Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 31 augustus 2000 over toeristisch en recreatief beleid.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter! Ik spreek namens mijn eigen fractie en mevrouw Ravestein van D66, die mij dat heeft gevraagd. Ik doe dat graag.

De voorzitter:

Mevrouw Ravestein heeft zich wegens persoonlijke redenen voor de vergadering moeten afmelden.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Toerisme en recreatie vormen een interessante economische sector voor Nederland. In deze sector zijn 45.000 bedrijven actief en 300.000 mensen werkzaam. Dit wordt ook onderschreven door een onlangs verschenen rapport van de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid, met als titel "De vrijetijdsindustrie in stad en land". Daarin wordt aangegeven wat het belang is van toerisme en recreatie voor de economie en voor de groei van de werkgelegenheid. Het beleid ten behoeve van toerisme en recreatie is echter op dit moment nog sterk versnipperd. Een verbetering van de samenwerking in deze sector moet dan ook centraal staan. Deze samenwerkingsimpuls kan dan leiden tot een stimulans van de kwaliteit, de innovatie en de verdere professionalisering van de toeristisch-recreatieve sector. Dat is weer goed voor het imago van Nederland in het buitenland. Op welke gebieden moet de samenwerking worden versterkt? De betere samenwerking in het toeristisch huis die sinds 1 juli jl. plaatsvindt, vinden wij positief. Wij dringen erop aan dat ook het bedrijfsleven bij de samenwerking wordt betrokken. Er moet ook een verdere stimulans komen van de publiek-private samenwerking. De regering besteedt veel aandacht aan PPS. Ook in deze sector kan een kwaliteitsimpuls worden gegeven. Er moet betere samenwerking komen op het gebied van e-commerce en ICT, zowel in Nederland als naar het buitenland toe. Ketensamenwerking is van groot belang. Die betere samenwerking moet dan ook plaatsvinden met de ministeries die van groot belang zijn voor de toeristisch-recreatieve sector: Economische Zaken en LNV. Er moet een integrale beleidsvisie worden gecreëerd, opdat een betere monitoring plaatsvindt van alle wetten en regels op het gebied van toerisme en recreatie.

Voorzitter! Het is belangrijk om alle initiatieven, ook die op het gebied van cultuurhistorie, te bundelen tot een nieuwe beleidsvisie en die als zodanig te integreren. Ik dien daartoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het toeristisch-recreatief beleid in Nederland versnipperd is;

constaterende, dat een verbetering van de samenwerking en de verdere professionalisering van de uitvoeringsorganisaties op toeristisch-recreatief gebied een verdere stimulering van de interventietaak van de ministeries noodzakelijk maakt;

verzoekt de regering een integrale nationale beleidsnotitie toerisme en recreatie op te stellen en hierbij tevens cultuurtoerisme te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voûte-Droste, Schoenmakers, Ravestein en Schreijer-Pierik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (26419).

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Voorzitter! De toeristisch-recreatieve sector heeft een omzet van 50 mld. Het aantal vol- en deeltijdbanen bedraagt 320.000. Over 1998 zijn nog geen nieuwe cijfers beschikbaar, maar sinds die tijd is het aantal gegroeid. Voor een niet onbelangrijk deel betreft het banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Een recent rapport van de WRR meldt dat momenteel ongeveer 25% van de uitgaven van privé-huishoudens besteed wordt aan vrije tijd. De vrije tijd is daarmee in ieder gezin de grootste uitgavenpost in het huishoudboekje. Deze cijfers illustreren dat de sector belangrijk is voor de Nederlandse economie. Wij moeten daar zuinig op zijn. Deze bedrijfstak zal zich waarschijnlijk gunstig blijven ontwikkelen in de toekomst. Een aantal maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de toename van vrije tijd en vergrijzing, wijzen in die richting.

Voorzitter! De CDA-fractie is van mening dat voor het verder ontwikkelen van deze sector goede randvoorwaarden moeten worden opgesteld. Daarvoor moet een goed, samenhangend en geïntegreerd beleid tot stand komen. Dat beleid komt nu onvoldoende van de grond omdat het versnipperd is over verschillende ministeries en omdat die ministeries onvoldoende structureel samenwerken. Ook komt de interventietaak van de betrokken ministeries nog onvoldoende uit de verf.

De CDA-fractie wil de versnippering van het toeristisch recreatief beleid tegengaan, de samenwerking tussen de ministeries versterken en de interventietaak een extra impuls geven. Zij is dan ook van mening dat een integrale nationale beleidsnotitie – het woord "beleidsplan" is hier waarschijnlijk iets te zwaar – voor toerisme en recreatie een belangrijke aanzet kan zijn voor het bereiken van het gewenste integrale beleid. De fractie heeft daarom van harte de motie medeondertekend.

Staatssecretaris Ybema:

Voorzitter! Samen met de Kamer onderstreep ik het belang van deze sector. Niet veel mensen weten dat er sprake is van een omzet van 50 mld., dat er 320.000 mensen in deze sector werken en dat er 45.000 bedrijven actief zijn. Misschien weten nog minder mensen dat het een van de best presterende economische sectoren is die wij in Nederland hebben. Wij spreken dus absoluut niet over een zielige sector. Het is een volwaardige economische sector die goed presteert.

Er zijn opmerkingen gemaakt over het versnipperde karakter van de sector en het beleid. Wij kunnen een eind meegaan met de opmerkingen over het versnipperde karakter van de sector. Een van de kenmerken van deze sector is inderdaad dat er nogal veel bedrijven zijn die vooral op zichzelf bezig zijn en niet zozeer de samenwerking zoeken. Dat heeft in het verleden dan ook zeker bijgedragen tot het onvoldoende benutten van het potentieel in de sector zelf. Gelukkig is er de laatste tijd een kentering waar te nemen in de opstelling van de mensen die in de sector actief zijn. Men zoekt nu ook meer de samenwerking.

Die veranderde houding in positieve zin is nu ook eindelijk merkbaar bij de organisaties die een heel belangrijke rol in deze sector spelen met voorop het Nederlands bureau voor toerisme (NBT). Ik noem ook AVN en ANVV. Dit zijn de drie kernorganisaties in de sector. Het is bekend hoe lang het heeft geduurd om daar één organisatie van te maken. Ik heb daar het afgelopen anderhalf jaar, evenals mijn voorgangers, enorm veel energie in gestoken. Welnu, dat heeft per 1 juli van dit jaar tot succes geleid. Daarmee zijn wij er nog niet, want die bundeling c.q. versterking moet verder gaan. Er is namelijk nog een hele serie kleine organisaties aan te wijzen die volgens ons veel beter kunnen opgaan of worden ondergebracht in het grotere geheel. Zij kunnen dan ook veel effectiever functioneren. Wij gaan er ook volop mee door om dat bij die organisaties te bepleiten.

De stelling dat het toeristisch-recreatieve beleid versnipperd is, delen wij niet. Er is sprake van een heel goede samenwerking tussen EZ en LNV. Dit geldt zeker ook voor andere departementen die daarbij in beeld komen. Ik noem OCW. Uiteraard kan de samenwerking altijd verbeterd worden. Wij zijn dan ook graag bereid om na te gaan op welke wijze dat mogelijk is. Op dat punt is er toch absoluut sprake van een goede samenwerking.

De zojuist ingediende motie vraagt om een integrale beleidsnotitie over toerisme en recreatie. Tevens wordt gevraagd om het cultuurtoerisme daarbij te betrekken. Die motie willen wij heel graag uitvoeren. Dit hebben wij al in het algemeen overleg laten doorklinken. Het is volgens ons namelijk heel belangrijk om de toeristisch-recreatieve beleidsontwikkeling bij de overheid regelmatig te bespreken met de sector, de betrokken departementen en uiteraard vooral met de Kamer. Dit betekent dat het punt op de agenda blijft en dat de politieke prioriteit voor dit onderwerp voortdurend bevestigd kan worden. Hierbij kan het gaan om onze visie op de rol van de overheid in toeristisch-recreatief opzicht. Ik noem ook de visie van de stichting Toerisme en recreatie Nederland (TRN) als één centrale organisatie op innovatie en productontwikkeling. Ik noem voorts de rol van de overige brancheorganisaties en hun relatie met TRN. Dit geldt ook voor de samenwerking en de synergie tussen Economische Zaken en LNV, alsook zeker OCW als het gaat om het cultuurtoerisme. Er kunnen voorts nog speciale thema's zoals het cultuurtoerisme aan de orde komen. Van de zijde van de Kamer zijn nog een aantal andere thema's genoemd.

Ik wijs er nogmaals op dat het goed is om de elementen die wij zien in het toeristisch-recreatieve beleid stelselmatig in de integrale beleidsnotitie aan de orde te stellen. Ik doel op de integratietaak van de rijksoverheid ten opzichte van deze sterke economische sector. Ik doel ook op onze verantwoordelijkheid om het organiserend vermogen nog meer tot zijn recht te laten komen. Hoe kunnen wij TRN dus nog sterker maken door er nog meer instellingen bij te laten aansluiten? Verder is er onze interventietaak inzake toeristisch-recreatief beleid. Ik denk aan de Vijfde nota ruimtelijke ordening, het structuurschema Groene ruimte en het Nationaal verkeers- en vervoersplan. Kortom, er zijn allerlei beleidsterreinen en beleidsontwikkelingen waar het toeristisch-recreatieve beleid zijn plaats moet krijgen. Men kan ook denken aan het grotestedenbeleid. De Kamer weet dat wij op dit punt actief zijn. Wij willen graag ieder jaar uitvoerig rapporteren wat wij hebben gedaan en waarom wij dat hebben gedaan.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

De staatssecretaris wil graag jaarlijks rapporteren. Het gaat met name om de visie, zoals de staatssecretaris al aangaf. Het gaat er ook om dat er een bundeling zal moeten plaatsvinden van de initiatieven die er al zijn. Ik noem er een paar: de 320 mln. voor toerisme en de grote steden, het VOC-initiatief dat straks aan de orde komt, de Rijkswerf Den Helder en Rotterdam culturele hoofdstad. De synergie hiervan moet in een visie, in een plan aan de orde komen, niet alleen achteraf, maar ook tevoren.

Staatssecretaris Ybema:

Ik was net van plan daarover iets te zeggen. Dat is de categorie "grote projecten". Als wij het over toerisme en recreatie hebben, moeten wij constateren dat wij niet zoveel grote projecten hebben. Grote projecten worden niet zozeer door de overheid bedacht. Ze komen veelal van het particulier initiatief of van de gemeentelijke overheid. De Rijkswerf Den Helder is daar een mooi voorbeeld van. Men is er vanuit de gemeente Den Helder jarenlang mee bezig geweest. Op een gegeven moment heb ik in het kabinet de verantwoordelijkheid op mij genomen om toch te proberen die zaak eindelijk rond te krijgen. Dat is een moeizame operatie geweest, maar het is uiteindelijk wel gelukt. Ik deel de betrokkenheid van mevrouw Voûte bij het project Rotterdam culturele hoofdstad. Dat is een heel belangrijk initiatief. De Kamer weet dat er veel geld in wordt gestoken, niet alleen door het ministerie van OCW, maar ook door het ministerie van Economische Zaken. Als wij de projecten tijdig zien, willen wij er uiteraard snel over rapporteren, zodat wij daarover kunnen spreken met de Kamer. Soms zijn die projecten echter al zo ver in ontwikkeling dat wij erover moeten rapporteren hoe het verder concreet inhoud heeft gekregen.

Voorzitter! Ik denk dat de regering en de Kamer heel sterk op dezelfde lijn zitten en dat wij allebei behoefte hebben aan op z'n minst een jaarlijks goed inhoudelijk beleidsdebat over het belangrijke beleidsterrein toerisme en recreatie.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Tijdens het AO hebben wij het ook over de toeristenbelasting gehad. Dat punt heeft de staatssecretaris zojuist niet genoemd. Het heeft te maken met Binnenlandse Zaken en niet met de ministeries die de staatssecretaris zojuist noemde. Wil hij hierop nog een reactie geven?

Staatssecretaris Ybema:

De toeristenbelasting is een punt dat valt onder de verantwoordelijkheid van mijn collega van Financiën. Het heeft zeker mijn aandacht. Ik heb het vrij recentelijk nog met hem besproken. Met mijn opmerking doelde ik erop dat het mij lijkt dat wij de punten die in het overleg vooral door mevrouw Schreijer zijn genoemd – zij noemde ook de vaarbelasting, maar er zijn meer van dergelijke zaken, zoals de plattelandsontwikkeling – er als specifieke aandachtspunten bij betrekken. Daar kunnen wij dan over rapporteren.

Staatssecretaris Faber:

Voorzitter! Ik moet toegeven dat ik even getwijfeld heb wat wijsheid is in dezen. Is het wijsheid om gewoon niets meer te zeggen, dus om te zeggen dat de staatssecretaris van Economische Zaken heeft laten weten hoe het toeristisch-recreatieve beleid van de regering er uitziet? Als dat zo is, heb ik er gewoon niets aan toe te voegen. Of moet ik het juist nog eens verduidelijken, door te zeggen dat wij zo goed samenwerken?

De voorzitter:

Vanuit de puur procedurele visie van de voorzitter is het eerste wijsheid!

Staatssecretaris Faber:

Dat wilde ik graag van u horen. Ik ben dan ook snel klaar.

Van de zijde van de Kamer wordt iedere keer weer gezegd – ik heb het mevrouw Schreijer zojuist ook weer horen zeggen – dat er onvoldoende samenwerking tussen de ministeries is. Dat is een onterechte opmerking. De samenwerking is uitstekend. Tel uw zegeningen en ondersteun het vooral dat de samenwerking zo goed is! U ziet hier bijna het levende bewijs voor u, zelfs tegen het advies van de voorzitter in. Doe er uw voordeel mee.

Mevrouw Voûte heeft gezegd dat de samenwerking in de sector kan worden verbeterd, daar de zaak nu te versnipperd is. Ik deel die analyse. Zij schrijft echter op dat het toeristisch-recreatieve beleid versnipperd is. Dat is iets anders. Iets anders is dat het kabinetsbeleid, zoals dat heel helder is neergelegd in verschillende nota's – inderdaad is dat nog niet integraal gebeurd – niet versnipperd is. Daarbij gaat het vooral om voorwaardenscheppend en faciliërend rijksoverheidsbeleid, waarop allerlei particuliere, lokale, regionale en door het bedrijfsleven gelanceerde initiatieven zeer aanvullend kunnen werken.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

U zegt dat het beleid niet versnipperd is, en dat het alleen nog niet integraal is opgeschreven. Wij beogen nu juist een integrale aanpak. Het belangrijkste daarvan is dat er een soort integraal pakket ontstaat; pas dan krijg je een kwaliteitsimpuls.

Staatssecretaris Faber:

Op zich zie ik uw punt. Dat neemt niet weg dat ook moet worden gekeken naar wat er is gebeurd. Mijn recente nota "Natuur voor mensen, mensen voor natuur" maakt duidelijk dat recreatie in het hart van mijn beleid zit. In de manier waarop met natuurbeleid wordt omgegaan, de manier waarop naar het landschap wordt gekeken, de manier waarop de ruimtelijke ordening in Nederland wordt ingevuld, moet continu het belang van de recreërende mens worden meegenomen. Dat dat wellicht her en der nog kan worden vervolmaakt en geïntegreerd, had ik de Kamer al toegezegd. Ik heb namelijk een beleidsbrief over de recreatie toegezegd. Natuurlijk ben ik bereid daarin de elementen te betrekken die tijdens het AO en nu weer naar voren zijn gebracht, alsmede de elementen in de motie. De motie zie ik als een stimulans om de aangekondigde beleidsbrief iets meer op te rekken. In de motie zie ik geen groot verschil met datgene wat ik al had toegezegd. Kortom, de motie zie ik als ondersteuning van het al in gang gezette beleid, dat hierdoor wellicht alleen nog maar verbetert.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Is het bij de staatssecretaris bekend dat het heel vaak moeilijk is toerisme en recreatie apart te benoemen? Je hebt met subsidieaanvragen te maken en met partijen die iets "naar twee kanten" willen ontwikkelen. Veel personen hebben moeite met de manier waarop de verschillende betrokken ministeries daarmee omgaan. Dat loopt niet voldoende in elkaar over. Dat aspect ligt hier heel duidelijk achter. Als u zegt dat dat in de praktijk niet zo is, wil ik daarvan best voorbeelden aandragen, zoals ik overigens in het algemeen overleg ook al heb gedaan. Een goede aanpak zou een versterking zijn.

Staatssecretaris Faber:

Welk integraal beleid ook zal worden neergelegd, ook het rijk kent verschillende adressen, welke adressen de burgers goed moeten kennen. Ik hoor overigens dat er één adres komt, dus het komt allemaal goed! Juist zo'n sector waarin zo ontstellend veel geld omgaat, waarin zoveel knowhow aanwezig is, moet het tot de eigen taak rekenen om ervoor te zorgen dat die professionaliteit daarin een plek heeft, zoals ook iedere burger de weg weet.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven