Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 14 juni 2024, nr. PO/44103786, houdende regels voor de subsidieverstrekking voor de uitvoering van de convenanten voor de aanpak van het lerarentekort in het primair onderwijs, inclusief de integrale aanpak van zij-instroom in het primair onderwijs, in de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere (Subsidieregeling uitvoering convenanten lerarentekort PO G5 inclusief aanpak zij-instroom PO G5)

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op artikel 71 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 71 van de Wet op de expertisecentra;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de WPO of artikel 1 van de WEC;

convenant:

convenant uitvoering Noodplannen personeelstekort G5, afgesloten met de desbetreffende G5-gemeente, bevoegde gezagsorganen in die gemeente, de betrokken lerarenopleidingen, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister, gericht op de aanpak van het lerarentekort binnen die gemeente in de schooljaren 2020–2021 tot en met 2023–2024, verlengd met addendum tot en met 31 december 2025;

DUS-I:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

G5-gemeente:

gemeente Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht of Almere;

Kaderregeling:

Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

lerarenopleiding:

op basis van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bekostigde bachelor- of masteropleiding die opleidt tot het verkrijgen van een bevoegdheid om les te geven in een school of instelling die valt onder de WPO of de WEC;

minister:

Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;

penvoerder:

penvoerder als bedoeld in artikel 5, eerste lid;

primair onderwijs:

onderwijs als bedoeld in de WPO en de WEC;

school:

school als bedoeld in artikel 1 van de WPO of artikel 1 van de WEC;

WPO:

Wet op het primair onderwijs;

WEC:

Wet op de expertisecentra;

zij-instromer:

degene die beschikt over een geschiktheidsverklaring als bedoeld in artikel 171 van de WPO of artikel 151 van de WEC.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

  • 1. De minister kan subsidie verstrekken aan een bevoegd gezag dat een vestiging heeft in een G5-gemeente en optreedt als penvoerder voor de uitvoering van de maatregelen, bedoeld in artikel 3 van het convenant dat voor die G5-gemeente gesloten is, en de daarbij gemaakte afspraken bedoeld in de artikelen 4 en 5 van het convenant dat voor de desbetreffende G5-gemeente gesloten is.

  • 2. Per gemeente wordt aan ten hoogste één bevoegd gezag subsidie verstrekt.

  • 3. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor ten hoogste 67% van de begrote kosten.

  • 4. In afwijking van artikel 4.3, eerste lid, van de Kaderregeling kunnen de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, worden uitgevoerd in de periode van 1 augustus 2024 tot en met 31 december 2025.

Artikel 4. Subsidieplafond en verdeling

In 2024 zijn voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling per G5-gemeente ten hoogste de volgende bedragen beschikbaar, voor de periode van 1 augustus 2024 tot en met 31 december 2025:

Gemeente

Beschikbaar bedrag

Amsterdam

€ 16.044.517,08

Rotterdam

€ 12.626.290,50

Den Haag

€ 9.859.511,23

Utrecht

€ 5.365.553,49

Almere

€ 3.619.961,03

Artikel 5. Penvoerderschap

  • 1. Een bevoegd gezag dat een vestiging heeft in een G5-gemeente treedt als penvoerder op namens de andere partijen die betrokken zijn bij de uitvoering van de activiteiten uit het betreffende convenant.

  • 2. De subsidie wordt aangevraagd door, verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder.

  • 3. Op de penvoerder rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, alsmede de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de activiteiten in het convenant, ongeacht welke partij feitelijk met de uitvoering van de activiteiten is belast.

Artikel 6. De aanvraag

  • 1. Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 09:00 uur op de dag na publicatie van de regeling tot en met 30 augustus 2024 16:00 uur met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. Aanvragen die buiten het in het eerste lid bedoelde aanvraagtijdvak worden ingediend, worden afgewezen.

  • 3. De aanvraag gaat vergezeld van een begroting die aansluit op de activiteiten die zijn opgenomen in het convenant, ten aanzien waarvan artikel 3.5 van de Kaderregeling van overeenkomstige toepassing is, en een samenwerkingsovereenkomst, gesloten met alle partijen die deelnemen aan de uitvoering van het convenant.

  • 4. De begroting sluit aan bij de activiteiten die zijn opgenomen in het desbetreffende convenant en bevat, onverminderd artikel 3.5 van de Kaderregeling, een toelichting op het niet gesubsidieerde deel van de begroting.

  • 5. De samenwerkingsovereenkomst bevat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de wijze waarop elk van de partijen, bedoeld in het derde lid, bijdraagt aan de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt;

    • b. een beschrijving van de wijze waarop de besluitvorming binnen de in de samenwerkingsovereenkomst vastgelegde samenwerking plaatsvindt;

    • c. een beschrijving van de wijze waarop eventuele resterende middelen, indien artikel 7, negende lid, van toepassing is, na uitvoering van de activiteiten zullen worden verdeeld over de schoolbesturen en lerarenopleidingen die partij zijn bij het convenant;

    • d. een verklaring van de partijen, dat de penvoerder gemachtigd is om hen in het kader van de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen; en

    • e. een verklaring van de partijen, dat zij zullen meewerken aan monitoring en evaluatie van de gesubsidieerde activiteiten; en

    • f. een verklaring dat zij alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder van de besteding van de subsidie op verzoek aan de penvoerder zullen verstrekken.

Artikel 7. Vaststelling, uitbetaling en verantwoording

  • 1. In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, van de Kaderregeling wordt de subsidie aan de penvoerder binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagperiode verleend. De minister verstrekt een voorschot van 100%, dat in twee delen wordt uitbetaald.

  • 2. De minister betaalt de subsidie in delen als voorschot uit, en volgt daarbij de volgende verdeling:

    Gemeente

    2024 (maximaal),

    2025 (maximaal)

    Amsterdam

    € 11.316.901,17

    € 4.727.615,91

    Rotterdam

    € 8.905.876,14

    € 3.720.414,37

    Den Haag

    € 6.954.345,44

    € 2.905.165,79

    Utrecht

    € 3.784.560,06

    € 1.580.993,43

    Almere

    € 2.553.317,19

    € 1.066.643,84

  • 3. De minister betaalt de voorschotten uit in 2024 en 2025.

  • 4. De penvoerder levert uiterlijk op 1 oktober 2025 een kwantitatieve en kwalitatieve zelfevaluatie als bedoeld in artikel 5, derde en vierde lid, van het convenant dat voor de betreffende G5-gemeente gesloten is.

  • 5. De zelfevaluatie bevat in ieder geval:

    • a. een reflectie op de ontwikkeling van de tekorten in de gemeente;

    • b. een reflectie op de voortgang van de gemaakte afspraken in het convenant en de resultaten, bedoeld in artikel 3 van het convenant; en

    • c. een reflectie op de vragen:

      • 1°. hoe tevreden schoolbesturen, lerarenopleidingen en gemeente zijn met de ontwikkeling en de voortgang;

      • 2°. of de gekozen maatregelen, bedoeld in de artikel 3 van het desbetreffende convenant aanpassing behoeven.

  • 6. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in bijlage 4 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

  • 7. De subsidie wordt binnen een jaar na indiening van de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode ambtshalve vastgesteld.

  • 8. Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.

  • 9. Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 8. Hardheidsclausule

De minister kan deze regeling in bijzondere gevallen buiten toepassing verklaren of daarvan afwijken, voor zover de toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, tot een onbillijkheid van overwegende aard zal leiden.

Artikel 9. Inwerkingtreding en geldingsduur

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 juni 2029, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft ten aanzien van de subsidies die voor die datum op grond van de regeling zijn verstrekt.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling uitvoering convenanten lerarentekort PO G5 inclusief aanpak zij-instroom PO G5.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Op grond van de Subsidieregeling uitvoering convenanten lerarentekort PO G5 inclusief aanpak zij-instroom PO G5 (hierna: de subsidieregeling) kan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs (hierna: de minister) subsidie verstrekken voor de uitvoering van de convenanten die zijn gesloten met de Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere (hierna: de G5), met als doel het terugdringen van het lerarentekort in het po in de gemeenten, alsmede de integrale aanpak van zij-instroom primair onderwijs (hierna: po). Het doel is dat meer leraren instromen op scholen in de G5, dat meer leraren behouden blijven en dat andere organisatievormen de werkdruk van leraren verminderen.

De activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt zijn in 2024 nader uitgewerkt in afzonderlijke addenda per gemeente op de huidige convenanten (die met de verschillende gemeenten in 2020 gesloten zijn). (zie vindplaats in artikelsgewijze toelichting).1 Aan elk convenant wordt bovendien deelgenomen door bevoegde gezagsorganen (verder: schoolbesturen) uit de betreffende gemeenten, lerarenopleidingen, de minister, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. Aanleiding

Het lerarentekort is nog altijd een groot probleem. De omvang van de tekorten verschilt per regio, maar is het grootst in de G5. De arbeidsmarktramingen laten bovendien zien dat de verwachte tekorten de komende jaren verder toenemen. Het is een prioriteit voor het kabinet om de tekorten aan te pakken samen met schoolbesturen, lerarenopleidingen en gemeenten.

In 2019 hebben de gemeenten samen met schoolbesturen over de tekorten alarm geslagen. Dit heeft geleid tot een convenant met elk van de bovengenoemde vijf gemeenten om het personeelstekort aan te pakken. Deze convenanten hebben een looptijd tot 1 augustus 2024. In 2023 hebben de convenantspartijen aangegeven dat een continuering van de geïntensiveerde convenantsaanpak cruciaal is om de continuïteit, kwaliteit en kansengelijkheid van het onderwijs aan hun leerlingen te kunnen borgen. Het demissionaire kabinet Rutte IV heeft besloten tot een tijdelijke verlenging van 17 maanden van de middelen voor de convenantsaanpak in de G5. Daarvoor stelt het kabinet in 2024 € 33.515.000,00 en in 2025 € 14.000.833,33 beschikbaar. Met dit besluit geeft het kabinet ondanks de demissionaire status financiële zekerheid voor een nieuwe periode. Een voorwaarde die het kabinet hierbij stelt is om de aanpak te integreren in de beweging naar de vorming van de onderwijsregio’s. Na de verlenging van 17 maanden valt de financiering van de geïntensiveerde aanpak samen met die van de onderwijsregio’s. De G5 zijn op 18 december 2023 via een brief geïnformeerd over dit voornemen. Per gemeente is daarna een addendum opgesteld met afspraken over de precieze inzet van de middelen voor de laatste 17 maanden.

3. Convenanten en addenda

Per gemeente is in 2020 een convenant opgesteld met afspraken over de inzet van de middelen, de boogde resultaten, monitoring en evaluatie. De convenanten zijn getekend door de betrokken schoolbesturen, de betrokken lerarenopleidingen, de gemeente, de minister, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De convenanten bevatten de volgende randvoorwaarden:

  • 85 tot 90% van de scholen, met in totaal >90% van de leerlingen, is betrokken;

  • de schoolbesturen hebben onderling solidariteitsafspraken gemaakt;

  • de plannen zijn afgestemd met de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraden van de schoolbesturen.

In 2024 is voor de verlenging van de convenanten per gemeente een addendum opgesteld met geactualiseerde afspraken over de precieze inzet van de middelen voor de laatste 17 maanden. Bovenstaande randvoorwaarden blijven ongewijzigd.

4. Subsidieregeling

Op grond van de subsidieregeling kan de minister subsidie verstrekken voor de uitvoering van de maatregelen die zijn opgenomen in artikel 3, eerste lid, van de convenanten, zoals in 2024 geactualiseerd in de addenda, en de daarbij gemaakte afspraken bedoeld in de artikelen 4 en 5 van het convenant.

De subsidieregeling kent een looptijd van 17 maanden: 1 augustus 2024 tot en met 31 december 2025.

Per gemeente kan één subsidieaanvraag door een penvoerder (een schoolbestuur) worden ingediend. Het kabinet wil de collectiviteit en solidariteit benadrukken door besturen niet individueel middelen te geven, maar gezamenlijk. Daarnaast zorgt één penvoerder er voor dat de regeling efficiënt uitgevoerd kan worden. Het aanvragende bestuur ontvangt de middelen en is eindverantwoordelijk voor de inzet en de verantwoording van de middelen. De penvoerder maakt hierover afspraken met alle andere besturen die deelnemen aan het convenant, de gemeente en de betrokken lerarenopleidingen.

Een aanvraag kan worden ingediend vanaf de dag na publicatie van de subsidieregeling om 09:00 uur tot en met 30 augustus 2024 16:00 uur met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar wordt gesteld. Aanvragen die buiten het aanvraagtijdvak worden ingediend, worden afgewezen. De subsidie wordt voor 17 maanden verstrekt, waarbij de subsidie in twee delen als voorschot wordt uitbetaald.

5. Uitvoering van de regeling

De subsidieregeling wordt uitgevoerd door de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I). DUS-I stelt een format beschikbaar waarmee door de penvoerders de subsidie kan worden aangevraagd. DUS-I controleert de aanvraag, de begroting, de samenwerkingsovereenkomst en de verantwoording. De activiteiten zijn door de convenantspartijen samen overeengekomen.

6. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (de Kaderregeling) is van toepassing op subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt. In de Kaderregeling zijn algemene subsidieregels opgenomen over onder andere de verplichtingen van subsidieontvangers.

Meldingsplicht

De meldingsplicht voor subsidieontvangers vloeit voort uit artikel 5.7 van de Kaderregeling. Subsidieontvangers moeten direct schriftelijk aan de minister melden, indien:

  • a) aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht,

  • b) aannemelijk is geworden dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan, of

  • c) zich andere omstandigheden voordoen of zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

De melding wordt voorzien van een toelichting en de relevante stukken worden meegestuurd. De melding wordt bij DUS-I gedaan.

Meewerken aan monitoring en evaluatie

Het is verplicht om mee te werken aan monitoring en evaluatie. Dit bestaat uit twee onderdelen: (I) een brede kwantitatieve monitor en (II) een aanvullende kwantitatieve en een kwalitatieve zelfevaluatie door de besturen per stad.

De brede kwantitatieve monitor wordt centraal georganiseerd door het Ministerie van OCW. In 2024 wordt een eindevaluatie opgeleverd.

Uiterlijk 1 oktober 2025 leveren de penvoerders aanvullend nog de zelfevaluaties onder onderdeel (II) aan. De zelfevaluatie bevat in ieder geval een reflectie op de ontwikkeling van de tekorten in de gemeente, op de voortgang van de gemaakte afspraken in het convenant en de resultaten en hoe tevreden schoolbesturen, lerarenopleidingen en gemeente hiermee zijn. De inzichten uit de zelfevaluaties zullen worden gebruikt bij de vorming van de onderwijsregio’s, waarin de geïntensiveerde aanpak op termijn geïntegreerd wordt.

7. Regeldruk

Deze regeling is een voortzetting van de Subsidieregeling uitvoering convenanten lerarentekort PO G5 en de Subsidieregeling zij-instroom PO G5. De administratieve lasten en regeldruk zijn min of meer gelijk aan de regeldruk bij de hieraan voorafgaande regelingen.

Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving.

Het uitgangspunt is de administratieve lasten zo beperkt mogelijk te houden. Mede daarom is er voor gekozen om één schoolbestuur per gemeente de subsidie te laten aanvragen, voor de uitvoering van de convenanten inclusief de integrale aanpak van zij-instroom in de G5. Voorheen waren dit twee aparte subsidieregelingen met elk een eigen aanvraagproces.

In totaal worden dus maar vijf aanvragen verwacht. Het aanvraagproces wordt zo ingericht dat het zo min mogelijk administratieve lasten creëert. De eisen die aan de aanvraag worden gesteld kunnen beperkt blijven, omdat voor de doelen en resultaten kan worden verwezen naar de geactualiseerde addenda van de lopende convenanten. De penvoerder kan direct een aanvraag voor 17 maanden indienen.

De penvoerders moeten meewerken aan monitoring- en evaluatie. Voor de verantwoording is gekozen voor een zo licht mogelijke verantwoording over de verstrekte subsidie. Volstaan wordt met verantwoording in de jaarrekening op grond van de Regeling jaarverslaglegging onderwijs met model G, onderdeel 1 door het aanvragende schoolbestuur.

8. Financiële gevolgen

Eén schoolbestuur per gemeente kan als penvoerder de subsidieaanvraag indienen om het budget te krijgen dat voor de uitvoering van het convenant voor de desbetreffende gemeente is vastgesteld. Dit budget moet worden besteed aan de activiteiten zoals beschreven in artikel 3, eerste lid, van de convenanten, zoals in 2024 geactualiseerd in de addenda, en de daarbij gemaakte afspraken bedoeld in de artikelen 4 en 5 van het convenant.

De penvoerder is verantwoordelijk voor de algehele uitvoering en verantwoording van de middelen, onderling maken de schoolbesturen afspraken over de verantwoording aan de penvoerder van de inzet van de middelen.

Per gemeente is een subsidieplafond vastgesteld. Het bedrag van € 33.515.000,00 voor 2024 en € 14.000.833,33 voor 2025 is verdeeld over de besturen in de vijf gemeenten. De verdeling is ongewijzigd ten opzichte van de start van de convenanten in 2020. Die verdeling was gebaseerd op:

  • het aantal leerlingen in het primair onderwijs in de stad

  • het percentage lerarentekort volgens de arbeidsmarkramingen van Centerdata; en

  • het bedrag dat nodig is om de noodplannen uit te voeren volgens de opstellers van de plannen.

Gemeente

Maximaal beschikbaar bedrag tijdens totale looptijd

Amsterdam

€ 16.044.517,08

Rotterdam

€ 12.626.290,50

Den Haag

€ 9.859.511,23

Utrecht

€ 5.365.553,49

Almere

€ 3.619.961,03

OCW stelt subsidie beschikbaar voor 67% van de begrote kosten. De overige kosten worden gefinancierd door de besturen en gemeente. Deze financiering kan geschieden in de vorm van financiële middelen maar bijvoorbeeld ook in de vorm van de inzet van personeel. Dit is ongewijzigd ten opzichte van de start van de convenanten in 2020. Bijvoorbeeld: Amsterdam krijgt gedurende de resterende looptijd van de regeling € 16.044.517,08 subsidie van OCW. Het totaal aan begrote kosten bedraagt dan € 23.947.040,42. In de convenanten zijn afspraken gemaakt over de besteding van de totale financiering. De inzet van de totale financiering moet in de begroting worden opgenomen.

De activiteiten zijn subsidiabel vanaf 1 augustus 2024.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat de begripsbepalingen. In de begripsbepaling zijn de begrippen uit de Subsidieregeling uitvoering convenanten lerarentekort PO G5 en uit de subsidieregeling zij-instroom PO G5 overgenomen. Hieraan is een begripsbepaling van het begrip zij-instroom toegevoegd. Als zij-instromer wordt gedefinieerd degene die beschikt over een geschiktheidsverklaring als bedoeld in artikel 171 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 151 van de Wet op de expertisecentra. Een zij-instromer die via het traject Versneld voor de klas van de pabo wordt opgeleid valt hier ook onder. In het traject Versneld voor de Klas worden studenten met ho-vooropleiding tijdens de Pabo als zij-instromer aangesteld bij een bevoegd gezag met een geschiktheidsverklaring na het behalen van een aantal mijlpalen als bedoeld in de Kamerbrief ‘Extra actie tegen het lerarentekort’ van 24 augustus 2018 (TK, 2017–2018, 27 923, nr. 318).

Artikel 3

Het eerste lid verwijst naar de convenanten waarin de te subsidiëren activiteiten en afspraken zijn opgenomen. De maatregelen en afspraken uit de convenanten zijn in 2024 via addenda geactualiseerd. De subsidie wordt verstrekt voor ten hoogste 67% van de begrote kosten, het overige deel van de begroting wordt gefinancierd door de besturen en gemeente uit het convenant.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt het subsidieplafond per gemeente. Het maximale budget van € 33,5 miljoen per jaar is verdeeld over de deelnemende schoolbesturen in de vijf gemeenten. Het totale subsidieplafond is gebaseerd op 17 maanden, van 1 augustus 2024 tot en met 31 december 2025.

De verdeling is ongewijzigd ten opzichte van de start van de convenanten in 2020.

Artikel 5

Het derde lid bepaalt dat de aanvrager verantwoordelijk is voor alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke van de samenwerkende partijen feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.

Artikel 6

Het derde lid regelt dat de aanvraag vergezeld gaat met een begroting en een samenwerkingsovereenkomst. De convenanten zoals bedoeld bij artikel 1 worden beschouwd als het activiteitenplan zoals beschreven in de Kaderregeling. Er hoeft dus niet nog een apart activiteitenplan te worden ingediend.

Het derde en vierde lid stellen eisen aan de begroting. Zo is artikel 3.5 van de Kaderregeling van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat de begroting sluitend moet zijn en dat in de begroting:

  • per activiteit een overzicht wordt gegeven van de geraamde kosten en opbrengsten van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • de begrotingsposten ieder afzonderlijk van een toelichting worden voorzien.

De opgenomen bedragen worden onderbouwd door een p*q of door offertes voor bijvoorbeeld aanschaf materialen of inhuur derden. Het uurtarief moet herleidbaar zijn. Dit betekent dat bij alle posten aangegeven moet worden voor hoeveel uur en voor welk tarief kosten worden opgevoerd.

De subsidie wordt verstrekt voor ten hoogste 67% van de begrote kosten, het overige deel van de begroting wordt gefinancierd door besturen en gemeente. In aanvulling op artikel 3.5 van de Kaderregeling moet over dit deel ook een toelichting worden opgenomen.

Het vijfde lid van artikel 6 stelt eisen aan de samenwerkingsovereenkomst, die ten doel hebben om een goede samenwerking te borgen tussen de partijen die deelnemen aan de uitvoering van het convenant.

De samenwerkingsovereenkomst bevat ten minste: a) een beschrijving van de wijze waarop elk van de partijen bijdraagt aan de activiteiten, b) van de wijze waarop de besluitvorming plaatsvindt en c) hoe eventueel resterende middelen na afloop van de subsidie worden verdeeld. OCW schrijft geen format voor de samenwerkingsovereenkomst voor, omdat het aan de partijen zelf is wat en hoe ze de zaken willen regelen. Alleen de minimale eisen zijn in deze regeling opgenomen.

Verder wordt bepaald dat partijen d) verklaren dat de aanvrager gemachtigd is om hen in het kader van de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen. Dit houdt in dat de aanvrager namens alle partijen een melding kan doen of bezwaar kan indienen. Dit komt de snelheid ten goede en past ook bij de verantwoordelijkheid die de aanvrager draagt als subsidieontvanger. Bovendien moeten de partijen in de samenwerkingsovereenkomst e) verklaren dat zij meewerken aan monitoring en evaluatie en f) verklaren zij dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de aanvrager van de besteding van de subsidie op verzoek aan de aanvrager zullen verstrekken. Dit is bepaald zodat de aanvrager kan voldoen aan de subsidieverplichtingen. De aanvrager dient bijvoorbeeld al de activiteiten te kunnen verantwoorden, ook die zijn uitgevoerd door de andere partijen in de samenwerking.

Artikel 7

Het tweede lid regelt de subsidiebedragen die per jaar als voorschot worden uitbetaald. Het bedrag dat in 2024 als voorschot wordt uitbetaald is gebaseerd op 12 maanden, het bedrag dat in 2025 wordt uitbetaald is gebaseerd op 5 maanden. In het derde lid wordt geregeld dat de subsidie in twee delen wordt uitbetaald. De middelen kunnen gedurende de gehele looptijd van de subsidie worden besteed. Dat is van 1 augustus 2024 tot en met 31 december 2025.

In het vierde en vijfde lid is de zelfevaluatie beschreven als bedoeld in artikel 5, derde en vierde lid, van het convenant dat voor de betreffende G5-gemeente gesloten is. In het zevende lid van dat artikel van het convenant is beschreven dat op basis van de brede monitor en zelfevaluaties de inzet van de subsidie jaarlijks kan worden bijgesteld.

Artikel 9

Dit artikel regelt de inwerkingtreding.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul


X Noot
1

De convenanten zijn gepubliceerd in de Staatscourant:

Amsterdam: Stcrt. 2020, 38280

Rotterdam: Stcrt. 2020, 38284

Den Haag: Stcrt. 2020, 38287

Utrecht: Stcrt. 2020, 38283

Almere: Stcrt. 2020, 38286

De addenda zijn ook gepubliceerd in de Staatscourant:

Amsterdam: Stcrt. 2024, 21837

Rotterdam: Stcrt. 2024, 21840

Den Haag: Stcrt. 2024, 21839

Utrecht: Stcrt. 2024, 21843

Almere: Stcrt. 2024, 21836

Naar boven