Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 25 oktober 2006 over de levering van korvetten aan Indonesië.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Gisteren is opnieuw gedebatteerd over de levering van twee korvetten aan Indonesië. De regering meldde dat op zeer korte termijn wordt overgegaan tot het verlenen van een wapenexportvergunning aan De Schelde om de schepen de komende jaren naar Indonesië te kunnen overbrengen. Uit de antwoorden op de vele vragen van de Kamer bleek dat ook de ministers twijfels houden over de vele politieke ontwikkelingen met betrekking tot mensenrechten, sociaal-economische ontwikkelingen en corruptiebestrijding in Indonesië. De SP-fractie wil daarom de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse regering voornemens is om een wapenexportvergunning te verlenen voor twee korvetten voor Indonesië;

van mening dat de mensenrechten in Indonesië onvoldoende gewaarborgd zijn;

constaterende dat de Indonesische marine zich in het verleden schuldig heeft gemaakt aan schendingen van de mensenrechten tegenover Indonesische burgers;

voorts constaterende dat de pogingen van de regering van Indonesië om een einde te maken aan mensenrechtenschendingen, corruptie en machtsmisbruik in de Indonesische samenleving, waaronder ook de krijgsmacht, zeer langzaam vooruitgang boeken;

verzoekt de regering, een wapenexportvergunning voor twee korvetten aan Indonesië te clausuleren met de bepaling dat de schepen niet ingezet mogen worden ten behoeve van militaire operaties tegen de eigen bevolking, en bij gebleken schending van deze clausule geen wapenexportvergunning voor de volgende leverantie van strategische goederen aan Indonesië te verstrekken voor de duur van vijf jaar,Van Velzen

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56(26049 /22054).

Minister Bot:

Voorzitter. Ik zou er graag op willen wijzen dat alle leveranties van schepen altijd zeer zorgvuldig getoetst worden aan alle acht criteria van het wapenexportbeleid, criteria die ook in het kader van de Europese Unie zijn afgesproken. Zij omvatten ook en met name het mensenrechtencriterium, criterium nummer twee. Daarbij wordt uiteraard ook gekeken naar de houding van de eindgebruiker en wordt met name ook door de loop van het hele aanvrageproces heen getoetst wat de situatie is en hoe die evolueert. De consequenties van mensenrechtenschendingen worden dus ook meegenomen bij nieuwe aanvragen voor een land.

Er hebben bovendien jarenlange evaluaties plaatsgevonden ten aanzien van Indonesië, waarbij met name de mensenrechtensituatie aan de orde is geweest. Het is zonder meer duidelijk dat het tweede criterium in dit geval een positieve evaluatie heeft gekregen.

Zoals ik ook gisteren heb gezegd, staat het wederzijds vertrouwen ook centraal in onze bilaterale relatie met Indonesië. Ik heb ook toegezegd dat ik de stevige dialoog die wij met de Indonesische regering voeren met betrekking tot de mensenrechten ook zal blijven voeren, evenals over de hervorming van de strijdkrachten, de aanpak van de corruptie et cetera. Deze motie, om nu opnieuw een extra clausule in het contract op te nemen, beschouw ik daarom als een signaal van wantrouwen tegenover Indonesië dat contraproductief is. Na zoveel jaren van discussie en de voortgang die is geboekt, vind ik dat wij juist vertrouwen moeten uitstralen. Een land moet kunnen vertrouwen op de acht criteria die al bestaan, die stevig zijn en die voortdurend getoetst worden. Het is om deze reden dat ik de aanneming van deze motie ontraad.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven