Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 december 2006 over de regels voor dispensatie van de algemeenverbindendverklaring van cao's.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Wij hebben vanmiddag uitgebreid met de minister van gedachten gewisseld; ik zal het nu dus kort houden. De kern van het debat was het voornemen van de minister om per 1 januari de criteria aan te scherpen voor bedrijven die dispensatie willen aanvragen van algemeen verbindend verklaarde cao's. Naar de mening van de VVD-fractie heeft de minister onvoldoende aangetoond dat het nodig is om die criteria aan te scherpen en is er wel degelijk sprake van situaties waarin cao's maatregelen bevatten die het belang van verschillende partijen kunnen schaden. Een concrete illustratie daarvan is de cao waaronder het busbedrijf in Rotterdam valt. Die cao legitimeert dat tegenover een volledig salaris, betaald uit gemeenschapsgeld, een buschauffeur maar 18 uur per week achter het stuur zit. Om die reden dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid per 1 januari 2007 de voorwaarden wil aanscherpen waaronder bedrijven ontheffing kunnen krijgen van de bedrijfstak-cao;

overwegende dat de belangen van werknemers, werkgevers en consumenten gediend kunnen zijn met meer differentiatie in cao-bepalingen;

constaterende dat de minister onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat de huidige dispensatieregeling aanleiding geeft tot problemen;

tevens constaterende dat de nieuwe regeling geen duidelijkheid schept over de begrippen "specifieke bedrijfskenmerken" en "onafhankelijke vakbond" en daardoor onvoldoende houvast geeft voor de uitvoeringspraktijk;

verzoekt de regering, de voorgenomen wijziging van de regels dispensatie Algemeen Verbindend Verklaren van cao's geen doorgang te laten vinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Blok, Fritsma en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62(30800 XV).

Minister De Geus:

Voorzitter. Wij hebben vanmiddag inderdaad een indringend en grondig debat gevoerd over deze materie. Ik ontraad het aannemen van de ingediende motie omdat wij de criteria voor de algemeenverbindendverklaring, met name de dispensatie, moeten verduidelijken. Er is een uitspraak gedaan door de Raad van State, die aanleiding geeft om aan te nemen dat de beslissingen van de minister op verzoeken om dispensatie voortaan als voor beroep vatbare beslissingen worden aangemerkt. Er moet daarom een verduidelijking komen. In die verduidelijking hebben wij gekeken naar de praktijk van dit moment. Twee belangrijke criteria waarop dispensatie kan rusten, betreffen de afwijking op essentiële bedrijfskenmerken en de mate van onafhankelijkheid van de vakbond. De onafhankelijkheid van de vakbond is dus ook een criterium bij de dispensatie. Dit wordt nu ingevuld met het toetsingskader.

Er is zorgvuldig overlegd, ook met de partijen in het veld. De Stichting van de Arbeid steunt de voorstellen die zijn gedaan en de argumenten om dispensatie te verlenen. Wij preciseren die met opzet niet verder omdat wij daarmee zouden pretenderen een levende praktijk te beheersen, hetgeen onmogelijk is. Het concreet nader invullen van argumenten zou uitdagen tot casuïstiek, waarmee een gestolde praktijk ontstaat, zoals de heer Van der Vlies vanmorgen in het algemeen overleg zo mooi betitelde. De regels bieden duidelijkheid zonder ruimte van de sociale partners in te nemen. De kern daarvan is de motivatieplicht; die doet niets af aan de vrijheden van de partijen. Als ik het goed begrijp, is de argumentatie van de heer Blok van fundamentele aard. Hij uit meer kritiek op de inhoud van bepaalde cao's dan op het voorgestelde regime als zodanig.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, vanavond over de ingediende motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven