit de veronderstelling besloten dat als je geen beleid zou voeren of niet dit beleid zou voeren, de economische crisis in Nederland niet zou toeslaan en dat die specifiek de bouw niet zou raken. Dat is niet zo. De bouw is een integraal onderdeel van de Nederlandse economie. De Nederlandse economie is een integraal onderdeel van de wereldeconomie en beweegt daar heel sterk op mee. Daar waar je in Nederland door hervormingen Nederland sterker kunt maken in de wereldeconomie moet je dat doen. Dat doen wij, op dit gebied. Daarmee kun je, helaas, niet voorkomen dat je door de crisis wordt geraakt. Je kunt er wel voor zorgen dat je sterker uit de crisis komt.

Ik behandel allereerst het onderwerp wonen. Daarbij zal ik achtereenvolgens de koopsector, de huursector, de bouwsector en energiebesparing, waar veel vragen over zijn gesteld, bespreken. Daarna zal ik ingaan op de rijksdienst. De kern van het beleid op het gebied van wonen, is duidelijkheid scheppen. Daarmee leggen wij de basis voor de langere termijn en daarmee ook voor de Nederlandse economie.

Ik hecht eraan om de belangrijkste maatregelen nog een keer op een rij te zetten. Afgelopen dinsdag heeft de Eerste Kamer de Wet herziening fiscale behandeling eigen woning aangenomen. Dat betekent dat vanaf 1 januari nieuwe hypotheken ten minste annuïtair moeten worden afgelost, wil men recht hebben op hypotheekrenteaftrek. Die wet bevatte ook de restschuldfaciliteit, die de mogelijkheid biedt om gedurende tien jaar rente over restschuld af te trekken. Dit is doorgevoerd mede dankzij een amendement dat hier in de Tweede Kamer is aangenomen. In het regeerakkoord is verder voorzien dat vanaf 2014 het maximale aftrektarief in de hoogste schijf stapsgewijs wordt afgebouwd naar 38% en dat dit wordt teruggegeven in een verlenging van de derde schijf. Dat is wat het kabinet betreft ook het pakket voor de hypotheekrente. Zowel de heer Fritsma als de heer Monasch en de heer Knops vroegen om duidelijkheid op dit gebied. Dit is het pakket wat betreft de hypotheekrente.

De heer Knops (CDA):

Dit is inderdaad het pakket. Kan de minister ook bevestigen dat dit pakket in ieder geval niet verslechtert? Er komen mogelijk nog wat verbeteringen. Kan de minister echter zeggen dat het pakket in ieder geval niet verslechtert? Dat te weten, is namelijk essentieel voor het vertrouwen van de markt.

Minister Blok:

Al bij de presentatie van het regeerakkoord hebben we heel duidelijk gesteld dat de twee partijen in het regeerakkoord een gezamenlijke visie voor de lange termijn op de economie en de woningmarkt hebben gegeven, ondanks het feit dat het regeerakkoord is gesloten tussen twee partijen met twee heel verschillende visies.

De heer Knops (CDA):

Ik vraag dit niet zomaar. Toen ik in de eerste termijn de heer Monasch interrumpeerde, sloot hij niet uit dat, als er door het kabinet nieuwe maatregelen zouden moeten worden genomen, dit ook zou betekenen dat het aftrekpercentage verder zou dalen.

Minister Blok:

Ja, ik heb goed gehoord wat er tijdens dat interruptiedebatje is gezegd. Ik heb de heer Monasch ook de politiek verstandige woorden horen uitspreken dat je je niet in allerlei als-dansituaties moet laten brengen. Dat ben ik zeer met hem eens. Ik heb niet voor niets verwezen naar de mededeling bij de presentatie van het regeerakkoord. Toen is gezegd: "Dit is het pakket".

De heer Bisschop vroeg of ik nog overweeg om de regels uit te stellen. Inmiddels heeft de Eerste Kamer ingestemd, tot mijn genoegen. Uitstel draagt uiteraard niet bij aan de helderheid die juist zo van belang is.

De heer Monasch vroeg mij nog hoe wij de startersfaciliteit verder uit gaan werken. Er is in het regeerakkoord vanaf 1 januari 20 miljoen extra beschikbaar gesteld. Ik heb inmiddels de fiscale regelingen ook zo aangepast dat de startersfaciliteit binnen de nieuwe wetgeving mogelijk blijft. Het is inderdaad heel belangrijk dat starters op die manier een extra zetje krijgen.

De heer Jansen vroeg of de verhouding tussen de ingrepen in de koop- en de huursector in balans is. Ik zeg nogmaals dat naar mijn stellige overtuiging die balans heel sterk aanwezig is. Ik verwees in dit verband al naar de resultaten van een aantal onderzoeken waaruit dit ook blijkt.

De heer Jansen vroeg ook of de bedragen nu van beide zijden netjes worden opgehoest. Ik meen althans dat hij het zo vertaalde. Hij verwees in het bijzonder naar de overdrachtsbelasting, die hij helemaal aan de koopsector toewijst. Die overdrachtsbelasting is overigens al een heel oud punt in de analyses over de Nederlandse woningmarkt. Eigenlijk vormt die overdrachtsbelasting een straf op verhuizen. Het is heel verheugend dat wij die belasting permanent hebben kunnen verlagen tot 2%. De opbrengst van die belasting zal voor een groot deel natuurlijk ook ten goede komen aan bijvoorbeeld starters op de woningmarkt, of mensen die een overstap maken van huur naar koop. Het is dus een essentieel onderdeel van het gezond maken van de woningmarkt en het is bovendien niet zomaar toe te wijzen aan huur of koop. De koper kan immers een ex-huurder zijn die een mooie overstap kan maken.

De heer Paulus Jansen (SP):

De overdrachtsbelasting is echt altijd meegeteld bij de fiscale uitgaven voor de eigen woning. Toch is de SP-fractie op zich voor het verlagen of zelfs het afschaffen van de overdrachtsbelasting. Als dat maar wordt betaald uit de opbrengsten van het verlagen van de hypotheekrenteaftrek. Er moet dus volgens de SP niet nóg meer geld naar de eigenwoningsector worden gekruid. De vraag die ik in de eerste termijn opwierp, was of het redelijk is en te rijmen met het uitgangspunt van deze minister dat in moeilijke tijden iedereen moet bijdragen aan het terugbrengen van het financieringstekort van de overheid, dat de verhuurders met elkaar 2 miljard euro mogen ophoesten in vier jaar tijd, oplopend, terwijl in 2013 de eigenwoningbezitter 1,5 miljard euro extra krijgt. Kan de minister nog eens uitleggen of dit naar zijn mening een goede toepassing is van zijn eigen principe?

Minister Blok:

De heer Jansen kiest voor de formulering dat de eigenwoningbezitter iets extra's krijgt, maar die formulering deel ik niet met hem. We hadden een hoge heffing op verhuizen. Verhuizen is vaak een heel rationele afweging. Men gaat bijvoorbeeld dichter bij het werk wonen of dichter bij familie waarvoor men een zorgtaak heeft. Dit was altijd al een hinderlijke belasting. Het is heel verheugend dat we daar het mes in hebben kunnen zetten.

Het andere punt van de heer Jansen betreft de verhouding tussen bedragen. Als je de som langer doortrekt, valt de balans alweer anders uit. Bijvoorbeeld het Economisch Instituut voor de Bouw heeft de balans kopen/huren over wat langere termijn gemaakt. Het komt, uit mijn hoofd gezegd, op 2 miljard voor de huursector en 5 miljard voor de koopsector. Daar slaat de balans alweer anders uit. Dat is een kwestie van prikken van de tijdsperiode.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik concludeer dat de minister onderschrijft dat het in 2013, dus midden in de crisis, zowel bij de huishoudens als in de bouw, redelijk is dat de huurders straks 2 miljard euro extra moeten ophoesten en de eigenwoningbezitters 1,5 miljard extra krijgen. Dat vindt deze minister per saldo onder deze omstandigheden heel verstandig.

Minister Blok:

Ik vind het pakket heel verstandig. De toerekening aan de woningbezitter – een koper kan ook een oud-huurder zijn – is het gevolg van de manier waarop de heer Jansen de cijfers bekijkt. Daar heeft hij verder alle recht toe.

Voorzitter. Mevrouw Schouten vraagt of ik specifiek voor bouwen met een verdere agenda kom voor de komende jaren. De belangrijkste hoofdlijnen staan in het regeerakkoord. Delen daarvan herkennen wij beiden nog uit het Lenteakkoord. Al in 2013 zal een belangrijk deel van de invulling komen. De komende maanden en jaren kom ik natuurlijk op alle onderdelen met voorstellen naar de Kamer. Op huren zal ik straks uitgebreid ingaan; het is bekend dat ik grote urgentie voel op dat vlak.

Bij het ontwikkelen van deze voorstellen spreek ik natuurlijk met partijen in het land, ook met alle partijen die betrokken zijn bij Wonen 4.0. Gisteren heb ik een goed gesprek gehad met sociale partners. Mevrouw Voortman vroeg wat de status van dit overleg is. Het wordt gevoerd binnen de kaders van het regeerakkoord, maar uiteraard is er in de invulling op allerlei punten ruimte. Het is ook noodzakelijk om dat overleg te zoeken. Ik ben ermee begonnen en ga ermee verder. Ik kan niet garanderen dat dit altijd leidt tot overeenstemming. We weten allemaal dat we in financieel heel moeilijke tijden leven. Ik realiseer mij dat ik lastige maatregelen moet nemen. Wel zal dat altijd gaan in overleg met alle betrokkenen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik verwees naar het overleg met de sociale partners omdat de bewindspersonen op SZW heel nadrukkelijk spreken van een sociale agenda. Zij willen afspraken maken met de sociale partners. De minister kent de partijen van Wonen 4.0. Zij denken zeer constructief mee. Ik vroeg of de minister bereid is om met hen te kijken of hij kan komen tot een breed gedragen akkoord op de woningmarkt, zoals zijn collega's op SZW dat doen om te komen tot een sociale agenda.

Minister Blok:

Ik zeg graag toe dat ik om tafel zit met de partijen die betrokken zijn bij Wonen 4.0. Ik denk dat ik ze inmiddels allemaal een eerste keer de hand geschud heb. Natuurlijk proberen we tot overeenstemming te komen, maar ik kan niet garanderen dat iedereen die getroffen wordt door de maatregelen, die nodig maar pijnlijk zijn – daar ben ik gewoon eerlijk in – daar zijn handtekening onder zet.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Bij de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken werd steeds gezegd dat de financiële kaders staan, maar dat wel gepraat kan worden over de invulling van het regeerakkoord. Is het mogelijk dat de minister na overleg met de Wonen 4.0-partijen terugkomt met afspraken die misschien niet precies zijn zoals in het regeerakkoord staat, maar in ieder geval op meer draagvlak kunnen rekenen?

Minister Blok:

Ik ga straks in op de huurmarkt en de problemen die zich daar voordoen. Dit is inderdaad mogelijk.

Daarmee kom ik op het onderdeel huren en de verhuurdersheffing. Mevrouw Visser en de heer Monasch hebben daarnaar gevraagd. Het interruptiedebat van zojuist gaf daar ook aanleiding toe. Ik heb de Kamer al eerder toegezegd dat ik op basis van berekeningen die wij inmiddels hebben uitgevoerd de komende weken aan de slag ga, ook met de betrokken partijen, om een uitwerking van de verhuurdersheffing te maken. Ik zal ik veelbesproken woningwaardering en de hantering van de WOZ-waarde daarin betrekken. We hebben nu alle berekeningen naast elkaar kunnen leggen. Hoewel de 4,5%-grondslag in het verleden breed gedragen werd, zoals blijkt uit allerlei rapporten en veel verkiezingsprogramma's, zal een onverkorte uitvoering daarvan niet plaatsvinden omdat hiervoor maatwerk nodig is. Op dit punt ben ik echt niet doof voor geluiden uit de samenleving. Er zijn relevante nieuwe feiten. Ik sta nog steeds achter de ambitie van een eenvoudiger woningwaarderingstelsel uit het regeerakkoord, maar het moet wel een stelsel zijn waarmee ook de verhuurdersheffing op een nette manier opgebracht kan worden. In het vroege voorjaar zullen wij hierover verder met elkaar in debat gaan.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Paulus Jansen wil interrumperen. Ik wil een beroep op iedereen doen om de minister eerst wat ruimte te geven voor de beantwoording van een aantal vragen. Daarna kan geïnterrumpeerd worden. Als na elke zin wordt geïnterrumpeerd, ben ik bang dat wij tot 06.00 uur zullen doorvergaderen. Dat is niet de bedoeling.

De heer Paulus Jansen (SP):

Het was niet mijn keuze om dit debat naar de randen van de nacht te verschuiven.

De voorzitter:

Daar zijn wij allemaal verantwoordelijk voor.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik ben een echt ochtendmens.

De voorzitter:

Ik ook.

Minister Blok:

Misschien halen we de ochtend nog!

De heer Paulus Jansen (SP):

Dan gaat het vanzelf veel beter. Kan de minister ons helpen door aan te geven wanneer hij klaar is met het blokje over de verhuurdersheffing? Daarna zou ik dan graag mijn vraag stellen.

De voorzitter:

Dat lijkt mij heel goed.

Minister Blok:

Ik ben bijna klaar met dat blokje. Ik moet nog iets vertellen over de huur.

Bij de uitwerking zal ik inderdaad binnen de kaders van het regeerakkoord werken – zoals de Kamer waarschijnlijk wel weet, is hierover in de Eerste Kamer een motie aangenomen – dus binnen de kaders van een opbrengst van de verhuurdersheffing van 2,1 miljard euro en een inkomensafhankelijke huurverhoging, zoals beschreven in het regeerakkoord. Daarbij zal ik goed letten op de betaalbaarheid van het wonen en het niveau van investeringen in onderhoud en nieuwbouw. Ik zal ook nadrukkelijk letten op de regionale effecten van het hele pakket.

Mevrouw Schouten en de heer Klein – ik zie hem nu niet, maar hij zal waarschijnlijk het verslag wel lezen – hebben vragen gesteld over de huurtoeslag bij een terugval van het inkomen. De vraag van de heer Klein betrof specifiek een inkomensterugval in verband met pensionering. Bij een terugval in inkomen kan huurtoeslag worden aangevraagd, mits men aan de overige voorwaarden voldoet. Je mag bijvoorbeeld geen heel groot eigen vermogen hebben. Wat betreft de inkomensafhankelijke huurverhoging voorziet de wet, die hier voor een deel trouwens al heeft voorgelegen, niet in een huurverlaging bij inkomensterugval. Wel zullen mensen van wie het inkomen terugvalt onder een van de inkomensgrenzen in die wet, in het vervolg niet meer geconfronteerd worden met een inkomensafhankelijke huurverhoging. Voor zover zij onder de huurtoeslaggrens vallen, komen zij in aanmerking voor huurtoeslag. Daarmee ben ik aan het einde van het onderdeel huren gekomen.

De heer Paulus Jansen (SP):

De minister zegt dat hij openstaat voor een andere grondslag voor de maximale huur dan de 4,5% WOZ-waarde uit het regeerakkoord. Maar herkent de minister het probleem dat het voor bijvoorbeeld de periferie van Nederland in wezen niet uitmaakt welk maximum je kiest? De marktwaarde van de huur ligt daar namelijk ver onder het maximum. Met andere woorden, daarmee wordt helemaal geen extra ruimte voor corporaties gecreëerd.

Minister Blok:

Ik heb net al aangegeven dat ik rekening zal houden met regionale effecten.

De heer Paulus Jansen (SP):

Zeker, maar dan zegt de minister dus eigenlijk het volgende. Als wij daar rekening mee houden, leidt dit tot extra hoge huren in bijvoorbeeld Amsterdam, Haarlem, Hilversum en Utrecht. Begrijp ik dat goed?

Minister Blok:

Het lijkt me een ingewikkelde opgave om nu te gaan speculeren over de invulling van het woningwaarderingsstelsel. Het betreft een belangrijke vraag. Maar juist omdat de invulling van wezenlijk belang is, lijkt het me verstandig om een onderbouwd pakket voor ons te hebben. We kunnen dus een hele speculatieslag maken, maar het blijft een beetje een slag in de lucht.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De minister stelt dat mensen altijd nog recht hebben op huurtoeslag als zij te maken krijgen met een inkomensterugval. Dat is natuurlijk het geval voor zover mensen met die inkomensterugval net onder de huurtoeslaggrens terechtkomen. Er is echter een probleem als zij daar net boven blijven. Dat probleem kan eventueel opgelost worden met een andere systematiek, namelijk een huurverhoging op basis van de huursombenadering. Staat de minister open voor een dergelijk alternatief?

Minister Blok:

De huursombenadering hebben wij in het regeerakkoord opgenomen. Die wordt dus onderdeel van het pakket waarmee ik naar de Kamer kom. Ook nu al ziet iemand bij een terugval in inkomen niet onmiddellijk een aanpassing van de huur. Maar de huursombenadering staat ook in het regeerakkoord.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Kan de huurverhoging op basis van de huursombenadering dan ook in de plaats komen van de voorgenomen inkomensafhankelijke huurverhoging?

Minister Blok:

Ook dan gaan we speculeren. Ik kan wat helderder op deze vraag antwoorden, omdat het een van de randvoorwaarden uit het regeerakkoord betreft. Dat is door een motie van de Eerste Kamer nog eens bevestigd. Het lijkt me echter zinvoller om de discussie over het hele pakket te voeren als ik met een uitgewerkt pakket naar de Kamer kom. Dat zal niet erg lang duren.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Die laatste opmerking is mij uit het hart gegrepen: je moet naar het hele pakket kijken. De minister geeft net aan dat hij bereid is om te kijken naar de manier waarop de huren berekend worden. De 4,5% WOZ-waarde is dus geen vast uitgangspunt. Er is echter niet zozeer kritiek op die ene maatregel als wel op de samenhang van maatregelen, het totaalplaatje. Is de minister dan ook bereid om te kijken naar alternatieven voor de verhuurdersheffing?

Minister Blok:

De verhuurdersheffing en de opbrengst daarvan zijn een essentieel onderdeel van het op orde brengen van de overheidsfinanciën. De spanning die uit het rapport van het Centraal Fonds Volkshuisvesting naar voren kwam, betrof de samenloop van het op dit moment als uitgangspunt hanteren van de 4,5% WOZ-waarde en de verhuurdersheffing. De verhuurdersheffing zelf staat echter niet ter discussie.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Volgens mij staat ook de verhuurdersheffing zelf ter discussie. Ik verwijs alleen maar naar de reacties van verschillende partijen uit de volkshuisvestingssector. Daarom zou het dus logisch zijn dat de minister bereid is om naar alternatieven te kijken.

Minister Blok:

De financiële nood is hoog. Ik heb geen concreet ingevulde voorstellen gezien voor een andere manier om deze opbrengst te verkrijgen. 1 miljard is een heel fors bedrag. Ik heb de voorstellen niet gezien en het is dus niet reëel om te suggereren dat dit onderdeel ter discussie zou staan.

De heer Verhoeven (D66):

Het is niet misschien niet zo erg, omdat het al wat later is en het de laatste dag voor het reces is, maar we staan hier met een minister die eigenlijk nog niet kan zeggen wat hij gaat doen. Ik zal de kaders even schetsen. 2,1 miljard moet bij de woningcorporaties worden opgehaald. Dat is duidelijk. Het is een slechte koopmarkt, dus de verkoop van woningen zal niet veel opleveren en ook de huurinkomsten vormen een probleem. De minister kan in dit debat toch wel iets zeggen over wat hij gaat doen om voldoende inkomsten te krijgen voor de corporaties? Als we een maand wachten, weten we nog steeds niet wat er gaat gebeuren. De minister moet daar ideeën over hebben. Zou hij daar iets over kunnen zeggen?

Minister Blok:

Natuurlijk, maar die ideeën heb ik net geschetst. Er komt een inkomensafhankelijke huurverhoging om het scheefhuren aan te pakken. Daar zal D66 zich ook in herkennen, want het scheefwonen is een groot probleem. De opbrengsten van 2,1 miljard structureel worden afgeroomd. Dat staat ook niet ter discussie. Het probleem ontstond door de samenloop met de 4,5% WOZ op het moment van dalende waarderingen. De vraag van de heer Verhoeven is daarmee beantwoord. Op deze manier realiseren we de opbrengst en leveren we een bijdrage aan de overheidskas.

De heer Verhoeven (D66):

We moeten 2,1 miljard ophalen en een ding is duidelijk geworden. De systematiek van de WOZ is vaak geopperd in het verleden. Wij hebben dit zelf overigens niet in ons verkiezingsprogramma gezet, omdat we zagen dat het op het dieptepunt van de markt een heel lastige maatregel was, zeker na een gedurende tien jaar bijna stilstaande huurstijging. Het gat dat is gevallen om die 2,1 miljard op te halen ten opzichte van de mogelijke huurverhoging zou wel eens 1 miljard à 1,5 miljard kunnen zijn. Je kunt wel wat woningen verkopen en snijden in eigen vet – en dan zijn er ook nog de andere kaders van specifieke doelgroepen – maar dan valt er toch ongeveer een gat van 1 miljard. Dat moet ergens uit de huurverhogingen komen. Dan ga je of terug naar het puntensysteem-plus of je verhoogt de WOZ-huur. Dat zijn toch de twee enige opties?

Minister Blok:

Ik kan niet beoordelen hoe de heer Verhoeven aan een gat van 1 miljard komt. Ik ben graag bereid om met hem in discussie te gaan, maar het lijkt mij veel zinvoller om dat aan de hand van de uitgewerkte notitie te doen. Het kernprobleem was de samenhang van de WOZ-waarderingen en de verhuurdersheffing. Ik heb al aangegeven dat we de WOZ-waardering niet op die manier invoeren. Laten we een uitgebreid debat voeren zodra de Kamer een concreet voorstel van mij heeft. Dat komt in het vroege voorjaar.

De heer Paulus Jansen (SP):

De minister was op een punt heel concreet: als je een tijd lang meer dan € 43.000 belastbaar inkomen hebt verdiend, je huur jarenlang maar 10% extra omhoog is gegaan en je daarna minder gaat verdienen, wordt de huur niet verlaagd. Dat heb ik toch goed van hem begrepen?

Minister Blok:

Dat klopt.

De heer Paulus Jansen (SP):

Dan wil ik de minister een uitspraak van de heer Monasch in een opinieartikel in Joop.nl van 7 november voorhouden, waarin hij zegt dat de huur weer zakt als je minder dan € 43.000 gaat verdienen. Ik heb een concreet voorbeeld van wie dat dan kan zijn. Als Henk € 2.000 bruto per maand verdient, Ingrid € 1.000 bruto per maand en dochter Petra € 600, dan zitten zij boven € 43.000. Als Petra het huis uit gaat, zakken zij onder € 43.000, maar is de huur meer dan € 200 verhoogd. Vindt de minister dat een rechtvaardige rekening?

Minister Blok:

In het interruptiedebat met mevrouw Schouten gaf ik aan dat ook nu de huur niet wordt verlaagd wanneer een inkomen omlaag gaat. Heb je echter recht op huursubsidie, dan kan deze wel verhoogd worden.

De heer Paulus Jansen (SP):

Het verschil tussen nu en straks is dat door het beleid van deze regering in vier jaar tijd de huur in deze categorieën met 50% kan stijgen. Als je begint met € 500 eindig je met € 750. In vier jaar tijd is er € 250 bijgekomen. Als iemand dan onder de € 43.000 zakt, blijft die € 250 staan. Dat is een koopkrachtverlies van meer dan 10%, alleen al door dit effect. Vindt de minister dat redelijk?

Minister Blok:

Ook nu kan het zo zijn dat je een huur betaalt van € 750, omdat die bij je inkomen past, en dat je inkomen om wat voor reden dan ook terugvalt. Ook dan wordt de huur niet verlaagd. Er kan hoogstens een aanspraak op huursubsidie ontstaan. Het wijkt dus niet zo veel af van de huidige situatie.

De voorzitter:

Heeft de heer Knops een vraag over het vorige punt?

De heer Knops (CDA):

Zeker, ik heb een vraag over de huur, beter gezegd over de huurtoeslag. Ik heb daarover in eerste termijn een vraag gesteld aan de minister. Die vraag is schriftelijk beantwoord en ik neem aan dat wij die nu aan de orde mogen stellen. De minister herkent zich niet in de genoemde compensatie van 500 miljoen euro. Ik moet mijn excuses aanbieden, want ik zat er 80 miljoen euro naast. In het regeerakkoord staat 420 miljoen euro als compensatie. Ik werd enigszins op het verkeerde been gezet door een uitspraak van de heer Monasch, die een aantal keren in allerlei debatten een bedrag van 500 miljoen euro heeft genoemd. Ik dacht dat de heer Monasch, die het regeerakkoord heeft getekend, het juiste bedrag zou weten, maar ik kan de heer Monasch op dat punt helaas niet vertrouwen, althans ik moet hem beter controleren. Mijn vraag is of de minister denkt dat het bedrag van 500 miljoen euro, eigenlijk 420 miljoen euro, voldoende is om de huurstijgingen die nodig zijn om 2 miljard euro op te halen te compenseren.

Minister Blok:

Ik vind het jammer dat de heer Knops het vertrouwen in de heer Monasch opzegt. Hij is namelijk een plezierige collega. De heer Knops vraagt of het bedrag voldoende is. Het is een doorrekening van de huidige huurtoeslagsystematiek voor die mensen die door de inkomensafhankelijke huurverhoging te maken krijgen met een hogere huur en dus recht hebben op compensatie. Ook 420 miljoen euro is nog steeds een indrukwekkend bedrag. Dat zal de heer Knops met mij eens zijn.

De heer Knops (CDA):

Dat is zeker een indrukwekkend bedrag. Als de piketpalen echter gewijzigd worden, als er 2,1 miljard moet worden opgehaald en als er moet worden geschoven met andere knoppen zoals de 4,5% WOZ en de differentiatie naar de regio's, zou het echter mogelijk zijn dat er via de huurtoeslag meer gecompenseerd moet worden. Misschien kan de minister overigens ook nog even ophelderen of het 2 miljard euro is of 2,1 miljard euro. Heeft de minister met dit aspect rekening gehouden en is hij bereid om dat expliciet mee te nemen in het plan dat hij in het voorjaar gaat presenteren?

Minister Blok:

Als er consequenties zijn voor de huurtoeslag, zal ik daarop ingaan.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de minister zijn betoog vervolgt.

Minister Blok:

Ik kom dan bij het onderwerp bouw. 2013 en mogelijk ook 2014 zullen lastige jaren zijn voor heel Nederland, maar zeker ook voor de woningbouw. Tegelijkertijd weten wij dat het aantal huishoudens in Nederland nog steeds fors toeneemt, uiteindelijk met zo'n 500.000 tot 2020. Er is dus in essentie nog steeds een grote vraag naar woningen. Dat geeft heel duidelijk aan waarom er ook voor de bouw weer snel licht aan het eind van de tunnel gloort.

Daarnaast neemt het kabinet waar mogelijk maatregelen om het leven voor de bouw gemakkelijker te maken. Dat was gisteren ook onderwerp van gesprek met de sociale partners. Die maatregelen hebben bijvoorbeeld te maken met de vereenvoudiging van regelgeving, de Omgevingswet, de actieteams die voortvloeien uit de Actieagenda Bouw en de implementatie van de adviezen van de commissie-Dekker. De sector zelf is er ook uit volle kracht mee aan de slag gegaan. De Actieagenda Bouw heeft geresulteerd in 17 actieteams die op heel verschillende terreinen met concrete voorstellen komen. In januari 2013 wordt een van de voorstellen al in praktijk gebracht, namelijk een bouwcampus in Delft. Dit geeft goed aan dat de bouwsector niet afwachtend is, maar in deze moeilijke tijden juist zelf aan de slag gaat om sterk uit de crisis te komen.

Dat is meteen ook een antwoord op de vraag van mevrouw Schouten. Zij vraagt hoe wij verder gaan met de agenda voor de bouw. Zij vraagt bijvoorbeeld specifiek hoe wij omgaan met de leegstaande kantoren en of er ruimte zou zijn voor een sloopfonds. Er is mede in het kader van de Actieagenda Bouw een convenant Aanpak Leegstand Kantoren ondertekend. Een onderdeel daarvan vormt de mogelijkheid om regionaal kantorensloopfondsen in te voeren. In het begin van het komende jaar komen de partijen die betrokken zijn bij het convenant weer bij elkaar om de voortgang van de uitvoering te bespreken.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het klopt dat er een convenant is gesloten. We zien nu al dat redelijk wat gemeenten zich terugtrekken en dat het tot nu toe niet echt een doorslaand succes is. Ik heb aan het begin van mijn betoog gesteld dat deze minister de regie naar zich toe zou moeten trekken. Hij moet het niet alleen aan de regio's overlaten, maar moet daarin zelf actief een rol gaan spelen. Is de minister bereid om met de vastgoedsector daarover in gesprek te gaan?

Minister Blok:

Ik heb een paar weken geleden zelf de aftrap gegeven voor die actieagenda en ben inderdaad in gesprek met de sector. Tegelijkertijd is het heel logisch dat de discussie over sloopfondsen op regionaal niveau wordt gevoerd, omdat de baten en de lasten regionaal neerslaan. Ja, ik voer daar regie, ik probeer de beweging erin te brengen. Dat doe ik overigens in de traditie van mijn ambtsvoorgangers, die hier de eerste aanzet voor hebben gegeven. Ik kan alleen geen partijen dwingen om in iedere regio daadwerkelijk tot zaken te komen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De minister stelt dat de baten en lasten alleen in de regio's zullen neerslaan. Dat is niet het geval. De minister weet net als ik dat het afboeken op de boekwaarde van het commercieel vastgoed als een zwaard van Damocles boven de hoofden van de institutionele beleggers, de banken en de eigenaren van het vastgoed hangt. Dat kan de crisis in de markt verdiepen en dat is een reëel risico. Onderkent de minister dat en wil hij ook via andere manieren dan via het sloopfonds een oplossing voor deze problematiek zoeken?

Minister Blok:

Ondernemers, banken en investeerders hebben kantoren gebouwd of gekocht en nemen daarmee ondernemersrisico. We moeten uitkijken dat we niet het ondernemersrisico naar de overheid gaan trekken. We helpen door te reviseren en belemmeringen weg te nemen, maar we gaan geen ondernemingsrisico's overnemen.

Er zijn veel vragen gesteld over energiebesparing. Dat is bij uitstek een van de zaken waarmee de bouwsector in deze moeilijke tijden ervoor kan zorgen dat er weer brood op de plank komt, zeker door het energiezuiniger maken van de bestaande woningvoorraad. Dat vormt uiteindelijk een veel groter aandeel dan de nieuwbouw. De heer Knops en mevrouw Schouten vroegen naar de plannen van het kabinet op het gebied van energiebesparing en renovatie. In het regeerakkoord is afgesproken dat we op dit gebied weer green deals zullen afspreken voor het verduurzamen van bestaande woningen, maar ook voor de utiliteitsbouw. Dat geeft niet alleen een impuls aan de bouwsector, maar leidt ook tot lagere woonlasten. Energie vormt inmiddels een heel groot deel van de woonlasten en gaat naar verwachting de komende jaren nog fors stijgen. Ik zal op dit gebied in het komend voorjaar met voorstellen naar de Kamer komen. Hiermee geef ik hopelijk invulling aan de wens van mevrouw Schouten.

De heer Knops heeft gevraagd naar de mogelijkheid van een energiebesparingfonds in de vorm van een revolverend fonds. Daarvoor is ook een amendement ingediend. Ik denk niet dat er een verschil van mening bestaat tussen de indieners van dat amendement en mij over de wenselijkheid van zo'n fonds. Het zou een goede impuls bieden. Ik moet echter wel constateren dat de indieners van het amendement hetzelfde probleem hebben als ik: er is geen deugdelijke dekking. De dekking die gevonden wordt op mijn terrein, te weten 50 miljoen op ambtenaren, is niet reëel. Het Centraal Planbureau heeft heel duidelijk bij de doorrekening van het regeerakkoord aangegeven– en veel verkiezingsprogramma's hebben dezelfde methode gekozen – dat het ingeboekte bedrag aan besparingen op het overheidsapparaat echt het maximaal haalbare is. Het zou ook echt effecten geven in de samenleving. We moeten daarvoor ook niet weglopen, maar ieder hoger bedrag is niet hard te maken. Hoezeer ik het doel ook dien, de dekking daarvoor is onvoldoende.

De heer Knops vroeg mij ook om een fonds voor stads- en dorpsvernieuwing te onderzoeken. Ik vind het doel sympathiek, maar het brengt grote financiële consequenties met zich mee. Wel is de SER een prijzenswaardig initiatief begonnen. Gekeken wordt of we tot een breed gedragen aanpak kunnen komen rond duurzaamheid en energiebesparing. Ik neem daaraan zelf ook deel. Ik blijf ook kijken naar de mogelijkheden van een revolverend fonds, maar bij de huidige financiële krapte heb ik er helaas geen geld voor.

De heer Knops (CDA):

De titel van het regeerakkoord is Bruggen slaan. Ik zou bijna zeggen dat dat geen geld kost. Nu ligt er een breed gedragen initiatief vanuit de Kamer. Alle andere amendementen die in dezelfde dekking voorzagen, want dat was een setje, zijn al afgestemd. Als ik kijk naar de taakstelling die er ligt, zou het toch mogelijk moeten zijn om voor komend jaar een deel van de dekking op te nemen, bijvoorbeeld de hogere kartelboetes die minister Blok een jaar later ook als dekking in het regeerakkoord heeft opgenomen. Is de minister bereid om daar serieus naar te kijken, juist vanuit de gedachte dat we een gemeenschappelijke richting op willen?

Minister Blok:

Ik heb al aangegeven dat ik hier serieus naar wil kijken. Dat is ook de reden waarom ik verwijs naar het overleg met de SER. We hebben het nu echter over de begroting voor 2013 en over het amendement waar, zo ken ik het CDA ook, geen discussie moet zijn over de dekking. De dekking voor beide onderdelen is niet reëel, hoe vervelend ik dat ook vind.

De heer Knops (CDA):

Dit beoordeel ik dan toch als een subjectief oordeel van deze minister, want dezelfde dekking wordt een jaar later wel door dit kabinet opgevoerd. Je zou best vervroegde maatregelen kunnen invoeren. De vraag is dus of er een wil is om die brug te slaan. Of zegt de minister: we hebben gisteren met de sociale partners bij elkaar gezeten, we hebben daar het geld al uitgegeven, we doen het gewoon als kabinet en de alternatieven worden niet bekeken? Want eerlijk gezegd krijg ik dat beeld toch een beetje.

Minister Blok:

Dit heeft niet te maken met de wil, maar met de realiteit. Het zou niet reëel zijn om, daar waar zo hard is aangegeven dat de bezuinigingen op het rijksapparaat het maximum zijn, op papier cijfers bij te plussen. Over de hogere kartelboetes wil ik opmerken dat die altijd het resultaat zijn van gedegen onderzoek en natuurlijk ook, zoals dat in een rechtstaat gaat, van hoor en wederhoor. Bij zulke grote zaken gaat daar echt tijd overheen. Ook daarvoor geldt, en de heer Knops heeft gelijk dat het vanaf 2014 in het regeerakkoord staat, dat het niet reëel zou zijn om zo'n groot bedrag al eerder in te boeken. Maar als het kon, zouden we het doen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb gevraagd of de minister isoleren kan bezien als onderdeel van de Trias Energetica. Dat is tenminste de vraag die schriftelijk is beantwoord. Het ging mij er echter om dat dit ook wordt opgenomen in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit komt hier volgend jaar ter sprake. Het gaat mij erom dat het collectieve warmtesysteem in bestaande bouw goed geregeld is. Wil de minister toezeggen dat hij voor bestaande bouw de Trias Energetica in het Bouwbesluit zal opnemen?

Minister Blok:

Ik kan niet direct overzien wat het betekent om dit voor bestaande bouw in het Bouwbesluit op te nemen. Ik zal kijken of ik daarop in mijn tweede termijn kan antwoorden. Zo niet, dan volgt er een schriftelijke beantwoording.

Daarmee kom ik aan het eind van het onderdeel over wonen en ga ik over naar de Rijksdienst.

De voorzitter:

Mevrouw Schouten, had u nog een vraag?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De minister heeft gisteren gesproken met de sociale partners. Wij hebben vernomen dat een impuls aan de bouw wordt gegeven, bijvoorbeeld om te kijken of in de energiebesparing nog zaken geregeld kunnen worden. Vanochtend hebben wij gehoord dat in totaal 100 miljoen hiervoor beschikbaar is en ook voor andere plannen. Wat gaat de minister nu precies met de sector regelen op dit terrein?

Minister Blok:

Twee aspecten uit de vraag van mevrouw Schouten zijn belangrijk. Er is 100 miljoen beschikbaar voor sectorplannen. Dit zijn plannen om mensen zonder werk te begeleiden naar nieuw werk binnen de sector of daarbuiten. Als de bouwsector een goed plan heeft, kan hij daar een beroep op doen. Een andere sector kan daar ook een beroep op doen. Het is niet bestemd voor aparte projecten op het gebied van energiebesparing. Ik heb net aangegeven dat wij sowieso op een aantal manieren van plan zijn het de bouwsector makkelijker te maken. Overigens was het gisteren een verkennend overleg. Het zal op verschillende terreinen worden vervolgd, dus ook op het gebied van de bouw. De verdere invulling kan ik nog niet weergeven, maar de 100 miljoen – ik heb gezien dat hierover in de pers ook nu en dan verwarring was – is op de begroting van Sociale Zaken beschikbaar voor alle sectoren die goede plannen hebben om mensen van werk naar werk te begeleiden.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Begrijp ik het goed dat in de bouw alleen maar naar de regelgeving wordt gekeken en dat geen impuls wordt gegeven aan een energiebesparingfonds of iets dergelijks waarvan ook sprake zou zijn? Als dit laatste het geval is, is de minister dan toch nog bereid daarnaar te kijken? Het was net even aan de orde in een interruptie met de heer Knops. Wil de minister echt, eventueel met zijn collega van EZ, de mogelijkheden bekijken van bijvoorbeeld zo'n revolverend fonds, bijvoorbeeld uit de onderuitputting voor de SDE?

Minister Blok:

Ik gaf al aan dat ik met de collega van EZ deelneem aan het project dat de SER is gestart om te komen tot een brede duurzaamheidagenda. Energiebesparing is daarop een belangrijk onderwerp, juist ook in de gebouwde omgeving. Ik loop nog steeds tegen het feit aan dat ik daarvoor op dit moment geen geld heb. Ik heb wel de intentie tot het uiterste te kijken wat wij nog kunnen doen.

De heer Verhoeven (D66):

Ik stel nog een laatste vraag over het woondeel van de beantwoording van de minister. Hij komt in februari met een plan. Ik zal daar nu niet verder meer naar vragen, want ik zie dat ik daarover tegen een muur aanloop. Dat is helder. Een ding wil ik hem wel vragen. Het is bij de vorige plannen misgegaan op basis van de verkeerde, onhandige of niet op de praktijk aansluitende aannames van het CPB: de 1% woningstijging en het niet uitgaan van de actuele WOZ-waarde. Is de minister bereid bij de doorrekening van zijn plan uit te gaan van de WOZ-waarde uit 2011 en de dalende huizenprijzen waar wij op dit moment mee zitten?

Minister Blok:

Ik zal natuurlijk uitgaan van actuele gegevens. De precieze vormgeving is nog niet helder. De heer Verhoeven noemt het een muur, volgens mij gaan wij straks met open deuren en ramen met elkaar in overleg. Wat de heer Verhoeven precies achter de deur zal vinden, kan hij inderdaad in het vroege voorjaar zien.

De heer Verhoeven (D66):

Dat vroeg ik niet. Ik weet heus wel dat de minister nu niks gaat zeggen over de contouren van dat plan, dat zal ik ook niet meer vragen. Ik vraag nu iets over de totstandkoming van dat plan. Ik doel op de doorrekening ervan, waarbij zal worden bekeken of het dan echt wel kan. Ik heb daar twijfel over, want ik zie de minister wel een beetje gesteld voor de uitdaging van een echte Houdini-act, waarbij hij zich moet ontworstelen uit alle kaders die de afgelopen dagen genoemd zijn. Daarbij vind ik het van belang, te horen of de minister bereid is om die doorrekening naar de Kamer te sturen en die doorrekening ook baseren op de twee dingen die ik net noemde: de actuele WOZ-waarde en de dalende huizenprijzen.

Minister Blok:

Ik zal uitgaan van actuele gegevens en natuurlijk – de heer Verhoeven heeft mij daarover al een keer gecomplimenteerd, dus ik steek dat nog maar een keer in mijn zak – deel ik de berekeningen die ik heb met de Kamer.

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb ook nog een vraag over het onderdeel Wonen. Huizenbezitters zijn namelijk niet alleen slecht af met deze regering die de hypotheekrenteaftrek aantast, maar ze zijn ook slecht af met de Nederlandse banken die hen een heel hoge hypotheekrente laten betalen. Die ligt veel hoger dan in omliggende landen. Dat is vreemd. In de schriftelijke beantwoording van de vragen heeft de minister aangegeven dat daar thans door de NMa onderzoek naar wordt gedaan. Dat is eerder gebeurd, maar het geval wil dat steeds precies tijdens dat onderzoek de rentes redelijk laag waren, terwijl ze na het onderzoek meteen weer omhoog gingen. Kan de minister aangeven dat dat onderzoek een structureel karakter heeft, zodat dat verschil kan worden ondervangen, zodat kan worden voorkomen dat de banken wachten totdat het onderzoek is afgelopen en dan de rentes weer vrolijk omhoog gooien? Kan de minister daar iets aan doen?

Minister Blok:

Het lijkt mij een kleine moeite voor de NMa om die onderzoeken over een langere periode te doen. De hypotheekrentes worden gewoon gepubliceerd op websites. Die kunnen worden vergeleken met de marktrentes. De NMa houdt de vinger aan de pols. De Kamer zal daar ook verslag over krijgen. Bij de vergelijking met andere landen is wel van belang dat in de landen om ons heen hypotheken eigenlijk altijd worden afgelost. Daar zit er dus een lagere risicomarge op. Wat dat betreft, benadruk ik toch nog maar een keer, hoewel ik de heer Fritsma waarschijnlijk niet zal overtuigen, dat het verstandig is om hypotheken af te lossen, juist ook met het oog op de financiële stabiliteit waar uiteindelijk de klant van profiteert in de vorm van lagere rentes.

De heer Fritsma (PVV):

Op bijvoorbeeld een hypotheek van € 200.000 betalen Nederlanders € 200 per maand meer dan de mensen in de omliggende landen. De minister moet erkennen dat dit onhoudbaar is. Dat moet de minister toch met mij eens zijn.

Minister Blok:

In de omliggende landen hebben we het over heel andere hypotheken. In Duitsland is het bijvoorbeeld meestal een hypotheek tot 80% van de waarde van de woning, met aflossen. Dat betekent dus dat door de financiële markten zo'n hypotheek als veiliger wordt beschouwd, dat een bank daar dus ook weer goedkopere financiering op aantrekt. Ik ben het met de heer Fritsma eens dat wij heel kritisch moeten kijken naar de hypotheekmarkt en naar de banken, maar voor de vergelijking is het wel van belang om het hele plaatje voor ons te hebben.

De heer Paulus Jansen (SP):

De minister was gisteren aanwezig bij het najaarsoverleg met de SER. Ik neem aan dat ook hij vindt dat de bouwmarkt een van de zwaarst getroffen sectoren van de economie is. Kan hij aangeven hoe de verschillende maatregelen van het kabinetsbeleid voor de koop- en huursector en eventuele andere relevante bouwsectoren uitwerken voor de werkgelegenheid? Wat levert het kabinetsbeleid voor het komend jaar per saldo op als het gaat om werkgelegenheidseffecten?

Minister Blok:

De werkgelegenheidseffecten van het kabinetsbeleid zijn doorgerekend. Die cijfers zijn ook meegeleverd bij het regeerakkoord. Daar is de bouw een onderdeel van.

De heer Paulus Jansen (SP):

Dat is wel erg gemakkelijk! Ik vraag om effecten voor de bouwsector. Dat is de verantwoordelijkheid van deze minister. Nico Riedijk, de directeur van NVB, zegt dat 70% van de problemen in de bouw beleidsgedreven is. Met andere woorden: die problemen zijn het gevolg van het kabinetsbeleid. Die verhuurdersheffing is daar een belangrijk onderdeel van. Het kabinet steekt 1,5 miljard in de koopsector. Kan de minister een poging doen om mij uit te leggen hoeveel extra bouwvakkers er aan de slag komen met de 1,2 miljard die de verlaging van de overdrachtsbelasting kost? Wat levert dat op voor de economie?

Minister Blok:

Wij hebben dit debat eerder gevoerd. Ik heb toen aangegeven dat ik als Kamerlid ook vaak met voorstellen met financiële consequenties ben gekomen. Ik vroeg dan aan het Centraal Planbureau om dat voor me door te rekenen. Dan kon je op dezelfde basis een vergelijking maken als de basis waarop het regeerakkoord is doorgerekend. Dat vind ik ook de zuivere manier om het te doen. Ik zou het dus zeer waarderen als de heer Jansen zijn voorstel ook gewoon aan het CPB zou voorleggen.

Voorzitter. Ik ben toe aan het onderdeel Rijksdienst. Verschillende fracties hebben aandacht gevraagd voor de forse taakstelling op de rijksdienst. De heer Van der Linde wees er al op dat deze discussie 100 jaar geleden eigenlijk ook al werd gevoerd. Ook daarna zijn er vaak stevige staatscommissies op gezet. De heer Tjeenk Willink is daar bijvoorbeeld uitgebreid mee bezig geweest.

Het geeft ook aan hoe belangrijk het is om de rijksdienst te blijven vernieuwen. Ik ben het eens met de heer Schouw dat de tijd van kaasschaven achter ons ligt. Het vraagt echt om keuzes en om een andere manier van werken. We vullen de taakstelling dan ook voor een deel in met een vermindering van taken. Het takenpakket van Agentschap NL is bijvoorbeeld fors ingekrompen. Er is een fors aantal subsidies afgeschaft of beperkt. Het aantal posten in het buitenland wordt verminderd. Een heel aantal fiscale regelingen wordt vereenvoudigd en soms ook afgeschaft, hetgeen betekent dat de Belastingdienst met minder mensen toe kan. Dus inderdaad, we kiezen daar waar mogelijk ook echt voor minder taken. Tegelijkertijd zijn we een heel eind op streek met het samenvoegen van allerlei activiteiten in de backoffice, variërend van kantoorautomatisering en beveiliging tot inkoop en rekencentra. Er worden belangrijke slagen gemaakt. Ook worden de traditionele schotten tussen ministeries doorbroken. Naast het maken van keuzes in de taakuitvoering kunnen we gelukkig dus ook veel bereiken met efficiënter uitvoeren.

De heer Schouw en anderen vroegen of ik kom met een concreet plan voor de invulling van de taakstelling van 1,1 miljard structureel. Dat zal ik doen. Ik zal daarbij ook letten op datgene waar de heer Knops en de heer Heijnen om vroegen, namelijk wat het betekent voor sociaaleconomisch zwakkere gebieden. We zullen daarmee naar vermogen rekening houden, ook dat weer allemaal binnen de randvoorwaarden, dus uiteindelijk zal het ook daar pijn doen. Overigens was ik het zeer met de heer Heijnen eens dat de taakstelling niet moet worden afgewenteld op burgers of door lastenverhoging moet plaatsvinden, maar inderdaad intern in de rijksdienst gevonden moet worden. De invulling zullen we bij de Voorjaarsnota van 2013 presenteren. Alle ministers wordt gevraagd, de taakstelling die aan hun ministerie is toegedeeld concreet in te vullen. Bij die invulling vervul ik vanuit mijn rol een aantal taken.

Het programma Compacte Rijksdienst, dat al onder het vorige kabinet is ingezet, zetten we voort. Dat levert ook deze periode nog een belangrijke bijdrage aan de besparingen. Daarnaast hebben de secretarissen-generaal in een brief rond de kabinetsformatie een voorstel gedaan met een vijftal projecten voor invulling van een verdere besparing. Dat zal ook een belangrijk deel van de invulling van de 1,1 miljard zijn. Ik ben dus in gesprek met de verschillende secretarissen-generaal over de invulling van deze projecten. Verder zal ik natuurlijk met de collega-ministers de invulling per departement doornemen en monitoren. Ik zal de Kamer daarover informeren.

De opgave uit het regeerakkoord als het gaat om de lage loonschalen en de arbeidsdeelname van gehandicapten, waarnaar met name de heer Heijnen vroeg, wil ik natuurlijk waarmaken. Ik vind het ontzettend belangrijk dat de overheid als werkgever mensen in een zwakke positie echt een kans biedt en daarmee ook een voorbeeldrol vervult. In de tijd zal dit natuurlijk sterk samenlopen met de Participatiewet die de collega van Sociale Zaken ontwikkelt en die geldt voor alle werkgevers, dus ook voor mij als overheidswerkgever. Ik wil daar echter niet op wachten. Ik zal daarop vooruitlopend een aantal initiatieven nemen. Ook hiervoor zal ik het komend jaar met voorstellen naar de Kamer komen. Het zal een lastige opgave zijn – ik denk dat we ons dat allemaal realiseren – omdat we enerzijds zeggen dat de overheid moet krimpen en we anderzijds voor een aantal groepen bij de aanname toch zoveel ruimte willen bieden.

Ik verwacht dat er gemiddeld per jaar bij de gehele rijksoverheid zo'n 3.000 vacatures zullen moeten worden vervuld. Dat is het saldo van krimp en nieuwe instroom. Daarin moet de totale ambitie worden ingevuld van zowel de lage schalen als de arbeidsgehandicapten. De heer Klein vroeg specifiek naar de positie van 50-plussers. Ik dacht dat GroenLinks ook specifiek naar de positie van jongeren vroeg. Het wordt een hele puzzel om binnen die beperkte aanname alle doelgroepen goed te bedienen en er natuurlijk ook voor te zorgen dat de rijksdienst kwalitatief goed bemenst blijft. Die opgave ga ik graag aan en daarover ga ik ook graag het debat met de Kamer aan.

De heer Knops (CDA):

Dat komt dan mooi uit. Er ligt een behoorlijke opgave voor de minister. Die opgave wordt door onze fractie gesteund, ik heb dat al eerder gezegd. Het komt er natuurlijk op aan, de pijn te verdelen. Laten we daar niet omheen draaien. Een zin uit de schriftelijke beantwoording triggerde mij, zeker na wat de minister zojuist heeft gezegd. Hij schreef namelijk aan de Kamer: ik wil u medio 2013 het actuele beeld geven, waarbij ik hoop uw optimisme te kunnen voeden. Nu ben ik best een optimistisch mens, maar na het verhaal van de minister denk ik toch dat we maar beter eerlijk kunnen zijn over wat eraan zit te komen. Kan de minister uitleggen hoe hij die opmerking bedoelt? Mijn tweede vraag is hoe de minister die coördinerende rol exact gaat invullen. Gaat hij tegen andere ministers met bepaalde voornemens zeggen dat hij die voornemens gezien het totaalbeeld wel of niet acceptabel vindt?

