80 Noten Schriftelijke antwoorden van de minister voor Wonen en Rijksdienst op vragen gesteld in de eerste termijn vande behandeling van de begroting van Wonen en Rijksdienst voor het jaar 2013 (33400-XVIII).

Noot 1 (zie item 54)

Bijlage: schriftelijke beantwoording begrotingsbehandeling Wonen en Rijksdienst

De beantwoording is onderverdeeld in 2 onderdelen, met subthema’s. De indeling is als volgt:

A. Wonen en Bouwen

1. Koopmarkt

2. Huurmarkt

3. Bouwsector

4. Corporaties

5. Wijken

6. Energie

B. Rijksdienst

1. Hervormingsagenda

2. Rijksgebouwendienst en het Rijkvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf

3. Strategisch personeelsbeleid

4. Krimp

5. ZBO’s

A. Wonen en Bouwen

1. Koopmarkt

Fractie: PVV

Vraag:

Is de minister bereid de draconische maatregelen op het gebied van de hypotheekrenteaftrek in te trekken?

Antwoord:

De economische situatie maakt het nemen van maatregelen noodzakelijk. Doel is om zekerheid en stabiliteit te bieden. Het kabinet heeft in het regeerakkoord een afgewogen pakket neergezet. Gisteravond heeft de Eerste Kamer een eerste stap gezet door het aannemen van het belastingplan dat eerder al door uw Kamer was aangenomen.

Fractie: PVV

Vraag:

Wat is er mis met de hoogte van de hypotheekrente opgelegd door banken?

Antwoord:

Er is een verschil tussen de hoogte van de hypotheekrente en de hoogte van de marges. De hypotheekrente is inderdaad hoger dan in omringende landen. Zo blijkt uit gegevens van de ECB dat het verschil in het eerste halfjaar van 2012 tussen de hypotheekrente in Nederland en de gemiddelde hypotheekrente in eurozone gemiddeld 0,9%-punt is. De Nederlandse Mededingingsautoriteit heeft eerder onderzoek gedaan naar de marges op de Nederlandse hypotheekmarkt. In dat onderzoek werd geconcludeerd dat de marges in Nederland op dat moment niet onverklaarbaar hoog waren in vergelijking met ons omringende landen. De NMa heeft inmiddels bevestigd dat zij al bezig is met een nieuwe studie naar de hypotheekmarkt.

Fractie: PVV

Vraag:

Kan de minister afstand nemen van het voorstel van de ING om € 200,= extra van de mensen af te pakken om in een noodfonds te storten?

Antwoord:

Ik ben blij dat banken meedenken met het bieden van oplossingen. Het huidige voorstel van de ING kan echter op dit moment niet op mijn instemming rekenen.

Fractie: VVD, CDA

Vraag:

Kan er aandacht komen voor starters bij de uitwerking van het sociale leenstelsel en de stapeling van effecten hierin?

De koopmarkt is in beweging en daarvoor zijn starters nodig. Graag een reactie van de minister op de uitspraak dat wellicht opnieuw nivellering nodig is.

Antwoord:

Ik neem aan dat u hierbij denkt aan de gevolgen van een eventuele studieschuld voor de leencapaciteit van starters. Mijn collega’s van Financiën en Onderwijs hebben hierover reeds Kamervragen beantwoord, waarop ik niets heb aan te vullen. Hierbij de tekst uit deze brief:

«Er bestond onduidelijkheid over hoe studieschulden moesten worden meegerekend bij het verstrekken van een hypotheek. De AFM en de NVB hebben daar overleg over gevoerd en zijn tot een gezamenlijke lijn gekomen (ligt niet vast in GHF maar is wel formeel gecommuniceerd). Dat schept duidelijkheid en zorgt ervoor dat mensen met een studieschuld niet onnodig worden beperkt (soms werd een studieschuld aangemerkt als een consumptief krediet). In goed overleg zijn deze partijen overeengekomen dat de hypothecair financier in de toekomst bij de berekening van de aan de studieschuld verbonden maandelijkse financiële lasten in beginsel uitgaat van 0,75% van de oorspronkelijke lening. Indien de consument tussentijds een deel van de studieschuld vervroegd heeft afgelost of wanneer de prestatiebeurs in een gift is omgezet kan de aanbieder dit meenemen in de berekening. Het uitgangspunt is dat de uiteindelijke hoogte van het hypothecair krediet verantwoord blijft.»

Fractie: SP

Vraag:

Hoe kan verlenging van de termijn voor omzetting bestaande aflossingsvrije hypotheken niet tot kosten leiden, zoals de minister gisteren aangaf? Dit is toch een fiscaal gunstiger systeem?

Antwoord:

De antwoorden op eerdere schriftelijke vragen van het lid Jansen over dit onderwerp heb ik reeds naar de Tweede Kamer gestuurd. In deze brief geef ik het volgende aan. Verondersteld mag worden dat een huiseigenaar met een aflossingsvrije hypotheek er bewust voor heeft gekozen niet te sparen. Immers, als zijn spaarbedrag boven het heffingsvrije vermogen uitkomt, dan is hij belasting verschuldigd, terwijl een Kapitaalverzekering Eigen Woning (KEW) vrijgesteld is van heffing in box 3. Dat betekent dat verondersteld mag worden dat een huiseigenaar met een aflossingsvrije hypotheek thans niet of nauwelijks box 3 belasting betaalt. Het aantal huiseigenaren dat alsnog een KEW zou afsluiten is dan ook niet van invloed op de budgettaire derving van box 3 belasting. Het is de vraag of deze huiseigenaren nu over zouden willen stappen op een KEW. Maar ook al zouden zij er alsnog voor kiezen om een KEW af te sluiten, dan blijft de situatie wat betreft box 3 belasting ongewijzigd: zij betaalden in de situatie met een aflossingsvrije hypotheek geen box 3 belasting en zij betalen in de nieuwe situatie met een KEW evenmin box 3 belasting. Het aantal huiseigenaren dat alsnog een KEW zou afsluiten is dan ook niet van invloed op de budgettaire derving van box 3 belasting.

Fractie: PvdA

Vraag:

Hoe gaat de minister de maatregelen uit het regeerakkoord met betrekking tot de mogelijkheden voor starters op de koopwoningmarkt verder uitwerken?

Antwoord:

In het regeerakkoord is opgenomen dat de startersfaciliteit van de Stichting Volkshuisvesting Nederlandse (SVn) gemeenten wordt uitgebreid. Vanaf januari 2013 zal het Rijk een bijdrage leveren aan startersleningen die de SVn namens gemeenten verstrekt. Voor de rijksbijdrage is een budget van € 20 mln euro beschikbaar.

Fractie: PvdA

Vraag:

Kan de Tweede Kamer voor de 1e termijn minister een financieel overzicht ontvangen om de consequenties van de losse onderdelen met betrekking tot hypotheken inzichtelijk te maken?

Antwoord:

In aanvulling op de maatregelen uit het begrotingsakkoord en het Regeerakkoord zijn de volgende maatregelen genomen ten aanzien van de fiscale behandeling eigen woning. Hierbij vindt u de budgettaire consequenties van die maatregelen.

Maatregel – Nota van Wijziging Belasting Plan 2013

2013

2014

2015

2016

2017

struc

Restschuldfaciliteit vanaf 29 oktober (terugwerkende kracht)

-1,6

-1,6

-1,6

-1,6

-1,6

0

Verlenging verhuisregeling/ herleving hypotheekrente aftrek

-5

         

Tijdelijke verruiming vrijstelling overdrachtsbelasting

-3

-13

-13

-3

0

0

NB: de verlenging van de restschuldfaciliteit (van 5 naar 10 jaar) heeft pas budgettaire gevolgen vanaf 2018

Fractie: PvdA

Vraag:

Is de minister van plan banken meer ruimte te geven om kredieten te verstrekken?

Antwoord:

Ik heb vorige week vrijdag samen met de minister van Financiën de Tweede Kamer bericht dat geldverstrekkers in 2013 meer ruimte krijgen voor het leveren van verantwoord maatwerk aan kopers. Voor extra ruimte moet objectieve informatie beschikbaar zijn waaruit blijkt dat een inkomensstijging binnen een redelijke termijn te verwachten is. Deze mogelijkheid maakt onderdeel uit van een voor 1 januari 2013 te publiceren ministeriële regeling.

Fractie: GL

Vraag:

Er heeft overleg plaatsgevonden met de minister van SZW om flexwerkers en zzp-ers meer mogelijkheden te geven om hypotheken te verstrekken. Wanneer kunnen we concrete uitkomsten verwachten?

Antwoord:

De minister van SZW heeft me geïnformeerd over het verzoek om te kijken naar de positie van flexwerkers en zzp’ers op de woningmarkt. In de eerste helft van 2013 zal ik samen met de minister van Financiën hierop terugkomen. In het algemeen kan ik aangeven dat bij hypotheekverstrekking vooral wordt uitgegaan van vaste en bestendige inkomsten. Maar voor flexwerkers en zzp’ers zijn er ook specifieke mogelijkheden om een hypotheek af te sluiten. De regels bieden hier voldoende ruimte voor. Zo kan bijvoorbeeld worden gekeken naar het inkomen over de afgelopen drie jaren. Het is aan de banken om dit te beoordelen.

2. Huurmarkt

Fractie: PVV

Vraag:

Wat is ‘tijdelijk’ met betrekking tot de maximale huurprijs?

Antwoord:

De huidige regelgeving voorziet niet in een tijdelijke buitenwerkinstelling van het woningwaarderingsstelsel. Bij 'tijdelijk' kan worden gedacht aan de resterende woonduur, de periode dat het inkomen hoger is dan 43.000 of anderszins. Dit zal bij de uitwerking van de maatregelen worden bezien.

Fractie: PVV

Vraag:

Vindt de minister een huurstijging van 15% normaal?

Antwoord:

In het regeerakkoord zijn andere percentages opgenomen, te weten een huurverhoging van 1,5 procent plus inflatie voor huurders met een huishoudinkomen tot 33.000 euro, 2,5 plus inflatie voor huurders met een inkomen tussen de 33.000 en 43.000 euro en 6,5 plus inflatie voor huurders met een inkomen boven 43.000. Voor mij gelden bij deze nadere uitwerking enkele randvoorwaarden waar ik de verschillende alternatieven op zal toetsen:

  • De budgettaire kaders van het Regeerakkoord, in het bijzonder de opbrengst van 2,1 miljard euro.

  • De gevolgen voor de betaalbaarheid van het wonen.

  • Het niveau van investeringen in onderhoud en nieuwbouw.

Daarbij zal ik ook de regionale spreiding van deze gevolgen in de beschouwing betrekken. Uiteraard zal ik gebruik maken van de van verschillende kanten geleverde analyses en commentaren.

Fractie: VVD

Vraag:

Kan de minister uitzoeken welke belemmeringen worden opgeworpen door toezichthouders en of deze kunnen worden weggenomen zodat institutionele beleggers kunnen participeren in de vrije huursector?

Antwoord:

Institutionele beleggers maken zelf risico-rendementsafwegingen rekening houdend met het specifieke karakter van hun verplichtingen. Toezichtkaders op gedrag van institutionele beleggers dienen om de publieke belangen in deze sectoren te borgen. In deze toezichtkaders zitten geen expliciete restricties ten aanzien van beleggingen in vrijesectorhuurwoningen. Er wordt wel gekeken naar de risico’s op de balans; bijvoorbeeld naar een te sterke concentratie van beleggingen in specifieke sectoren. Aangezien er op dit moment nog nauwelijks sprake is van een vrijesectorhuurmarkt is het onwaarschijnlijk dat beleggingen door institutionele beleggers geremd worden door een te groot concentratierisico in deze sector.

Fractie: SP

Vraag:

Een eerder amendement verhuurdersheffing van de SP werd niet gesteund door verschillende partijen. Deze zelfde partijen hebben nu in de Eerste Kamer wel ingestemd met een soortgelijke motie. Waarom liet de minister het oordeel aan de Eerste Kamer en wat is hier in de tussentijd gebeurd?

Antwoord:

In de motie wordt door een grote meerderheid van de Eerste Kamer aan de regering gevraagd om, onder de randvoorwaarden van een heffing van € 2,1 miljard én van inkomensafhankelijke huurverhogingen, met een uitgewerkt en samenhangend voorstel te komen. Dit is – zoals maandagavond door mij aangegeven – in overeenstemming met de uitgangspunten van het regeerakkoord. Ik vind de brede steun voor de aanpak van de uitgangspunten die in het regeerakkoord zijn vastgelegd van grote waarde.

Fractie: SP

Vraag:

Corporaties moeten voor februari investeringsplannen doorgeven aan het CFV en laten beoordelen voor borging WSW. Hoe gaat dit uitpakken gezien de plannen voor de heffing?

Antwoord:

Het CFV en ook het WSW hebben alle woningcorporaties per brief verzocht bij de jaarlijkse opstelling van hun investeringsvoornemens voor 1 februari, dit jaar rekening te houden met de uitgangspunten van het Regeerakkoord. Beide instanties doen dat vanuit een prudente financiële beoordeling die rekening houdt met thans bekende financiële uitgangspunten. Vanzelfsprekend kunnen de corporaties, net als CFV en WSW, zich daarbij nog niet baseren op de nadere voorstellen die ik in het vroege voorjaar aan uw Kamer zal doen omtrent de verhuurderheffing en het huurbeleid. Ik verwacht daarom dat de investeringsvoornemens die corporaties op verzoek van CFV en WSW voor 1 februari zullen indienen na het duidelijk worden van de concrete invulling van de verhuurderheffing en het huurbeleid zullen worden bijgesteld.

Fractie: SP

Vraag:

Huurders moeten € 2 miljard bijdragen. Kan de minister uitleggen waarom er dan € 1,5 miljard wordt uitgetrokken voor een eigenwoningbezitter door verlaging van de overdrachtsbelasting?

Antwoord:

Het kabinet streeft ernaar de woningmarkt beter te laten functioneren. In de sociale huursector wil het kabinet scheefwonen bestrijden. Met name huishoudens met een hoger inkomen in de gereguleerde huursector moeten een meer marktconforme huur betalen. In de koopsector wil dit kabinet de transactiekosten beperken, zodat de markt beter gaat functioneren en de doorstroming op de woningmarkt minder wordt belemmerd. De verlaging van de overdrachtsbelasting draagt hieraan bij. Het maakt het voor mensen die willen kopen – te weten doorstromers alsmede huurders die willen kopen – makkelijker om een koopwoning te kopen. Tegenover de verlaging van de overdrachtsbelasting in de koopsector staat een verminderde fiscale aftrek voor nieuwe hypotheken per 2013 en een verlaging van het maximale aftrektarief voor alle hypotheken vanaf 2014 stapsgewijs naar 38%.

Fractie: PvdA

Vraag:

Wat kan de rol van De Nederlandsche Bank zijn om mogelijkheden pensioenfondsen te verruimen en te investeren in de vrije sector?

Antwoord:

De Nederlandsche Bank stelt vanuit zijn verantwoordelijkheid voor toezicht op pensioenfondsen in het algemeen geen grenzen aan de investeringen van pensioenfondsen in de vrije sector, mits de risico’s voldoende gespreid worden.

Fractie: CDA

Vraag:

Worden huurders niet uit hun huis gejaagd door de inkomensafhankelijke huurverhogingen (die kunnen oplopen tot 9%)?

Antwoord:

De wetsvoorstellen voor de inkomensafhankelijke huurverhoging (33129 en 33330) hebben tot doel de doorstroming te bevorderen. De wetsvoorstellen richten zich daarbij op de huishoudens die niet (meer) tot de doelgroep van de sociale huursector behoren. De inkomensafhankelijke hogere huurverhoging geeft verhuurders de gelegenheid om huurprijzen meer in overeenstemming te brengen met de kwaliteit van de woning en de marktprijs. Dit draagt bij aan meer doorstroming. De huurders met een huishoudinkomen boven € 33.000 kunnen – op termijn – een huur gaan betalen die dichter bij de marktwaarde ligt. Hierdoor gaan deze huurders een meer reële afweging maken tussen prijs en kwaliteit en daardoor komen opties als verhuizen naar een andere huurwoning of naar een koopwoning eerder in beeld. Dit betekent overigens niet dat deze huishoudens en masse zullen gaan verhuizen, zij zijn daartoe ook niet verplicht. Afhankelijk van de inkomenscategorie en de daaraan gekoppelde maximaal toegestane huurverhoging duurt het enige of meer jaren voordat deze huurders op een huurniveau zitten dat leidt tot een reële keuze tussen de huidige woning of geliberaliseerd huren of kopen.

Fractie: CDA

Vraag:

Kan de minister aangeven of er al berekeningen zijn gemaakt van (effecten huurverhoging op) de kosten voor de huurtoeslag?

Antwoord:

De effecten van de additionele huurverhoging op de extra uitgaven huurtoeslag zijn berekend en opgenomen in de reeksen van het Regeerakkoord (Overzicht J Overige belastingen en premies, maatregel huurmarkt). Met de effecten van deze huurverhoging wordt rekening gehouden met de raming huurtoeslag die wordt opgesteld voor de begroting 2014. De reeks uit overzicht J:

 

2013

2014

2015

2016

2017

uitgaven (huurtoeslag)       

45

135

225

315

420

Fractie: CDA

Vraag:

Hoe gaat de minister de compensatie van de 500 miljoen uitwerken? Wilt u hierbij de minister van SZW betrekken (ivm effecten inflatie/loon)? Wilt u hierbij ook NIBUD betrekken voor het doorrekenen van de (koopkracht) effecten op het huurbeleid?

Antwoord:

De genoemde compensatie van € 500 mln. herken ik als zodanig niet. In het Regeerakkoord en de Startnota zijn wel extra uitgaven voor de huurtoeslag opgenomen om effecten van de maatregelen uit het Regeerakkoord te compenseren. In de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, wordt elk jaar ingegaan op de inkomensontwikkeling van huishoudens, waarbij ook het effect van beleidsmaatregelen zoals bezuinigingen wordt betrokken. Naast de generieke koopkrachtontwikkeling wordt daarbij ook ingegaan op de effecten van specifieke maatregelen en de cumulatie daarvan. 

Fractie: CDA

Vraag:

Vertrouwt de minister erop dat het teveel aan middelen huurtoeslag kan worden teruggevorderd? Hoe gaat u hierbij uitvoeringsproblemen (o.a. bij de Belastingdienst) voorkomen?

Antwoord:

De invordering van te veel uitbetaalde huurtoeslag vindt, evenals de verdere uitvoering van de huurtoeslag, plaats door de Belastingdienst, onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Financiën. Ik ga er vanuit dat het teveel aan middelen zal worden teruggevorderd. Wel kan bij het tempo van de invordering uiteraard rekening worden gehouden met de betalingscapaciteit.

Fractie: CU

Vraag:

Waar is de samenhang tussen kabinetsmaatregelen op het terrein huur en huurtoeslag? Kunnen mensen bij terugval inkomen weer huurtoeslag krijgen?

Antwoord:

Huurders kunnen na een terugval in inkomen huurtoeslag krijgen, mits ook aan de overige voorwaarden van de huurtoeslagregeling is voldaan.

Fractie: 50 plus

Vraag:

Krijgen senioren die met pensioen gaan ook (weer) huurverlaging bij terugvallend inkomen?

Antwoord:

Met de voorliggende wetsvoorstellen voor de inkomensafhankelijke huurverhoging (33129 en 33330) wordt niet voorzien in een huurverlaging bij inkomensterugval. Wel zullen huurders indien hun inkomen terugvalt tot onder een van de inkomensgrenzen in het vervolg niet meer geconfronteerd worden met de inkomensafhankelijke huurverhoging die boven de betreffende inkomensgrens geldt. Indien het huishoudinkomen zo ver terugvalt dat het ook tot onder de huurtoeslaggrens (ca. € 29.000) daalt, dan komt de huurder in aanmerking voor huurtoeslag mits de huurprijs de huurtoeslaggrens niet overschrijdt.

3. Bouwsector

Fractie: VVD

Vraag:

Heeft de minister resultaatgerichte ambitie op het terrein van verminderen van regeldruk op bouwregelgeving?

Antwoord:

Vermindering van de regeldruk van de bouwregelgeving is een voortdurende ambitie. In het komende jaar zal ik u de uitwerking van de aanbeveling van de Commissie Fundamentele Verkenning Bouwregelgeving (de Commissie Dekker) voorleggen die het mogelijk maakt dat bouwplannen ook privaat worden getoetst waarbij de kwaliteit blijft gewaarborgd. Mijn ambitie is dat dit nieuwe stelsel in 2015 in werking kan treden. Voorts onderzoek ik de mogelijkheden om de positie van de eindgebruiker en opdrachtgever te versterken (onder andere op het kunnen halen van recht bij ondermaatse prestaties). Ten derde maakt de bouwregelgeving ook onderdeel uit van de Omgevingswet waarmee een brede reductie van de regeldruk wordt beoogd.

Fractie: SP

Vraag

Is de minister bereid de meevaller in de telecomsector in te zetten voor de bouwsector?

Antwoord:

Volgens de afgesproken begrotingsregels valt de meevaller in de telecom buiten de budgettaire kaders.

Fractie: PvdA

Vraag:

Graag een reactie van de minister op de uitspraak van Stroink dat projectontwikkelaars geen risico dragen maar dat het risico bij de overheid ligt.

Antwoord:

Projectontwikkelaars hebben altijd risico gelopen, getuige het artikel in de Volkskrant van 19 december 2012 dat over het faillissement van de heer Stroink als ontwikkelaar gaat. Ook de – lagere – overheid loopt risico, met name bij investeringen in grond. Risico’s zijn er altijd, in goede en in slechte tijden. De afgelopen jaren hebben deze risico’s zich door ontwikkelingen op de woning- en kantorenmarkt ook daadwerkelijk gemanifesteerd, en hebben geleid tot afboekingen bij gemeentelijke grondbedrijven.

4. Corporaties

Fractie: VVD

Vraag:

Hoe gaat de minister om met de uitspraken van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) dat zij garantstelling corporaties niet meer borgt? Op basis van welke cijfers hebben zij dit gedaan, is dit in overleg met de minister gebeurd en wil hij hier nog eens naar kijken?

Antwoord:

Op 26 november jl. heeft het WSW op basis van prognosecijfers 2011 van de corporaties zelf (dPi 2011) een doorrekening gemaakt gericht op de effecten van het gewijzigde huurbeleid en de verhoogde verhuurderheffing op de kasstromen van individuele corporaties. Op grond van die voorlopige doorrekening kwam het WSW tot de conclusie dat na 2013 het aantal corporaties dat niet zonder meer financieringsborging zou kunnen krijgen, fors zou oplopen (waarbij overigens wel maatwerk mogelijk zou blijven). In mijn brief aan uw Kamer van 26 november jl. heb ik aangegeven dat ik in verband met de berichtgeving van het WSW hierover met het WSW in gesprek zou gaan. Dit zal ik doen in het kader van de uitwerking van het huurbeleid en de verhuurderheffing waarover ik u voor 1 maart a.s. zal informeren. Daarnaast is er overleg geweest met het WSW over het 'eigen-middelen-beleid' van het WSW, waarover het Financieel Dagblad berichtte. De aanpassing van dit WSW-beleid is een verruiming op het punt dat corporaties liquide middelen mogen aanhouden om te kunnen voldoen aan het vereiste zij over een buffer beschikken die groot genoeg is om het –doorgaans negatieve- liquiditeitseffect op de derivatenportefeuille van een daling van de vaste rente van 2%-punt op te kunnen vangen. Deze liquide middelen mogen nu standaard worden aangehouden. Ook op het punt dat corporaties 10% van de huursom mogen aanhouden als werkkapitaal is sprake van een verruiming van het tot nu toe formeel uitgedragen WSW-beleid. Op het punt van de aanwending van liquide middelen voor DAEB- en niet-DAEB-investeringen behelst de aanpassing een verduidelijking van het formele WSW-beleid. Op dit punt kan het WSW net zoals in het verleden bepalen dat het WSW pas borging verstrekt voor zover corporaties niet over eigen middelen beschikken. Overigens is in het Regeerakkoord aangegeven dat corporaties weer dienstbaar moeten worden aan het publiek belang in hun werkgebied en dat hun taak wordt teruggebracht tot het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen en het daaraan ondergeschikte direct verbonden maatschappelijk vastgoed.

Fractie: SP

Vraag:

Voorstel is om corporaties vastgoed te laten verkopen. Wat moeten de corporaties die geen of weinig vastgoed beheren? Kan de minister hierop reageren?

Antwoord:

Ik ga er vanuit dat u doelt op de vraag hoe deze corporaties hun aandeel in de verhuurderheffing kunnen betalen. Naast het realiseren van extra huurinkomsten en het hanteren van een efficiëntere werkwijze kan ook ruimere verkoop van vastgoed een mogelijkheid zijn om extra middelen te realiseren. 

Fractie: PvdA

Vraag:

Is het meer betrekken van marktwaarde bij het waarderen van vastgoed een optie om de impasse van corporaties te doorbreken?

Antwoord:

Waardering van vastgoed tegen marktwaarde in plaats van bedrijfswaarde is alleen een boekhoudkundig verschil. Voor financiers van geborgde investeringen zal het weinig uitmaken, omdat voor hen vooral de WSW-borging telt. Financiers van ongeborgde investeringen kijken nu al bijna altijd naar de marktwaarde en -potentie van het investeringsproject, dus ook daar zijn weinig veranderingen te verwachten. Verkoop van woningen vindt nu al plaats tegen marktwaarde (binnen de daarbij geldende regels) ook al is de waardering in de boekhouding tegen bedrijfswaarde.

Fractie: CDA

Vraag:

Hoe ziet de minister gemeentelijk toezicht bij corporaties? Hoe verhoudt zich dit tot EU-staatssteunregels? Is hier onderzoek naar gedaan?

Antwoord:

Het regeerakkoord geeft aan dat woningcorporaties onder directe aansturing van gemeenten komen. Dat is niet hetzelfde als toezicht op corporaties. Een rol voor de gemeente in het toezicht ligt niet voor de hand. De gemeente zou daarmee met dubbele petten komen te zitten: het maken van afspraken met corporaties en toezichthouder. Ik ben een wijziging van de Woningwet aan het voorbereiden waarin ik u aangeef hoe ik de positie van de gemeente wil versterken. Ik zie op voorhand geen knelpunten wat betreft de staatssteunregels, mocht dit bij de voorbereiding van het wetsvoorstel nog anders zijn dan laat ik dit bekijken. 

5. Wijken

Fractie: SP

Vraag:

Hoe voorkomt u dat wijken in de toekomst vervallen tot achterstandswijken en dat investeringen op peil blijven in het licht van de verhuurdersheffing?

Antwoord:

Het is een blijvende lokale opgave voor burgers, bedrijven, corporaties en uiteraard de gemeenten om te zorgen dat de leefbaarheid in hun buurten op peil blijft. Het is belangrijk dat waar de leefbaarheidsproblemen te groot worden, de gemeente zijn rol pakt, zowel op sociaal als fysiek terrein. De Rijksoverheid blijft gemeenten en andere lokale partijen steunen om hun rol goed op te pakken. Dat gebeurt met decentralisaties in het sociale domein, kennis en kunde, ruimte voor experimenten en soms aanpassing van regelgeving. De acties van het Rijk in het kader van stedelijke vernieuwing staan in de Voortgangsrapportage stedelijke vernieuwing (bijlage bij de brief over revolverende fondsen uit juli 2012). Eerder ontving u ook de voortgangsrapportage over de wijkenaanpak en het interbestuurlijk actieplan bevolkingsdaling. In het Algemeen Overleg dat ik vorige week met uw Kamer mocht hebben, hebben wij uitgebreid van gedachten gewisseld over de aanpak van leefbaarheid en stedelijke vernieuwing in achterstandswijken.

Fractie: CDA

Vraag:

Wil de minister een fonds voor stads- en dorpsvernieuwing onderzoeken, om dit nieuw leven in te blazen?

Antwoord:

De stedelijke vernieuwingsgelden van het Rijk houden op na 2014. Ik ben er voorstander van dat lokale partijen stads- en dorpsvernieuwing op een innovatieve manier aanpakken. De gedachte van revolverende fondsen voor stads- en dorpsvernieuwing, waarbij een lening wordt gegeven en de terugbetaalde gelden weer opnieuw vanuit het fonds worden ingezet, vind ik een interessante. Dit zou bijvoorbeeld goed kunnen werken bij energiebesparing in bestaande woningen en andere gebouwen. Onder leiding van de SER wordt momenteel gewerkt aan een energie-akkoord. Ik zou het goed vinden als de SER het idee van een revolverend fonds betrekt bij de besprekingen over het akkoord.

Fractie: CDA

Vraag:

Is de minister bereid om met de gemeenten (Vinexwijken) in overleg te treden hoe de problematiek bij uitvoering van de door het Rijk opgelegde taak het hoofd te bieden?

Antwoord:

De Vinexafspraken (1995–2005) zijn reeds in 2005 afgerond. Evenzo zijn de Woningbouwafspraken 2005–2010, als vervolg op de Vinexafspraken, in 2010 afgerond. Het is mogelijk dat gemeenten nog locaties in ontwikkeling hebben die hun oorsprong in de voorliggende periode hebben. De ontwikkeling van deze locaties is de verantwoordelijkheid van gemeenten. Het is mogelijk dat de daarbij door gemeenten genomen risico’s, bijvoorbeeld als het gaat om het investeren in grond, zich nu manifesteren. Het is aan gemeenten om deze verliezen af te boeken. Dit wordt momenteel ook door veel gemeenten gedaan (zie ook het, door de minister van I&M op 29 oktober 2012, aan de Tweede Kamer toegestuurde Deloitte-rapport over de financiële positie van gemeentelijke grondbedrijven). Het Rijk in samenspraak met de VNG de ontwikkelingen bij gemeentelijke grondbedrijven in de gaten.

Fractie: GL

Vraag:

Wil de minister experimenteren naar voorbeeld van Engeland met "Trusts"?

Antwoord:

Het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA) ontvangt van BZK een subsidie van 329.500 euro om de experimenten met wijkondernemingen, vergelijkbaar met de Engelse 'Development Trusts' vorm te geven. Als blijkt dat regels knellen voor wijkondernemingen, waardoor het vergroten van zeggenschap van burgers onder druk komt, zal ik daarnaar kijken. Daarnaast draagt het ministerie van BZK bij aan de verspreiding van de kennis die onder meer met dit experiment wordt opgedaan.

6. Energie

Fractie: CU

Vraag:

Het energiebesparingsfonds zat eerder in het lenteakkoord en is in het Regeerakkoord weer gesneuveld. Dit fonds zou een impuls kunnen geven aan duurzaamheid in de bouw, Christen Unie vraagt om positieve reactie minister op amendement.

Antwoord:

Inhoudelijk gezien kan een revolverend fonds, door het faciliteren van energiebesparende initiatieven, een stimulans voor de bouwsector zijn. Het amendement draagt echter geen deugdelijke dekking voor een dergelijk initiatief. Binnen de budgetten van BZK is het onmogelijk in 2013 en verder het benodigde – structurele – bedrag van € 50 miljoen in te passen. Ook buiten de BZK-begroting wordt geen deugdelijke dekking aangedragen. Ook al sta ik sympathiek tegenover het idee om een revolverend fonds voor energiebesparing, kan ik, gezien het ontbreken van een deugdelijke dekking, nu geen positieve reactie geven op het amendement.

Fractie: GL

Vraag:

Wat is de hoogte van de boete die Nederland tegemoet ziet in verband met ingebrekestelling effectief invoeren Energielabel? Wat is het resultaat van het gesprek van de minister in Brussel?

Antwoord:

Het niet-tijdig implementeren van de herziene EPBD kan leiden tot een dwangsom van € 4.492,80 tot € 269.568,- per dag en gaat in de praktijk in nadat er een uitspraak is van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dit kan dus oplopen tot ruim € 90 miljoen per jaar. De dwangsom eindigt zodra Nederland alsnog de richtlijn heeft geïmplementeerd. Naast een dwangsom kan ook een boete worden opgelegd van € 3.704.000 oplopend tot € 5.380.830 voor een ernstige inbreuk die 12 maanden duurt. Inmiddels worden voorbereidende gesprekken gevoerd in Brussel.

Fractie: GL

Vraag:

Kan de minister "isoleren" bezien als onderdeel van Trias Energetica? (installatie, woonzorgmaatregelen, etc)

Antwoord:

Ik zie isoleren als onderdeel van de Trias Energetica. De Trias Energetica is een drie stappenstrategie om een energiezuinig ontwerp te maken. De drie stappen zijn achtereenvolgens: beperk het energieverbruik bijvoorbeeld door isolatie, maak maximaal gebruik van duurzame bronnen en maak zo efficiënt mogelijk gebruik van eindige bronnen voor de resterende energiebehoefte. Hierbij ga ik in de wetgeving uit van het stellen van energieprestatie-eisen. De bouw is vrij in de keuze van specifieke maatregelen, zo lang deze prestatie-eisen worden gerealiseerd. Naast de wettelijke energieprestatie-eis bevat het Bouwbesluit daarom ook een minimale isolatie-eis en een eis aan isolerende beglazing.

Fractie: SGP

Vraag:

Is de minister bereid met voortvarendheid plannen uit te werken voor investeringen in energiebesparing in bestaande bouw?

Antwoord:

Mijn plannen op het gebied van energiebesparing zijn verwoord in het Plan van aanpak energiebesparing gebouwde omgeving zoals dat in maart 2011 met uw Kamer is besproken. Door met de betrokken partijen in de sector afspraken te maken via Green Deals wil ik komen tot versnelling van de aanpak.

B. Rijksdienst

1. Hervormingsagenda

Fracties: VVD, PvdA, D66

Vraag:

  • Wij vragen de minister om snel – bij voorkeur dit voorjaar – te komen met een Nota Rijksdienst waarin de kabinetsplannen worden uitgewerkt.

  • De bezuinigingen op het rijksapparaat moeten uit de organisatie zelf komen. De neiging is vaak deze te regelen vanuit lastenverzwaring of minder dienstverlening. Hoe kan de minister deze bezuinigingen inzichtelijk maken voor het parlement? Is de minister bereid de Tweede Kamer een programma te doen toekomen?

  • Er zal € 1,1 miljard worden bezuinigd op de Rijksoverheid. Wanneer komt er een visie en een detailplanning?

Antwoord:

De hervormingsagenda Rijksdienst zal – naar verwachting – in mei 2013 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Daarin zal op hoofdlijnen worden aangegeven hoe de ministeries zich de invulling van de departementale taakstellingen voorstellen en hoe de verschillende projecten daaraan mede een bijdrage kunnen leveren.

Fractie: SP

Vraag:

Wat is de filosofie achter het ‘gekap’ in de overheid? Waarom gaat de minister niet voor een betere overheid in plaats van een kleinere?

Antwoord:

Het een sluit het ander niet uit. Het is de bedoeling dat de rijksoverheid goedkoper, flexibeler en efficiënter gaat werken, met minder bestuurlijke en ambtelijke drukte en minder regeldruk. Dat moet bijdragen aan verbetering van de dienstverlening aan burgers en bedrijven. Hierbij kan gedacht worden aan beleid en uitvoering vereenvoudigen, toezichtstaken en adviesfuncties samenvoegen, taken beëindigen of decentraliseren naar andere overheden. Ook de deregulering wordt met kracht voortgezet. Dit leidt tot lagere nalevingskosten.

Fractie: VVD

Vraag:

De VVD hoopt dat ICT in relatie tot de Rijksdienst een centrale rol krijgt. We denken daarbij in het bijzonder aan het Deltaplan ICT. Is het denkbaar dat we essentiële processen, zoals de ontwikkeling van shared services, versnellen?

Antwoord:

Met de motie Van der Burg werd het vorige kabinet verzocht een concreet Deltaplan ICT op te stellen teneinde de ICT-problemen bij de overheid aan te pakken. Waarbij tevens wordt aangegeven welke wet- en regelgeving wordt geschrapt dan wel vereenvoudigd, hoe begrippen eenduidig worden gedefinieerd, hoe de aanbesteding en aansturing wordt verbeterd en hoe de inhoud van ICT-systemen op orde wordt gebracht.

In het regeerakkoord is de ambitie opgenomen om in 2017 volledig digitaal met burgers en bedrijven te communiceren. Dit maakt het noodzakelijk dat de diensten stappen zetten met hun ICT. Dit wordt uitgewerkt in het kader van de hervormingsagenda Rijksdienst die ik in mei 2013 aan uw Kamer zal aanbieden.

Fractie D66

Vraag:

Welke minister is verantwoordelijk voor dienstverlening? Plasterk of Blok? Wie gaat de kwaliteit van de dienstverlening handhaven?

Antwoord:

Iedere minister draagt op zijn eigen terrein verantwoordelijkheid voor een goede dienstverlening aan burgers, bedrijven en instellingen. Minister Plasterk is verantwoordelijk voor de overheidsbrede taken en verantwoordelijkheden. Minister Blok is verantwoordelijk voor het Rijk. De minister voor de rijksdienst bevordert deze dienstverlening binnen de rijksdienst onder meer door verbeteringen in de bedrijfsvoering en door andere acties. Deze zullen worden gepresenteerd in de Hervormingsagenda Rijksdienst.

2. Rijksgebouwendienst en Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf

Fractie: VVD

Vraag:

Ziet de minister, ook in het kader van de taakstelling, mogelijkheden voor extra opbrengsten RGD en RVOB door o.a. de verkoop van panden?

Antwoord:

De rijksoverheid krimpt. Dit vertaalt zich in minder kantoorlocaties en een afname van m2. Van huurpanden zullen de huurcontracten worden opgezegd, wat een structurele besparing oplevert. Daarnaast zullen rijkspanden worden verkocht. In veel gevallen is de verwachting dat de opbrengsten de boekwaarde niet zal dekken. Ik zie dan ook geen mogelijkheden voor extra opbrengsten.

Fractie: VVD

Vraag:

Bijzondere aandacht heeft de VVD voor de geplande fusie van de Rijksgebouwendienst en het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf RVOB. In de begroting vinden we daarover niet veel van terug. Wat zijn de voornemens? Hoeveel geld wordt ermee bespaard? Wanneer is het proces afgerond? Kan dit sneller? En wat is de eventuele rol voor PPS en meer uitbestedingen?

Antwoord:

In de begroting van 2013 is nog geen rekening gehouden met de fusie. In het kader van het programma Compacte Rijksdienst wordt gefaseerd toegewerkt naar een Rijksvastgoedbedrijf, te beginnen met de fusie van de Rijksgebouwendienst en het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf. Deze fusie zal volgens planning per 1 januari 2014 worden geëffectueerd. Andere rijksvastgoedorganisaties kunnen in een latere fase aanhaken bij het Rijksvastgoedbedrijf. De voorbereidingen voor de fusie Rijksgebouwendienst en Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf zijn inmiddels voortvarend gestart. Welke besparing de fusie oplevert is op dit moment nog niet in een concrete raming aan te geven. Het Rijksvastgoedbedrijf zal de koers voortzetten die de Rijksgebouwendienst heeft ingezet om daar waar dat efficiënt en effectief is, integraal en op output uit te besteden.

Fractie: D66

Vraag:

Rekent de minister zich niet rijk met het afstoten van vastgoed? Is er op dit moment wel een markt hiervoor?

Antwoord:

Nee, ik reken mij niet rijk. De vastgoedmarkt is op dit moment inderdaad niet gunstig. Dat wil niet zeggen dat er geen transacties plaatsvinden, maar dat het prijsniveau lager ligt dan een aantal jaren geleden. Bij de voorbereiding van afstoot wordt een reële inschatting gemaakt van de te verwachten verkoopopbrengst. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de mogelijkheden voor herbestemming. Dat geldt zeker indien voortzetting van de bestaande (kantoor)functie niet realistisch is vanwege de sterk teruglopende vraag naar kantoren in de huidige markt.

Fractie: PvdA

Vraag:

Er komt in de praktijk niets terecht van de leerlingbouwplaats. Zal erbij een volgend Rijksproject (e.g. Rijnstraat 8) wel daadwerkelijk sprake zijn van een leerlingbouwplaats?

Antwoord:

Het is mijn intentie om het DBFMO (Design, Build, Finance, Mantain, Operate)-project Vernieuwing Rijnstraat 8 aan te wijzen als leerlingbouwplaats. Ik zal dit laten opnemen in de contractstukken. Overigens wijst de Rijksgebouwendienst niet alleen grote maar ook reguliere projecten standaard aan als leerlingbouwplaats.

3. Strategisch personeelsbeleid

Fractie: PvdA

Vraag:

Grote werkgevers moeten 5% van het werknemersbestand laten bestaan uit mensen die ondersteuning nodig hebben. Dit betekent dat het Rijk vanaf 2015 7000 plekken moet realiseren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Wanneer komt de minister met een adequaat programma om dit te realiseren?

Antwoord:

In verschillende bijdragen is aandacht gevraagd voor doelgroepen in het personeelsbeleid bij het Rijk. Er is gewezen op de 5% regeling voor arbeidsgehandicapten, die vanaf 2015 tot 2020 een instroom van ca. 7.000 mensen zal vergen, naast aandacht voor het aandeel van jongeren in het personeelsbestand en aandacht voor instroom van 50-plussers in verband met de zorgelijke ontwikkeling van deze groep in het werklozenbestand. In het regeerakkoord is de opgave ten aanzien van de lage schalen en de gehandicapten geformuleerd. Het is belangrijk dat de rijksoverheid als werkgever mensen in een zwakke positie een kans biedt en daarmee als werkgever een voorbeeld rol vervult naar het bedrijfsleven. De uitwerking van de participatiewet door Sociale Zaken biedt hiervoor het kader. Daarop vooruitlopend zal ik initiatieven nemen om vanuit de intenties zoals verwoord in het regeerakkoord stappen te zetten. Ik verwacht uiterlijk in april de Kamer een uitwerking te kunnen aanbieden. Met de voorgenomen taakstellingen van het huidige én het voorgaande kabinet in gedachten, in combinatie met de economische ontwikkeling, zal de ruimte voor extra gerichte instroom gering zijn. Naar verwachting leidt de taakstelling tot en met 2017 bij de rijksoverheid (ministeries excl. ZBO’s) tot een geschatte vermindering van de omvang in FTE van ca. 15.000 FTE ten opzichte van de stand in 2011 (110.993 FTE). De uitstroom zal naar verwachting uitkomen op ca. 33.500 FTE tot en met 2017. Van die verwachte uitstroom zal ca. 18.500 FTE kunnen worden opgevuld. Dit betekent een gemiddelde instroom van rond de 3.000 FTE per jaar tot en met 2017. De instroom bedraagt dus slechts ca. 3% van de omvang van het personeelsbestand. Als ik dit afzet tegen een instroom van bijvoorbeeld 1.200 mensen jaarlijks voor de vervulling van de 5%-regeling zou dat al ruim éénderde van de totale ruimte vergen.

Binnen de jaarlijks beschikbare vacatureruimte van de rijksoverheid (3.000 fte) dient de totale ambitie voor het personeelsbestand gerealiseerd te worden. Naast de gehandicapten en de lage schalen, gaat het daarbij ook om de jongeren, 50-plussers en de man-vrouw verhouding. Deze omstandigheid legt beperkingen op aan het tempo waarin veranderingen kunnen worden gerealiseerd.

Fractie: PvdA, D66

Vraag:

  • Hoe ziet de minister het plan voor het vullen van de functies vanuit de onderste loonschalen voor zich? Inbesteden in plaats van uitbesteden? Wat zijn hiervoor de mogelijkheden?

  • Worden schoonmakers en cateringpersoneel weer ambtenaren? Of kiest het kabinet voor de lijn Heijnen?

Antwoord:

Op dit moment wordt onderzocht onder welke voorwaarden deze doelgroep in dienst genomen zou kunnen worden. Daarbij worden ook de consequenties van het weer in eigen beheer nemen van tot op heden uitbestede activiteiten in beeld gebracht. De focus ligt daarbij niet alleen op de meest genoemde activiteiten (schoonmaak, catering, beveiliging) maar de scope wordt zo breed mogelijk gelegd. Op korte termijn is er al overleg met de facilitaire uitvoeringsorganisaties en de categoriemanagers die voor de verschillende onderwerpen zijn aangesteld binnen het Rijk. Uit dat overleg probeer ik duidelijk te krijgen waar de mogelijkheden en onmogelijkheden liggen. Als afwegingskader zal ik daarbij hanteren dat als het Rijk het even goed kan als het bedrijfsleven, maar voordeliger, dat ik zal kiezen voor inbesteden. En verder houd ik mij daarbij aan de geldigheidsduur van de lopende contracten. In de afwegingen die ik zal maken, heb ik ook rekening te houden met de andere uitgangspunten van het regeerakkoord als het gaat over het verder gaan met de uitvoering van de compacte rijksdienst, wat moet leiden tot minder ambtenaren, grotere flexibiliteit, mede leidend tot het leveren van een bijdrage aan de extra bezuiniging van 1,1 miljard. De contouren waarin een en ander zal kunnen gaan gebeuren, verwacht ik in het eerste kwartaal 2013 aan de Kamer te kunnen aanbieden. Ik sluit daarbij niet uit dat een deel van deze inbestede taken mogelijk kunnen horen bij de doelgroep medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Fractie D66

Vraag:

Hoe staat het met het strategisch personeelbeleid met betrekking tot jonge ambtenaren? Wanneer krijgen we dit strategisch plan? Graag voor maart 2013 een update.

Antwoord:

Het Strategisch Personeelsbeleid Rijk 2020 lag, conform toezegging van mijn voorganger, klaar voor november 2012. De taakstellingen uit het nieuwe regeerakkoord en de ambities die het kabinet heeft geformuleerd t.a.v. het arbeidsmarktbeleid in het algemeen en t.a.v. het personeelsbeleid bij het rijk in het bijzonder worden hier de komende maanden nog in verwerkt. Hierbij zal ook worden ingegaan op jonge ambtenaren, in relatie tot instroomruimte en andere ambities. Streven is in maart 2013 aan de Tweede Kamer aan te bieden. Daarnaast werken de departementen aan concretere invulling van de taakstellingen in hun strategische personeelsplannen.

Fractie D66

Vraag:

Geldt ‘LIFO’ nog steeds? Wat gaat de minister doen om dit om te draaien?

Antwoord:

Last in, first out (LIFO) is binnen het Rijk nog steeds de in de ambtelijke rechtspositie vastgelegd norm bij het vaststellen van overtolligheid. Nu het met de bonden niet gelukt is om afspraken in het kader van sociaal flankerend beleid afspraken te maken over het vervangen van LIFO door het afspiegelingsbeginsel, zal die norm ook niet op korte termijn verdwijnen. Mogelijk kan op termijn de normalisatie van de ambtelijke rechtspositie een einde maken aan LIFO.

Fractie 50 plus

Vraag:

Veel ambtenaren gaan met pensioen. Dat gat kan worden ingevuld met 50-plussers. Kan de minister in 2014 een rapportage sturen met een overzicht van het aantal vacatures dat is opgevuld met 50-plussers bij het Rijk?

Antwoord:

De gegevens zullen meegenomen worden in jaarrapportage bedrijfsvoering. Deze verschijnt gelijktijdig met het Jaarverslag Rijk 2012 met oog op Verantwoordingsdag.

4. Krimp

Fractie: PvdA, CDA, SGP

Vraag:

  • De vorige periode is een motie ingediend om krimpregio’s te ontzien bij bezuinigingen. De Brief die gisteren door de minister is verzonden stelt niet gerust. Wil de minister onrust in de krimpgebieden wegnemen en ervoor zorgen dat ze minder dan evenredig worden getroffen door bezuinigingen?

  • Wordt de motie Heijnen daadwerkelijk uitgevoerd? Wil de minister zijn coördinerende rol invullen om ervoor te zorgen dat krimpgebieden niet onevenredig worden getroffen door bezuinigingen?

  • Kan de minister handen en voeten geven aan het ontzien van krimpregio’s in de uitvoering van inkrimping Rijksoverheid?

Antwoord:

Per brief berichtte ik al over het verband tussen kantorenlocaties en krimpgebieden. In de rapportage die ik u deze week toezond kondigde ik aan dat ik medio 2013 een beeld van de effecten in de kantorenlocaties wil geven en hoe ik daarbij invulling geef aan aangenomen moties. Voorkomen moet worden dat de krimp van de rijksoverheid disproportioneel neerslaat in sommige regio’s. Daartoe worden de personele effecten bijgehouden.

In 2011 schetste mijn voorganger een beeld van gelijke afname van vierkante meters kantoorruimte in procenten over de provincies. Daarop was één uitzondering, namelijk dat Den Haag onevenredig hard getroffen zou worden door een afname van vierkante meters. Ik wil u medio 2013 het actuele beeld geven waarbij ik hoop uw optimisme te kunnen voeden. Ik herhaal graag dat ik geen masterplannen vaststel zonder daarover met de relevante provincie te hebben overlegd. Er bestaat daarmee een goede gelegenheid voor elke provincie om zijn inbreng te hebben.

5. ZBO’s

Fractie: D66

Vraag:

Ik heb behoefte aan een ZBO roadmap. Graag ontvang ik deze. ZBO’s zijn al efficiënt. Er valt dus vooral winst te halen bij departementen. Graag de visie van de minister hierop.

Antwoord:

In het regeerakkoord wordt aangekondigd dat de besparingen binnen de rijksdienst in 2017 zich onder meer richten op de bedrijfsvoering bij ZBO’s, als dat de doelmatigheid voor het Rijk als geheel ten goede komt. ZBO’s gaan deelnemen aan de rijksbrede shared services onder meer op het gebied van bedrijfsvoering. Naast de bedrijfsvoering wordt in het regeerakkoord ook aangekondigd dat de keuze voor de ZBO-vorm tegen het licht gehouden zal worden.

Om dit te realiseren lopen al enkele acties en worden enkele nieuwe acties in gang gezet. Dit zijn:

  • a. de reeds eerder aan de Tweede Kamer aangekondigde wijziging van de Kaderwet ZBO’s waarmee aan ZBO’s een verplichting kan worden opgelegd om aan de rijksbrede infrastructuur voor de bedrijfsvoering mee te doen;

  • b. het door de SG’s voorgestelde project om de bedrijfsvoeringsuitgaven van ZBO’s te normeren. Er zal door middel van een benchmark gekeken worden naar de huidige normen van ZBO’s en departementen. Uiteraard wordt de best-practice tot norm verheven voor zowel ZBO’s als de departementen;

  • c. de doorlichting van alle ZBO’s op nut en noodzaak van hun ZBO-status waarbij ook zal worden bezien of taken kunnen worden uitgeplaatst en/of gecombineerd met andere ZBO’s;

  • d. de uitnodiging aan enige grote ZBO’s om met een programma à la Compacte Rijksdienst te komen voor de ZBO’s;

  • e. en het voornemen om de benoemingen van leden van de Raad van Bestuur en leden van de Raad van Toezicht van ZBO’s voor wat betreft de benoemingsprocedures onder de ABD te laten vallen.

Deze acties zullen worden opgenomen in de Hervormingsagenda Rijksdienst. Deze zal waarschijnlijk in mei 2013 aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Naar boven