Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2020, 38280 | Convenanten |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2020, 38280 | Convenanten |
Partijen,
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw I.K. van Engelshoven, en Minister voor Basis en Voortgezet Onderwijs en Media, de heer A. Slob, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordigers van de Staat der Nederlanden, hierna: de ministers;
En
De gemeente Amsterdam, te dezen vertegenwoordigd door de wethouder Onderwijs, Armoede en Inburgering, mw. Dr. M. Moorman, hierna: de gemeente;
En
De schoolbesturen, te dezen vertegenwoordigd door Arnold Jonk, bestuurder STAIJ;
Stichting Amsterdam West Binnen de Ring, Stichting El Amal, Stichting Openbaar Onderwijs, Aan de Amstel, Stichting Westelijke Tuinsteden, Amsterdamse Oecumenische Scholengroep, Stichting Innoord, Stichting Orion: Openbaar Speciaal Onderwijs Amsterdam, Amsterdamse Stichting voor Katholiek, Protestants-Christelijk en Interconfessioneel Onderwijs, Stichting Samen Tussen Amstel en IJ, Stichting Nederlandse Islamitische Scholen, Stichting Islamitische School Amsterdam, Stichting KBA Nw West, KOLOM, Stichting Zonova, Stichting Algemeen Bijzondere Scholengroep Amsterdam, ESPRIT Scholen, Evangelische Broedergemeente, Stichting Hindoe Onderwijs, Stichting Florente Basisscholen, LEV bestuur, Stichting Geert Groote Scholen, Stichting Cosmicus Onderwijs, Stichting Joods Bijzonder Onderwijs, Stichting Islamitisch Onderwijs Noord Holland, Stichting Viertaal, Federatie BOVO Eenpitters Amsterdam Zuid-Centrum, Stichting Leren in de Tussenruimte, Bascule, Cordeo, Koninklijke Kentalis, Altra
hierna: de schoolbesturen;
En
De lerarenopleidingen, te dezen vertegenwoordigd door Eric Westhoek en Ramon Puras,
IPabo, HvA, UvA, VU
hierna: de opleidingen;
Overwegen het volgende,
– het personeelstekort in het primair onderwijs is een groeiend probleem;
– het personeelstekort kan alleen worden aangepakt in samenwerking tussen de ministers, schoolbesturen, scholen, lerarenopleidingen en gemeenten;
– de omvang van de tekorten verschilt per regio en neemt vooral snel toe in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Almere (hierna: de G5);
– het streven is om het personeelstekort in de G5 op een uniforme wijze in kaart te brengen;
– om de continuïteit, kwaliteit en kansengelijkheid van het onderwijs te waarborgen zijn extra maatregelen nodig;
– de schoolbesturen in Amsterdam hebben in samenwerking met de gemeente Amsterdam een noodplan opgesteld voor de korte termijn;
– Het noodplan is afgestemd met de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraden van de schoolbesturen,
– 88,8% van de schoolbesturen in het regulier basisonderwijs onderschrijft het noodplan. Dat is 98% van het aantal scholen en 99,1% van het aantal leerlingen. Alle besturen, scholen en dus leerlingen in het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs (hierna: sbo en (v)so) zijn vertegenwoordigd;
– de schoolbesturen hebben in de noodplannen solidariteitsafspraken, zoals het verminderen van het aantal kleine scholen, gemaakt over de aanpak van het personeelstekort en voeren die afspraken uit;
– de schoolbesturen in de G5 hebben een plan opgesteld met maatregelen voor de middellange termijn;
– in het kader van de uitvoering van het noodplan biedt het ministerie via de beleidsregel andere dag- en weekindeling op scholen in de G5 meer ruimte om andere professionals dan bevoegde leraren in te zetten en andere activiteiten aan te bieden binnen de onderwijstijd;
– daarnaast biedt het ministerie via de subsidieregeling zij-instroom Primair Onderwijs (hierna: PO) G5 extra middelen, in aanvulling op de subsidieregeling zij-instroom, zodat er meer financiële ruimte komt voor de opleiding en begeleiding van zij-instromers;
– het ministerie biedt daarnaast financiële middelen voor de uitvoering zoals is afgesproken in dit convenant;
– er wordt een subsidieregeling opgesteld en op basis daarvan vindt de toekenning van de middelen plaats;
– de financiële middelen bedragen minder dan de schoolbesturen en gemeente hebben gevraagd om alle maatregelen uit het noodplan uit te voeren en daarom is een prioritering aangebracht door de schoolbesturen;
– bij de uitvoering van het convenant wordt rekening gehouden met een context van onzekerheid door de impact van het coronavirus op de samenleving en het onderwijs;
– de kennis die wordt opgedaan en de resultaten die worden gerealiseerd met de inzet van deze middelen in de G5 wordt ook gedeeld de rest van het land.