Minister Blok:

Optimisme is altijd goed in het leven, zeker ook in deze tijd. Het beeld is dat de rijksdienst krimpt. Dat wordt ook breed gedragen. Dat zal dus ook in het hele land gevoeld worden, maar ik zal economisch zwakkere regio's daarbij naar mijn beste vermogen ontzien. De ruimte die er de komende jaren zal zijn om mensen aan te nemen, is beperkt. Op een rijksdienst van meer dan 100.000 mensen is 3.000 vacatures per jaar niet veel, minder dan 3%. Toch blijf ik optimistisch dat wij het belangrijke doel kunnen halen om een kans te bieden aan zwakkeren op de arbeidsmarkt, terwijl we tegelijkertijd de kwaliteit van de rijksdienst overeind houden. Dus ja, ik ben optimistisch, maar ook dit is wel een Houdini-act.

De heer Knops (CDA):

Tot slot de hamvraag. Allerlei ministers hebben hun eigen agenda's. Ze blinken niet altijd uit in mooie besluiten, maar nemen vaak ook noodzakelijke en pijnlijke besluiten. Is deze minister dan degene die tegen zijn collega-ministers kan zeggen: stop, deze regio wordt gezien het totaalbeeld te hard getroffen, ik ben coördinerend minister en dit gaan wij niet meemaken?

Minister Blok:

Het werkt in een kabinet niet zo dat één persoon eens even stop zegt. Het werkt zo dat wij elkaar overtuigen met argumenten. Ik zeg de Kamer toe dat ik de positie van economisch zwakkere regio's heel zwaar meeweeg en dat ik die regio's naar vermogen zal ontzien. Dat zal ik natuurlijk ook in het kabinet hardmaken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag over het in dienst nemen van schoonmakers en cateringpersoneel. In de schriftelijke beantwoording staat dat de minister ervan uitgaat dat hij zal kiezen voor inbesteden als het Rijk het even goed kan doen als het bedrijfsleven, maar voordeliger. Het probleem is nu juist dat het bedrijfsleven het altijd goedkoper kan, maar dan wel over de rug van de schoonmakers, die een hogere werkdruk krijgen. Daarom was ik ook zo blij met het feit dat er in het regeerakkoord staat dat schoonmakers gewoon in dienst worden genomen. Dus wat is het nu? Worden de schoonmakers en cateringmensen in dienst genomen? Of valt het allemaal nog maar te bezien?

Minister Blok:

In het regeerakkoord staat een harde doelstelling om mensen in lagere loonschalen in dienst te nemen. Dat betekent niet dat er nooit meer met bedrijven in zee gegaan zal worden. Ik deel overigens niet de analyse dat bij bedrijven altijd over de ruggen van de werknemers de productiviteit gehaald wordt, maar de doelstelling in het regeerakkoord is een harde afspraak.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb het niet over alle bedrijven, maar in de schoonmaakbranche is het wel een steeds terugkomend verhaal dat de werkdruk toeneemt zodra schoonmaakbedrijven voor een zo scherp mogelijke prijs een opdracht proberen te krijgen. Dank voor de heldere toezegging dat de schoonmakers en de mensen in de catering gewoon in dienst worden genomen.

Minister Blok:

Ik sta voor die afspraak in het regeerakkoord. Dat betekent niet dat er helemaal niet meer met bedrijven gewerkt wordt. Het is niet zo dat bedrijven opeens taboe zijn.

De heer Schouw (D66):

Toch even een vraag op dit punt. Het blijft voor mij onduidelijk of er nu een actief beleid gevoerd zal worden door deze minister om schoonmakers, cateringmensen en allerlei facilitaire diensten die eigenlijk uitbesteed zijn, in te besteden om van de betrokken mensen ambtenaren te maken. Komt daar een actief beleid voor, ja of nee?

Minister Blok:

Het regeerakkoord is daar duidelijk over. Het is mijn taak. Ja, er komt een actief beleid. Dat betekent echter niet dat er helemaal geen ruimte is voor bedrijven.

De heer Schouw (D66):

Dan is mijn vervolgvraag wanneer wij dat actieve beleid – dat zal ontwikkeld moeten worden, want er was nu een tegenovergesteld beleid – kunnen zien.

Minister Blok:

Dat heb ik al gezegd. Voor de zomer van 2013 zal ik de plannen hier neerleggen. Ik hoop de Kamer ook nog te verblijden met een jaarlijkse rapportage daarover. Zij krijgt al de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk in het kader van de jaarlijkse verantwoordingscyclus. Daarin zal ik de komende jaren specifiek op dit aspect ingaan, zodat de Kamer mij daarop kan volgen.

Daarmee kom ik aan het eind van het onderwerp rijksdienst, maar niet dan nadat ik heb gereageerd op de heer Heijnen.

De voorzitter:

Ik geef de heer Heijnen het woord.

De heer Heijnen (PvdA):

Als was het maar – met uw welnemen, voorzitter – om de minister te complimenteren met zijn duidelijke taal over de manier waarop hij met deze doelstellingen uit het regeerakkoord wil omgaan. Zijn beantwoording hier was nog iets helderder dan de schriftelijke beantwoording. Daarin leek het dat er een voorschot werd genomen op problemen en beperkingen bij het realiseren ervan. De mate waarin je de taakstelling niet haalt, dus minder realiseert dan die 5%, moet je gaan betalen. Dat lijkt mij een vestzak-broekzak die wij niet zouden moeten willen.

Mijn vraag richt zich op de reorganisatie van de rijksdienst als geheel.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Heijnen (PvdA):

Tot nu toe kreeg ik de indruk dat de minister besliste, bijvoorbeeld over rijkskantoren en de spreiding ervan. Net suggereerde hij echter dat dit een zaak is van de individuele ministers. Wordt de Kamer in staat gesteld om de uitvoering van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst en het vervolg daadwerkelijk te controleren?

Minister Blok:

Het is inderdaad een heel ingewikkelde opgave – dat heb ik al geschetst – door de beperkte mogelijkheid om mensen aan te nemen. Ook hier helpt optimisme echter meer dan doemdenken. Mijn reactie op de heer Knops ging over de vraag of ik tegen de zin van collega's altijd met de vuist op tafel sla. Ik vind dat niet de manier waarop je in de ministerraad met elkaar werkt. Mijn voorgangers hebben overigens al beloofd, overigens terecht, dat wij economisch zwakke regio's zullen ontzien. Daar zal ik mijn collega's aan houden.

Dit was mijn antwoord in eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, voorzitter. Ik zie dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik geef het woord aan de heer Fritsma van de PVV-fractie. Hij heeft nog twee minuten spreektijd.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Zoals bekend, vindt de PVV het verschrikkelijk dat dit kabinet de huizenbezitter in de steek heeft gelaten door de hypotheekrenteaftrek aan te tasten. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat hiermee een knop in het leven is geroepen waaraan socialisten en VVD'ers steeds verder kunnen draaien waardoor de aantasting van de hypotheekrenteaftrek steeds erger kan worden. Die knop die moeten wij niet hebben. Daarom dien ik een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de woningmarkt op slot zit en dit mede veroorzaakt wordt door de aantasting van de hypotheekrenteaftrek;

overwegende dat deze aantasting tot hogere woonlasten en lagere huizenprijzen leidt;

verzoekt de regering, de hypotheekrenteaftrek onaangetast te laten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Fritsma en Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (33400-VII).

De heer Knops (CDA):

Ik heb een verhelderende vraag: onaangetast?

De heer Fritsma (PVV):

Ja. Dat betekent dat wij ook niets zien in de plannen zoals die in het regeerakkoord staan. Wij willen dat er helemaal niets verandert aan de aftrek van de hypotheekrente. Ik merk hierbij overigens het volgende op. Ik sprak zojuist al over de knop waaraan verder kan worden gedraaid. Dat daaraan verder kan worden gedraaid, bleek ook al uit het eerder genoemde interruptiedebat met de heer Monasch van de PvdA. Hij sloot verdere aantasting niet uit. Daarbij gaat het dus om aantasting die nog eens boven op de afspraken komt die in het regeerakkoord staan. De minister sloot overigens ook niet keihard uit dat dit zou gebeuren. Daaruit blijkt al het gevaar van deze maatregel.

Ik sluit mijn bijdrage af met het indienen van een volgende en tweede motie. Die gaat over de huurprijzen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland te kampen heeft met een diepe economische crisis;

overwegende dat het van belang is dat de koopkracht van de Nederlandse burger zo veel mogelijk op peil blijft;

overwegende dat de huurverhoging van deze regering veel mensen treft, die daardoor veel minder te besteden hebben of moeten verhuizen;

overwegende dat het daarnaast onredelijk is om ineens meer geld te vragen voor hetzelfde huurhuis wanneer het gezinsinkomen boven een bepaalde grens komt;

verzoekt de regering, af te zien van alle huurverhogingen bovenop de inflatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Fritsma en Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (33400-VII).

De heer Fritsma (PVV):

Ik merk ten slotte op dat verhoging van de huren ook niet nodig is. Ik verwijs daarvoor naar de tegenbegroting van de PVV.

Mevrouw Visser (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden, die wij zowel schriftelijk als mondeling hebben gekregen. Ik ben ook blij dat ik naar aanleiding van het overleg met de sociale partners gisteren uit de media heb kunnen opmaken wat bij dat overleg de insteek was voor de komende periode. Ik heb dat ook in de brief van de minister van Sociale Zaken kunnen lezen. Er zijn bij dat overleg zorgen uitgesproken over de woningmarkt. Er is echter ook de afspraak gemaakt om met elkaar te gaan bekijken hoe een aantal randvoorwaarden – sommige mensen noemen dit ook wel kaders – uit het regeerakkoord verder kan worden uitgewerkt. Dat kan in gezamenlijkheid worden gedaan. Mijn fractie ziet dit als een zeer positief signaal, juist vanuit de bouwsector. Wij hopen dat hiermee door alle partijen het belang van de woningmarkt, en het belang daarvan voor de totale economie, wordt onderkend. Wij hopen dat men bereid is om ervoor te zorgen dat die woningmarkt daadwerkelijk op een goede manier weer gaat lopen. Volgens mijn fractie kan met het pakket maatregelen in het regeerakkoord daaraan een goede bijdrage worden geleverd.

Dit betekent wel dat er stappen moeten worden gezet. In mijn eerste termijn heb ik al gezegd dat ik hoop dat de partijen die keer op keer hebben gezegd dat het glas halfleeg is, zich zullen herkennen in het signaal dat door het kabinet is gegeven. Ik hoop dat deze partijen nu ook kunnen zeggen dat het glas halfvol is, en dat zij gaan meewerken aan de uitwerking hiervan.

Gisteren hebben de VVD en de PvdA de minister opgeroepen om de mogelijkheden te onderzoeken om belemmeringen voor institutionele beleggers weg te nemen in het middensegment. De minister heeft daar schriftelijk op gereageerd. In die reactie stelt hij dat er als zodanig geen belemmeringen zijn, gelet op de rol en de informatie die de minister heeft. De minister erkent echter dat er mogelijk op een andere manier naar kan worden gekeken, gelet op het risicoprofiel. In dit kader willen mijn fractie en die van PvdA een tweetal moties indienen. De heer Monasch zal dadelijk de tweede motie indienen. Ik dien in dit verband nu de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in deze tijd investeringen in woningen in de vrije huursector door institutionele beleggers en pensioenfondsen hard nodig zijn;

overwegende dat, om deze investeringen mogelijk te maken, pensioenfondsen en beleggers voldoende zekerheid moeten hebben dat de nieuw te bouwen woningen in de vrije huursector blijven, ook als bijvoorbeeld door wijziging van het systeem waarop huren worden vastgesteld dergelijke huurwoningen daarin niet meer thuishoren;

verzoekt de regering, in de vormgeving van het nieuwe systeem van woningwaardering er rekening mee te houden dat de bedoelde woningen ook in veranderende omstandigheden onderdeel blijven uitmaken van de voorraad in de vrije huursector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Visser en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (33400-VII).

Mevrouw Visser (VVD):

Voorzitter. Daarnaast vragen wij aandacht voor het toezicht. De minister geeft in antwoorden op vragen van de VVD en de Socialistische Partij aan dat hij in gesprek gaat met het WSW, mede naar aanleiding van de berekeningen die zijn verschenen en de uitspraak van het WSW dat er na 2013 geen geborgde leningen meer worden verleend. Hij heeft daarnaast aangegeven dat er naar aanleiding van het regeerakkoord opnieuw gekeken zal moeten worden wat dit gaat betekenen. De corporaties komen door de uitspraak van het WSW mogelijk meer in de problemen op de kapitaalmarkt dan blijkt uit de uitwerking van het regeerakkoord en wat de bedoeling daarvan was. De minister zegt dat hij in gesprek gaat en heeft aangegeven begin volgend jaar zo snel mogelijk met een uitwerking te komen. Gezien de rol die de onafhankelijke toezichthouder WSW met deze uitspraken voor zijn rekening neemt, is het wel van belang dat de minister die daarop aanspreekt, ook in relatie tot de uitwerking van het regeerakkoord.

Ik heb gisteren aangegeven hoe belangrijk de positie van de starters is. De minister heeft aangegeven in gesprek te zijn met zijn collega's over de uitwerking van maatregelen op dit terrein in combinatie met enkele andere maatregelen die op hun terrein liggen, waaronder het sociaal leenstelsel. Hij heeft daarnaast aangegeven daarnaar te gaan kijken.

De minister heeft een punt niet meegenomen in zijn beantwoording waarvoor wij wel graag aandacht vragen. De heer Blok is minister van zowel Wonen als van Rijksdienst. Dat is een mooie combinatie, omdat hij ook heel veel rijksvastgoed heeft. Ik weet uit ervaringen van wethouders, met name uit grote steden, dat zij proberen te ontwikkelen op locaties die zeer gewenst zijn, bijvoorbeeld midden in de stad, en waar partijen graag willen zitten. Men loopt echter aan tegen de vaker genoemde muur: de bureaucratie op het terrein van een aantal overheidsonderdelen die op de rijkshuisvesting zitten. Volgens mij liggen op dat terrein ontzettend mooie mogelijkheden om daar wonen of een andere manier van bedrijvigheid te creëren. De minister beheert beide portefeuilles. Ik verzoek hem om die combinatie, die kruisbestuiving de komende periode nadrukkelijk te gaan maken. In Nederland hebben we immers nog steeds een grote woonbehoefte, voornamelijk in stedelijk gebied. Dit zou een mooie mogelijkheid zijn, ook in het kader van de transformatie van kantoren, waar ook voldoende mogelijkheden voor zijn.

De heer Verhoeven (D66):

Mevrouw Visser noemt een hartstikke goed idee. Het probleem is alleen dat er heel veel bedrijven zijn die juist graag willen bouwen op plekken waar het heel goedkoop is: in de weilanden. Is de VVD dan ook bereid om dit verder te stimuleren door het bouwen in weilanden, in de gebieden ver buiten de stad, bijvoorbeeld fiscaal onaantrekkelijker te maken?

Mevrouw Visser (VVD):

Nee. Heel veel bedrijven kunnen dat juist niet in die gebieden, bijvoorbeeld omdat er net te weinig milieuruimte is of er onvoldoende bewegingsmogelijkheden zijn. Daarom heeft het vorige kabinet al milieuontwikkelgebieden geïnstalleerd opdat in de komende tien jaar een aantal dingen worden ontwikkeld. Ik merk juist dat heel veel bedrijven in het verstedelijkt gebied willen zitten omdat daar mensen wonen. Men heeft die mensen ook nodig, juist in het kader van de werkgelegenheid. Ik herken niet het signaal van de heer Verhoeven dat men graag in de weilanden wil bouwen. Daar is niemand en moet nog infrastructuur worden aangelegd. Voor die rekening draait men ook op.

De heer Verhoeven (D66):

Wat mevrouw Visser schetst, is heel onlogisch. Dit is de afgelopen tien jaar in grote mate gebeurd. Er zijn heel veel kantoren gebouwd op plekken waar het eigenlijk helemaal niet logisch was, maar waar het toevallig goedkoop was. Daardoor zijn ze niet in de steden gebouwd en zijn ze niet omgebouwd naar woningen. De VVD zegt dat de combinatie van kantoren en wonen in de steden goed gebruikt moet worden, maar in dat kader zul je ook wat moeten doen aan het wat minder aantrekkelijk maken van kantoren buiten de steden. Daartoe is de VVD dus gewoon niet bereid.

Mevrouw Visser (VVD):

Ik doe het op een andere manier, mijnheer Verhoeven. U vraagt om een heffing. U weet wat het standpunt van de VVD daarin is.

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb niet gevraagd om een heffing.

Mevrouw Visser (VVD):

Nee, maar ik ken uw verkiezingsprogramma in dezen als het gaat om een openbareruimteheffing. Daarvan zijn wij geen voorstander. Als partijen een aantal zaken zouden willen realiseren en wet- en regelgeving daarin belemmerend werken, bijvoorbeeld op het gebied van milieuruimte, terwijl bewoners er geen bezwaar tegen hebben, zou je daarnaar moeten kijken en zoeken naar mogelijkheden. Dat kan juist in ruimtelijkeordeningswetgeving. De komende periode gaat een andere minister eraan werken om te bezien wat de mogelijkheden zijn. Deze minister is onder andere verantwoordelijk voor de rijkshuisvesting. Heel veel rijksgebouwen middenin de stad staan leeg. Deze kunnen heel goed benut worden voor woningen, want daaraan hebben wij een tekort, juist in het verstedelijkt gebied.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. Ik heb in eerste termijn gevraagd hoe het te rijmen is dat de huurders straks 2 miljard moeten bijdragen aan het vullen van de staatskas, terwijl er in 2013 netto anderhalf miljard extra naar de eigenwoningbezitter gaat. Na het interruptiedebatje van zojuist staat dat laatste wel definitief vast. Ik heb de minister vervolgens gevraagd om aan te geven wat de werkgelegenheidseffecten voor de bouwsector zijn van de kabinetsmaatregelen voor de woningmarkt. De minister zei dat ik SP-plannen maar door het Centraal Planbureau moet laten doorrekenen. Ik vroeg de minister echter naar het werkgelegenheidseffect van zijn eigen plannen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - in de bouwsector sinds het begin van de economische crisis 61.000 bouwvakkers ontslagen zijn;

  • - de effecten van het regeringsbeleid voor de woningmarkt (huur- en koopsector) op de werkgelegenheid in de bouw negatief lijken;

  • - er ondanks de economische crisis sprake is van een substantiële intensivering van rijksuitgaven in de koopsector in 2013;

verzoekt de regering, de effecten van haar woningmarktbeleid te laten doorrekenen op werkgelegenheidseffecten voor de bouwsector voor de korte en middellange termijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (33400-VII).

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik heb gisteren gesuggereerd om de meevaller bij de veiling van de telecomfrequenties in te zetten om de desastreuze ontwikkeling op de bouwmarkt te stoppen. De daarbij behorende motie heeft mijn collega Merkies mede namens mij al ingediend bij de behandeling van de Najaarsnota. Helaas heeft die motie het niet gehaald. In plaats daarvan dien ik een andere motie in, die aansluit bij het debat over de verhuurdersheffing in de Eerste Kamer.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - de Eerste Kamer via de motie-Essers c.s. (33407-F) verzocht heeft om de wettelijke regeling van de verhuurdersheffing vanaf 2014 uit te stellen tot meer duidelijkheid bestaat over de haalbaarheid en de Kamer daarover voor 1 maart 2013 te informeren;

  • - hiermee ruimte is ontstaan voor het onderzoeken van alternatieven;

  • - zich een breed maatschappelijk draagvlak (o.m. Woonbond, Aedes, MKB-Nederland, NVB, FNV Bouw) aftekent voor het sluiten van een convenant met daarin bindende investeringsafspraken met de woningcorporaties, waarbij de inverdieneffecten moeten (btw, minder WW, bijstand en dergelijke) opwegen tegen de gederfde verhuurdersheffing;

van mening, dat dit alternatief een impuls kan zijn voor de economie, het woningaanbod, de leefbaarheid en de duurzaamheid;

verzoekt de regering, genoemd alternatief uit te werken naast de voorgenomen verhuurdersheffing en de Kamer hierover voor 1 maart 2013 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen en Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (33400-VII).

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik heb ook nog een vraag over de hoogte van de verhuurdersheffing. In het regeerakkoord gaat men uit van een totale opbrengst van 1.990 miljoen euro, zeg maar 2 miljard euro per jaar. In de motie-Essers staat opeens een bedrag van 2,1 miljard euro. Gisteren spraken mijn collega's Monasch en Verhoeven ook al over 2,1 miljard euro. Nu heeft zelfs de minister het over 2,1 miljard euro in zijn schriftelijke antwoorden. Waar komt die 100 miljoen euro vandaan? Zijn dat soms de 100 miljoen euro die minister Asscher gisteren in zijn achterzak had zitten bij het najaarsoverleg?

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister en zijn ambtenaren voor de mondelinge en schriftelijke antwoorden. Door de schriftelijke beantwoording kunnen wij dit debat wat korter houden. Ik heb een vraag gesteld – het antwoord daarop heb ik in de schriftelijke beantwoording zo snel niet teruggezien – over het beperken van de tijdshorizon van de verhuurdersheffing. Zou dit een van de opties voor een oplossing kunnen zijn? Ik krijg veel berichten van corporaties dat daar een van de problemen zou zitten. Mijn vraag was expliciet: als dit een mogelijke oplossing is, hoe verhoudt deze zich dan tot berekeningen uit het regeerakkoord en de taakstelling daarin? Het moet me van het hart dat zowel PVV als SP in hun verkiezingsprogramma de inkomsten bij de corporaties zodanig afromen dat volgens alle deskundigen het bedrag bestaande uit de lagere inkomsten hoger is dan het bedrag dat de corporaties nu aan verhuurdersheffing moeten betalen. Het zou chic zijn als die twee partijen dat hier allebei zouden aangeven. Het is altijd leuk om een goedkoop nummertje te maken over hoge lonen, lage huren en veel vakantie, maar het moet wel ergens van betaald worden. In dit geval moet gewoon gezegd worden dat beide partijen ongeveer 1,6 miljard minder aan de corporaties zouden doen toekomen, waardoor die gewoon niet kunnen investeren.

De heer Paulus Jansen (SP):

Dit heet dan "nu doet u het weer". Volgens mij is het al zo'n beetje de tiende keer dat de heer Monasch dit roept. De SP heeft in haar verkiezingsprogramma voor een inflatievolgend huurbeleid gekozen. Dat was onder Wouter Bos, nog maar zes jaar geleden, een pareltje, een kroonjuweel van Balkenende IV. Nu vindt de heer Monasch inflatievolgend huurbeleid klaarblijkelijk een pest voor de mensheid. Ik kan hem ook nog vertellen dat de SP in haar verkiezingsprogramma de verhuurdersheffing integraal wilde terugdraaien. Wij hebben krom moeten liggen om dat geld te vinden, maar wij hebben het gevonden. Wij hebben daar dus gewoon een dekking voor geleverd.

De heer Monasch (PvdA):

Ik zie de heer Roemer nog bijna met een beker door de straten paraderen: "koopkrachtkampioen van Nederland aan de hand van de CPB-cijfers". Hoe kreeg hij die beker? Omdat in de berekening stond dat de huren structureel met 13% omlaag gaan. Dan is het van tweeën één: of je accepteert die berekening of je levert je beker in. Het kan niet allebei. Er staat letterlijk in de doorberekening dat er 1,6 miljard minder naar de corporaties gaat. Dat heeft nogal wat effecten op de koopkracht. Ik feliciteer u met de beker, maar vertel het eerlijke verhaal er dan wel bij. Kom niet met kletspraatjes over het verleden aan, mijnheer Jansen.

De voorzitter:

Wilt u via de voorzitter spreken, mijnheer Monasch?

De heer Monasch (PvdA):

Dat zeg ik met volle overtuiging via de voorzitter.

De heer Paulus Jansen (SP):

Het klopt dat de huren bij de SP 13% zouden achterblijven bij de extreme huurstijging bij andere partijen. Maar wij wilden gewoon inflatievolgend huurbeleid. Datzelfde beleid heeft de Partij van de Arbeid altijd gepropageerd als een pareltje van de sociaaldemocratie. Wat is er de afgelopen weken nu veranderd bij de heer Monasch?

De heer Monasch (PvdA):

Wat is er veranderd bij de SP dat zij gewoon ontkent dat de investeringen van de corporaties door de plannen van de SP hard omlaag zouden gaan, omdat zij minder inkomsten zouden hebben? Zelfs de Woonbond zegt: zorg ervoor dat de huren boven de inflatie komen, anders kunnen we niet investeren in verduurzaming van de voorraad en in renovatie en herstructurering van de wijken. Voor die opgave loopt de SP met haar voorstellen weg.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik heb een vraag over de motie op stuk nr. 34, die de heer Monasch zojuist samen met mevrouw Visser heeft ingediend. Ik heb die even goed kunnen lezen en daarom stel ik de heer Monasch er nu een vraag over. In de tweede overweging van de motie staat: "… ook als bijvoorbeeld door wijziging van het systeem waarop huren worden vastgesteld dergelijke huurwoningen daarin niet meer thuishoren". Weten de heer Monasch en mevrouw Visser meer dan wij? Komt er een wijziging van het systeem waardoor meer huurwoningen onder de gereguleerde sector zullen vallen?

De heer Monasch (PvdA):

Het punt is dat in de gesprekken die wij hebben gevoerd met een aantal pensioenfondsen die willen investeren in met name huurwoningen uit het middensegment van de huurmarkt – daar zal zo veel vraag naar komen – is gebleken dat de vrees is ontstaan dat een benadering die bijvoorbeeld gebaseerd is op 4,5% van de WOZ-waarde het volgende inhoudt. Men heeft de indruk gekregen dat een woning die men nu voor de vrije sector bouwt en waarvan de WOZ-waarde omlaag zou gaan – het klinkt misschien wat technisch – en volgens deze investering de facto onder de liberalisatiegrens zou vallen, het gevolg zou hebben dat men bezit zou moeten overdragen naar de gereguleerde voorraad. Dat is echter alleszins niet de bedoeling. In de motie hopen wij, via de minister, investeerders een duidelijk signaal te geven: als u in dat segment bouwt, zijn die woningen voor dat segment bedoeld en kan geen enkele verandering in de waardering, de grondslag, van de woningen daarin verandering brengen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Monasch laat dus niet de optie open dat er eventueel een wijziging van het systeem komt? Dat wordt in de motie namelijk wel gesuggereerd. In dat geval wil ik graag weten op welke eventuele wijziging gedoeld wordt. Verlaging van de WOZ-waarde is geen wijziging van het systeem, maar gewoon een verlaging van de WOZ-waarde.

De heer Monasch (PvdA):

Wellicht begrijpen wij elkaar verkeerd en moet er een misverstand worden weggenomen. Wij praten over een nieuwe inrichting van de gereguleerde sector, de sociale huursector. Waar daar boven gebeurt, staat daar los van. Wij hebben van verschillende partijen signalen gekregen, onder andere van pensioenfondsen, dat zij op basis van deze discussie onzeker werden over toekomstige investeringen. Dat zou volstrekt onterecht zijn. Via de motie willen wij institutionele beleggers heel duidelijk het signaal geven: het staat volledig los van de investeringen die u in het middensegment van de huursector of daarboven wilt doen.

De heer Fritsma (PVV):

De PVV-tegenbegroting bewijst hoe het ook kan, namelijk de huren omlaag en de hypotheekrenteaftrek niet aantasten, zorgen voor economische groei en zorgen voor koopkracht. Inderdaad is er 2% meer koopkracht bij ons. En weet de heer Monasch hoe dat komt? Dat komt door gewoon de goede keuzes te maken. Dat komt door geld weg te halen bij overheidsuitgaven, bij ontwikkelingshulp. Waarom maakt de heer Monasch die keuzes niet? Waarom vecht hij niet voor het belang van de huurder en van de huizenbezitter? Wij bewijzen namelijk dat dit wel kan.

De heer Monasch (PvdA):

Ik heb met zo veel verbazing naar de inbreng van de PVV geluisterd dat ik gewoon niet wist waar ik moest beginnen. Nu vraagt de heer Fritsma het me dan toch. In de afgelopen twee jaar heeft de PVV ervoor gezorgd dat er een kwaliteitskorting kwam op de huren. In de afgelopen twee jaar heeft de PVV ermee ingestemd dat er voor de inkomens boven € 43.000 5% huurverhoging bij kwam. De handtekening daaronder is die van de PVV. In de afgelopen twee jaar heeft de PVV ingestemd met 25 Donnerpunten, waardoor elke woning die vrijkomt in 140 gemeenten in Nederland boven de liberalisatiegrens uitkomt. Dat zijn allemaal maatregelen van de PVV waar de handtekening van de heer Fritsma onder heeft gestaan. Hij heeft twee jaar lang meegeholpen om deze woningmarkt vast te laten lopen. Nu verwijt hij de mensen die daar iets aan willen doen dat zij verkeerd bezig zijn. Een vreemder verhaal heb ik nog niet gehoord vanavond.

De heer Fritsma (PVV):

Dit is klinkklare onzin, want de heer Monasch moet kijken naar de tegenbegroting van de PVV. Alles wat wij willen, is doorgerekend door het CPB. Dat levert de beste resultaten op die je kunt hebben. Geen aantasting van de hypotheekrenteaftrek, huren naar beneden in plaats van omhoog, economische groei en meer koopkracht. Dat is allemaal mogelijk door te kiezen voor het belang van de koper en de huurder en niet door te kiezen voor ontwikkelingshulp, zoals de partij van de heer Monasch doet. Ik roep dus nogmaals op om afstand te nemen van die gekke afspraken die in het regeerakkoord staan en de juiste keuzes te maken door te snijden waar het kan, waardoor de huiseigenaren en de huurders gewoon met rust kunnen worden gelaten.

De heer Monasch (PvdA):

Het is zo jammer dat de heer Fritsma niet gewoon ingaat op de feiten. Hij heeft zijn handtekening gezet onder 25 extra Donnerpunten. Dat is een huurverhoging van zo maar € 120 per maand. Hij heeft zijn handtekening gezet onder bezuinigingen op de kwaliteitskorting in de huurtoeslag. Hij heeft zijn handtekening gezet onder een huurstijging van 5% voor de inkomens boven € 43.000. De plannen van de PVV, ook doorgerekend, zien er mooi uit op papier. Maar met die plannen wordt er niet meer geïnvesteerd in de huursector en nemen de wachtlijsten in de huursector toe. Mijnheer Fritsma, vertelt u dat in het verhaal!

De heer Knops (CDA):

De heer Jansen vroeg net aan de minister waar de 100 miljoen gebleven was; mijn vraag aan de heer Monasch is waar de 80 miljoen gebleven is van de 500 miljoen waar de heer Monasch in de diverse debatten over spreekt. Ik ben hem gaan naspreken, in al het vertrouwen dat ik in de heer Monasch heb. Voor alle duidelijkheid, ik heb het vertrouwen in hem niet opgezegd en ik hoop ook niet dat het zo ver komt. Wel wil ik hem vragen of hij ook erkent dat er slechts 420 miljoen is ingeboekt en geen 500 miljoen.

De heer Monasch (PvdA):

Als ik daar een te grote afronding heb gemaakt, bied ik mijn excuses aan. Het gaat mij puur om de systematiek. In de CPB-berekening is 3,6 miljard ook al 4 miljard. De kern van de systematiek waarvoor wij altijd pleiten, is dat er een volledige compensatie plaatsvindt via de huurtoeslag. In 2017 is die 425, uit mijn hoofd gezegd, maar die loopt op als de huurstijging doorgaat.

De heer Knops (CDA):

Dank voor deze toelichting. Normaal gesproken, rond je 0,42 miljard af naar 0,4 miljard.

De heer Monasch (PvdA):

Dank voor de ruimte om dit recht te zetten.

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb een korte vraag. De heer Monasch had het over de Donnerpunten, waarover hij de afgelopen twee jaar flink tekeer is gegaan. Stelt de heer Monasch nu dat de huurverhoging als gevolg van de uitwerking van de plannen van het kabinet niet hoger zal zijn dan wanneer de Donnerpuntensystematiek wordt gehanteerd? Durft de heer Monasch die belofte hier te doen?

De heer Monasch (PvdA):

Als de heer Verhoeven het regeerakkoord en de toelichting daarop goed leest – die door de minister-president bevestigd is – ziet hij dat het grote verschil met de Donnersystematiek is dat de huren van veel woningen die met name in de schaarstegebieden boven de liberalisatiegrens zouden komen en daarmee allemaal vrijesectorwoningen zouden worden, afgegrensd worden en dat huurstijgingen voor inkomens tot € 43.000 nooit boven die grens kunnen komen.

De heer Verhoeven (D66):

Ik doel natuurlijk op wat de minister in februari 2013 naar de Kamer gaat sturen. Het kabinet heeft een systematiek bedacht met de belofte die de heer Monasch schetst. Die systematiek wordt blijkbaar in het regeerakkoord goed uitgelegd. Wij moeten echter nu aan een knop gaan draaien om de huurinkomsten voor corporaties omhoog te brengen. Mijn realiteitsgevoel is dat het wel eens hoger zou kunnen uitpakken dan de Donnerpuntensystematiek, het oude woningwaarderingstelsel. Sluit de heer Monasch dat uit?

De heer Monasch (PvdA):

Het mooie van de motie die afgelopen maandagavond is ingediend in de Eerste Kamer, is dat daarin een prachtige herhaling staat van de kaders van het regeerakkoord. Er staat in wat de maximale stijging van de huren is. Die hoeven corporaties trouwens niet door te voeren, zij kunnen ook bezuinigen op bedrijfslasten, zoals veel corporaties doen. Ook wordt de taakstelling erin herhaald en nog twee andere zaken: de betaalbaarheid en de investeringscapaciteit. Dat zijn de kaders waarbinnen de minister, hopelijk in samenspraak met zo veel mogelijk partijen, tot een nieuw akkoord of een nieuwe afspraak komt, waarover wij hier met elkaar gaan spreken.

De PvdA-fractie en de minister verschillen over een punt van interpretatie, zoals duidelijk door een van mijn collega's naar voren is gebracht. Dat kan niemand verwonderen die de afgelopen twee jaar mijn redenering heeft gehoord. Als je huurstijgingen gaat koppelen aan inkomens, ben je bezig met subjectgebonden stijgingen. Als het individu minder gaat verdienen, zullen in die systematiek de huren navenant omlaag moeten gaan. Het bevreemdt mij dat in dit huis naar boven alles kan, maar naar beneden niet. Van die school is mijn fractie niet. Het is ook vreemd in de discussie over marktconformiteit. Ja, dat mag in zekere mate, vandaar de grens aan de bovenkant met de liberalisatiegrens. Als er hier echter voorstellen liggen om de huren naar beneden te brengen, zegt iedereen dat zulks niet kan vanwege allerlei institutionele belangen. Dat geeft aan dat het begrip "marktconform" is ingeperkt en dat weinig Kamerleden vinden dat vanuit de WOZ-benadering van 4,5% de huren inderdaad naar beneden moeten. Aan de andere kant vinden wij dat de huren met de liberalisatiegrens moeten worden beschermd.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik heb een interruptie op de minister gepleegd over het omlaag brengen van de huren. De heer Monasch heeft in een opinieartikel "Wonen op de schop" voor Joop.nl duidelijk verwoord dat de PvdA-fractie vindt dat, als huren omhoog kunnen, die ook weer omlaag kunnen als het inkomen zakt. Ik begrijp dat dit niet is geregeld met de coalitiepartner, de VVD. Klopt dat?

De heer Monasch (PvdA):

Dit zal aan de orde komen bij de invulling van de huurparagraaf, die wij gaan bespreken bij het huurbeleid. De SP-fractie was in het verleden niet zo'n voorstander van huren op maat, maar zij doet nu wellicht mee. Voor de PvdA-fractie is het duidelijk dat, als huren worden gekoppeld aan het inkomen van een individu, je bij een daling van dat inkomen niet opeens kunt zeggen dat de huur is gekoppeld aan het object. Wij proberen logisch door te redeneren. Wat aan het individu is gekoppeld, blijft aan het individu gekoppeld.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik begrijp dat de heer Monasch dit een punt vindt waarbij de PvdA-fractie de vrijheid heeft om tegen de minister te zeggen: tot hier en niet verder.

De heer Monasch (PvdA):

De heer Jansen hoort hier heel duidelijk wat mijn inzet is.

De heer Paulus Jansen (SP):

Inzet?

De heer Monasch (PvdA):

Dit is hoe de PvdA erin staat.

Ik dien twee moties in. De eerste motie dien ik samen met mijn collega Visser van de VVD in. De motie is gericht op het verder stimuleren door het wegnemen van beknellende regelgeving en toetsingskaders, zodat pensioenfondsen en andere institutionele beleggers gemakkelijker en eerder kunnen investeren in de vrije huursector.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door toepassing van het beleid en de financiële toezichtregels van de Nederlandsche Bank (DNB), pensioenfondsen en andere institutionele beleggers aangeven belemmeringen te ondervinden bij het investeren in woningen in de vrije huursector;

constaterende dat wordt aangegeven door pensioenfondsen dat in de voorschriften van DNB er onvoldoende onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende categorieën investeringen waaronder enerzijds kantoren en winkels en anderzijds woningbouw;

overwegende dat er een toenemende vraag is naar huurwoningen in de vrije sector in met name het middensegment van de huurmarkt;

overwegende dat het aandeel investeringen door institutionele beleggers in de vrije sector huurmarkt historisch laag is;

overwegende dat door de toenemende vraag investeringen in de vrije huursector hard nodig zijn;

verzoekt de regering, deze belemmeringen te bespreken met de verantwoordelijk toezichthouder, de Nederlandsche Bank;

verzoekt de regering tevens, te onderzoeken welke overige belemmeringen vanuit wet- en regelgeving investeringen in de vrije sectorwoningbouw bemoeilijken en deze zo spoedig mogelijk weg te nemen, zo nodig door regelgeving en beleid te wijzigen, opdat pensioenfondsen en andere beleggers meer ruimte krijgen om te investeren in huurwoningen in de vrije sector, en de Kamer daarover in het eerste kwartaal 2013 te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch en Visser. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (33400-VII).

De heer Monasch (PvdA):

Ik heb van de minister geen reactie gehoord op onze vraag over investeringen in krimpgebieden. Vandaar deze motie die ik samen met mijn collega De Vries indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in krimp- en plattelandsgebieden een grote opgave ligt op het vlak van glasvezelnetwerken;

constaterende dat deze netwerken de digitale toegankelijkheid van de bewoners in die gebieden sterk kan vergroten;

constaterende dat bewoners, bedrijven en overheden beter bereikbaar kunnen worden en beter onderling kunnen communiceren;

constaterende dat er specifieke EU-subsidies beschikbaar zijn voor de aanleg van deze snelle internetnetwerken;

overwegende dat het noodzakelijk is voor de benutting van deze EU-subsidies dat de regering deze regio's hiervoor aanbeveelt bij de Europese Commissie om op die wijze in aanmerking te komen voor financiering vanuit de Europese fondsen;

roept de regering op om deze gebieden desgevraagd bij de Europese Commissie aan te bevelen voor de financiering van deze glasvezelnetwerken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch en Albert de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (33400-VII).

De heer Heijnen ziet af van zijn tweede termijn, dus geef ik het woord aan de heer Knops.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Allereerst mijn dank aan de minister.

De voorzitter:

U weet dat u slechts een minuut hebt?

De heer Knops (CDA):

Ja, maar desondanks wil ik de minister danken voor zijn antwoorden. Ik zou zeggen: afromen na investeren zou het motto moeten zijn en vertrouwen herstellen, dat is de opgave waar deze minister voor staat. In het voorjaar zal blijken of het uitgesproken vertrouwen en optimisme van de minister bewaarheid wordt. Ik heb een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat diverse partijen in de Tweede Kamer opgeroepen hebben tot duidelijkheid rondom de hypotheekrenteaftrek;

overwegende dat het vertrouwen in de woningbouwmarkt pas terugkeert als mensen zekerheid hebben over de fiscale behandeling van de eigen woning op de korte en op de lange termijn;

overwegende dat er een tariefverlaging dreigt bovenop de verlaging die reeds is aangekondigd in het regeerakkoord;

constaterende dat eventuele verdere bijstellingen van dit tarief bovenop de door de regering voorgestelde maatregelen in het licht van mogelijke, nieuwe bezuinigingsdoelstellingen en/of nivelleringsoperaties ongewenst zijn gelet op het terugwinnen van het vertrouwen, het rechtszekerheidsbeginsel en het zorgvuldigheidbeginsel richting (potentiële) eigenwoningbezitters en kredietverstrekkers;

verzoekt de regering, uit te spreken dat zij het tarief van de hypotheekrenteaftrek in deze regeerperiode niet verder zal aanpassen dan de verlaging die reeds is aangekondigd in het regeerakkoord,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (33400-VII).

De heer Verhoeven (D66):

Kan de heer Knops deze motie nog eens rustig voorlezen? Ik heb het echt niet kunnen volgen.

De voorzitter:

Dat gaat dan af van de tijd van D66. Nee hoor.

De heer Knops (CDA):

Ik zou dat best willen doen, voorzitter, maar ik ben bang dat ik dan met u een probleem krijg.

De voorzitter:

De volgende motie graag.

De heer Knops (CDA):

Ik geloof er niets van. De heer Verhoeven is een zeer snelle leerling, maar ik zal toch iets langzamer spreken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de uitvoering en toepassing van het systeem van huurtoeslag verre van optimaal is waardoor enerzijds mensen achteraf te horen krijgen dat ze te veel huurtoeslag hebben ontvangen en anderzijds er tekorten optreden bij de rijksoverheid die noodzaken tot een algemene korting van de individuele toeslag;

overwegende dat huishoudens rondom de huurtoeslaggrens nauwelijks tot geen buffer hebben om eventuele terugvorderingen van de Belastingdienst op te kunnen vangen;

overwegende dat de rijksoverheid juist daarom een grote mate van zorgvuldigheid moet betrachten en vanwege de economische crisis zichzelf tot het uiterste moet inspannen om fouten in de toekenning en de uitvoering van huurtoeslag te voorkomen;

verzoekt de regering om de uitvoering van de huurtoeslag op orde te maken, zodat overschrijdingen niet langer voorkomen en vermeden wordt dat huurders in betalingsproblemen komen vanwege de terugvordering van een te hoog voorschotbedrag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (33400-VII).

Mevrouw Visser (VVD):

Deze twee moties zullen wij zo op ons gemak gaan lezen, want zo snel als ze nu werden voorgedragen, heb ik ze niet kunnen volgen. Ik ben wel geïntrigeerd door de motie die u samen met de heer Paulus Jansen heeft ingediend. Betekent dit dat het CDA met deze motie het tekort van 2 miljard wil laten oplopen als de verhuurdersheffing niet doorgaat?

De heer Knops (CDA):

We moeten onderscheid maken tussen coalitiepartijen en partijen die niet in de coalitie zitten. Coalitiepartijen hebben een regeerakkoord getekend, zo gaat dat. Daar staat een verhuurdersheffing in van 2 of 2,1 miljard, dat zullen we zo horen van de minister. Dat zijn de kaders waarbinnen de minister opereert. Uiteraard heeft de fractie in de Eerste Kamer daarover een uitspraak gedaan, daarover heb ik in de eerste termijn al iets gezegd. De motie die ik samen met de heer Jansen heb ingediend, gaat over het bieden van een alternatief om te bekijken of er meer mogelijkheden zijn om invulling te geven. Wij hebben ons niet gecommitteerd aan 2 miljard en dat gaan wij ook niet doen. Wij zeggen: er moet voldoende verdiencapaciteit zijn. Ik heb nooit uitgesloten dat het kan, want als er middelen zijn om het op een goede manier te doen, dan zou het kunnen. In tegenstelling to het kabinet die dit tot doel verheven heeft, kijken wij ook naar de verdiencapaciteit van coöperaties.

Mevrouw Visser (VVD):

Ik ben toch wel geïntrigeerd, want de CDA-fractie heeft de minister van Financiën, De Jager, geleverd die alom werd gerespecteerd. Volgens mij gaat de heer Knops hier lijnrecht in tegen de begrotingsregels die zijn vastgesteld en de inverdieneffecten daarmee. Ik vind het bijzonder voor een regeringspartij als het CDA, dat zij met deze motie kwam en ook met de beantwoording naar aanleiding van de motie die eerder deze week is aangenomen in de Eerste Kamer, waaraan de heer Knops zelf ook refereerde, en waarop hij gisteren heeft geantwoord dat de Eerste Kamerfractie dat weliswaar vindt, maar dat de Tweede Kamerfractie een andere rol heeft. Wat vindt het CDA van deze kaders, ook in relatie tot de begrotingsregels die het CDA zelf de vorige periode nadrukkelijk heeft gesteund?

De heer Knops (CDA):

Begrotingsregels zijn prima, maar dit is een akkoord van een coalitie die taakstellingen heeft ingeboekt op dit specifieke terrein, maar die niet de onze zijn. Mevrouw Visser kan, hoe graag zij dat ook zou willen, ons daar niet aan committeren. Zij kan ons wel committeren aan het zoeken naar goede oplossingen. De minister heeft aangegeven met voorstellen te komen en wij wachten die af. Wij hebben ons echter niet gecommitteerd aan die 2 dan wel 2,1 miljard.

De heer Verhoeven (D66):

Ik zou deze motie vanuit mijn hart dolgraag willen volgen, maar ik zit met een probleem. Ik heb hier nu de motie-Jansen/Knops, dus dat is niet de motie die de heer Knops heeft ingediend. Ik kan daarover eigenlijk geen vragen stellen, hoewel hij er wel onderstaat. Mag dat, voorzitter?

De voorzitter:

Volgens mij mag dat wel, want de heer Knops is mede-indiener.

De heer Verhoeven (D66):

Excuus, ik had die vraag aan de heer Jansen moeten stellen, maar ik was laat.

De heer Knops (CDA):

Ik heb zojuist mevrouw Visser ook over die motie geantwoord. Ik wil best namens de SP-fractie spreken. Dat vind ik prima.

De voorzitter:

Ja, want de heer Knops is mede-indiener.

De heer Verhoeven (D66):

Ik zit met de koppeling die in die motie wordt gelegd met een motie uit de Eerste Kamer. Gisteren heeft de heer Knops gezegd dat hij zich niet vastpint op de Eerste Kamer en dus ook niet vastzit aan die 2,1 miljard. Maar wordt, door in deze motie te verwijzen naar de motie in de Eerste Kamer, de speelruimte dan niet heel erg beperkt en kan wat de CDA-fractie wil eigenlijk wel door de motie mede te ondertekenen?

De heer Knops (CDA):

Ik heb de motie niet helemaal in mijn hoofd zitten, maar de tekst wordt nu gebracht.

In de overweging wordt daaraan nadrukkelijk gerefereerd, en met name ook aan het element waardoor de minister genoodzaakt is om, eerder dan in deze Kamer is besloten, met alternatieven te komen. Zo moet de heer Verhoeven die overweging lezen.

De heer Verhoeven (D66):

Ja, maar we hebben het gisteren over die motie gehad en dat hoeven we hier niet nog een keer over te doen. In die motie staat echter wel dat je binnen de kaders van die 2,1 of 2,05 miljard moet blijven. In deze motie wordt daarnaar weer terugverwezen. Daarmee maak je de afstand tussen de Eerste en de Tweede Kamer die de heer Knops gisteren gebruikte om nog wat ruimte te scheppen, in mijn ogen wel heel erg klein. Hoe legt de heer Knops nu zijn speelruimte uit?

De heer Knops (CDA):

Ik doe dat exact hetzelfde als gisteren. Ik begrijp dat de heer Verhoeven er wat lastig in zit omdat zijn fractie in de Eerste Kamer anders heeft gestemd dan alle andere fracties. Hij had daarover ook een aantal interruptiedebatjes met de heer Jansen. Ik heb heel duidelijk aangegeven hier namens de Tweede Kamerfractie te staan. In de eerdere debatten heb ik aangegeven te staan voor de 800 miljoen waarvoor we in het Lenteakkoord hebben getekend en niet voor die 2 miljard. De fractie in de Eerste Kamer heeft deze motie ingediend en wij refereren daar met name aan omdat die motie de minister oproept om op zeer korte termijn met alternatieven te komen. Dat is de kapstok van de motie en in het dictum wordt gevraagd om naast dit alternatief een ander alternatief uit te werken. Ik zou de heer Verhoeven bijna kunnen adviseren om deze motie probleemloos te steunen.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Verhoeven van de fractie van D66. Hij heeft twee minuten, dus ik ben benieuwd of hij even snel kan spreken als de heer Knops.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Nee, dat kan ik niet, en daarom dien ik ook maar één motie in. Ik wil ook nog een paar dingen zeggen, maar dien eerst die motie in, want dan hebben we dat maar gehad. Daarna leg ik uit waarom ik de motie indien, maar dan kom ik in ieder geval niet in tijdnood.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering komt met uitgewerkte voorstellen voor de verhuurdersheffing en het woningwaarderingssysteem;

overwegende dat het belangrijk is dat deze plannen gebaseerd zijn op actuele cijfers en ramingen over de woningmarkt;

verzoekt de regering, de voorstellen door te laten rekenen op basis van de meest recente beschikbare gegevens, deze doorrekening mee te sturen met de uitgewerkte voorstellen, en hierbij aan te geven op welke cijfers deze doorrekening is gebaseerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (33400-VII).

De heer Verhoeven (D66):

Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Wat ons betreft ging deze begroting maar over één ding en dat is het probleem dat is ontstaan door de samenloop van de verhuurdersheffing en de nieuwe woningwaarderingssystematiek van de WOZ-huur van 4,5%. Dat probleem gaat de minister oplossen en in februari zal al iets naar de Kamer komen. Ik geloof dat dit wel de tijdsafbakening is die wij hebben. Ik ben daar blij mee.

Toch maar ik mij zorgen over de speelruimte die de minister heeft. De minister heeft zich tot nu toe een flexibel mens getoond en is daadkrachtig genoeg dit op te lossen voor huurders, voor bouwers, voor studenten, voor de economie, voor woningcorporaties en voor de woningmarkt. Ik wens hem daar echt oprecht heel veel succes mee. Wij zullen die plannen positief kritisch benaderen. De minister heeft alleen ontzettend weinig speelruimte als ik zie wat voor kaders er allemaal zijn. En daar is net door de motie van Visser en Monasch weer een extra kader bijgekomen. Die ruimte wordt steeds maar strakker en strakker: de betaalbaarheid moet op peil blijven, het mag niet over de Donnerpunten heen, wij moeten blijven investeren, het moet 2,1 miljard opleveren en de huren moeten dus toch omhoog om de corporaties voldoende inkomsten te geven. Het wordt bijna een goocheltruc, een soort Houdini-act, om hier uit te komen. Ik heb dat al eerder gezegd. Ik heb alsnog deze motie ingediend, omdat ik vind dat als de minister erin slaagt, wij daar ook waardering voor moeten uitspreken. Ik wil echter wel zeker weten dat wij niet drie weken later alsnog inzien dat het weer was gebaseerd op een verkeerde aanname. Wij zullen de minister in februari wederom spreken.

De voorzitter:

Mevrouw Schouten van de ChristenUnie, u hebt vier minuten. Vier minuten. Dat had u niet verwacht?!

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat komt goed uit, voorzitter, want ik had elders nog wat overschrijding. Ik had al de opdracht gekregen, hier wat te gaan inhalen.

Voorzitter. Ik constateer dat wij met deze begroting niet veel wijzer zijn geworden dan wij mogelijk al waren. Veel plannen moeten verder uitgewerkt worden of gewijzigd worden. Er liggen allerlei moties, ook uit de Eerste Kamer. Wij hopen dat de minister hoe dan ook heel snel duidelijkheid gaat geven. Veel sprekers voor mij hebben het al opgemerkt en ik sluit mij daarbij aan: de woningmarkt heeft duidelijkheid nodig. Het is de schone taak voor deze minister om die heel snel te gaan bieden.

Ik heb drie moties die ik zal voorlezen

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat huurverhoging op grond van inkomen problemen kan geven voor huurders die te maken krijgen met substantiële inkomensterugval tot vlak boven de huurtoeslaggrens;

overwegende dat scheefwonen ook kan worden aangepakt door huurverhoging volgens de huursombenadering in combinatie met aanpassing van de huurtoeslag, en dat hiermee wordt voorkomen dat huurders wiens inkomen substantieel stijgt toch nog een paar jaar scheefwoners worden;

verzoekt de regering, in het kader van de herbezinning op de huurmaatregelen te bezien of stapsgewijze huurverhoging volgens de huursombenadering voor alle huurders in de gereguleerde sector, in combinatie met compensatie voor de lagere inkomens via aanpassing van de huurtoeslag, een goed alternatief is voor huurverhoging op grond van inkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (33400-VII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de afspraken in het convenant energiebesparing huursector onder druk staan door de hoge verhuurdersheffing en de aanpassing van het woningwaarderingsstelsel;

constaterende dat in het regeerakkoord het voornemen staat te komen tot een green deal energiebesparing met woningcorporaties voor een verdere versnelling in het verduurzamen van de bestaande woningen;

verzoekt de regering, voor 1 maart 2013 de doelen voor energiebesparing in de corporatiesector te kwantificeren inclusief financiële onderbouwing en de green deal uiterlijk 1 juli 2013 te sluiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (33400-VII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de leegstand van kantoren nog steeds groeit en dat de eigenaren van commercieel vastgoed onder druk staan, de boekwaarde te verlagen waardoor de crisis op deze markt zich verdiept;

constaterende dat veel gemeenten de regionale saneringsfondsen voor sloop of duurzame transformatie van leegstaande kantoren zoals voorgenomen in het convenant aanpak leegstand kantoren hebben afgewezen;

verzoekt de regering, in gesprek te gaan met de commercieel vastgoedsector over oplossingen voor het weer gezond maken van de markt van commercieel vastgoed en daarbij de mogelijkheid te betrekken van een tijdelijk landelijk saneringsfonds voor leegstaande kantoren welke wordt gefinancierd door de sector en de Kamer hierover voor 1 maart 2013 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (33400-VII).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil twee moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de problematiek op de woningmarkt vraagt om een breed gedragen doorbraak;

overwegende dat de Woonbond, de Vereniging Eigen Huis, Aedes en de NVM zich hebben ingezet om tot een gezamenlijk hervormingsplan "Wonen 4.0" te komen;

overwegende dat met de onderzoeksrapporten van CFV en Cortec er nieuwe informatie over de gevolgen van de woonparagraaf uit het regeerakkoord voorhanden is waaruit geconcludeerd wordt dat er een grote kans is dat woningcorporaties niet voldoende hun kerntaak kunnen vervullen, namelijk het voorzien in voldoende, goede, betaalbare woningen;

overwegende dat het kabinet op dit moment met sociale partners overlegt over de sociale agenda van het kabinet;

verzoekt de regering om met de partijen die "Wonen 4.0" geschreven hebben om de tafel te gaan zitten om te komen tot een woonakkoord,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Bisschop en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (33400-VII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat:

  • - de regering de nadere regelgeving voor lokale warmtenetten wenst te regelen via het Bouwbesluit;

  • - energielasten voor burgers in de afgelopen vijftien jaar gemiddeld met minimaal 7% per jaar zijn gestegen;

  • - aansluiting op warmtenetten van slecht geïsoleerde, bestaande woningen tot ongewenste perverse effecten kan leiden;

verzoekt de regering:

  • - in het Bouwbesluit garanties op te nemen dat bij aansluiting van collectieve warmte er eerst optimaal is geïsoleerd aan de vraagzijde;

  • - in het Bouwbesluit ervoor te zorgen dat er bij verplichte aansluiting altijd ruimte is gelaten voor toekomstige duurzame energiesystemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46 (33400-VII).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dit is een vrij ingewikkelde materie. Ik zou me kunnen voorstellen dat ik, wanneer de minister hier niet een, twee, drie een antwoord op heeft, de motie aanhoud in afwachting van een schriftelijke reactie na het reces.

De voorzitter:

Wij zijn hiermee aan het eind gekomen van de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik heb begrepen dat er behoefte is aan een korte schorsing. Ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 23.01 uur tot 23.07 uur geschorst.

De voorzitter:

Voordat ik de minister het woord geef, leg ik de woordvoerders het volgende voor. De heer Klein stond op de sprekerslijst, maar hij was net te laat. Mijn vraag is of de woordvoerders er bezwaar tegen hebben als de heer Klein de mogelijkheid krijgt, een motie in te dienen en een vraag te stellen. Hij had acht minuten spreektijd. Mij blijkt dat hiertegen geen bezwaar is.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. Dank voor deze clementie. Ik zal mijn acht minuten inderdaad niet gebruiken. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er momenteel een nijpend tekort bestaat aan seniorenwoningen (Onderzoek Ipso Facto Beleidsonderzoek, verricht in opdracht van ANBO, Gouda, november 2012);

overwegende dat de vraag naar seniorenwoningen in de nabije toekomst nog sterk zal toenemen door de voorgenomen decentralisatie van zorgvoorzieningen van zorginstellingen naar gemeenten, waardoor meer zorgbehoevende ouderen in een zelfstandige thuissituatie zullen komen;

roept de regering op, het geruime tijd geleden toegezegde actieplan ouderenhuisvesting zo spoedig mogelijk aan te bieden aan de Kamer, met daarin opgenomen een aanvalsplan om te voldoen aan de bestaande en toekomstige vraag naar seniorenwoningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klein en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47 (33400-VII).

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. Ik had inderdaad nog een vraag. Afgelopen dinsdag heb ik samen met de heer Ulenbelt een motie ingediend over het tijdgat van de rijksoverheid waar het gaat over de regelingen als werkgever in verband met de verhoging van de AOW-leeftijd. Ik dacht dat deze motie moest worden ingediend bij de coördinerend minister voor arbeidsvoorwaarden, de heer Plasterk. We hebben deze motie dus gisteren bij de heer Plasterk in discussie gebracht. Minister Plasterk heeft toen aangegeven dat het beter is om haar voor te leggen aan de minister voor Rijksdienst. Daarom geef ik dit aan bij de minister voor Rijksdienst. Als hij niet weet wat hij ermee moet, heeft minister Plasterk al laten weten dat hij de Kamer een brief zal sturen om aan te geven wat hij ermee moet. Wellicht is het handig als deze motie nog eens wordt gekopieerd, want zij is vorige week dinsdag ingediend.

Minister Blok:

Voorzitter. Ik zal eerst een aantal vragen beantwoorden en dan ingaan op de ingediende moties. Ik was mevrouw Voortman nog een antwoord verschuldigd op een vraag die ze mij bij interruptie heeft gesteld over de toepassing van de Trias Energetica bij bestaande bouw. Die is al in het Bouwbesluit opgenomen bij verbouw. Er komt ook nog Europese regelgeving aan die bij verbouw en nieuwbouw eisen stelt wanneer het gaat om een grote verbouw. Als mevrouw Voortman doelde op verbouw bij bestaande bouw, dan geldt het al en wordt het nog aangescherpt.

De heer Jansen en anderen hebben gevraagd waar het bedrag van 2,1 miljard vandaan komt. Dat bedrag is vervat in de motie in de Eerste Kamer waarnaar ik verwees. De taakstelling uit het regeerakkoord waaraan ik zelf gehouden ben, is maar 2 miljard. U begrijpt dat ik even naar boven afrond als ik die kans krijg!

Mevrouw Visser wees op het rijksvastgoedbezit dat zich inderdaad vaak op mooie locaties in binnensteden bevindt en kan worden gebruikt voor woningbouw. Hierover heeft mijn voorganger al een brief aan de Kamer gestuurd, waarin staat dat we daarmee inderdaad actief bezig zijn. Daarnaast is het onderdeel van het expertteam Transformatie Kantoren. Onder meer het kantoor waar ik zelf op dit moment in zit, staat op de lijst om te zijner tijd te worden omgezet naar woonruimte.

Mevrouw Visser had ook een vraag over het aanspreken van het WSW over de toekomstige borgingsruimte. Ik ben in gesprek met het WSW en zal de Kamer daarover berichten.

De heer Monasch vroeg of de verhuurdersheffing kan worden beperkt in de tijd. De heffing zit nu in de structurele reeksen, dus het is niet voorzien dat deze wordt beperkt in de tijd.

Tot zover de beantwoording van de aan mij gestelde vragen. Ik kom nu toe aan de behandeling van de ingediende moties, allereerst de motie-Fritsma/Van Klaveren op stuk nr. 32. Daarin wordt de regering verzocht, de hypotheekrenteaftrek onaangetast te laten. In het regeerakkoord zijn een paar maatregelen op dat gebied aangekondigd, inclusief een teruggave in de vorm van een langere derde schijf. Ik moet de aanneming van deze motie dus ontraden.

In de motie-Fritsma/Van Klaveren op stuk nr. 33 wordt de regering verzocht, af te zien van huurverhoging. Huurverhoging is cruciaal in het kader van de aanpak van het scheefhuren en het weer beschikbaar maken van woningen voor starters, mensen met een laag inkomen, en daarom moet ik deze motie ontraden.

In de motie-Visser/Monasch wordt de regering verzocht, bij de vormgeving van het nieuwe systeem van woningwaardering rekening te houden met het feit dat woningen in de vrije sector ook bij veranderende omstandigheden onderdeel moeten blijven uitmaken van de vrije sector. Dat wil ik op die manier inderdaad meenemen in de uitwerking, dus deze motie is ondersteuning van het beleid.

In de motie-Paulus Jansen op stuk nr. 35 wordt de regering verzocht, de effecten van het woningmarktbeleid te laten doorrekenen. Als hij daarmee doelt op het pakket waarmee ik in het vroege voorjaar kom, zie ik zijn motie als ondersteuning van beleid.

In de motie-Paulus Jansen/Knops op stuk nr. 36 wordt de regering verzocht, een alternatief uit te werken voor de verhuurdersheffing en daarbij rekening te houden met inverdieneffecten. Mocht Jan Kees de Jager dit debat zien, dan heeft hij inmiddels zijn schoenen opgegeten, want inverdieneffecten worden al sinds ver voor de tijd van minister De Jager niet meegenomen bij het opstellen van de begrotingen, omdat er geen enkele hardheid aan te ontlenen is. Daarom moet ik de aanneming van deze motie ontraden.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik zou mij kunnen voorstellen dat het toch wel iets uitmaakt of het gaat om bindende investeringsafspraken. Dat staat ook in de motie: "bindende investeringsafspraken" houdt in: een bindend investeringsvolume. Het betekent ook een bindende btw-afdracht. Het lijkt mij dat die rekensom gemakkelijk is te maken voor de minister van Financiën.

Minister Blok:

Ik denk dat het bij de sterke kanten van de Nederlandse politiek hoort dat wij breed werken met begrotingsregels. Deze dateren uit de tijd van Gerrit Zalm. In de jaren daarna zijn kabinetten van heel verschillende samenstelling daarmee altijd aan de slag gegaan. Uitgaan van inverdieneffecten – en van verplichtingen, als je die al zou kunnen opleggen – is in strijd met alle regels waarmee Jan Kees de Jager, Wouter Bos of Gerrit Zalm gewerkt hebben. Dit is financieel zeer ondeugdelijk en daarom ontraad ik de motie.

In de motie-Monasch/Visser wordt de regering verzocht, de belemmeringen vanuit wet- en regelgeving die investeringen in de vrijesectorwoningbouw bemoeilijken, weg te nemen en daarover te rapporteren. Daar wil ik wel precies in zijn. Ik zal graag in kaart brengen of er regels zijn die mogelijk belemmeringen opleveren. Ik zal daar ook graag over rapporteren, maar ik vind het niet aan de regering om te sturen op regels die in het kader van prudentieel toezicht op banken of pensioenfondsen door DNB worden gehanteerd. Dat is in het belang van de spaarders of pensioengerechtigden. Als ik de motie dus zo mag lezen dat ik dit in kaart breng en erover aan de Kamer rapporteer, dan laat ik het oordeel over deze motie over aan de Kamer. Als ik de motie echter zo moet lezen dat ik moet ingrijpen in het prudentieel toezicht, dan ontraad ik de motie.

De heer Monasch (PvdA):

Naast de begrotingsregels hebben wij in dit land ook een heel mooi systeem waarin DNB daarvoor verantwoordelijk is. Het kan echter in een open samenleving geen kwaad dat een kabinet tegen DNB zegt: wij krijgen dit soort signalen. Dat kan in het overleg dat er regelmatig plaatsvindt met DNB onder de aandacht gebracht worden. De vrijheid van DNB blijft volledig intact, maar het is goed om dit te agenderen, want het zijn signalen die uit de samenleving, in dit geval van belangrijke investeerders, naar ons toe komen.

Minister Blok:

Ik ben het eens met het bespreken van signalen, maar dan versta ik de heer Monasch ook zo dat hij niet van mij verwacht dat ik instructies geef waarmee ik ingrijp in het prudentieel toezicht. Dan kan ik het oordeel over deze motie aan de Kamer overlaten.

In de motie-Monasch/De Vries op stuk nr. 38 wordt de regering gevraagd om specifiek met het oog op de digitale toegankelijkheid op het platteland bij de Europese Commissie aan te dringen op financiering van de versterking van glasvezelnetwerken. Dat is een terrein waarop de collega van Economische Zaken actief is, maar ik kan namens hem zeggen dat deze motie ondersteuning van beleid is en dat wij dit graag zullen doen.

In de motie-Knops op stuk nr. 39 wordt de regering verzocht om het tarief voor de hypotheekrenteaftrek in deze regeerperiode niet verder aan te passen. Ik zei al dat al bij de regeringsverklaring is gezegd dat dit, wat ons betreft, het pakket is. Deze motie zie ik dus als ondersteuning van beleid.

In zijn tweede motie, op stuk nr. 40, verzoekt de heer Knops de regering om de uitvoering van de huurtoeslag op orde te maken, zodat overschrijdingen niet langer voorkomen. Daar moeten we precies in zijn. De motie suggereert dat dit het gevolg is van fouten in het systeem van de huurtoeslag. Natuurlijk maakt de overheid ook fouten en als die op mijn terrein liggen, ben ik ervoor verantwoordelijk. Het systeem van de huurtoeslag kan echter niet anders werken dan dat er op basis van het bekende inkomen over voorgaande jaren een raming wordt gemaakt van het inkomen over het lopende jaar. Natuurlijk wisselen inkomens. Dat gebeurt in een mensenleven. Daarom zal er altijd een vrij aanzienlijke groep zijn bij wie achteraf verrekend moet worden. Als je dat niet wilt, dan kun je niet lopende het jaar huurtoeslag uitkeren en dan zouden mensen echt in grote financiële problemen raken. Om die reden moet ik deze motie ontraden.

Dan kom ik bij de motie-Verhoeven op stuk nr. 41. Ook hij vraagt mij om een doorrekening. Die had ik ook al in reactie op zijn interruptie toegezegd. Ik vind de motie ondersteuning van beleid.

In de motie-Schouten/Voortman op stuk nr. 42 wordt de regering verzocht om bij de huurmaatregelen een stapsgewijze huurverhoging van de huursombenadering voor alle huurders, in combinatie met compensatie voor de lagere inkomens via aanpassing van de huurtoeslag, als alternatief te bezien. Op deze manier geformuleerd moet ik deze motie ontraden, omdat zij echt niet past in het kader van de inkomensafhankelijke huurverhoging waarover ik in het voorjaar bij de Kamer terugkom.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De minister zegt dat hij de motie op deze manier moet ontraden. Is er dan nog een mogelijkheid waarop zij wat meer enthousiasme bij hem kan opwekken?

