Convenant Uitvoering Noodplannen personeelstekort G5: Rotterdam (9 juli 2020)

Partijen,

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw I.K. van Engelshoven, en Minister voor Basis en Voortgezet Onderwijs en Media, de heer A. Slob, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordigers van de Staat der Nederlanden, hierna: de ministers;

En

De gemeente Rotterdam, te dezen vertegenwoordigd door de wethouder Onderwijs, Cultuur en Toerisme, de heer S. Kasmi, hierna: de gemeente;

En

De schoolbesturen, te dezen vertegenwoordigd door voorzitter FOKOR, de heer A.J.M. Groot-Zwaaftink;

Stichting BOOR;

Stichting Rotterdamse Vereniging van Katholiek Onderwijs;

Stichting voor Protestants-Christelijk Basis en Orthopedagogisch Onderwijs;

Stichting voor Interconfessioneel Basisonderwijs te Rotterdam e.o.;

Stichting Kind en Onderwijs Rotterdam;

Stichting Protestants Christelijk Onderwijs Hillegersberg Schiebroek;

Vereniging De Rotterdamse Montessorischool;

De Vereniging De van Oldenbarneveltschool voor Neutraal Bijzonder Onderwijs;

LEV Scholengroep West-Nederland;

Stichting Samenwerkende Vrijescholen Zuid-Holland;

Stichting Islamitisch Primair onderwijs Rijnmond;

Stichting van Brienenoordschool, samenwerkingsschool voor protestants-christelijk en openbaar onderwijs;

Stichting Cosmicus Onderwijs;

Vereniging tot het Verstrekken van Onderwijs op Gereformeerde Grondslag;

Stichting Horizon Jeugdzorg en Speciaal Onderwijs;

Stichting Onderwijs Koninklijke Auris Groep;

Stichting Yulius Onderwijs;

Martinusstichting voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs,

hierna: de schoolbesturen;

En

De lerarenopleidingen, te dezen vertegenwoordigd door de heer R. Bormans;

Thomas More Hogeschool

Hogeschool Rotterdam

InHolland Hogeschool,

hierna: de opleidingen.

Overwegen het volgende,

  • het personeelstekort in het primair onderwijs is een groeiend probleem;

  • het personeelstekort kan alleen worden aangepakt in samenwerking tussen de ministers, schoolbesturen, scholen, lerarenopleidingen en gemeenten;

  • de omvang van de tekorten verschilt per regio en neemt vooral snel toe in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Almere (hierna: de G5);

  • het streven is om het personeelstekort in de G5 op een uniforme wijze in kaart te brengen;

  • om de continuïteit, kwaliteit en kansengelijkheid van het onderwijs te waarborgen zijn extra maatregelen nodig;

  • de schoolbesturen in Rotterdam hebben in samenwerking met de gemeente een noodplan opgesteld voor de korte termijn;

  • het noodplan wordt ondersteund door de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraden van de schoolbesturen;

  • 72% van de schoolbesturen onderschrijft het noodplan. Dat is 96% van het aantal scholen en 97% van het aantal leerlingen;

  • de schoolbesturen hebben in de noodplannen solidariteitsafspraken, zoals het verminderen van het aantal kleine scholen, gemaakt over de aanpak van het personeelstekort en voeren die afspraken uit;

  • de schoolbesturen in de G5 hebben een plan opgesteld met maatregelen voor de middellange termijn;

  • in het kader van de uitvoering van het noodplan biedt het ministerie via de beleidsregel andere dag- en weekindeling op scholen in de G5 meer ruimte om andere professionals dan bevoegde leraren in te zetten en andere activiteiten aan te bieden binnen de onderwijstijd;

  • daarnaast biedt het ministerie via de subsidieregeling zij-instroom PO G5 extra middelen, in aanvulling op de subsidieregeling zij-instroom, zodat er meer financiële ruimte komt voor de opleiding en begeleiding van zij-instromers;

  • het ministerie biedt daarnaast financiële middelen voor de uitvoering zoals is afgesproken in dit convenant;

  • er wordt een subsidieregeling opgesteld en op basis daarvan vindt de toekenning van de middelen plaats;

  • de financiële middelen bedragen minder dan de schoolbesturen en gemeente hebben gevraagd om alle maatregelen uit het noodplan uit te voeren en daarom is een prioritering aangebracht door de schoolbesturen;

  • bij de uitvoering van het convenant wordt rekening gehouden met een context van onzekerheid door de impact van het coronavirus op de samenleving en het onderwijs;

  • de kennis die wordt opgedaan en de resultaten die worden gerealiseerd met de inzet van deze middelen in de G5 zal ook gedeeld worden met de rest van het land

Spreken het volgende af,

Artikel 1 Definities

In dit convenant (en de daarbij behorende bijlagen) wordt verstaan onder:

a. Ministerie van OCW:

het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. G5:

de vijf gemeenten met de grootste personeelstekorten in het primair onderwijs: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Almere;

c. Noodplan:

plan van bevoegde gezagsorganen en de gemeente betreffende noodmaatregelen lerarentekort genaamd Plan Slim Organiseren po & so Rotterdam, april 2020;

d. Subsidieregeling:

de subsidieregeling uitvoering convenanten lerarentekort PO G5;

e. Subsidie:

de subsidie die de schoolbesturen ontvangen op basis van de subsidieregeling uitvoering convenanten lerarentekort PO G5;

f. Cofinanciering:

bijdrage van de schoolbesturen en gemeente in geld of in geld waardeerbaar exclusief reeds verstrekte subsidies door het Ministerie van OCW.

Artikel 2 Doel

Het doel van dit convenant is om het personeelstekort in het primair onderwijs in Rotterdam tegen te gaan en de continuïteit, kwaliteit en kansengelijkheid in het onderwijs te waarborgen.

Artikel 3 Maatregelen en resultaten

De maatregelen die ingezet worden, zijn beschreven in het noodplan Slim organiseren po & so Rotterdam. Uitgangspunt hierbij is het sorteren van een zo groot mogelijk effect op onderstaande 3 resultaatniveaus, waaronder de verschillende maatregelen zijn geclusterd:

Behoud van leraren

  • Bovenschoolse of externe coaching & begeleiding (maatregel 1)

  • Bovenformatief benoemen op populaire school (maatregel 2)

  • Taakdifferentiatie en -efficiëntie (maatregel 4)

  • Meer inzet onderwijsondersteunend personeel (hierna: OOP) (maatregel 6)

Verhogen van instroom van leraren

  • Inzet pabo-studenten (maatregel 8)

  • Zij-instroom (extra maatregel)

Beter organiseren van het onderwijs

  • Buddyscholen (maatregel 3)

  • Inzet bevoegde leraar op kernvakken (maatregel 5)

  • Inzet vakleerkrachten en vakkrachten (maatregel 7)

  • Flexibele werk- en verloftijden (maatregel 9)

  • Alternatieve invulling vijfde dag (maatregel 10)

  • Anders opleiden (maatregel 11)

Om het personeelstekort in het primair onderwijs in Rotterdam tegen te gaan en de continuïteit, kwaliteit en kansengelijkheid in het onderwijs te waarborgen zetten de schoolbesturen in de gemeente beredeneerd maatregelen in op specifieke scholen. In Rotterdam is het lerarentekort niet evenredig verdeeld over de stad. De maatregelen worden primair ingezet bij die scholen waar de tekorten percentueel het grootste zijn, waar de schoolweging gekwalificeerd is als hoog en zeer hoog (65% van de scholen) en/of waar de kenmerken aanwezig zijn om nieuw personeel duurzaam op te leiden of het onderwijs duurzaam anders te organiseren waardoor leraren beschikbaar komen voor andere scholen.

Door betrokken partijen wordt in goed overleg en onderlinge afstemming met elkaar bepaald welke maatregel of combinaties van maatregelen op gemeentelijk, interbestuurlijk, bestuurlijk of schoolniveau worden ingezet. Het proces om tot keuzes te komen ziet er als volgt uit:

  • Er wordt een projectleider bovenbestuurlijk aangesteld die verantwoordelijk wordt voor de monitoring op de uitvoering van het convenant en die de randvoorwaarden creëert voor het delen van kennis, het afstemmen van maatregelen en het behalen van de beoogde resultaten.

  • Per bestuur wordt een plan opgesteld waarin wordt beschreven welke scholen welke maatregelen uit het plan Slim organiseren zullen toepassen en welke maatregelen op bovenschools niveau worden ingezet. Dit plan kan ieder schooljaar worden bijgesteld, op basis van de analyse van behaalde tussenresultaten en monitorgegevens. Het uitgangspunt voor bijstelling is steeds dat met de beschikbare middelen en maatregelen een zo optimaal mogelijk effect op de beschreven resultaatniveaus wordt bereikt.

  • De plannen van de verschillende Rotterdamse besturen worden via de regiegroep (bestaande uit de projectleider, de HR-managers en/of de kwaliteitsmedewerker en de gemeente) samengevoegd tot een stadsbreed plan waar scholen aan elkaar worden gekoppeld per thema en/of maatregel ter versterking van de impact en uitwisseling van kennis en opgedane ervaring.

  • Dit stadsbrede plan wordt vastgesteld in de sectorkamer primair onderwijs, waar besturen en wethouder vertegenwoordigd zijn. Voor schooljaar 2020–2021 zal deze vaststelling plaatsvinden in december 2020, de daaropvolgende schooljaren zal dat gebeuren bij start schooljaar.

  • De besturen blijven eindverantwoordelijk voor het behalen van de beoogde resultaten.

Daarmee worden de volgende resultaten beoogd:

Behoud van leraren

  • De stijgende lijn van uitstroom van leraren (exclusief pensionering) stabiliseert ten opzichte van de situatie op peildatum 1-10-20.

  • Een ziekteverzuimpercentage op bestuursniveau van maximaal het landelijk gemiddelde van de sector óf (indien hoger dan dat) een verlaging van het ziekteverzuim-percentage van gemiddeld 0,2% per jaar.

  • Scholen die werken met maatregel 6 (meer OOP), realiseren in de participerende groepen een gunstiger ratio leerling: onderwijsprofessional (OP+OOP) van 10 tot 20% t.o.v. de situatie voor aanvang van de maatregel.

Verhogen van instroom van leraren

  • Minimaal 75% van de studenten die -op basis van deeltijd of duale opleiding of betaalde stage- tijdens de studie een arbeidsovereenkomst heeft als onderwijs ondersteuner (OOP-er), blijft na het behalen van het diploma werkzaam op een Rotterdamse School. Er is een afwegingskader opgesteld waar opleidingen en besturen zich aan conformeren. Hierin is opgenomen dat deze maatregel uitsluitend mogelijk is als de pabo positief adviseert en de student geen studie-achterstand heeft.

  • Per jaar stromen er op basis van de subsidiemaatregel zijinstroom G5 minimaal 53 nieuwe zij-instromers in op Rotterdamse scholen.

Beter organiseren van het onderwijs

  • Scholen die werken met maatregel 5 (inzet bevoegd leraar op kernvakken), 7 (inzet vakleerkrachten en vakkrachten) en 10 (alternatieve invulling 5e dag) realiseren in de participerende groepen een besparing van 10 tot 20% fte leraren t.o.v. de situatie voor aanvang van de maatregel.

Artikel 4 Financiële afspraken

  • 1. De ministers kennen financiële middelen toe op basis van de Subsidieregeling uitvoering convenanten lerarentekort PO G5.

  • 2. Deze financiële middelen worden toegekend bovenop de middelen voor de regionale aanpak van het personeelstekort en de verbetering van de zij-instroom zoals eerder zijn toegezegd door de ministers.

  • 3. De schoolbesturen en gemeente dragen samen minstens een derde cofinanciering bij in het totaal van de subsidiabele kosten. De minimale bedragen staan in de subsidieregeling.

  • 4. De cofinanciering wordt ingezet voor alle maatregelen genoemd in artikel 3.1.

  • 5. Bij de subsidieaanvraag volgt een begroting met een prijsonderbouwing in de vorm van pxq (p=prijs en q=aantal).

Artikel 5 Monitoring en evaluatie

  • 1. De partijen verplichten zich mee te werken aan een monitorings- en evaluatieonderzoek

  • 2. Het onderzoek bestaat uit twee onderdelen: (I) een brede kwantitatieve monitor en (II) een aanvullende kwantitatieve en een kwalitatieve zelfevaluatie door de besturen per stad.

  • 3. De brede kwantitatieve monitor wordt centraal georganiseerd door het ministerie. De monitor geeft jaarlijks een beeld van de ontwikkelingen in de tekorten (o.a. ramingen CentERdata en eigen inventarisatie steden), de instroom (o.a. instroom in de opleidingen en aantal zij-instromers), behoud (o.a. uitval en ziekteverzuim) en anders werken (o.a. aantal onderwijsondersteunend personeel en aantallen besturen en scholen die gebruik maken van de beleidsregel andere dag- en weekindeling).

  • 4. De zelfevaluatie door de besturen per stad bevat in ieder geval een reflectie op de ontwikkeling van de tekorten in de stad, op de voortgang van de gemaakte afspraken in het convenant en de resultaten in 3.2, hoe tevreden besturen, opleidingen en gemeente hiermee zijn en of de gekozen maatregelen worden voortgezet of aanpassing nodig is (voor zowel de maatregelen in 3.1 als 4.4). De zelfevaluaties worden vanaf 2021 jaarlijks uiterlijk 1 oktober opgeleverd.

  • 5. Een onderzoeksbureau biedt op basis van het genoemde in artikel 5.3 en 5.4. en eventueel aanvullend onderzoek uiterlijk 1 september 2022 een tussentijds verslag aan. Op basis hiervan kan de aanpak zoals in dit convenant is afgesproken worden bijgesteld. Het onderzoeksbureau biedt het eindverslag uiterlijk 1 februari 2024 aan partijen aan. Beide verslagen worden openbaar gemaakt.

  • 6. Op basis van de brede monitor en zelfevaluaties kan de inzet van de subsidie jaarlijks worden bijgesteld.

  • 7. De kosten van de brede monitor en het onderzoeksbureau worden door het Ministerie van OCW bekostigd. De zelfevaluatie bekostigen de besturen zelf.

Artikel 6 Gewijzigde of onvoorziene omstandigheden

  • 1. Partijen treden met elkaar in overleg indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen die wezenlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van dit convenant.

  • 2. Partijen treden met elkaar in overleg indien één of meerdere bepalingen van dit convenant onverbindend blijken te zijn. Het convenant wordt zo gewijzigd dat het geen onverbindende bepalingen meer bevat en dat het doel dat met dit convenant wordt beoogd zoveel mogelijk wordt bereikt.

  • 3. Het in het eerste en tweede lid bedoelde overleg vindt plaats binnen drie maanden nadat een partij de wens hiertoe aan de andere partij schriftelijk kenbaar heeft gemaakt.

  • 4. Wijzigingen aan het convenant behoeft de schriftelijke instemming van alle partijen.

  • 5. De wijziging en de verklaring(en) tot instemming worden als bijlage aan het convenant gehecht.

  • 6. Ingeval het overleg niet binnen drie maanden tot overeenstemming leidt, geldt de beëindigingsregeling zoals deze zijn opgenomen in artikel 8 van dit convenant.

Artikel 7 Opzegging

  • 1. Elke partij kan het convenant tussentijds met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden schriftelijk opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat dit convenant billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden.

  • 2. Wanneer een partij het convenant tussentijds opzegt, beraden de overige partijen zich over de gevolgen daarvan voor het convenant.

  • 3. Indien een partij opzegt kan dit gevolgen hebben voor de subsidieverlening.

  • 4. In geval van beëindiging van het convenant krachtens opzegging is geen van de partijen jegens een andere partij schadeplichtig.

Artikel 8 Ontbinding

  • 1. Onverminderd wat in het convenant is vastgelegd, kan elk van de partijen het convenant door middel van een aangetekend schrijven buiten rechte geheel of gedeeltelijk ontbinden indien de andere partij in verzuim is, dan wel nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is.

  • 2. Indien een van de partijen gedurende een bij dit convenant te bepalen periode ten gevolge van overmacht haar verplichtingen op grond van dit convenant niet kan nakomen, heeft de andere partij het recht dit convenant door middel van een aangetekend schrijven met onmiddellijke ingang buiten rechte geheel of gedeeltelijk te ontbinden, zonder dat daardoor enig recht op schadevergoeding zal ontstaan.

  • 3. Ingeval van overmacht gaan partijen niet eerder tot ontbinding over dan nadat een termijn van zes maanden is verstreken, tenzij partijen een andere termijn overeenkomen.

Artikel 9 Inwerkingtreding en looptijd

Dit convenant treedt in werking op 1 september 2020 en eindigt op 31 augustus 2024. Partijen treden uiterlijk drie maanden voor laatstgenoemde datum in overleg over voortzetting van dit convenant.

Artikel 10 Bijlage

De volgende bij dit convenant behorende bijlagen maken integraal onderdeel uit van dit convenant: Slim Organiseren po & so Rotterdam, april 2020

Ingeval van strijdigheid tussen het bepaalde in een bijlage en het convenant prevaleert het convenant.

Artikel 11 Toepasselijk recht

Op dit convenant is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.

Artikel 12 Publicatie in Staatscourant

  • 1. Binnen 30 dagen na ondertekening van dit convenant wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 2. Bij wijzigingen in het convenant vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing.

  • 3. Van toetreden, uittreden, opzeggen of ontbinden wordt melding gemaakt in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en in vijfvoud ondertekend,9 juli, te Den Haag

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

De wethouder van Rotterdam Onderwijs, cultuur en toerisme, S. Kasmi

De schoolbesturen, A.J.M. Groot Zwaaftink

De lerarenopleidingen, R. Bormans

Naar boven