Spreken het volgende af,
In dit convenant (en de daarbij behorende bijlagen) wordt verstaan onder:
het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
de vijf gemeenten met de grootste personeelstekorten in het primair onderwijs: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Almere;
plan van bevoegde gezagsorganen en gemeenten in de G5-gemeenten betreffende noodmaatregelen lerarentekort genaamd Noodplan lerarentekort Amsterdam;
de subsidieregeling uitvoering convenanten lerarentekort PO G5;
de subsidie die de schoolbesturen ontvangen op basis van de subsidieregeling uitvoering convenanten lerarentekort PO G5.
bijdrage van de schoolbesturen en gemeente in geld of in geld waardeerbaar exclusief reeds verstrekte subsidies door het Ministerie van OCW.
Het doel van dit convenant is om het personeelstekort in het primair onderwijs in Amsterdam tegen te gaan en de continuïteit, kwaliteit en kansengelijkheid in het onderwijs te waarborgen.
1. De schoolbesturen in de gemeente Amsterdam zetten de subsidie in voor de volgende maatregel:
A. Een aanvullende toelage op het salaris voor leraren. De toelage is erop gericht om lerarentekorten te verminderen en de verschillen tussen tekorten aan leraren op scholen in de stad te verkleinen. De aanvullende toelage is als volgt vormgegeven:
• Leraren op schoolvestigingen met een schoolweging tot en met 35, leraren op sbo en (v)so schoolvestigingen en leraren met een bovenschoolse aanstelling ontvangen een bruto toelage van € 925.
• Leraren op schoolvestigingen met een schoolweging hoger dan 35 ontvangen een bruto toelage van € 2310.
• Bovengenoemde bedragen zijn de bedragen voor schooljaar 2020/2021.
• Als het benodigde totaalbedrag voor de toelagen het maximum van de subsidieregeling overschrijdt, dan is het uit te keren bedrag de verantwoordelijkheid van de Amsterdamse schoolbesturen.
2. Daarnaast nemen de schoolbesturen in de gemeente Amsterdam de volgende maatregelen:
B. Behouden van personeel door in te zetten op versterking van goed werkgeverschap en loopbaanperspectieven.
C. Solidariteitsafspraken tussen schoolbesturen en scholen, om tekorten beter te spreiden.
D. Verbeteren van de intake en begeleiding van zij-instromers en verzorgen van informatiebijeenkomsten en voortrajecten.
E. Impuls geven aan de wervingscampagne Amsterdam ‘Liever voor de klas’.
F. Organiseren van modulair opleidingsaanbod in 3 stadsdelen (Nieuw-West, Zuidoost en Noord).
G. Bijdragen aan een aantrekkelijker en bereikbaar Amsterdam (voorrang op woningen, extra bereikbaarheidsmaatregelen):
• Schoolbesturen en de gemeente zetten samen in op het aanvullen van de cao-vergoede reiskostenvergoeding voor onderwijspersoneel dat buiten de stad woont.
• De gemeente breidt het aantal extra parkeervergunningen voor scholen tijdelijk uit en ondersteunt schoolbesturen om duurzaam mobiliteitsbeleid te ontwikkelen.
• De gemeente heeft in de prestatieafspraken met woningbouwcorporaties afgesproken dat zij jaarlijks 50-100 sociale huurwoningen en 50-100 middeldure huurwoningen met voorrang beschikbaar stellen. Daarnaast hebben het IVBN (Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed, Nederland), Vastgoed Belang en NEPROM toegezegd jaarlijks ten minste 300 nieuw beschikbaar komende middeldure huurwoningen met voorrang beschikbaar te stellen.
• Om scholen en leraren op korte termijn te ontzorgen bij praktische vragen over wonen en mobiliteit richt de gemeente een servicecentrum in.
H. Het ondersteunen van de matching tussen de vraag van scholen en het aanbod externe professionals (omgaan met tekorten).
3. Daarmee worden de volgende resultaten beoogd:
Hoofdresultaat:
• Het doel van de aanpak van het Amsterdamse Noodplan lerarentekort is bereikt als in 2023 het gemiddelde tekort aan bevoegde leraren in het basisonderwijs in Amsterdam kleiner is dan 5% en de ongelijke verdeling van het tekort in de stad sterk teruggedrongen is.
• Het aantal scholen met een onvoldoende inspectieoordeel neemt in deze periode niet verder toe.
Maatregel D:
• In Amsterdam worden 720 zij-instromers opgeleid, verdeeld over 4 jaren (180 per jaar);
• 80% van de zij-instromers die het voortraject gestart zijn ronden het goed af;
• 100% van deze zij-instromers gaat starten aan de opleiding;
• 80% van de zij-instromers slaagt binnen de gestelde twee jaar;
• 80% van de zij-instromers werkt na 3 jaar nog als leraar in het Amsterdamse onderwijs;
• Het traject wordt gewaardeerd met minimaal een 8 door de zij-instromers;
• Er wordt een begeleidingspool samengesteld van 20 coaches in het eerste jaar tot 50 coaches in 2024.
Maatregel E:
• Een groei in het aantal aanmeldingen voor de reguliere pabo-opleidingen van 5%.
Maatregel F:
• Er worden in de convenantsperiode 120 maatwerktrajecten gerealiseerd (modulair aanbod), waarmee onbevoegde, deels bekwame onderwijsondersteunende medewerkers de mogelijkheid krijgen zich om te scholen tot leraarondersteuner of leraar.
Maatregel G:
• Deze reeks maatregelen moet eraan bijdragen dat 10% minder leraren voor banen in het onderwijs buiten de stad kiezen en dat leraren die buiten de stad wonen vaker op een Amsterdamse school aan de slag gaan.
Maatregel H:
• De inzet van externe professionals gebeurt op een manier die de kwaliteit van het onderwijs en het urenaanbod van leerlingen op peil houdt en de werkdruk van schoolleiders en leraren omlaag brengt.
1. De ministers kennen financiële middelen toe op basis van de Subsidieregeling uitvoering convenanten lerarentekort PO G5.
2. Deze financiële middelen worden toegekend bovenop de middelen voor de regionale aanpak van het personeelstekort en de verbetering van de zij-instroom zoals eerder zijn toegezegd door de ministers.
3. De schoolbesturen en gemeente dragen samen ministens een derde cofinanciering bij in het totaal van de subsidiabele kosten. De minimale bedragen staan in de subsidieregeling.
4. De cofinanciering wordt ingezet voor onderstaande maatregelen:
Gemeente:
• Maatregel B; De schoolbesturen, opleiders en gemeente zetten ook gezamenlijk in op loopbaanperspectieven, door gericht aanbod te creëren in de vorm van een leergang om de leraren te ondersteunen om zij-instromers goed te kunnen begeleiden.
• Maatregel D: Verbeteren van de intake en begeleiding van zij-instromers en verzorgen van informatiebijeenkomsten en voortrajecten.
• Maatregel F: Organiseren van modulair opleidingsaanbod in 3 stadsdelen (Nieuw-West, Zuidoost en Noord).
• Maatregel E: Impuls geven aan de wervingscampagne Amsterdam ‘Liever voor de klas’.
• Maatregel G: Bijdragen aan een aantrekkelijker en bereikbaar Amsterdam (aanvullen reiskostenvergoeding).
• Maatregel H: Het ondersteunen van de matching tussen de vraag van scholen en het aanbod externe professionals (omgaan met tekorten).
Schoolbesturen:
• Maatregel D: Verbeteren van de intake en begeleiding van zij-instromers en verzorgen van informatiebijeenkomsten en voortrajecten.
• Maatregel G: Bijdragen aan een aantrekkelijker en bereikbaar Amsterdam (aanvullen reiskostenvergoeding).
• Maatregel H: Het ondersteunen van de matching tussen de vraag van scholen en het aanbod externe professionals (omgaan met tekorten).
5. Bij de subsidieaanvraag volgt een begroting met een prijsonderbouwing in de vorm van pxq (p=prijs en q=aantal).
1. De partijen verplichten zich om de uitvoering en doelen gezamenlijk te laten evalueren door deskundigen die door partijen gezamenlijk worden aangewezen.
2. In alle G5-steden wordt de instroom van personeel, behoud van personeel en anders werken gemonitord.
3. Het onderzoek bestaat uit twee onderdelen: (I) een brede kwantitatieve monitor en (II) een aanvullende kwantitatieve en een kwalitatieve zelfevaluatie door de besturen per stad. De monitor geeft jaarlijks een beeld van de ontwikkelingen in de tekorten (o.a. ramingen CentERdata en eigen inventarisatie steden), de instroom (o.a. instroom in de opleidingen en aantal zij-instromers), behoud (o.a. uitval en ziekteverzuim) en anders werken (o.a. aantal onderwijsondersteunend personeel en aantallen besturen en scholen die gebruik maken van de beleidsregel andere dag- en weekindeling).
4. De zelfevaluatie door de besturen per stad bevat in ieder geval een reflectie op de ontwikkeling van de tekorten in de stad, op de voortgang van de gemaakte afspraken in het convenant en de resultaten in artikel 3, hoe tevreden besturen, opleidingen en gemeente hiermee zijn en of de gekozen maatregelen worden voortgezet of aanpassing nodig is (voor zowel de maatregelen in 3.1 als 4.4). De zelfevaluaties worden vanaf 2021 jaarlijks uiterlijk 1 oktober opgeleverd.
5. Amsterdam neemt in de zelfevaluatie in ieder geval de volgende indicatoren op:
• Totaal ontvangen bedrag voor de toeslag per schoolbestuur en per schoolvestiging
• Aantal fte per schoolvestiging
• Schoolwegingscategorie per schoolvestiging
• Uitgekeerde toeslag per leraar
6. Het onderzoeksbureau biedt op basis van het genoemde in artikel 5.4 en 5.5. en eventueel aanvullend onderzoek uiterlijk 1 september 2022 een tussentijds verslag aan. Op basis hiervan kan de aanpak zoals in dit convenant is afgesproken worden bijgesteld. Het onderzoeksbureau biedt het eindverslag uiterlijk 1 februari 2024 aan partijen aan. Beide verslagen worden openbaar gemaakt.
7. Op basis van de brede monitor en zelfevaluaties kan de inzet van de subsidie jaarlijks worden bijgesteld.
8. De kosten van de brede monitor en het onderzoeksbureau worden door het Ministerie van OCW bekostigd. De zelfevaluatie bekostigen de besturen zelf.
1. Partijen treden met elkaar in overleg indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen die wezenlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van dit convenant.
2. Partijen treden met elkaar in overleg indien één of meerdere bepalingen van dit convenant onverbindend blijken te zijn. Het convenant wordt zo gewijzigd dat het geen onverbindende bepalingen meer bevat en dat het doel dat met dit convenant wordt beoogd zoveel mogelijk wordt bereikt.
3. Het in het eerste en tweede lid bedoelde overleg vindt plaats binnen drie maanden nadat een partij de wens hiertoe aan de andere partij schriftelijk kenbaar heeft gemaakt.
4. Wijzigingen aan het convenant behoeft de schriftelijke instemming van alle partijen.
5. De wijziging en de verklaring(en) tot instemming worden als bijlage aan het convenant gehecht.
6. Ingeval het overleg niet binnen drie maanden tot overeenstemming leidt, geldt de beëindigingsregeling zoals deze zijn opgenomen in artikel 8 van dit convenant.
1. Elke partij kan het convenant tussentijds met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden schriftelijk opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat dit convenant billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden.
2. Wanneer een partij het convenant tussentijds opzegt, beraden de overige partijen zich over de gevolgen daarvan voor het convenant.
3. Indien een partij opzegt kan dit gevolgen hebben voor de subsidieverlening.
4. In geval van beëindiging van het convenant krachtens opzegging is geen van de partijen jegens een andere partij schadeplichtig.
1. Onverminderd wat in het convenant is vastgelegd, kan elk van de partijen het convenant door middel van een aangetekend schrijven buiten rechte geheel of gedeeltelijk ontbinden indien de andere partij in verzuim is, dan wel nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is.
2. Indien een van de partijen gedurende een bij dit convenant te bepalen periode ten gevolge van overmacht haar verplichtingen op grond van dit convenant niet kan nakomen, heeft de andere partij het recht dit convenant door middel van een aangetekend schrijven met onmiddellijke ingang buiten rechte geheel of gedeeltelijk te ontbinden, zonder dat daardoor enig recht op schadevergoeding zal ontstaan.
3. Ingeval van overmacht gaan partijen niet eerder tot ontbinding over dan nadat een termijn van zes maanden is verstreken, tenzij partijen een andere termijn overeenkomen.
Dit convenant treedt in werking op 1 september 2020 en eindigt op 31 augustus 2024. Partijen treden uiterlijk drie maanden voor laatstgenoemde datum in overleg over voortzetting van dit convenant.
De volgende bij dit convenant behorende bijlagen maken integraal onderdeel uit van dit convenant:
Noodplan Lerarentekort Amsterdam
Ingeval van strijdigheid tussen het bepaalde in een bijlage en het convenant prevaleert het convenant.
1. Binnen 30 dagen na ondertekening van dit convenant wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.
2. Bij wijzigingen in het convenant vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing.
3. Van toetreden, uittreden, opzeggen of ontbinden wordt melding gemaakt in de Staatscourant.
Aldus overeengekomen en in vijfvoud ondertekend, te Den Haag, 9 juli
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
De wethouder Onderwijs, Armoede en Inburgering van Gemeente Amsterdam, M. Moorman
De schoolbesturen, A. Jonk Bestuurder STAIJ
De lerarenopleidingen, E. Westhoek IPABO
R. Puras HvA
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2020-38280.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.