Minister Blok:

Er zijn allerlei manieren om enthousiasme bij mij op te wekken. Als dat specifiek moet zijn gekoppeld aan de huursombenadering – er zijn natuurlijk mensen in Nederland die ontzettend enthousiast kunnen worden over huursombenadering – zal zij aan moeten sluiten bij het regeerakkoord. Daarin is een inkomensafhankelijke huurverhoging opgenomen, met drie tredes. Daarbij wordt huursombenadering toegepast. Omdat ik hier de koppeling niet zie met de inkomensafhankelijke huurverhoging in drie tredes, moet ik haar ontraden.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Hè, jammer.

Minister Blok:

Ik vrees dat ik ook de volgende motie van mevrouw Schouten, de motie op stuk nr. 43, moet ontraden. Deze motie verwijst naar een green deal energiebesparing met de woningcorporaties en verzoekt mij om voor 1 maart 2013 de doelen voor de corporatiesector te kwantificeren. De green deal kent als vorm een convenant en laat ruimte aan partijen. Daarin past geen kwantificering zoals die in deze motie wordt gevraagd. Daarom moet ik haar ontraden.

De voorzitter:

Mijnheer Jansen, dit gaat niet over een motie van u. Uw naam staat er niet onder.

De heer Paulus Jansen (SP):

Zeker, voorzitter. Maar ik mag er toch een vraag over stellen?

De voorzitter:

Naar aanleiding waarvan?

De heer Paulus Jansen (SP):

Van de motie en het antwoord van de minister. Volgens mij zijn wij bezig met een begrotingsbehandeling.

De voorzitter:

Vooruit.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik vond de motie van mevrouw Schouten buitengewoon relevant. De green deal voor de gebouwde omgeving is een de hoekstenen van het energiebeleid voor de gebouwde omgeving van het kabinet. Er ligt natuurlijk, of je het nu leuk vindt of niet, een directe relatie tussen die green deal en de verhuurdersheffing, want die leidt ertoe dat de corporaties niets meer kunnen investeren. De Eerste Kamer heeft de minister gevraagd om voor 1 maart met een doorrekening van de effecten te komen. Wat ligt er nu meer voor de hand dan te doen wat mevrouw Schouten in deze motie vraagt, namelijk om ook aan die corporaties te vragen wat zij nog kunnen betalen in het kader van die green deal?

Minister Blok:

De motie waar de heer Jansen naar verwijst, legt geen relatie naar de green deal. Ik ben inderdaad van plan om zo'n green deal te sluiten. Er lopen gelukkig ook al green deals. Die kennen echter niet het karakter van het met elkaar dichtregelen en op deze manier doorrekenen. Vandaar dat ik de motie ontraad. Dat is niet omdat ik geen green deals ga sluiten.

De voorzitter:

Laatste opmerking, mijnheer Jansen.

De heer Paulus Jansen (SP):

De minister is het toch eens met de fractie van de SP, en wellicht ook met die van de ChristenUnie, dat er een relatie is tussen de investeringsmogelijkheden van corporaties in energiebesparing, dus de green deal en het Convenant Energiebesparing Huursector, en de doelstellingen van het kabinet op het gebied van energiebesparing? Daar ligt toch een-op-eenrelatie tussen? Dan moeten wij toch voor 1 maart ook weten wat het effect is van het verhuurbeleid en de verhuurdersheffing op die energiebesparende maatregelen?

De voorzitter:

Het is echt niet gebruikelijk dat allerlei vragen worden gesteld over moties van anderen, mijnheer Jansen. Maar goed, ik kan het niet verbieden. Dat geef ik toe. U had de motie ook mede kunnen ondertekenen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Dat had ik best willen doen, maar het is mij niet gevraagd. Ik wil mijn handtekening wel alsnog wel toevoegen.

De voorzitter:

Maar als iedereen het debat gaat voeren over andermans moties ...

De heer Paulus Jansen (SP):

Als dit een uitnodiging is om de motie van mevrouw Schouten te ondertekenen, ga ik dat bij dezen doen.

Minister Blok:

Mevrouw Schouten riep op tot enthousiasme en dat toont de heer Jansen. Die ruimte moeten wij hem geven. De koppeling die hij maakt tussen het doorrekenen van green deals en de maatregelen met betrekking tot de huurverhoging, ga ik niet op die manier leggen.

In de motie van mevrouw Schouten op stuk nr. 44 wordt de regering verzocht om in gesprek te gaan met de commerciële vastgoedsector over oplossingen voor het weer gezond maken van de markt. Dat doe ik, dus dat deel van de motie kan ik uitvoeren. Zij verzoekt daarbij echter ook om daar de mogelijkheid bij te betrekken van een tijdelijk landelijk saneringsfonds voor leegstaande kantoren dat wordt gefinancierd door de sector. Dat geeft een heel duidelijke richting, namelijk dat de rijksoverheid weer een landelijke heffing zou moeten opleggen. Ik vind de regionale aanpak, waar op dit moment aan wordt gewerkt, een logische. Ik wil toch echt eerst zien wat die oplevert en waar er eventueel problemen zijn voor wij überhaupt overwegen om dat landelijk te gaan doen. Ik vraag mevrouw Schouten eigenlijk om haar motie aan te houden totdat ik de Kamer daar in het voorjaar over heb gerapporteerd.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik stel een tussenoplossing voor, namelijk dat ik het laatste deel van de zin in het verzoek, uit de motie haal. Ik schrap dus het deel over het landelijk saneringsfonds. In de motie wordt de regering dan opgeroepen om ook zelf met de vastgoedsector in gesprek te gaan over deze problematieken. Kan de minister, als ik dat doe, meer enthousiasme voor mijn motie opbrengen?

Minister Blok:

Dan ben ik meteen enthousiast en beschouw ik de motie als ondersteuning van beleid.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Oké, dan ga ik de motie wijzigen.

Minister Blok:

Het is toch nog gelukt om tot wederzijds enthousiasme te komen.

De voorzitter:

Mevrouw Schouten zal haar motie op stuk nr. 44 dus gaan wijzigen.

Minister Blok:

In de motie op stuk nr. 45 vragen de indieners de regering, in overleg te treden met de partijen die betrokken zijn bij Wonen 4.0. Dat doe ik en daarmee ga ik verder. De overweging die in de motie staat, deel ik echter niet. In die overweging staat namelijk dat geconcludeerd kan worden dat er een grote kans is dat woningcorporaties niet voldoende hun kerntaken kunnen vervullen. Dat is een conclusie die ik niet kan delen. Om die reden moet ik de motie ontraden. Desondanks ga ik in overleg.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Wat doet het schrappen van die overweging met het oordeel van de minister over de motie?

Minister Blok:

Als die overweging wordt geschrapt, vraagt mevrouw Voortman mij in haar motie om in overleg te treden met sociale partners en met partijen die betrokken zijn bij Wonen 4.0. Dat heb ik al toegezegd, dus dan beschouw ik de motie als ondersteuning van beleid.

De heer Monasch (PvdA):

Ik vind deze motie wel sympathiek. Toch vraag ik de minister het volgende. Er staat in de motie een limitatieve opsomming van de partijen die bij dat overleg aanwezig mogen zijn. Belangrijke partijen als Bouwend Nederland, de Aannemersfederatie Nederland en FNV Bouw staan niet in het lijstje. De partijen die in de motie zijn genoemd, zijn inderdaad partijen die hierbij betrokken zijn. Toch vraag ik de minister om een ruimer uitnodigingsbeleid te voeren en hierbij meer partijen te betrekken dan alleen de genoemde vier.

Minister Blok:

Onder de sociale partners valt ook de FNV, die de heer Monasch zojuist noemde. Ik zeg bovendien nogmaals dat ik in overleg zal treden. Ik kan niet garanderen dat dit overleg zal leiden tot een akkoord. Dat heb ik van tevoren ook al gezegd. Ik zal wel in overleg treden.

De heer Knops (CDA):

Ik ben toch een beetje verbaasd over het oordeel van de minister. In het laatste deel van de laatste zin van de motie staat: "om te komen tot een woonakkoord". Als de minister dit als ondersteuning van beleid opvat, zou dat bijna betekenen dat hij erkent dat het regeerakkoord op heel wat punten onvolledig, onvolmaakt en ik weet niet wat nog meer is. Wil de minister dat zeggen? Of zegt hij: ik ga gewoon in gesprek? Als hij het laatste bedoelt, zou ik dat begrijpen. Maar denkend vanuit de positie van de minister begrijp ik eerlijk gezegd niet waarom hij tot een nieuw woonakkoord zou willen komen.

Minister Blok:

Ik heb zojuist al gezegd dat ik dat niet ga garanderen.

De heer Knops (CDA):

Het staat echter nog steeds in de motie. Ik wil hierover duidelijkheid, om te kunnen beoordelen of mijn fractie deze motie kan steunen of niet. Dit staat nog steeds in het dictum, dus het is een essentieel onderwerp.

Minister Blok:

Als de heer Knops de motie zo leest dat daaruit de conclusie kan worden getrokken dat ik moet komen tot een woonakkoord, dan moet ik de motie ontraden.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Het maakt mij niet uit hoe je de uitkomst van het overleg noemt. Je mag het een woonakkoord noemen of een woonagenda. Ik wil het vergelijken met het overleg dat de collega's van minister Blok voeren over de sociale agenda. Daarbij is er ook steeds sprake van dat het moet gebeuren binnen de kaders van het regeerakkoord. Er wordt daarbij ook gezegd dat er ruimte is om te luisteren naar de input van de sociale partners. Zo zou het bij dit overleg over de woningmarkt ook moeten zijn. Ook daarbij zou men moeten komen tot een afspraak over wat de partijen in de komende tijd op het vlak van wonen gaan doen.

Minister Blok:

Mevrouw Voortman wilde al de overweging schrappen dat er grote kans is dat corporaties hun kerntaak niet kunnen uitoefenen. Ik stel voor dat zij ook het deel schrapt over het komen tot een woonakkoord. Als zij dat doet, blijf ik erbij dat ik de motie beschouw als ondersteuning van beleid. Dan hebben we de helderheid bereikt waar de heer Knops om vraagt. Als het woonakkoord erin blijft staan, moet ik de motie ontraden. Volgens mij kan ik het niet helderder maken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Als ik ook dat schrap, klinkt het een beetje alsof de partijen die actief zijn binnen de woonsector alleen maar mogen tekenen bij het kruisje. Voordat ik dat schrap, moet de minister eerst duidelijk maken wat de status van dat overleg zal zijn.

Minister Blok:

Dat heb ik in het debat al helder gemaakt. Ik sta voor een grote opgave, die een onderdeel is van de grote opgave waar het kabinet en Nederland voor staan. Het past in de Nederlandse traditie en in de manier waarop ik wil werken om in overleg te treden met de sector. Ik heb echter direct aangegeven dat ik niet kan garanderen dat dit leidt tot overeenstemming.

De voorzitter:

Volgens mij is dit genoeg uitgewisseld, mevrouw Voortman.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Het is vergelijkbaar met het overleg dat de bewindspersonen op SZW voeren. Die zeggen ook: het regeerakkoord is niet uit marmer gehouwen; we gaan in overleg en willen tot overeenstemming komen. Dat is precies wat ik hier ook bedoel. Als de minister dit ook bedoelt, dan zijn we het gewoon eens. Ik kan dan best het stukje "om te komen tot een woonakkoord" schrappen. Als hij zegt dat hij wel wil overleggen maar verder niks, dan heeft deze motie weinig zin.

Minister Blok:

Volgens mij kunnen we het eens worden. Als u "om te komen tot een woonakkoord" plus het middendeel schrapt, dan is het oordeel dat de motie ondersteuning van beleid is.

De heer Bisschop (SGP):

Dit onderdeel is geschrapt, begrijp ik, maar ik ben medeondertekenaar.

Minister Blok:

Ik wil niet stoken in een goed huwelijk!

De heer Bisschop (SGP):

Ik wil niet claimen dat het niet geschrapt mag worden, maar als we het interpreteren als een inspanningsverplichting in plaats van als een resultaatverplichting, hebben we het probleem getackeld. Bovendien hebben we dan doelgericht in de motie aangegeven waar het naartoe moet, namelijk: het gesprek met de betrokkenen en optimalisering van de mogelijkheden van de volkshuisvesting.

De heer Verhoeven (D66):

Ik zit er nog iets anders in. Ik wil ook heel graag de motie van mevrouw Voortman, de heer Biskop en mevrouw Schouten steunen. Ik doe dat ook als "om te komen tot een woonakkoord" eruit wordt gehaald. Ik wil graag weten wat mevrouw Voortman en de heer Biskop zo dadelijk gaan doen. Voor ons is de term "woonakkoord" beladen, want het is een groot akkoord. Wij willen dat de minister een klein overleg gaat voeren over het probleem. Als hij dan ook nog over een woonakkoord gaat praten, gaat alle energie verloren om het probleem op te lossen dat we de afgelopen twee dagen besproken hebben. Voor ons moet dit onderdeel er echt uit.

De voorzitter:

Dit is net besproken. Ik begrijp van de indieners dat zij dit gaan wijzigen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Met de aanvulling die de heer Biskop net deed dat het moet worden opgevat als een inspanningsverplichting.

De voorzitter:

Dat is helder.

De heer Monasch (PvdA):

Ik ken het voorstel Wonen 4.0. Daarover hebben we uitvoerig gediscussieerd. Er staat ook een heel verhaal in over de hypotheekrenteaftrek. We hebben in een vroeg stadium al gepleit voor een nationaal woonakkoord. We zien het akkoord dat in het regeerakkoord staat als een vergevorderd stadium van een woonakkoord. Maar we gaan niet opnieuw over de hypotheekrenteaftrek et cetera discussiëren. Het is prima als we gaan praten over het deel dat in de motie-Verhoeven heel duidelijk beschreven staat, maar als we alles nog een keer gaan opentrekken, zijn we helaas gedwongen om niet voor deze motie te stemmen.

Minister Blok:

Volgens mij heb ik helder aangegeven op welke basis ik de motie als ondersteuning van beleid kan beschouwen, namelijk als zij niet de passage bevat dat er een grote kans is dat woningcorporaties hun kerntaak kunnen vervullen en als ik niet word opgeroepen om te komen tot een woonakkoord. Ook een inspanningsverplichting wekt een onjuiste verwachting. Anders moet ik de motie ontraden.

Voorzitter. Dan is er nog een motie van mevrouw Voortman, die op stuk nr. 46, waarover zij zelf al zei dat het verstandig is dat ik daar schriftelijk op reageer. Zij was dan ook bereid om deze motie aan te houden. Als we dat zo afspreken, dan krijgt de Kamer een schriftelijke reactie.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Die motie zal ik dan aanhouden tot de schriftelijke reactie.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Voortman stel ik voor, haar motie (33400-VII, nr. 46) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Blok:

Voorzitter. In de motie-Klein/Paulus Jansen op stuk nr. 47 wordt de regering verzocht, het Actieplan ouderenhuisvesting aan de Kamer aan te bieden en daarbij een aanvalsplan op te stellen. Ik kan niet garanderen dat er een aanvalsplan gaat komen. Ik wil echt even de kans hebben om te analyseren wat de aanbevelingen zijn. De oproep tot het opstellen van een aanvalsplan brengt mij ertoe de motie te ontraden.

De heer Klein (50PLUS):

Ik heb de discussie net even gevolgd. Als ik de zinsnede "met daarin opgenomen een aanvalsplan" schrap, kan de minister de motie dan veel beter inpassen in zijn beleid?

Minister Blok:

Ja, dat scheelt een hoop. Dan zou ik de motie beschouwen als ondersteuning van beleid.

De voorzitter:

Mijnheer Klein, bent u bereid uw motie te wijzigen?

De heer Klein (50PLUS):

Ja, dat lijkt mij logisch.

De voorzitter:

De motie-Klein/Paulus Jansen op stuk nr. 47 zal worden gewijzigd.

Minister Blok:

De heer Klein heeft samen met de heer Ulenbelt een motie (33400-XV, nr. 63) ingediend met betrekking tot de wet- en regelgeving voor de verhoging van de AOW-leeftijd. Daarin wordt de regering verzocht om de aanvullende regelingen aan te passen. De aanvullende regelingen zijn nu onderwerp van bespreking tussen sociale partners. Daarin heeft de wetgever dus geen inhoudelijke rol. Om die reden ontraad ik de motie.

De heer Klein (50PLUS):

Minister Asscher heeft in de beantwoording inderdaad aangegeven dat de leeftijd in alle regelgeving aangepast is. Die opmerking is dus terecht. De opmerking over de sociale partners is ook terecht. Het gaat in de motie echter ook om de rijksoverheid als werkgever. Dat staat in de overweging. In de motie wordt de regering verzocht om de eigen regelingen van de rijksoverheid, zoals de regeling voor functioneel leeftijdsontslag, aan te passen.

Minister Blok:

Ook met deze uitleg erbij kan ik de motie slechts ontraden. Namens de rijksoverheid vindt er namelijk gewoon cao-overleg plaats. Ik ga niet via de Kamer het overleg met de sociale partners voeren. Daarover wil ik echt met de vakbonden aan tafel onderhandelen. De motie blijft dus ontraden.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over het wetsvoorstel en de hierbij ingediende moties zal later op de avond of vannacht worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven