Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 7 juni 2005 over de organisatie van een regionaal veiligheidsbestuur.

De voorzitter:

Alle leden hebben het bericht gekregen dat wij bij de VAO's deze en volgende week het zogenaamde kerstregime, wat een beetje vreemd klinkt in dit weer, hanteren. Dat wil zeggen: alleen maar sprekers die een motie willen indienen, kunnen het woord voeren.

De heer Cornielje (VVD):

Mijnheer de voorzitter. Vorig jaar juni, dus in juni 2004, hebben wij gesproken over de veiligheidsregio. Toen heb ik al namens de VVD-fractie het standpunt ingenomen dat vandaag in een motie wordt neergelegd. Ik hecht eraan dit te zeggen, omdat het gaat over het handhaven van de aanwijzingsbevoegdheid van de commissaris van de Koningin. Kortheidshalve zal ik de motie nu voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de vorming van veiligheidsregio's, waarin onder leiding van de voorzitter van het veiligheidsbestuur wordt samengewerkt door verscheidene besturen en diensten ten aanzien van taken op het terrein van brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en handhaving van de openbare orde, voortvarend ter hand wordt genomen;

voorts overwegende dat na het uitbrengen van het beleidsplan crisisbeheersing discussie is ontstaan over de aantasting van de aanwijzingsbevoegdheid en doorzettingsmacht van de commissaris van de Koningin;

voorts overwegende dat op verzoek van de minister van BZK door IPO, VNG en de commissarissen van de Koningin een voorstel is ontwikkeld met betrekking tot de aanwijzingsbevoegdheid en doorzettingsmacht van de commissaris van de Koningin, dat niet alleen op een breed draagvlak kan rekenen, maar ook aansluit bij de praktijk en de huidige staatsrechtelijke verhoudingen (Huis van Thorbecke);

van oordeel dat het gewenst is dat een vertegenwoordiger van het IPO/ commissarissen van de Koningin namens de provincies deelneemt aan (de werkzaamheden van) de stuurgroep vorming veiligheidsregio's;

tevens van oordeel dat de Cornieljeinvoering van een superburgemeester, zijnde de voorzitter van het regionaal college met aanwijzingsbevoegdheid c.q. doorzettingsmacht in crisissituaties, grote staatsrechtelijke en praktische bezwaren heeft en niet kan rekenen op voldoende draagvlak bij gemeenten en provincies noch bij de commissarissen van de Koningin en derhalve ongewenst is;

verzoekt de regering, de huidige aanwijzingsbevoegdheid van de commissaris van de Koningin en de verantwoordelijkheidsverdeling zoals deze is vastgelegd in de Wet rampen en zware ongevallen te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cornielje, Van Bochove, Van Heteren, Slob, Van der Staaij en De Wit.

Zij krijgt nr. 5(29517).

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter. Wij hebben deze motie ingediend omdat de minister bezig is met de voorbereiding van een wetsvoorstel. Wij vinden het van belang, ook na het algemeen overleg dat wij hebben gevoerd en de duidelijkheid die Kamerbreed is gegeven, die duidelijkheid in een Kameruitspraak vast te leggen, opdat de minister een en ander kan betrekken bij de voorbereiding van het wetsvoorstel.

De heer Slob (ChristenUnie):

Mijnheer de voorzitter. De heer Cornielje refereerde al aan het feit dat de minister werkt aan een wetsvoorstel. Het is van belang dat de Kamer duidelijk uitspreekt hoe zij over een aantal ook wat heikele kwesties, waarover zij de afgelopen periode heeft gesproken, denkt, zodat de minister dit kan meenemen bij het opstellen van het wetsvoorstel. Mijn fractie staat van harte achter de motie die zojuist is ingediend. Ik voeg er nog een motie aan toe.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering in het kader van de vorming van veiligheidsregio's het voornemen heeft lokaal brandweerpersoneel vanaf een nog nader te bepalen schaal/functieniveau, ten minste leidinggevenden, in regionale dienst te nemen;

tevens overwegende dat de regering het voornemen heeft om brandweerpersoneel dat eerst verplicht in dienst van de regio komt en betrokken is bij gemeentelijke werkprocessen daarna weer te detacheren bij de gemeente;

spreekt uit dat een verplichte regionalisering van brandweerpersoneel de vaak sterke inbedding van brandweerpersoneel in de gemeentelijke organisatie niet mag doorbreken en dat er om die reden ruimte moet komen voor gemotiveerde afwijking van de regel dat een nog nader te bepalen deel van het lokale brandweerpersoneel in regionale dienst wordt genomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Van Heteren, Van Bochove, Van der Staaij, Cornielje en De Wit.

Zij krijgt nr. 6(29517).

Minister Remkes:

Voorzitter. Ik heb in het algemeen overleg mijn opvattingen op duidelijke wijze gegeven. Die opvattingen zijn vandaag niet veranderd. Ik kan ook tellen, dus de moties zullen wel worden aangenomen. De minister houdt echter de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding van een wetsvoorstel. Er zal natuurlijk de komende tijd wat bestuurlijk overleg plaatsvinden. Dan zal overigens ook moeten blijken of de veronderstelling in deze motie over het draagvlak juist is.

De heer Cornielje (VVD):

De minister heeft het draagvlak genoemd. Er ligt een brief van VNG, IPO en commissarissen van de Koningin, waarin ondubbelzinnig staat dat de commissaris die aanwijzingsbevoegdheid moet houden. Dat draagvlak is dus in de praktijk gegeven en is blijkens de ondertekening ook in de Kamer aanwezig.

Minister Remkes:

Ik geef alleen aan dat ik benieuwd ben naar de opvattingen van de spelers in het veld tijdens de komende maanden. Dat is voor mij nog een verrassing, maar ook voor de heer Cornielje niet helemaal een gegeven.

De komende tijd zal spelen dat wij de volgende week het rapport-Leemhuis aangeboden zullen krijgen. Dit najaar zullen wij het rapport van de commissie-Brinkman aangeleverd krijgen. Er zal een IBO-rapport worden opgeleverd. Ik heb de Kamer laten weten dat haar ook de evaluatie zal worden gestuurd van de oefeningen die hebben plaatsgevonden. Dergelijke processen spelen en zijn nog wel relevant.

Ik maak enkele opmerkingen over de tekst van de motie die de heer Cornielje heeft ingediend. Het verzoek een vertegenwoordiger van IPO-commissarissen in de Stuurgroep vorming veiligheidsregio's op te nemen is overbodig. IPO-CvK's zijn daarin op dit ogenblik vertegenwoordigd.

Ten principale is voor mij de effectiviteit belangrijker dan een breed draagvlak. Voor aansluiting bij de praktijk geldt hetzelfde. Waarom voeren wij deze hele operatie uit? Wij doen dit mede op basis van wat is gebeurd in Volendam en Enschede en op basis van een aantal andere ervaringen omdat juist de bestaande praktijk niet voldoet. Dat zo zijnde zijn wat mij betreft wel het fundament en de contouren, maar niet het huis van Thorbecke tot in alle verdiepingen en de hele woonruimteverdeling binnen de woning heilig.

De heer Cornielje (VVD):

Kan de minister, met al deze voorbeelden, aangeven waar het fout is gegaan, waar de commissaris van de Koningin zijn aanwijzingsbevoegdheid niet of onjuist heeft gebruikt en wat noopt tot deze aanpassing? In het algemeen overleg is dat niet gebeurd.

Minister Remkes:

Nee, daarvoor heb ik met de heer Cornielje de afspraak gemaakt dat onder andere de evaluaties van de oefeningen zullen worden toegestuurd.

De heer Cornielje (VVD):

De minister spreekt nu over rampen in het verleden.

Minister Remkes:

Nee, ik heb toegezegd dat de evaluaties van de oefeningen die recent hebben plaatsgevonden aan de Kamer zullen worden toegestuurd. Die toezegging zal ik gestand doen, zodat wij met elkaar van gedachten zullen kunnen wisselen op basis van het wetsvoorstel, die ervaringen en de zaken waarnaar ik zojuist heb verwezen.

De heer Cornielje (VVD):

De minister heeft in zijn argumentatie verwezen naar rampen die in het verleden hebben plaatsgevonden en die noopten tot deze wijziging. Mij is niet bekend uit welke evaluatie dan ook dat die fouten zijn gemaakt door die commissarissen en dat deze wijziging noodzakelijk is. Ik zou graag voorbeelden daarvan vernemen.

Minister Remkes:

De heer Cornielje weet net zo goed als ik dat het hele traject veiligheidsregio's met alles wat daarmee samenhangt mede gebeurt op basis van de ervaringen die zijn opgedaan in Volendam en Enschede. Dat is niet nieuw en dat houd ik staande. Ik heb in het AO zelf goed geluisterd naar de woordvoerders die wel hebben aangegeven dat ook zij voelden voor een systeem waarbij de principes van eenvoud, van eenheid en van eenduidigheid breed door de Kamer zijn onderschreven. De heer Cornielje kan wat mij betreft uitgaan van het volgende; beschouwt u dat als een toezegging. Als er wordt afgeweken van de opvattingen die de Kamer bij deze gelegenheid bij motie uitspreekt, dan zal er een nadere analytische onderbouwing bij worden gegeven, uitgaande van de drie principes die ik heb genoemd.

Ik ontraad aanneming van de motie. Ik betreur dat, want zij bevat ook heel positieve elementen. Er staat: wij ondersteunen het traject enzovoort. Maar bij "tevens van oordeel" staat een conclusie die het mij niet mogelijk maakt om de motie positief te bejegenen.

De motie van de heer Slob is wat mij betreft eigenlijk overbodig. Ik heb in het AO al aangegeven dat er vanzelfsprekend ruimte moet zijn voor regionaal maatwerk. Dat houd ik hier ook staande; daar vraagt de heer Slob om. De motie is dan ook overbodig.

De heer Slob (ChristenUnie):

In dit traject is volgens mij geen enkele motie overbodig. Het is duidelijk dat de Kamer uitspreekt hoe zij in bepaalde situaties staat. Mijn vraag is vooral gericht op uw oordeel over de eerste motie. Deelt u mijn opvatting dat een uitspraak van de Kamer niet vrijblijvend is – die opvatting wordt volgens mij breed ondersteund, in ieder geval in de Kamer – en dat de Kamer door deze breed ondertekende motie in te dienen u een duidelijke opdracht meegeeft voor uw wetsvoorstel? Wij willen gewoon die superburgemeester niet. Ik begrijp uit uw reactie dat u kennis neemt van deze uitspraak, dat u straks misschien terugkomt met een ander standpunt en dat u dat dan wel zult onderbouwen. Maar daarvoor is deze motie niet bedoeld.

Minister Remkes:

Dat begrijp ik ook, maar dat laat onverlet dat de minister de verantwoordelijkheid heeft en houdt voor de voorbereiding van wetgeving. Op een gegeven ogenblik zal hij opnieuw, als daar aanleiding toe is, met de Kamer aan de slag gaan.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de moties volgende week dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven