4 Connexxion

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 6 december 2012 over Connexxion.

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg Connexxion zijn heel veel argumenten uitgewisseld waarom de Nederlandse Staat het resterende derde aandelen van Connexxion niet zou moeten verkopen. Er is bijvoorbeeld gezegd dat de Staat zich niet nog verder moet terugtrekken uit de openbaarvervoermarkt. Er is ook gesproken over de vraag of er nog wel genoeg spelers op de Nederlandse markt zijn als de Nederlandse Staat de aandelen Connexxion verkoopt. Immers, wellicht trekt Transdev zich dan wellicht helemaal terug en blijven er geen spelers over. Ook is er gesproken over de vraag of de markt wel voldoende werkt.

Ik zal de discussie tijdens het algemeen overleg niet overdoen, maar ik wil wel een motie indienen. Verschillende partijen kunnen hun eigen argumenten gebruiken om voor te stemmen, vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de resterende aandelen van Connexxion niet te verkopen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 140 (28165).

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. De vergadering is niet geschorst geweest, dus heb ik de minister geen hand kunnen geven. Ik hoop dat hij mij dat dadelijk niet kwalijk neemt als hij dadelijk een oordeel over mijn motie uitspreekt.

Wij hebben een aardig AO gehad. De prijs voor het pakket is goed, zo stellen wij vast. De Wet personenvervoer 2000 verdedigt echter niet de belangen van alle werknemers van dit voormalige staatsbedrijf, vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Staat zich volledig gaat terugtrekken uit voormalig staatsbedrijf Connexxion door verkoop van de resterende aandelen aan Transdev;

overwegende dat de regering dan geen enkele invloed meer heeft op het bedrijfsbeleid van Connexxion;

overwegende dat de duizenden werknemers van de taxi- en touringcardivisies van Connexxion niet vallen onder de publieke borging van de Wet personenvervoer 2000;

verzoekt de regering, de belangen van deze werknemers niet uit het oog te verliezen en derhalve voor de aandelenverkoop hierover een exitgesprek te voeren met de directie en de centrale ondernemingsraad,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 141 (28165).

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Wij hebben inderdaad een aardig algemeen overleg gevoerd over de verkoop van de resterende aandelen. In het verlengde daarvan hebben wij eigenlijk ook het begin van een discussie gevoerd over de vraag hoe je als overheid eigenlijk de publieke belangen borgt van sectoren met bepaalde monopolistische of quasimonopolistische trekjes.

Daarover dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet voornemens is, de resterende aandelen in het vervoerbedrijf Connexxion af te stoten;

overwegende dat de markt voor stads- en streekvervoer wordt gedomineerd door enkele grote bedrijven, die deels in handen zijn van buitenlandse overheden, maar dat het toezicht door de NMa zich beperkt tot ov-bedrijven in de drie grote steden;

overwegende dat de Eerste Kamer in het onderzoek naar privatiseringen wijst op het belang van een goede marktordening en -regulering indien er in de sfeer van de publieke dienstverlening concurrentie wordt toegelaten;

verzoekt de regering om de wettelijke taakopdracht van de Vervoerkamer van de NMA te verbreden, teneinde effectief toezicht mogelijk te maken op de mate van concurrentie tussen de vervoerbedrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 142 (28165).

De minister heeft nog niet alle moties op papier, maar ik begrijp dat hij alvast kan beginnen met antwoorden. Heerlijk.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Er zijn drie moties ingediend. Ik heb er nu twee voor mij liggen.

De motie-Bashir op stuk nr. 140 is ontdaan van argumentatie. Dat mag ook, een motie hoeft alleen een dictum te bevatten. Het dictum luidt: "verzoekt de regering om de resterende aandelen van Connexxion niet te verkopen". Dat is niet het voornemen van de regering. In het debat hebben wij met elkaar uitgebreid de argumenten gewisseld waarom de regering gebruik wil maken van de putoptie, dus de mogelijkheid om de laatste 30% van de aandelen van Connexxion wel te verkopen. Naar ons oordeel is er sprake van marktwerking. Er zijn meerdere aanbieders. Concessies wisselen van concessiehouder. Er is wat ons betreft geen argument om in een van de partijen op de markt, in een van de concessiehouders, een minderheidsaandeel vast te houden. Er kan geen misverstand over bestaan dat het uitgangspunt van opeenvolgende kabinetten steeds is geweest om uiteindelijk gebruik te maken van de putoptie, tenzij er andere argumenten zouden zijn om dat niet te doen. Die zijn er naar ons oordeel niet. Ik moet de motie van de heer Bashir dan ook ontraden.

Voor beide moties op de stukken nrs. 141 en 142 geldt dat het daarbij eigenlijk om een debat gaat dat moet plaatsvinden met de bewindslieden van I en M. De motie op stuk nr. 141 van de heer Van Vliet gaat over de positie van de werknemers van de taxi- en touringcardivisies van Connexxion. Eigenlijk is de strekking breder. Een ogenblik ... Ik had een iets andere motie verwacht, maar nu lees ik de tekst pas goed. Ik kan de heer Van Vliet zeggen dat de contacten er reeds zijn. In de motie wordt namelijk verzocht om "de belangen van deze werknemers niet uit het oog te verliezen en derhalve voor de aandelenverkoop hierover een exitgesprek te voeren met de directie en de centrale ondernemingsraad". Met de directie is naar mijn informatie gesproken. Die contacten zijn er geweest. Ik weet niet of een gesprek met de centrale ondernemingsraad zinvol is. Ik zeg toe dat wij bereid zijn om dat gesprek te voeren, maar dit zal niet afdoen aan ons oordeel. Als dit bedoeld is als een open einde, waarbij de vraag openblijft wat wij daarna doen, moet ik de motie echt ontraden.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik heb al gezegd dat de prijs goed is. Wij verzetten ons niet tegen de aandelenverkoop. Daarom staat er ook "een exitgesprek". Dat is om te laten zien dat de overheid zich ook druk maakt om de belangen van deze werknemers. Hoe dit wordt ingevuld, laat ik graag aan het magnifieke brein van de minister over. Het is echter zo bedoeld als de minister het zonet, in eerste instantie, opvatte. Het gaat om een exitgesprek.

Minister Dijsselbloem:

Als het geen invloed kan hebben op de verkoop van aandelen, lijkt mij dat het niet meer aan mij, vanuit Financiën, is om dat gesprek te voeren. Als het punt van de heer Van Vliet is – zo begreep ik de motie – dat het mogelijk consequenties moet hebben voor de wijze waarop de belangen van deze werknemers zijn geborgd in de Wet personenvervoer 2000, dan heb je een interessante discussie. De heer Van Vliet heeft ook in het debat van ons VAO de vraag opgeworpen hoe bij een overgang et cetera de belangen van die werknemers in de Wet personenvervoer 2000 zijn geborgd. Als dat de invalshoek is, dan stel ik voor dat ik de motie doorgeleid naar mijn collega, de staatssecretaris van I en M, haar vraag om inhoudelijk te reageren op deze motie en haar vraag of zij bereid is om met de or daarover te spreken en vervolgens te bekijken of dat implicaties moet hebben voor de Wet personenvervoer 2000. Die inhoudelijke invalshoek is niet aan de minister van Financiën.

De heer Van Vliet (PVV):

Het ging mij erom dat het nu nog gedeeltelijk een staatsbedrijf is, maar straks niet meer. Dan kan de Staat niets meer voor de werknemers doen. Het ging meer om deze signaalfunctie: we vergeten jullie niet en er is goed over nagedacht. Dat zou via zo'n centrale ondernemingsraad moeten worden gecommuniceerd. Of dat door deze minister of door zijn collega van I en M gebeurt, vind ik zelf niet eens zo heel belangrijk.

Minister Dijsselbloem:

Ik stel voor dat Financiën dat gesprek niet meer voert, omdat dat de indruk zou wekken dat dat gesprek nog van invloed zou zijn op onze beslissing om 30% van de aandelen te verkopen. Dat is ook niet de intentie van de heer Van Vliet. Ik stel ook voor om aan de staatssecretaris van I en M te vragen – misschien kan de heer Van Vliet de motie dan aanhouden – om te kijken naar het specifieke belang van deze werknemers die de heer Van Vliet in zijn motie precies beschrijft, en naar de vraag of hun positie in deze situatie, maar ook bij het aanbesteden van concessies, goed is geborgd in de Wet personenvervoer 2000. Dat zou de invalshoek moeten zijn. Als we elkaar zo begrijpen, ben ik bereid om de motie mee te nemen naar mijn collega van I en M. Dan krijgt de heer Van Vliet van haar een reactie. Mijn verzoek is dan ook om de motie op dit moment aan te houden.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik denk dat we elkaar dan goed begrijpen. Ik zal de motie aanhouden als de minister haar netjes doorgeleidt. Ik hoop er dan nog van te horen.

Minister Dijsselbloem:

Ik zorg ervoor dat de heer Van Vliet een reactie krijgt op zijn aangehouden motie.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Vliet stel ik voor, zijn motie (28165, nr. 141) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Dijsselbloem:

Voor de motie op stuk nr. 142 van de geachte afgevaardigde Van Hijum geldt hetzelfde. Deze motie gaat over de wettelijke taakopdracht van de Vervoerkamer van de NMa. In mijn herinnering is daarover in het AO weinig gezegd. Dat is één argument om voor te stellen om er niet nu een stempel op te zetten. Het andere argument is dat ook hiervoor geldt dat deze discussie moet worden gevoerd binnen het kader van het marktwerkingsbeleid openbaar vervoer. Dat is de verantwoordelijkheid van I en M. Mijn voorstel is dus om ook deze motie nog even aan te houden. Dan vraag ik de staatssecretaris van I en M om er inhoudelijk op te reageren. Ik heb onvoldoende opvattingen over en al helemaal geen verantwoordelijkheid voor de Vervoerkamer van de NMa. Anders zou ik hier inhoudelijk reageren, terwijl het mijn verantwoordelijkheid niet is.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik moet toegeven: het is op het randje, omdat we het ook over de marktordening, publieke belangen en dergelijke hebben gehad en het naar mijn mening voor de marktstructuur wel van belang is. Ik kan echter wel akkoord gaan met het aanhouden van de motie en een reactie in latere instantie.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Hijum stel ik voor, zijn motie (28165, nr. 142) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Er zal vandaag over één motie uit dit VAO worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven